Regeling vervallen per 22-02-2018

Beleidsregels "De toegankelijke openbare weg"

Geldend van 01-04-2008 t/m 21-02-2018

Intitulé

Beleidsregels "De toegankelijke openbare weg"

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 Inleiding

‘ Een openbare weg is een weg, die vrij voor ieder toegankelijk is.’

Deze definitie impliceert een onbelemmerd, vrij gebruik voor alle verkeersdeelnemers op alle denkbare momenten. De praktijk van alledag leert echter dat een weggebruiker vaak wordt geconfronteerd met stremmingen, wegopbrekingen, omleidingen, tijdelijke obstakels, enz.

In veel gevallen is dit onontkoombaar; aan een weg moeten nu eenmaal (herstel-) werkzaamheden worden uitgevoerd, of vinden andere activiteiten (bouwprojecten, optochten, festiviteiten e.d.) plaats waardoor een onbelemmerde doorgang niet mogelijk is. Het behoort echter tot de taak van de beheerder van de openbare weg om de bruikbaarheid ervan zoveel mogelijk te waarborgen en er voor te zorgen dat weggebruikers zich vlot en veilig van punt A naar punt B kunnen verplaatsen. Hiervoor is een weg immers bedoeld.

Behalve dat weggebruikers bij een goede toegankelijkheid van de openbare weg gebaat zijn, is een onbelemmerde doorgang voor bewoners en voor aan de desbetreffende weg gevestigde winkels, kantoren, horecapanden, etc. van groot (economisch) belang.

Tot nu toe is het gemeentelijk beleid op verzoeken tot het plaatsen van obstakels op de weg of het afsluiten van wegen in verband met werkzaamheden reactief. Als aan de wens van verzoeker enigszins kan worden voldaan, wordt de gevraagde toestemming vaak verleend. Een toetsingskader ligt hieraan echter niet ten grondslag. Het belang van de aanvrager wordt bij dergelijke verzoeken overigens in het algemeen hoger ingeschat dan dat van de weggebruiker of van de aanliggende bewoner of winkel. Omdat hiermee het belang van de vrije doorgang voor het verkeer op de achtergrond dreigt te geraken, verdient het aanbeveling om de betrokken belangen voortaan zorgvuldiger af te wegen.

Bovendien vindt de afhandeling van verzoeken waardoor een vrij gebruik van de openbare weg in het gedrang komt thans op verschillende plaatsen in de gemeentelijke organisatie plaats.

Deze beleidsregels beogen door vast te stellen toetsingsnormen en procedureregels het ad hoc-handelen te verlaten en een meer gecoördineerde afhandeling te bevorderen. De hierna volgende bepalingen hebben betrekking op de belemmeringen die kunnen optreden bij bouw-, sloop- en nutswerkzaamheden e.d. en bij het plaatsen van obstakels zoals steigers, containers, etc. op de openbare weg. Het afsluiten van wegen als gevolg van optochten, wedstrijden, festiviteiten en evenementen en soortgelijke activiteiten valt niet onder het bereik van deze beleidsregels. Evenmin hebben deze regels betrekking op het plaatsen van winkeluitstallingen en horecaterrassen. Hiervoor is namelijk al beleid vastgesteld in respectievelijk de Nota Uitstallingen in de openbare ruimte en de Nota Terrassenbeleid. Ook richten deze bepalingen zich niet op calamiteiten zoals verkeersongevallen, wegverzakkingen e.d. Deze voorvallen zijn namelijk naar aard, plaats en tijd niet te voorzien en daarom ook moeilijk te vatten in een vast werkkader.

1.2 Doelstellingen

Deze beleidsregels zijn bedoeld om duidelijkheid te geven op welke wijze voortaan omgegaan zal worden met werkzaamheden waardoor de toegankelijkheid van een openbare weg geheel of gedeeltelijk wordt belemmerd. Uitgangspunt daarbij is stremmingen zoveel mogelijk te voorkomen. Een vrije doorgang heeft prioriteit en hinder voor het verkeer en voor betrokken aanwonenden en handelspanden moet zoveel mogelijk worden beperkt. Bij de afwegingen in dit kader dienen uiteraard de verkeersveiligheid en de veilige werksituatie van de betrokken werknemers niet uit het oog te worden verloren.

Een andere doelstelling is het vaststellen van de procedure die intern zal worden gevolgd wanneer een dergelijk verzoek wordt ingediend. De begrippen ‘integraal’ en ‘slagvaardig’ staan hierbij centraal. In de huidige organisatie worden aanvragen in verband met een (gedeeltelijke) stremming van de openbare weg namelijk door verschillende afdelingen afgewerkt, waardoor de eenduidigheid en coördinatie ontbreekt.

Tot slot wordt verduidelijkt wanneer een formeel verkeersbesluit zal worden genomen of in welke gevallen kan worden volstaan met het (uitsluitend) plaatsen van verkeersborden of aanverwante voorzieningen.

Deze doelstellingen zijn kernachtig als volgt samen te vatten:

  • ·

    de vrije doorgang bij werkzaamheden aan of op de weg zoveel mogelijk behouden, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving;

  • ·

    beoordeling verzoeken aan de hand van de ‘uienschil-methode’;

  • ·

    vaste interne procedure en gecoördineerde afhandeling verzoeken voor obstakels, of werkzaamheden op of aan de weg;

  • ·

    helderheid over gevallen waarbij een formeel verkeersbesluit zal moeten worden genomen.

Hoofdstuk 2 Wettelijk kader

Bij het plaatsen van voorwerpen op de weg of ingeval van werkzaamheden waardoor de vrije doorgang van het verkeer wordt belemmerd, is zowel landelijke als lokale regelgeving van toepassing. Hierna volgt een kort overzicht van de meest van toepassing zijnde bepalingen.

Wegenverkeerswet 1994

In artikel 5 is bepaald dat “het een ieder verboden is zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd’.

