Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive WWB

Geldend van 28-03-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

V ERORDENING V ERREKENING BESTUURLIJKE BOETE BIJ RECIDIVE WWB

De raad van de gemeente Hulst;

gezien het advies van de commissie Samenleving d.d. 06-03-2013;

gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel i van de Wet werk en bijstand;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

V ERORDENING V ERREKENING BESTUURLIJKE BOETE BIJ RECIDIVE WWB

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    college: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hulst;

  • c.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Hulst;

  • d.

    beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • e.

    recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Wet werk en bijstand;

  • f.

    verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Wet werk en bijstand.

HOOFDSTUK 2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive

Artikel 2 Verrekenen met beslagvrije voet

  • 1. Indien sprake is van recidive, verrekent het college de recidiveboete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment van dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

  • 2. Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent het college de recidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 50% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3. Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de Wet werk en bijstand.

Artikel 3 Verzoek tot doorbetaling huur/hypotheekrente

  • 1. Belanghebbende kan verzoeken om, in afwijking van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, de huur dan wel hypotheekrente na aftrek van huurtoeslag respectievelijk hypotheekrenteaftrek, gedurende de in artikel 2, eerste lid, genoemde periode direct vanuit de bijstand te voldoen. Indien dit verzoek wordt toegekend wordt de verrekening daar op aangepast.

  • 2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval afgewezen indien belanghebbende(n) redelijkerwijs over voldoende gelden kan beschikken om gedurende de in artikel 2, eerste lid genoemde periode van een maand in zijn levensonderhoud te voorzien dan wel redelijkerwijs deze gelden op korte termijn kan verwerven.

Artikel 4 Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

In afwijking van artikel 2 kan het college de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen, indien:

  • a.

    aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in de artikelen 2, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin;

  • b.

    anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

HOOFDSTUK 3 Slotbepalingen

Artikel 6 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 7 Beleid

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 8 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive WWB.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt daags na publicatie in werking, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 7 februari 2013.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hulst van 21 maart 2013.

Algemene toelichting

Op 1 januari 2013 treedt de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking. Voor de Wet werk en bijstand (WWB) introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. Het college van burgemeester en wethouders (verder: college) is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden met de beslagvrije voet te verrekenen.

De WWB verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht.

De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich slechts uit over het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. Daar waar terugvordering en invordering niet door de wetgever is verplicht, blijft sprake van een bevoegdheid van het college. Het college kan op deze onderdelen nadere (beleids-)regels vaststellen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste begrippen hoeven geen nadere toelichting.

Verrekenen

De WWB kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

Artikel 2 Verrekenen met beslagvrije voet

Het college verrekent een bestuurlijke boete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Voor de overige twee maanden vindt weliswaar verrekening met de beslagvrije voet plaats, maar niet volledig. Belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 50% van de toepasselijke bijstandsnorm.Met de gekozen opzet wordt enerzijds uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het gaat hier immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Daar mag een duidelijk signaal tegenover staan. Anderzijds wordt rekening gehouden met de zorgplicht van gemeenten. Het volledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, nu de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten.

Een belanghebbende kan inkomsten uit arbeid hebben die op grond van artikel 31, tweede lid, onderdelen n of r, van de WWB worden vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een recidiveboete tot 50% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten echter gewoon mee. Het college laat deze inkomsten dus niet buiten beschouwing bij de beoordeling van de vraag of een belanghebbende nog over voldoende inkomen beschikt. Dat is geregeld in lid 3.

