Regeling vervallen per 01-01-2013

Re-integratieverordening WWB 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Re-integratieverordening WWB 2012

De raad van de gemeente Hulst; gezien het advies van de commissie Samenleving van 7 december 2011;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders dd. 22 oktober 2011;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, 8, 9 en 10 van de Wet werk en bijstand (WWB), de artikelen 34, 35, 36 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en 34, 35, 36 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

overwegende dat het noodzakelijk is de re-integratie bij verordening te regelen;  

Besluit vast te stellen de navolgende verordening:

Re-integratieverordening WWB 2012

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ;

    • b.

      Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die als werkloos werkzoekende ingeschreven zijn bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV);

    • c.

      Nuggers: personen jonger dan 65 jaar die als werkloze werkzoekenden zijn geregistreerd bij het UWV en die geen uitkeringsgerechtigden zijn in de zin van artikel 6 eerste lid onder a van de wet;

    • d.

      alleenstaande ouders: uitkeringsgerechtigden zoals omschreven in artikel 4, eerste lid onder b van de wet;

    • e.

      inburgeraars: personen die een door de gemeente aangeboden inburgeringstraject volgen zoals bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering;

    • f.

      voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet;

    • g.

      de wet: de Wet werk en bijstand 2012;

    • h.

      UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

    • i.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • j.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • k.

      het college: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hulst;

    • l.

      de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Hulst;

    • m.

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

    • n.

      werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;

    • o.

      traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door het college aan hem opgelegd geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en behouden van betaalde arbeid;

    • p.

      plan van aanpak: de ondersteuning en de verplichtingen die als bijlage bij een besluit tot toekenning van algemene bijstand voor een jongere zijn opgenomen, zoals bedoeld in artikel 44, vierde lid van de wet.

    • q.

      arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt, voor zover niet anders bepaald hebben dezelfde betekenis als in de WWB.

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt ondersteuning aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, Anw-ers, Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

  • 2. Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen.

  • 3. Het college zorgt voor evenwichtige aandacht voor alle onder het eerste lid genoemde doelgroepen.

  • 4. Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en in verband met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 5. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de cliënt, het meest doelmatig is met het oog op de arbeidsinschakeling.

  • 6. Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen niet ouder dan 12 jaar van alleenstaande ouders, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een voorziening, of voor het bereiken van het doel van een traject of een voorziening.

  • 7. Uitvoering van dit artikel vindt plaats binnen de daarvoor door de gemeenteraad beschikbaar gestelde middelen.

HOOFDSTUK 2 Doel en doelgroep

Artikel 3 Doel van de ondersteuning

  • 1. Het college biedt uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers evenals personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning aan bij arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers en evenals personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, voorzieningen gericht op maatschappelijke participatie aanbieden.

  • 3. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers, evenals personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden aanbieden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

  • 4. Voor het verstrekken van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie aan personen aan wie het UWV een uitkering verstrekt sluit het college een overeenkomst met het UWV.

  • 5. Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de aanvrager.

Artikel 4 Verplichtingen

  • 1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. Een alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is verleend zoals bedoeld in artikel 9a van de wet en die niet beschikt over een startkwalificatie is gehouden ten minste een voorziening te accepteren met scholing of een opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij het college van oordeel is dat een dergelijke scholing of opleiding de krachten en bekwaamheden van de alleenstaande ouder te boven gaat.

  • 3. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAW, de IOAZ, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 4. de persoon die onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden aangeboden krijgt is verplicht deze naar vermogen te vervullen.

  • 5. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste tot en met het vierde lid, dan kan het college voor WWB uitkeringsgerechtigden de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand, voor IOAW en IOAZ uitkeringsgerechtigden conform de afstemmingsverordening IOAW/IOAZ.

  • 6. Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het derde of het vierde lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 7. Indien de persoon die aan een voorziening deelneemt zijn verplichtingen in het kader van de wet en/of verordening niet nakomt of niet meer behoort tot de doelgroep van de wet, kan het college de voorziening beëindigen.

Artikel 5 Sluitende aanpak

Het college biedt iedere uitkeringsgerechtigde na inschrijving bij het UWV een voorziening aan, waar mogelijk een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 6 Budget en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op deze specifieke voorziening, behoudens het gestelde in de wet.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Artikel 7 Werkstage

    • 1.

      Het college kan aan personen een werkstage aanbieden.

    • 2.

      Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het testen of uitproberen van een bepaalde werkomgeving of persoon. De betrokkene kan de werkomgeving testen; ook kan een werkgever de geschiktheid van betrokkene voor de aangeboden werkplek testen.

    • 3.

      Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing van bestaande werkgelegenheid plaatsvindt.

Artikel 8 Participatieplaatsen

      • 1.

        Het college kan aan personen als bedoeld in artikel 1 onderdeel a en aan personen aan wie het UWV een uitkering verstrekt een participatieplaats aanbieden.

      • 2.

        Het doel van een participatieplaats is re-integratie. De betrokkene moet werkervaring opdoen of tijd nodig hebben om te wennen aan werkgerelateerde aspecten.

      • 3.

        Het college plaatst een persoon alleen als er sprake is van een additionele functie: een speciaal gecreëerde functie of een al bestaande functie die alleen met speciale begeleiding verricht kan worden.

Artikel 9 Loonkostensubsidie

      • 1.

        Het college kan een loonkostensubsidie aan een werkgever of een detacheringsbedrijf verstrekken gericht op arbeidsinschakeling.

      • 2.

        De verstrekking van loonkostensubsidie is een generieke regeling.

      • 3.

        Het college verstrekt de loonkostensubsidie alleen indien door de plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van bestaande werkgelegenheid plaatsvindt.

Artikel 10 Scholing

    • 1.

      Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie.

    • 2.

      Voor personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel b en c, geldt daarnaast de aanvullende voorwaarde dat belanghebbende zich beschikbaar dient te stellen voor de arbeidsmarkt voor tenminste 12 uur per week.

    • 3.

      Voor personen bedoeld in artikel 1 onderdeel d, die een ontheffing genieten zoals bedoeld in artikel 9 a van de wet, is scholing gericht op het behalen van een startkwalificatie.

    • 4.

      Aan de persoon zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel g, die al beschikt over een startkwalificatie en een ontheffing geniet zoals bedoeld in artikel 9 a van de wet, kan het college op verzoek een opleiding aanbieden hoger dan het niveau van een startkwalificatie of ter behoud van arbeidscompetenties, mits het college van oordeel is dat deze opleiding de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

    • 5.

      Het college biedt aan personen die gebruik maken van een participatieplaats zoals bedoeld in artikel 8 van deze verordening en die geen startkwalificatie hebben, 6 maanden na aanvang van de participatieplaats, een voorziening aan gericht op arbeidsinschakeling in de vorm van scholing of een opleiding.

Artikel 11 Projecten

    • 1.

      Het college wijst voor de uitvoering van (vormen van) Work First en voor de uitvoering en de exploitatie van een voorlichtings- en opleidingscentrum (VOC) voor de glastuinbouw Dethon aan als opdrachtnemer.

    • 2.

      Het college heeft voor haar re-integratietaken de beschikking over een Sociaal Activeringscentrum waarvoor PIBLW reïntegratie BV is aangewezen als opdrachtnemer.

    • 3.

      Bij trajecten of projecten gericht op de aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt kan het college nadere besluiten nemen over eventuele investeringen.

    • 4.

      Het college legt in beleidsregels de omvang en de hoogte van de bijdrage voor genoemde projecten vast.

Artikel 12 Premie

    • 1.

      Het college kan aan personen een premie verstrekken.

    • 2.

      Het college verstrekt aan personen die gebruik maken van een participatieplaats zoals genoemd in artikel 8 van deze verordening eens in de zes maanden een premie van 250 euro indien de werkzaamheden van betrokkene naar het oordeel van het college de arbeidsparticipatie bevorderen.

Artikel 13 Overige voorzieningen

  • Het college kan de hieronder genoemde voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aanbieden:

    • a.

      (vormen van) Work First;

    • b.

      plaatsingskosten/plaatsingsfee;

    • c.

      (intensieve) begeleiding;

    • d.

      diagnostische instrumenten;

    • e.

      trainingen, cursussen;

    • f.

      integrale trajecten;

    • g.

      duale trajecten;

    • h.

      jobhunting, bemiddeling en nazorg.

    • i.

      jobcoaching

Artikel 14 Overige vergoedingen

  • Het college kan aan personen een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling, vrijwilligerswerk, het doen van onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten of maatschappelijke participatie. Het kan hierbij gaan om de onderstaande kosten:

    • a.

      verhuiskosten in verband met aanvaarden van reguliere arbeid;

    • b.

      reiskosten;

    • c.

      onkostenvergoeding;

    • d.

      stagevergoeding;

    • e.

      kosten voor kinderopvang;

    • f.

      kosten van leermiddelen;

    • g.

      overige kosten.

HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen

Artikel 15 Voorliggende voorzieningen

  • Het college verstrekt geen vergoeding voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere vergoeding wordt verstrekt.

Artikel 16 Beleid

  • Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 17 Hardheidsclausule

    • 1.

      Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

    • 2.

      In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 18 Citeertitel

  • Deze verordening kan worden aangehaald als “Re-integratieverordening WWB 2012”

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • Deze verordening treedt op 1 januari 2012 in werking, onder gelijktijdige intrekking van de Re-integratieverordening WWB, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 2 april 2009.

    Besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad d.d. 22 december 2011.

    griffier, voorzitter,

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand (WWB).

Artikel 2 Opdracht college

  • De WWB geeft in artikel 7 het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan het college om zorg te dragen voor voldoende aanbod van voorzieningen en spreiding over alle gemeentelijke doelgroepen, waarbij zij te maken kan hebben met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren. Het college kan een aanspraak op een voorziening niet weigeren. Als het budget niet toereikend is moet het college zorgdragen voor een alternatief.

    Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening rekening met de combinatie arbeid en zorg, met de mogelijkheden en beperkingen van een cliënt maar ook met het uitgangspunt “de kortste weg naar duurzame arbeid”. Gesubsidieerde arbeid wordt op grond van de wet gezien als vorm van algemeen geaccepteerde arbeid, met dien verstande dat gesubsidieerde arbeid in principe geen einddoel is.

    Re-integratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken.

    Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van voorzieningen zijn.

    De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij het college. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. De inhoud van het traject wordt besproken met de belanghebbende, vervolgens wordt door beide partijen een trajectplan ondertekend.

    Ook vergoeding van noodzakelijke reiskosten en kosten van kinderopvang worden aangemerkt als voorziening. Bij personen die nog op een oude WIW of ID baan werken is er sprake van een arbeidsovereenkomst met een werkgever en ligt de verantwoordelijkheid voor het al dan niet vergoeden van deze kosten bij de werkgever. Dit is voortzetting van bestaand beleid.

Artikel 3 Doel van de ondersteuning

  • Het uiteindelijke doel van de ondersteuning zoals in allerlei vormen is vastgelegd in deze verordening, is uitstroom (uit de uitkering) naar algemeen geaccepteerde arbeid. Hierbij wordt gestreefd naar duurzame arbeid. Als dit doel niet bereikbaar is, wordt gestreefd naar zelfstandige maatschappelijke participatie. Bij dit laatste valt te denken aan vrijwilligerswerk, mantelzorg en deelname aan activiteiten in wijk of buurt. In het derde lid is aangegeven dat het college ook onbeloonde nuttige werkzaamheden kan aanbieden. Het verrichten van deze werkzaamheden geldt als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering.

    In het vierde lid is, overeenkomstig artikel 7 zevende lid WWB, geregeld dat het college ook personen met een uitkering van het UWV woonachtig in de gemeente Hulst kan ondersteunen bij de arbeidsinschakeling. De instrumenten en de voorwaarden worden in een overeenkomst met het UWV nader uitgewerkt. Achterliggende gedachte is dat ook deze inwoners van de gemeente op deze manier kunnen worden ondersteund bij het vinden van betaalde arbeid.

    Het vijfde lid geeft aan dat als er een trajectplan of een deel van een trajectplan op een andere wijze dan uit het Participatiebudget van de gemeente gefinancierd kan worden, er geen voorziening als gevolg van deze verordening zal worden verstrekt.

Artikel 4 Verplichtingen

In de wet zijn de verplichtingen die verbonden zijn aan het recht op een uitkering uitgebreid aangegeven. Het eerste, tweede, derde en vierde lid sluiten aan bij de verplichtingen in de wet genoemd. Het vijfde lid legt een verbinding tussen de verplichtingen die worden verbonden aan de re-integratie van klanten en de maatregelen opgenomen in de Afstemmingsverordening WWB. In de Afstemmingsverordening staat het percentage vermeldt waarmee een uitkering kan worden verlaagd. Echter voor personen zonder uitkering waarvoor wel voorzieningen worden ingezet zoals Anw-ers, nuggers en personen met een gesubsidieerde baan, kan de gemeente de uitkering niet verlagen. Daarom zijn in het vierde en vijfde lid mogelijkheden opgenomen om in die gevallen (een deel van) de gemaakte kosten terug te vorderen.