Volgens de Memorie van Toelichting bevat dit artikel de grondnorm voor een veilig en ordelijk verkeer op de weg. De werkingssfeer van deze bepaling dient ruim te worden uitgelegd, waarmee het verbod ook van toepassing is op gedrag buiten de weg.

Artikel 15 regelt dat voor het instellen van bepaalde verboden of geboden, die beperkingen inhouden voor het verkeer, een verkeersbesluit nodig is.

Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

In deze AMvB worden de regels die met verkeersbesluiten gepaard gaan, verder uitgewerkt. Onder meer is in de artikelen 34 en 35 vastgelegd dat geen verkeersbesluit nodig is indien sprake is van ‘uitvoering van werken’ of wanneer ingeval externe factoren een verkeersmaatregel noodzakelijk maken (ongeval, weersomstandigheden als opdooi, etc.).

Indien de omstandigheden die tot deze tijdelijke plaatsing leiden langer duren dan vier maanden of zich regelmatig voordoen, dient wel een verkeersbesluit te worden genomen (artikel 37).

Woningwet / Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning

Het ‘Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning’ is een AMvB, gebaseerd op artikel 40a Woningwet. Op grond van dit besluit dient bij bepaalde aanvragen een bouwveiligheidsplan te worden opgesteld, dat voorziet in onder meer de veiligheid van de weg, de in de weg gelegen werken en de weggebruikers. In dit plan moet de aanvrager aangeven hoe hij de veiligheid – daarbij inbegrepen de verkeersveiligheid - van de omgeving van de bouwlocatie garandeert. De veiligheid van de bouwplaats zelf wordt beoordeeld in het kader van de Arbowet.

Algemene Plaatselijke Verordening (APV)van de gemeente Hulst

Artikel 2.1.5.1 van de APV luidt als volgt:

Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de bestemming ervan’.

Met andere woorden, voor elk ander gebruik dan ‘verkeersdoeleinden’, zoals opslag van materiaal, het plaatsen van hekken, containers, etc., het gebruik als bouwplaats, is een vergunning nodig van burgemeester en wethouders. Deze toestemming kan worden geweigerd indien de activiteit gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan. De vergunning kan ook onder voorwaarden worden verleend die de hiervoor genoemde belangen beschermen.

Artikel 2.1.5.2. bepaalt onder meer dat een vergunning nodig is voor het aanleggen en het veranderen van een weg en voor het opbreken van de verharding etc. Overheidsorganen zijn van deze vergunningplicht uitgezonderd, evenals telecommunicatiebedrijven en kabeltelevisiebedrijven, voor wie een regeling is getroffen in de Telecommunicatieverordening. Voor het leggen van leidingen e.d. zal op grond van deze APV-bepaling een vergunning moeten worden aangevraagd.

Richtlijnen Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in Grond- Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (CROW-Richtlijn)

CROW is een Nederlandse organisatie die kennis over verkeer en vervoer bundelt. CROW werkt daarbij met werkgroepen van deskundigen uit de verschillende vakgebieden, die samen aanbevelingen en richtlijnen opstellen over bijvoorbeeld de markering van onverlichte obstakels op de openbare weg (pub. 130) en ‘maatregelen op de rijbaan’ (96b). Beide richtlijnen zijn in het kader van deze beleidsregels van belang.

afbeelding binnen de regeling

In formele betekenis hebben de CROW-richtlijnen  geen wettelijke status. Het CROW geeft alleen adviezen over maatregelen voor met name de wegbeheerder.

 

Over het algemeen geldt wel dat dat een wegbeheerder bij voorkomende geschillen goed moet kunnen motiveren waarom van de richtlijnen is afgeweken. De richtlijnen moeten worden beschouwd als het resultaat van de laatste stand van wetenschap en techniek.

Hoofdstuk 3 Procedures en afstemming

3.1 Interne communicatie

Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden worden verzoeken of plannen die samenhangen met een ingebruikname of (gedeeltelijke) afsluiting van een weg, behandeld door de afdeling Vergunningen of door de afdeling Openbare Ruimte. In sommige gevallen is hierbij ook de afdeling Ruimtelijke Ordening (Verkeer) betrokken.

Verzoeken om voorwerpen (zoals containers e.d.) op de openbare weg te plaatsen en om de openbare weg te gebruiken voor festiviteiten etc., worden behandeld door de afdeling Vergunningen. Aanvragen voor het opbreken van een weg en plannen voor weg- en rioleringswerken behoren tot het werkterrein van de afdeling Openbare Ruimte. Er zijn dus twee gemeentelijke afdelingen betrokken bij activiteiten of werkzaamheden die het verkeer op de weg kunnen stremmen. Bovendien kan het ook noodzakelijk zijn dat een derde afdeling ( R.O. & Economie) de noodzaak van een verkeersbesluit moet beoordelen. Thans verloopt de afstemming tussen de betrokken afdelingen niet altijd optimaal. Dit kan het risico inhouden dat ‘conflicterende’ activiteiten kunnen samenvallen (bijv. een geplande wielerkoers op een weg waaraan rioleringswerken zullen worden verricht) of dat noodzakelijke besluiten niet worden genomen (bijv. uitvoerige wegreconstructiewerkzaamheden zonder dat hiervoor het benodigde verkeersbesluit genomen is). Er is daarom behoefte aan een afhandelingsprocedure waarbij verzekerd is dat elke betrokken afdeling tijdig kennis neemt van een verzoek of voorgenomen maatregel, daarover eventueel kan adviseren en in kennis wordt gesteld van de uiteindelijke beslissing. Procedures moeten worden gestructureerd en gecoördineerd.

Nieuwe procedure

Door een van de bovengenoemde afdelingen ontvangen verzoeken of gemaakte plannen, zullen voortaan vroegtijdig worden gecommuniceerd met de andere afdeling. Dit zal gebeuren aan de hand van een intern ‘adviesformulier’ waarin o.a. de aard en de duur zijn vermeld. Ook het taakveld verkeer van de afdeling R.O. & Economie zal via dit formulier in kennis gesteld worden, zodat de eventuele noodzaak van een formeel verkeersbesluit kan worden beoordeeld. Een voorbeeld van het adviesformulier is opgenomen in bijlage 1.