Artikel 3 Verzoek tot doorbetaling huur/hypotheekrente

In artikel 3 zijn de mogelijkheden om van het in artikel 2 benoemde principe af te wijken nader uitgewerkt. Artikel 3 voorziet daarbij in de mogelijkheid voor belanghebbende om het college te verzoeken om in ieder geval de huur (en bij een eigendomswoning de hypotheekrente onder aftrek van de in dit kader ontvangen belastingteruggave en eventueel ontvangen bijzondere bijstand) via de bijstand te laten doorbetalen, gedurende de eerste maand van verrekening van de boete. Gedachte hierachter is dat een belanghebbende wanneer hij gedurende een maand volledig van bijstand verstoken blijft, mogelijk het risico loopt dat hij vanwege de ontstane achterstand in de woonlasten uit huis wordt geplaatst met allerlei eventuele extra kosten voor de maatschappij. Om dit te voorkomen voorziet deze bepaling in de mogelijkheid dat het college het te verrekenen bedrag gedurende de in artikel 2, eerste lid, genoemde periode kan aanpassen, zodat alsnog vanuit de bijstand de woonlasten kunnen worden doorbetaald. Er vindt hierbij een directe doorbetaling aan de verhuurder/hypotheekverstrekker plaats, om te voorkomen dat de bijstand voor andere zaken wordt ingezet, waardoor alsnog het risico van uithuisplaatsing reëel blijft.

Omdat in artikel 2, tweede lid, is bepaald dat de verrekening van de recidiveboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze zal plaatsvinden dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen ter hoogte van 50% van de toepasselijke bijstandsnorm, is een verzoek tot doorbetaling van de huur/hypotheekrente gedurende deze periode niet aan de orde.

In het tweede lid van artikel 3 is daarnaast bepaald dat een verzoek tot doorbetaling zonder meer wordt geweigerd, indien belanghebbende in redelijkheid over voldoende gelden kan beschikken om de genoemde periode in zijn levensonderhoud te voorzien dan wel in redelijkheid deze gelden op korte termijn kan verwerven. Gesproken wordt over gelden, niet over middelen. Van het in de Wet werk en bijstand gedefinieerde middelenbegrip zijn immers een aantal posten uitgesloten. Denk dan bijvoorbeeld aan bedragen die belanghebbende heeft ontvangen in het kader van een immateriële schadevergoeding of bedragen waarover belanghebbende wel beschikt, maar die bij saldering met de openstaande schulden geen aan te spreken vermogen opleveren. Dit zijn echter wel gelden die belanghebbende in deze situatie kan aanspreken voor zijn levensonderhoud, voor zover hij er in ieder geval in redelijkheid over kan (gaan) beschikken. Iemand kan onder andere redelijkerwijs over gelden gaan beschikken, indien het redelijk is dat hij ofwel binnen afzienbare tijd vermogensbestanddelen te gelde weet te maken, ofwel op korte termijn werk weet te aanvaarden. Belanghebbende kan natuurlijk altijd al zijn bezittingen verkopen en op die wijze over gelden gaan beschikken, maar het is niet redelijk dat het college in deze van belanghebbende verlangt dat hij bezittingen verkoopt die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn (denk aan meubels of een bed). En natuurlijk kunnen inkomsten worden verworven door werk te aanvaarden, maar indien belanghebbende zijn afstand tot de arbeidsmarkt heel groot is, is het niet reëel om te verwachten dat hem dit op zeer korte termijn zal lukken. In dit soort situaties kan dus niet met een beroep op het tweede lid een verzoek tot doorbetaling zonder meer worden afgewezen.

Dat gesproken wordt over een verzoek houdt in dat belanghebbende zelf in actie moet komen zo hij de verrekening wil laten aanpassen. Dat houdt tevens in dat zo’n verzoek ook lopende de periode van verrekening kan worden gedaan, mocht bijvoorbeeld plots blijken dat uithuiszetting dreigt of dat verwachte inkomsten uitblijven.

Artikel 4 Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn situaties denkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Die situaties komen aan de orde in artikel 4. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het college zal moeten toetsen.

In onderdeel a is geregeld dat het college kan besluiten, in afwijking van artikel 2, toch de beslagvrije voet te respecteren wanneer volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin. Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door de volledige verrekening op straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle maatschappelijke kosten van dien.

Een dreigende huisuitzetting wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om van verrekening met de beslagvrije voet af te zien. Dat volgt uit het woord 'anderszins' in onderdeel c. Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende huisuitzetting, kan het college rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.

Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid, van de WWB is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes, voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college de eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 6 Uitvoering

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7 Beleid

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9 Citeertitel

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.