Artikel 5 Sluitende aanpak

De WWB kent geen bepaling over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat. Desondanks is de gemeente van oordeel dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. In het beleid is vastgelegd dat voor iedereen een trajectplan of plan van aanpak dient te worden opgesteld. Alle beschikbare middelen zoals genoemd in de verordening kunnen ingezet worden. De prioriteit ligt bij het aanbieden van voorzieningen gericht op uitstroom voor de kansrijken. Voor uitkeringsgerechtigden zonder startkwalificatie geldt dat de prioriteit ligt bij het behalen van een startkwalificatie.

De mogelijkheid bestaat om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken. Dit kan met name aan de orde komen voor diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen.

Artikel 6 Budget en subsidieplafonds

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Als het college hiertoe overgaat, zal hierover ruim van te voren een besluit worden genomen. De wet stelt dat het ontbreken van financiële middelen geen reden kan zijn voor het afwijzen van een aanvraag voor een voorziening. Dit houdt in dat er geen algemeen plafond kan worden ingesteld. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open om naar een ander instrument uit te wijken.

Artikel 7 Werkstage

  • 1.

    Het college kan aan personen een werkstage aanbieden.

  • 2.

    Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het testen of uitproberen van een bepaalde werkomgeving of persoon. De betrokkene kan de werkomgeving testen; ook kan een werkgever de geschiktheid van betrokkene voor de aangeboden werkplek testen.

  • 3.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing van bestaande werkgelegenheid plaatsvindt.

Artikel 8 Participatieplaatsen

Als een uitkeringsgerechtigde gaat werken voor een langere periode (minimaal een half jaar) zonder dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst zet de gemeente het instrument Participatieplaats in. Het leren werken staat hierbij steeds centraal. Het doel van de participatieplaats is het opdoen van arbeidsvaardigheden of het wennen aan werkgerelateerde aspecten. De participatieplaats wordt in principe ingezet voor personen waarvoor uitstroom naar reguliere arbeid in eerste instantie niet aan de orde is.

Het derde lid houdt in dat bij een bedrijf of instelling een participatieplaats alleen mogelijk is als er geen verdringing plaatsvindt of als de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed. In dit kader zal worden nagegaan of er in een half jaar voorafgaande aan de plaatsing geen ontslag heeft plaatsgevonden voor dezelfde werkzaamheden. Voorts mogen aan de te plaatsen persoon geen productie eisen worden opgelegd.

Voor personen aan wie het UWV een uitkering verstrekt kan het college uitvoering geven. Nadere afspraken hiertoe worden vastgelegd in een overeenkomst als bedoeld in artikel 3 derde lid van deze verordening.

Artikel 9 Loonkostensubsidie

Doel van de loonkostensubsidie is om uitkeringsgerechtigden, nuggers en Anw-ers die door de grotere afstand tot de arbeidsmarkt misschien minder productief zijn, sneller en makkelijker aan werk te helpen. Bijkomend doel is werkgevers die door een gebrek aan werkervaring van de genoemde personen huiverig zijn deze in dienst te nemen vanwege de extra financiële risico's die daaraan verbonden zijn te stimuleren tot het aangaan van een dienstverband. Door deze subsidiëring worden die financiële risico’s tijdelijk gecompenseerd. Uitgangspunt is dat belanghebbende, gedurende de periode dat de loonkostensubsidie wordt verstrekt, aanvullende vaardigheden en werkervaring kan opdoen, zodat de afstand tot de arbeidsmarkt aan het eind van de subsidieperiode is verkleind.

Ten einde te voorkomen dat in het kader van Europese regelgeving sprake zou zijn van een aanmeldingsplichtige steunmaatregel is in lid 2 opgenomen dat het gaat om een generieke regeling. Dit betekent dat ieder bedrijf of onderneming ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of de plaats van tewerkstelling van de werknemer, een beroep kan doen op een loonkostensubsidie, uiteraard voor zover aan de overige bepalingen van dit artikel wordt voldaan.