3.2 Nieuw beleid

Bij de huidige beoordeling van verzoeken staat het belang van verkeer niet per definitie bovenaan. De praktijk is dat ingebruikname van de openbare weg veelal wordt toegestaan zonder dat uitdrukkelijk is gezocht naar alternatieve mogelijkheden.

De meest voorkomende situaties waarbij de openbare weg in gebruik wordt genomen zijn:

  • a.

    bouw- of sloopwerkzaamheden;

  • b.

    obstakels (containers, keten, steigers, etc.).

ad. a Bouw- en sloopwerkzaamheden vanaf de openbare weg

De praktijk leert dat aannemersbedrijven bij het verrichten van bouw- of sloopwerkzaamheden graag gebruik maken van de openbare weg, hetzij als ‘werkplaats’, hetzij als opslagplaats voor materialen of zelfs voor beide doeleinden.

afbeelding binnen de regeling

Behalve dat dit voor deze ondernemers uit praktisch oogpunt voordelen oplevert, was tot voor kort hiervoor ook geen financiële vergoeding verschuldigd. In de nieuwe ‘Verordening precariobelasting 2008’ is hiervoor echter een belastingplicht  geïntroduceerd. Wellicht dat dit ondernemers al voor een gedeelte zal weerhouden om de openbare ruimte te benutten.                                                                

De hoofddoelstelling van het nieuwe beleid is een zo goed mogelijke doorstroming van het verkeer. Bij het vooroverleg met de bouwaanvrager dient dan ook een terughoudend standpunt te worden ingenomen indien men de openbare weg voor bouwdoeleinden wil benutten. Allereerst dient gezocht te worden naar alternatieven, waarbij opslag etc. zoveel mogelijk dient plaats te vinden op de desbetreffende bouwkavel.;

Indien deze alternatieven redelijkerwijs niet mogelijk of aanwezig zijn, zal het gebruik van de weg tot het minimum moeten worden beperkt. Dit betekent onder meer dat algehele wegafsluitingen, waartoe in de huidige praktijk regelmatig wordt overgegaan, slechts in uitzonderlijke gevallen en voor een zo kort mogelijke periode zullen plaatsvinden. Bij de afwegingen hieromtrent spelen uiteraard een aantal factoren mee; ligt de bouwlocatie in het buitengebied, in een woongebied, in een winkelstraat, is de desbetreffende weg bedoeld voor het doorgaande verkeer, wat is de verkeersintensiteit, enz.

Bij een bouwaanvraag komt deze materie ook aan de orde bij het zogenaamde ‘bouwveiligheidsplan’, dat op grond van het ‘Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning’ bij de aanvraag bouwvergunning in veel gevallen moet worden overgelegd. Dit plan is bedoeld om inzicht te geven in de wijze waarop onder meer de weg en de weggebruikers tijdens de bouw worden beveiligd. In het uiteindelijke Bouwveiligheidsplan dienen de afspraken uit het vooroverleg te zijn verwerkt.

Als na afweging van alle belangen ingebruikname van de openbare weg noodzakelijk blijkt, zal het principe van een vrije doorgang van het verkeer overeind blijven. Dit betekent onder meer dat slechts in het uiterste geval zal worden overgegaan tot een (gedeeltelijke) wegafsluiting. Eerst zal worden getoetst of een zogenaamde bouwschutting (figuur 1) kan worden gebruikt, zodat ten minste het voetgangersverkeer de bouwplaats nog op een veilige wijze kan passeren. Veelal zullen door deze relatief smalle schutting ook andere verkeersdeelnemers van de desbetreffende weg gebruik kunnen blijven maken, desnoods via het (tijdelijk) instellen van éénrichtingverkeer. Een bouwschutting kan overigens niet als voorwaarde aan de bouwvergunning worden verbonden. Indien van toepassing zal dit als voorwaarde worden verbonden aan de vergunning die op grond van artikel 2.1.5.1 APV bij het bouwplan moet worden aangevraagd.

In bijlage 3 is de procedure aangegeven die bij een aanvraag moet worden doorlopen.

Figuur 1: Schematische weergave bouwschutting

afbeelding binnen de regeling

Beleidsregel 1

Bij het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden dient het verkeer zo weinig mogelijk hinder te ondervinden van obstakels op het voor het verkeer bestemde gedeelte van de weg. Slechts in uiterste gevallen kan het voor de rijbaan bestemde gedeelte van de weg daarvoor in gebruik worden gegeven. Bij het vooroverleg wordt aanvrager daarvan in kennis gesteld.    

Ad. b Obstakels op de weg

Indien de openbare weg in enige vorm wordt gebruikt als bouwplaats en/of als opslagplaats voor (bouw-)materiaal, dan gaat dit gebruik vrijwel altijd samen met het plaatsen van obstakels: een bouwhek, containers, steigers, cabines, keten of opgeslagen bouwmateriaal. In deze gevallen kiest men nogal eens voor de gemakkelijkste weg: plaatsing op de openbare weg. Ook bij het uitvoeren van bijv. schilder- of gevelwerkzaamheden of verbouwwerkzaamheden door particulieren wordt de weg dikwijls benut voor het plaatsen van steigers, containers, e.d.

Hiervoor is een vergunning nodig op grond van artikel 2.1.5.1 van de APV. In dit kader is het belangrijk om te verduidelijken wat in de APV wordt verstaan onder het begrip ‘weg’. Volgens artikel 1 APV valt hieronder niet alleen de weg zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, maar ook de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen. Ook voor het publiek toegankelijke pleinen, speelweiden, plantsoenen, kaden, wallen, speelweiden, bossen worden onder het begrip ‘weg ‘worden geschaard. Het is hiermee duidelijk dat met het begrip ‘weg’ niet enkel de verharde rijbaan wordt bedoeld.