Artikel 10 Scholing

Scholing is een belangrijk middel om de kansen en vaardigheden op de arbeidsmarkt te vergroten. Met name voor personen die nog geen startkwalificatie hebben zoals genoemd in het derde, vierde en vijfde lid is scholing een belangrijk middel op weg naar duurzame inschakeling op de arbeidsmarkt. Voor degene die op eigen verzoek een ontheffing heeft van de arbeidsverplichtingen in verband met de zorg voor kinderen geldt dat deze verplicht is scholing tot het niveau van een startkwalificatie te aanvaarden. Indien men al in het bezit is van een startkwalificatie is betrokkene verplicht mee te werken aan een door het college als noodzakelijk aangemerkte scholing ter behoud van de arbeidsvaardigheden.

Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening of dat er middelen ter financiering van de scholing kunnen worden ingezet. Dit laatste kan van belang zijn indien de cliënt op eigen initiatief een vorm van scholing voorstelt die het college noodzakelijk acht, maar die niet in het reguliere scholingsaanbod is opgenomen.

Met de in dit artikel bedoelde scholing wordt met name arbeidsrelevante scholing bedoeld waar op korte of middellange termijn vraag naar is, en die tevens op korte of middellange termijn afgerond kan worden.

Artikel 11 Projecten

De uitvoering van het hier genoemde project en de voorziening Work First is een voorbehouden opdracht voor de Gemeenschappelijke Regeling Dethon. Het Sociaal Activeringscentrum is een voorbehouden opdracht aan PIBLW Reïntegratie BV. De reden voor het vastleggen van deze voorbehouden opdrachten in deze verordening is dat bij het opzetten van Work First, het Sociaal Activeringscentrum en van een proefkas en opleidingskas voor de glastuinbouw een blijvende infrastructuur moet worden opgezet. Het opstarten of voortbestaan mag niet in gevaar komen door een aanbestedingsprocedure of door een wisseling van exploitanten als gevolg van een aanbestedingsprocedure.

De organisatievorm, de hoogte van de bijdrage en de wijze van exploitatie zal door het college nader worden vastgesteld.

Bij vraaggerichte trajecten waarbij werkgevers een baangarantie afgeven kan sprake zijn van bijzondere en unieke situaties die niet vooraf in een verordening kunnen worden geregeld. In dergelijke gevallen kan het college nadere besluiten nemen of de vorm en hoogte van een eventuele bijdrage.

Artikel 12 Premie

Het college kan ingevolge artikel 31 tweede lid onder j van de wet een premie verstrekken om mensen te stimuleren uit te stromen naar arbeid. Als mensen geplaatst worden op een participatieplaats wil de gemeente deze mensen een financiële stimulans bieden het werk te aanvaarden. Dit kan wellicht met behulp van een premie.

Een premie zal jaarlijks nooit meer bedragen dan het bedrag genoemd in artikel 31 tweede lid onder j van de wet. Dit is een onbelaste vergoeding, dus is er nooit sprake van een armoedeval.

Artikel 13 Overige voorzieningen

Alle door de gemeente ingekochte producten en instrumenten gelden als voorziening.

Artikel 14 Overige vergoedingen

Soms moeten extra kosten gemaakt worden in het kader van de arbeidsinschakeling of een traject. Het kan hier zowel trajecten gericht op arbeidsinschakeling als trajecten gericht op maatschappelijke participatie betreffen. Aantoonbare, reële kosten kunnen worden vergoed. Het college kan ter nadere uitvoering van dit artikel beleidsregels vastleggen.

Ingevolge artikel 31 lid 2 onder k van de WWB is het mogelijk een kostenvergoeding te verstrekken voor het verrichten van vrijwilligerswerk en voor het verrichten van vrijwilligerswerk gericht op arbeidsinschakeling. Voor de hoogte van de vrij te laten bedragen wordt aangesloten bij de bedragen die in dit artikel van de WWB worden genoemd en die zijn afgestemd op de fiscale forfaitaire vrijwilligersregeling.

Artikel 15 Voorliggende voorzieningen

Dit artikel beoogt dubbele subsidiëring van dezelfde kosten uit verschillende bronnen te voorkomen.

Artikel 16 Beleid

De wet vraagt aan de gemeenteraad om het re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. De belangrijkste voorwaarden en uitgangspunten zijn in de voorgaande artikelen vastgelegd. Het college kan nadere beleidsregels en een beleidsplan opstellen waarin de algemene uitgangspunten uit de verordening nader worden uitgewerkt

Artikel 17 Hardheidsclausule

Indien de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden leidt, kan het college ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient zeer terughoudend gebruik gemaakt te worden, om het scheppen van precedenten tegen te gaan.

Artikel 18 Citeerartikel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.