Ook ten aanzien van obstakels op de weg zal de nieuwe toetsingsmethode worden gehanteerd: eerst zal worden bezien of andere locaties tot de mogelijkheden behoren. Pas als er geen alternatieven mogelijk zijn zal het gebruik van de weg worden toegestaan.

Veiligheid

Bij het plaatsen van voorwerpen op de weg, is behalve de doorstroming, ook de veiligheid voor het verkeer van belang. Ook dit is een argument om terughoudend te zijn bij het verlenen van toestemming.

afbeelding binnen de regeling

Omdat containers, hekwerken e.d. op de weg niet behoren tot het verwachtingspatroon van de weggebruiker, kunnen deze gemakkelijk aanleiding geven tot verkeersonveilige situaties, vooral bij duisternis of slecht weer. Om ongevallen met deze ‘verkeersvreemde’ voorwerpen zoveel mogelijk te voorkomen, heeft de CROW in 1998 de ‘Richtlijn voor het markeren van onverlichte obstakels’ (publ. 130, hierna: ‘de richtlijn’) gepubliceerd. Deze richtlijn moet worden beschouwd als het resultaat van de laatste stand van wetenschap en techniek en is als zodanig richtinggevend voor wegbeheerders.

Indien uiteindelijk toch toestemming wordt verleend voor obstakels op de weg, dan zal aanduiden van deze obstakels conform de richtlijn moeten geschieden op een van de volgende manieren:

  • 1.

    door het markeren van het obstakel zelf, of

  • 2.

    door het markeren van de omgeving van het obstakel.

De eerste methode vindt veelal plaats bij vastomlijnde objecten zoals containers, cabines, e.d. In het andere geval is er dikwijls sprake van minder duidelijk omlijnde voorwerpen zoals opgeslagen bouwmateriaal, los bouwafval, een werkvak, een verzameling hekken, etc.

Als een vergunning wordt verleend ingevolge artikel 2.1.5.1 van de APV, dan zullen hieraan voorschriften worden verbonden die verwijzen naar de hierboven genoemde CROW-richtlijn publ. 130. Als obstakels op hoofdwegen worden geplaatst, zal behalve publ. 130, ook de richtlijn 96b ( ‘Maatregelen op de rijbaan Werk in uitvoering’) van toepassing worden verklaard. Een consequent toepassen van dit beleid bevordert de herkenbaarheid van markeringen voor de weggebruiker.

Degene onder wiens verantwoordelijkheid het obstakel is geplaatst, moet zorg dragen voor het aanbrengen en instandhouden van de markering e.d. die in de vergunning is voorgeschreven.

Blijft men hierbij in gebreke, dan is men aansprakelijk voor eventuele schade en kosten die hiervan het gevolg zijn. Betrokkene dient bovendien zelf te zorgen voor het benodigde bebordings- en afzettingsmateriaal. Dit wordt niet van gemeentewege beschikbaar gesteld.

Beleidsregel 2

Aan een vergunning ex. artikel 2.1.5.1 APV wordt in de voorwaarden onder meer gesteld dat men moet voldoen aan de CROW-Richtlijn voor het markeren van onverlichte obstakels (publ. 130). Indien het een hoofdweg betreft moet door vergunninghouder tevens worden voldaan aan de CROW-richtlijn  96b.

Het uienschil-model

De hierboven weergegeven toetsingswijze van de aanvragen, kan worden aangemerkt als het ‘uienschil-model’. Hierbij worden verzoeken getoetst volgens een methode, waarbij aan de hand van criteria een trapsgewijze afhandeling plaatsvindt. De te nemen stappen hebben een op- of aflopende gradatie. Vertaald naar de doelstelling van deze beleidsregels houdt deze ‘uienschilmethode‘ in dat aanvragen voor het gebruik c.q. stremming van de openbare weg als volgt worden getoetst:

  • 1.

    Kan het obstakel of de opslag van materiaal redelijkerwijs plaatsvinden op de bewuste (bouw-)kavel ten behoeve waarvan de werkzaamheden worden uitgevoerd ?

  • 2.

    Zo niet, kan het obstakel of het materiaal redelijkerwijs worden geplaatst op een niet als rijbaan of fiets- of voetpad in gebruik zijnd gedeelte van de openbare weg (zoals plantsoen, parkeervoorziening e.d.) ?

  • 3.

    Zo niet, kan door het plaatsen van bijv. een bouwschutting het gebruik van de openbare weg worden beperkt en de vrije doorgang voor voetgangers- en overig verkeer zoveel mogelijk worden verzekerd ?

  • 4.

    Zo niet, is een gebruik van een gedeelte van de rijbaan noodzakelijk ?

  • 5.

    Zo ja, dan zal dit zodanig worden ingericht dat het belang van het doorgaand verkeer voorop staat.

  • 6.

    Als afsluiting van een weg noodzakelijk is, kan dan worden volstaan met een gedeeltelijke afsluiting voor bepaalde categorieën verkeersdeelnemers ?

  • 7.

    Zo nee, dan zal algehele afsluiting voor een zo kort mogelijke periode plaatsvinden.

In bijlage 2 is dit model als te hanteren toetsingskader opgenomen.

Beleidsregel 3 Aanvragen voor ingebruikname van de openbare weg worden beoordeeld volgens het ‘uienschilmodel’, zodat vrije doorgang van de weg zoveel mogelijk wordt behouden. 

3.3 Wegwerkzaamheden

Een weg wordt aangelegd, onderhouden, een berm gemaaid, een boom gesnoeid, lampen in lichtmasten vervangen, kabels en leidingen aangelegd, rioleringen gecontroleerd, enz.

Al deze activiteiten vinden op of langs de weg plaats. Bij het uitvoeren van deze werken, is het vrijwel onontkoombaar dat er stremmingen plaatsvinden voor het verkeer. Een afschermende voorziening op de rijbaan hangt tevens samen met de eisen die ingevolge de Arbeidsomstandighedenwet worden gesteld aan een veilige werkplek.

Bij ‘werk in uitvoering’ dienen diverse belangen in het oog te worden gehouden:

  • -

    een veilige werkomgeving voor de wegwerkers;

  • -

    het bevorderen van de verkeersveiligheid tijdens de werkzaamheden;

  • -

    het beperken van hinder voor het verkeer.

De opdrachtnemer is verantwoordelijk voor de veiligheid en de arbeidsomstandigheden van de eigen werknemers. De opdrachtgever is eveneens verantwoordelijk voor de veiligheid en arbeidsomstandigheden van de werknemers, maar is daarnaast ook verantwoordelijk voor de (verkeers-)veiligheid en belangen van derden. Wanneer de wegbeheerder tevens opdrachtgever is, liggen de verantwoordelijkheden dus alle bij de wegbeheerder.

De gemeente Hulst zal bij de bovengenoemde werkzaamheden de CROW-richtlijn “Maatregelen op de rijbaan Werk in Uitvoering 96b’ hanteren. Gebruikmaking ervan impliceert weinig beleidsvrijheid. Er wordt onder meer een onderscheid gemaakt tussen werkzaamheden naast, en maatregelen op de rijbaan. Verder geldt een speciaal regime voor kortdurende werkzaamheden. Vervolgens wordt afhankelijk van wegtype en verkeersintensiteit een pakket ‘bindende’ standaardmaatregelen geformuleerd. Afwijking hiervan is niet wenselijk. De richtlijn is ook het toetsingsinstrument voor politie, Arbeidsinspectie en justitie.

Vanuit de rol van de opdrachtgever zijn bij de hier bedoelde werkzaamheden twee scenario’s denkbaar:

  • a.

    de werken geschieden door of namens de gemeente;

  • b.

    de werken worden verricht door of namens derden.

Ad a De gemeente is initiatiefnemer

Algemene onderhoudswerken aan weg of riool geschieden veelal op basis van een planning. De periode waarin het werk wordt uitgevoerd is in de meeste gevallen ruim van tevoren bekend. Dit biedt de mogelijkheid om de weggebruikers en de aanwonenden via gerichte communicatie op de hoogte te stellen van de op stapel staande werkzaamheden. Dit zal in de meeste gevallen al veel ergernis wegnemen. In de praktijk blijkt namelijk dat mensen hinder makkelijker accepteren als zij tijdig kennis hebben genomen van hetgeen er te gebeuren staat én van de periode die het desbetreffende karwei in beslag zal nemen. Een tekstbord bij het desbetreffende werk met daarop de duur en de aard van het karwei is een van de maatregelen die moet worden gestimuleerd. Overigens is deze vorm van voorlichting vooral op zijn plaats bij werkzaamheden van langere duur. Behalve deze externe voorlichting is ook de interne communicatie van belang. Hiervoor kan het in paragraaf 3.1 genoemde interne advies/kennisgevingsformulier worden benut.

Ad b Werken door of namens derden

In veel gevallen betreft dit kabel- en leidingwerkzaamheden. Bij nutsbedrijven geschiedt de uitvoering van reguliere aanleg- of onderhoudswerken op basis van een planning.

Op het gebied van vergunningverlening zijn er een aantal situaties mogelijk, zo valt uit artikel 2.1.5.2 van de APV op te maken.

Er is een vergunning nodig voor het graven in de weg, de wegverharding op te breken of deze te veranderen. Deze vergunning is echter niet vereist:

  • a.

    als de werkzaamheden worden uitgevoerd door gemeente, rijk, provincie of waterschap in de uitoefening van de publiekrechtelijke taak;

  • b.

    als de Telecommunicatiewet of de Telecommunicatieverordening van toepassing is.

Een nutsbedrijf zal naast de privaatrechtelijke toestemming, deze APV- vergunning in veel gevallen nodig hebben bij aanleg van leidingen etc. Ook aannemersbedrijven dienen een dergelijke vergunning aan te vragen indien zij bij de uitvoering van bouw- of aanlegwerken in de weg moeten graven. Aan deze vergunning zullen voorschriften worden verbonden die, indien van toepassing, onder meer verwijzen naar de CROW-richtlijn 96b (‘Maatregelen op de rijbaan: Werk in Uitvoering’). Het door de aanvrager over te leggen bebordingsplan zal aan deze richtlijn moeten voldoen. In de toestemming zal tevens worden vermeld dat door de werken eventueel veroorzaakte schade aan de openbare ruimte, voor rekening van aanvrager dient te worden hersteld. Verder dient de aannemer zelf te zorgen voor de te plaatsen voorzieningen zoals verkeersborden en afzettingen. De vergunningplicht geldt niet voor telecommunicatiebedrijven of kabeltelevisiebedrijven. Voor activiteiten in deze categorie wordt een (gedoog-)regeling getroffen in de gemeentelijke Telecommunicatieverordening.

Indien de wegbeheerder geen opdrachtgever is, dan blijft de wegbeheerder wel verantwoordelijk voor de veiligheid en belangen van de weggebruikers en van derden.Ook hier is een actieve rol van de gemeente als wegbeheerder dus op zijn plaats, ook tijdens de uitvoering van het werk in haar rol als controleur van de verkeersmaatregelen. Bovendien zal bij werkzaamheden op of vanaf de weg vooraf aandacht moeten worden besteed aan de toestand waarin de weg c.q. het wegdek verkeert. In verband met het verhaal van eventuele schade zal afhankelijk van de aard van de werkzaamheden een opnamerapport worden gemaakt. Afhankelijk van de duur van het werk dient verder een formeel verkeersbesluit danwel een tijdelijke verkeersmaatregel op grond van de Wegenverkeerswet te worden genomen.

In bijlage 4 is de te hanteren procedure bij dergelijke werkzaamheden opgenomen.

Beleidsregel 4

Bij werkzaamheden aan of vanaf de openbare weg moet worden voldaan aan de CROW-Richtlijn Maatregelen op de Weg Werk in Uitvoering 96b.

Aan de hand van een opnamerapport wordt vooraf de toestand van het wegdek vastgelegd.

Eventuele  schade aan de weg als gevolg van het werk komt voor rekening van de aannemer. 

afbeelding binnen de regeling

Beleidsregel 5

Bij meerdaagse werkzaamheden aan de weg zullen aanwonenden schriftelijk worden  geïnformeerd over de duur van de hinder.

 

Bij langdurige stremming worden weggebruikers via bebording op de hoogte gesteld van de duur van het werk.

3.4 Verkeersbesluiten

Hiervoor is al melding gemaakt van de vergunningplicht op grond van de APV indien de weg anders wordt gebruikt dan overeenkomstig de bestemming ervan. Aanvullende besluitvorming op grond van de Wegenverkeerswet kan echter noodzakelijk zijn. Indien werken worden uitgevoerd waardoor de desbetreffende openbare weg voor een langere periode dient te worden afgesloten voor het verkeer is namelijk een verkeersbesluit vereist. De totstandkoming hiervan, waarbij onder meer is vastgelegd dat vooraf advies van de politie moet worden ingewonnen, is vastgelegd in het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW).

Het BABW bevat tevens bepalingen die betrekking hebben op de formele stappen die moeten worden gezet bij het uitvoeren van (onderhouds-)werken. Hieromtrent is geregeld dat wanneer dergelijke maatregelen niet langer duren dan vier maanden, er geen formele besluitvorming behoeft plaats te vinden. In dergelijke situaties kan worden volstaan met een tijdelijke verkeersmaatregel, waarbij dus verkeersborden e.d. kunnen worden geplaatst zonder dat hieraan een formeel verkeersbesluit ten grondslag ligt. Bij uitvoering van werken, en dan met name bij werkzaamheden die ruim van te voren gepland zijn en die ingrijpende gevolgen hebben voor het verkeer, moet worden overwogen of een verkeersbesluit in verband met een zorgvuldige belangenafweging wenselijk is. Tegen het te nemen verkeersbesluit staat de bezwaar- en beroepsmogelijkheid open. Dit is bij een tijdelijke verkeersmaatregel niet het geval.

Schematisch ziet dit er als volgt uit:

afbeelding binnen de regeling

In beide gevallen vindt publicatie plaats in onder meer het plaatselijk verschijnende huis-aan-huisblad en zo nodig worden ook de betrokken bewoners/bedrijven persoonlijk geïnformeerd..

3.5 Beschikbaarstellen materialen door gemeente

Bij wegafzettingen en markeringen etc. dient gebruik te worden gemaakt van verkeersborden, retro-reflecterende hekken, e.d.. Voorheen werd door zowel bedrijven, organisaties als particulieren, frequent een beroep gedaan op de gemeente voor het (kosteloos) beschikbaar stellen van dit materiaal. Serviceverlening van deze omvang behoort echter niet tot het gemeentelijke takenpakket. Hiermee dient dan ook op een efficiëntere wijze te worden omgegaan. Hierbij is een onderscheid op zijn plaats tussen maatregelen die door of namens de gemeente noodzakelijk zijn, initiatieven die door of namens derden worden genomen of maatregelen die bij evenementen en festiviteiten noodzakelijk zijn.

Beleidsregel  6

  Voor het beschikbaar stellen van gemeentelijke materialen ten behoeve van verkeersmaatregelen geldt de volgende handelwijze:

  • a.

    Verkeersmaatregelen ten behoeve van werken door of namens gemeente:

    Uitvoering geschiedt door of in opdracht van gemeente.

  • b.

    Verkeersmaatregelen ten behoeve van werken voor rekening van derden:

    Uitvoering geschiedt door en voor rekening van aanvrager.

    Gemeente stelt hiervoor geen materiaal beschikbaar.

  • c.

    Verkeersmaatregelen ten behoeve van evenementen met een algemeen karakter:

           Uitvoering geschiedt door en voor rekening van de gemeente.  

Hoofdstuk 4 Handhaving

Voor de handhaving van het hiervoor geformuleerde beleid, wordt onderscheid gemaakt tussen bestuurlijke en justitiële sancties. In beginsel is handhavend optreden wenselijk in de volgende situaties:

  • a.

    de openbare weg wordt in gebruik genomen zonder vergunning op grond van de APV;

  • b.

    er wordt gehandeld in strijd met de voorschriften die aan de APV-vergunning zijn verbonden.

4.1 Bestuurlijke handhaving

Het bestuursrechtelijke instrumentarium waarover de gemeente in dit verband beschikt, bestaat uit de middelen ‘bestuursdwang’en ‘dwangsom’.

Bestuursdwang houdt in ‘het door feitelijk handelen vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten’ (art. 5:21 Algemene Wet Bestuursrecht). Hieruit volgt dat dit middel toepasbaar is als een wettelijk voorschrift is overtreden of wanneer voorwaarden die aan een vergunning verbonden zijn, niet worden opgevolgd. Bij het toepassen van bestuursdwang zullen de kosten van het gemeentelijk optreden op de overtreder worden verhaald. Normaliter wordt de overtreder eerst in de gelegenheid gesteld zelf de overtreding weg te nemen of te beëindigen.

Indien de situatie echter zo nijpend is dat onmiddellijk maatregelen vereist zijn (in dit kader bijvoorbeeld ernstig gevaar voor de verkeersveiligheid), is het bestuursorgaan bevoegd om spoedeisende bestuursdwang toe te passen. Hiermee kunnen geconstateerde overtredingen direct worden beëindigd of weggenomen zonder dat de overtreder hiervoor zelf in de gelegenheid is gesteld (geen ‘begunstigingstermijn’).

In het geval van voorwerpen die op de openbare weg zijn geplaatst zonder de vereiste voorzieningen, is het zeer wel denkbaar dat hiermee een onaanvaardbaar risico optreedt voor de veiligheid van de weggebruikers. In dergelijke gevallen zal van het middel ‘spoedeisende bestuursdwang’ gebruik worden gemaakt. Dit geldt ook voor andere gevaarlijke, extreem hinderlijke of milieuvervuilende situaties.

Als de eigenaar of gebruiker over een vergunning beschikt, maar de markeringsvoorschriften niet daadwerkelijk naleeft, zullen onmiddellijk bestuurlijke maatregelen volgen. Ingeval van schade zal een eventuele vordering tegen de gemeente, gelet op haar risicoaansprakelijkheid als wegbeheerder, namelijk kans van slagen hebben.

De medewerkers van de afdeling Vergunningen, taakveld Handhaving, zijn belast met het toezicht op de naleving van de APV en deze beleidsregels. Vanuit een oogpunt van integraal werken en multifunctionaliteit zullen in het algemeen ook andere medewerkers van de afdeling Vergunningen (met name ambtenaren bouw- en woningtoezicht) bij controle van bouwwerkzaamheden preventief handhavend optreden. De huidige personele capaciteit van het taakveld Handhaving is thans namelijk niet toereikend. In de nabije toekomst zal worden bezien of de handhavingscapaciteit ook kan worden uitgebreid door de mogelijke inzet van Bijzondere Opsporings Ambtenaren (BOA’s) zoals parkeerwachters.

4.2 Strafrechtelijk optreden

Op grond van artikel 6.1. APV kan een proces-verbaal worden opgemaakt tegen de overtreder van artikel 2.1.5.1 of artikel 2.1.5.2 APV. Deze sanctie kan bestaan uit een maximale geldboete van de 2e categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden. Hiertoe is de gemeente niet bevoegd. De opsporing van strafbare feiten als bedoeld in artikel 6.1. is opgedragen aan de in artikel 141 of artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren. Bij een overtreding kan naast hechtenis of een geldboete door de Officier van Justitie bovendien een schikkingsvoorstel worden gestuurd aan de overtreder. Een dergelijke transactie kan ook worden aangeboden door de politie (mits het geval zich daartoe leent).

4.3 Overmachtsituaties

Het spreekt voor zich dat in overmachtsituaties moet worden geaccepteerd dat voorwerpen

op of aan de weg worden geplaatst, ook al treedt hierbij enige hinder op. Als voorbeeld kunnen worden genoemd een pompinstallatie om plotseling ondergelopen kelders leeg te pompen, afzethekken bij instortingsgevaar van gevels, voorzieningen bij wegverzakkingen, etc.

Voor het aanvragen van een vergunning is in een dergelijke situatie geen tijd. Overtreding van de APV levert in dergelijke overmachtsituaties geen strafbare gedraging op. Uiteraard dient de overlastsituatie zo spoedig mogelijk te worden beëindigd.

Beleidsregel  7

Indien overtreding van artikel 2.1.5.1 of 2.1.5.2 van de APV of van de voorschriften die aan de vergunning op grond van deze artikelen zijn verleend, leidt tot ernstig gevaar voor de openbare orde of de veiligheid voor weggebruikers of omwonenden, zal spoedeisende bestuursdwang worden toegepast.

Samenvatting

Het gebruik van de openbare weg als opslag- of werkplaats e.d. bij werkzaamheden dient te worden teruggedrongen. Een weg is bestemd voor een vlot en veilig transport van de ene bestemming naar de andere. Het verkeer dient hierbij zo weinig mogelijk hinder te ondervinden van tijdelijke obstakels, opbrekingen, omleidingen of andere stremmingen. Behalve het doorgaand - of bestemmingsverkeer kunnen ook bewoners of winkelpanden overlast of schade ondervinden als hun pand moeilijk bereikbaar is.

De belangrijkste doelstelling is dat de openbare weg zo weinig mogelijk wordt gebruikt in strijd met de bestemming. Bij alle aanvragen waarbij dit afwijkend gebruik van de weg wordt verzocht (bouwprojecten, renovaties, containers, etc.) zal deze doelstelling voorop moeten staan.

Niettemin is het bij gebrek aan alternatieve ruimte in sommige gevallen onvermijdbaar dat een weg gedeeltelijk in gebruik wordt genomen voor dergelijke doeleinden.

Elke aanvraag waarmee het ‘andere’ gebruik dan verkeersdoeleinden van de openbare weg is gemoeid, zal worden afgehandeld aan de hand van de ‘uienschilmethode’. Dit is een trapsgewijze toetsing waarbij achtereenvolgens de volgende stappen worden doorlopen:

  • 1.

    Opslag van (bouw-)materiaal, werktuigen, containers, steigers e.d., alsmede het verrichten van werkzaamheden bij bouw- sloop-, of renovatieactiviteiten etc., dient zoveel mogelijk op het desbetreffende bouwperceel plaats te vinden.

  • 2.

    Als er bij het bewuste perceel geen alternatieve (openbare) ruimte zoals parkeerstroken of plantsoen benut kan worden, zal gebruik van het trottoir of de rijbaan slechts worden toegestaan indien de doorgang van het verkeer is verzekerd. Bij bouw- en aanverwante werkzaamheden zal hierbij eerst worden bezien of een zogenaamde bouwschutting toepasbaar is.

  • 3.

    Indien hiertoe geen mogelijkheden aanwezig zijn, dient het gebruik van de openbare weg tot het minimum te worden beperkt en dient de rijbaan zoveel mogelijk te worden vrijgehouden voor het verkeer. Ook de vrije doorgang voor voetganger moet zoveel mogelijk worden gewaarborgd.

  • 4.

    Indien de aard of omvang van de werkzaamheden een uitgebreider gebruik van de openbare weg noodzakelijk maken, dient de stremming van het verkeer zowel in duur als in omvang tot het minimum te worden beperkt.

Verzoeken voor het gebruik van de openbare weg in strijd met de bestemming of werkzaamheden aan de weg, worden afgehandeld door de afdeling Vergunningen, taakveld OO & BW. Van belang is dat de behandelende medewerker op de hoogte is van alle activiteiten die stremmingen van de openbare weg veroorzaken. Dit geldt dus ook voor het uitvoeren van herstraat- of rioleringswerkzaamheden e.d. Van geval tot geval zal worden bezien of een formeel verkeersbesluit noodzakelijk is.

Indien de openbare weg wordt gebruikt als opslag- of werkplaats zonder dat hiertoe toestemming is verleend, zal bestuursdwang worden toegepast. Indien de veiligheid van het verkeer in dergelijke gevallen ernstig wordt bedreigd, zal worden overgegaan tot spoedeisende bestuursdwang.

Bij het gebruik van de openbare weg in strijd met de bestemming gelden de volgende beleidsregels:

Beleidsregel 1

Bij het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden dient het verkeer zo weinig mogelijk hinder te ondervinden van obstakels op het voor het verkeer bestemde gedeelte van de weg. Slechts in uiterste gevallen kan het voor de rijbaan bestemde gedeelte van de weg daarvoor in gebruik worden gegeven. Bij het vooroverleg wordt aanvrager daarvan in kennis gesteld.

Beleidsregel 2

Aanvragen voor ingebruikname van de openbare weg worden beoordeeld volgens het ‘uienschilmodel’, zodat vrije doorgang van de weg zoveel mogelijk wordt behouden

Beleidsregel 3

Aan een vergunning ex. artikel 2.1.5.1 APV wordt in de voorwaarden onder meer gesteld dat men moet voldoen aan de CROW-Richtlijn voor het markeren van onverlichte obstakels. Indien het een hoofdweg betreft moet door vergunninghouder tevens worden voldaan aan de CROW-richtlijn 96b.

Beleidsregel 4

Bij werkzaamheden aan of vanaf de openbare weg dient te worden voldaan aan de CROW-Richtlijn Maatregelen op de Weg Werk in Uitvoering 96b.

Aan de hand van een opnamerapport wordt vooraf de toestand van het wegdek vastgelegd.

Eventueel schade aan de weg als gevolg van de werkzaamheden komt voor rekening van de aannemer.

Beleidsregel 5

Bij meerdaagse werkzaamheden aan de weg worden aanwonenden schriftelijk geïnformeerd over duur van de hinder. Bij langdurige stremming worden weggebruikers via bebording op de hoogte gesteld van de duur van het werk.

Beleidsregel 6

Voor het beschikbaar stellen van gemeentelijke materialen ten behoeve van verkeersmaatregelen geldt de volgende handelwijze:

  • a.

    Verkeersmaatregelen ten behoeve van werken door of namens gemeente: Uitvoering geschiedt door of in opdracht van gemeente uitgevoerd.

  • b.

    Verkeersmaatregelen ten behoeve van werken voor rekening van derden: Uitvoering geschiedt door en voor rekening van aanvrager. Gemeente stelt hiervoor geen materiaal beschikbaar.

  • c.

    Verkeersmaatregelen ten behoeve van evenementen met een algemeen karakter Uitvoering geschiedt door en voor rekening

Beleidsregel 7

Indien overtreding van artikel 2.1.5.1 of 2.1.5.2 van de APV of van de voorschriften die aan de vergunning op grond van deze artikelen zijn verleend, leidt tot ernstig gevaar voor de openbare orde of de veiligheid voor weggebruikers of omwonenden, zal spoedeisende bestuursdwang worden toegepast.

Bijlage 1

ADVIES-/KENNISGEVINGSFORMULIER

STREMMINGEN OP DE OPENBARE WEG

Afzender:                         :                                                  doorkiesnr.                     

Datum                         :

Retour afzender vóór            : 

Betreft:

O werkzaamheden op, aan, vanaf de weg

O evenementen, festiviteiten, wedstrijden op de weg

O objecten (containers, steigers, etc.) op de weg

Locatie :

Omschrijving : :

Afsluiting rijbaan : niet/gedeeltelijk / geheel

Omleiding voorzien : ja/nee

Periode stremming:

----------------------------------------------------------------------------------------AfdelingOpenbareRuimte:

O voor kennisgeving aangenomen

O advies:

Paraaf: datum:

----------------------------------------------------------------------------------------AfdelingVergunningen:

O voor kennisgeving aangenomen

O advies:

Paraaf: datum:

----------------------------------------------------------------------------------------AfdelingRuimtelijkeOrdening en Economie (Verkeer)

O voor kennisgeving aangenomen

O advies:

Paraaf: datum:

Bijlage 2

Toetsingswijze ingebruikname van de weg door obstakels of opslag (het uienschil-model)

  • 1.

    Kan het obstakel of de opslag van materiaal redelijkerwijs plaatsvinden op de bewuste (bouw-)kavel ten behoeve waarvan de werkzaamheden worden uitgevoerd ?

  • 2.

    Zo niet, kan het obstakel of het materiaal redelijkerwijs worden geplaatst op een niet als rijbaan of fiets- of voetpad in gebruik zijnd gedeelte van de openbare weg (zoals plantsoen, parkeervoorziening e.d.) ?

  • 3.

    Zo niet, kan door het plaatsen van bijv. een bouwschutting het gebruik van de openbare weg worden beperkt en de vrije doorgang voor voetgangers- en overig verkeer zoveel mogelijk worden verzekerd ?

  • 4.

    Zo niet, is een gebruik van een gedeelte van de rijbaan noodzakelijk ?

  • 5.

    Zo ja, dan zal dit zodanig worden ingericht dat het belang van het doorgaand verkeer voorop staat.

  • 6.

    Als afsluiting van een weg noodzakelijk is, kan dan worden volstaan met een gedeeltelijke afsluiting voor bepaalde categorieën verkeersdeelnemers ?

  • 7.

    Zo niet, dan zal algehele afsluiting voor een zo kort mogelijke periode plaatsvinden.

Bijlage 3

Procedure bouw- en sloopwerkzaamheden langs de openbare weg

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 4

Procedure wegwerkzaamheden derden

afbeelding binnen de regeling