Regeling vervallen per 01-01-2017

Parkeerverordening 2016

Geldend van 01-07-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Parkeerverordening 2016

De raad van de gemeente Hulst;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

gezien het advies van 10 mei 2016;

B E S L U I T :

Tot vaststelling van:

de volgende ‘Parkeerverordening 2016’

Afdeling I. Definities en Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

b. motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van

brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

c. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een

motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het

onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van

goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande

terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk

voorschrift is verboden;

d. houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde

van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994

aangehouden register van opgegeven kentekens;

e. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van

verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder

parkeerapparatuur wordt verstaan;

f. parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven

door middel van parkeerapparatuur;

g. belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

a. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

b. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met

het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

h. vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan

een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of

belanghebbendenplaatsen;

i. vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is

verleend;

j. markt: een te Hulst te houden warenmarkt zoals bedoeld in de ‘marktverordening

gemeente Hulst 2010’

k. kraskaartvergunning: een vergunning waarmee een (motor)voertuig een dagdeel in het in

artikel 2.1 bedoelde gebied of op de in artikel 2.2 vastgestelde tijden op

parkeerapparatuurplaatsen kan worden geparkeerd;

l. dagdeel: overeenkomstig artikel 2.2 vastgestelde tijden;

m. mantelzorger: hij/zij die onbetaald zorgt voor een chronisch zieke, gehandicapte of

hulpbehoevende ouder, kind of ander familielid, vriend of buur. Hij/zij geeft die zorg

wegens een persoonlijke band met die persoon. De zorg die wordt gegeven is langdurig,

intensief en afhankelijk van de behoefte van de zorgbehoevende. De zorg overstijgt de

gewone zorg van mensen qua duur, intensiteit of zwaarte.

Afdeling II. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn

voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in

de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het

parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3.

    Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn. (Bewonersvergunning)

    • b.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren.(Bedrijfsvergunning)

    • c.

      een eigenaar of houder van een (motor)voertuig die een standplaats inneemt op een warenmarkt in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuur plaatsen aanwezig zijn (Marktkoopmanvergunning)

    • d.

      een eigenaar of houder van een (motor)voertuig die als ingezetene met een adres in de gemeente Hulst in de basisregistratie personen is ingeschreven, of in het bezit is van een recreatiewoning in de gemeente Hulst, doch woonachtig is buiten het in artikel 2 bedoelde gebied of optreedt als mantelzorger voor een inwoner van de gemeente Hulst, woonachtig binnen het in artikel 2 bedoelde gebied ongeacht waar de mantelzorger als ingezetene in de basisregistratie personen is ingeschreven. De mantelzorger die niet als ingezetene met een adres in de gemeente Hulst is ingeschreven in de basisregistratie personen, dient een schriftelijk bewijs te overleggen dat zij of hij als mantelzorger is aangemeld bij de stichting “Hulst voor Elkaar”. Met een dergelijke vergunning kan vergunninghouder dagelijks binnen het in artikel 2 bedoelde gebied en tijden maximaal 4 uur achtereen op parkeerapparatuurplaatsen parkeren. Aan een parkeerschijfvergunning kan maximaal één extra kenteken worden toegevoegd mits de houder van dat kenteken in het bevolkingsregister staat ingeschreven op hetzelfde adres als de vergunninghouder.(Parkeerschijfvergunning)

    • e.

      een eigenaar of houder van een (motor)voertuig die in het bevolkingsregister staat ingeschreven als inwoner van de gemeente Hulst en/of een beroep of bedrijf uitoefent in het in artikel 2 bedoelde gebied. Met een dergelijke vergunning kan vergunninghouder een dagdeel in het in artikel 2 bedoelde gebied en op de in artikel 2 bedoelde tijden parkeren; het is de vergunninghouder toegestaan de (ongebruikte) kraskaart aan derden over te dragen. (Kraskaartvergunning)

    • f.

      een eigenaar of houder van een (motor)voertuig die werkzaam is bij een bedrijf of instelling binnen het in artikel 2 aangewezen gebied. Met een dergelijke vergunning kan vergunninghouder op de in artikel 2 bedoelde tijden parkeren in een in artikel 2 aangewezen gebied. (Medewerkersvergunning)

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten

  • 5.

    Per woning, in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunningenhouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, kunnen maximaal 2 vergunningen worden verleend.

  • 6.

    Indien de noodzaak daarvan door de bedrijfsuitoefening is aangetoond, kunnen per in de gemeente gevestigd bedrijf maximaal 20 vergunningen worden verleend.

  • 7.

    Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Voor zover een motorvoertuig is voorzien van een voorruit, moet de in het derde lid van dit artikel bedoelde vergunning van buitenaf goed leesbaar achter de voorruit aanwezig zijn.

  • 8.

    Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen, als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

Artikel 4

  • 1.

    Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn kan de aanvrager schriftelijk in kennis worden gesteld.

Artikel 5

  • 1.

    Een vergunning wordt voor ten hoogte één jaar verleend.

  • 2.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      De periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      Het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      De naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend, met uitzondering van de kraskaartvergunning.

Artikel 6 Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    Op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    Wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    Wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    Wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    Wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • f.

    Wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    Wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    Om redenen van openbaar belang.

Afdeling III. Verbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats

    • b.

      op een belanghebbendenplaats

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 10

  • 1.

    Het is verboden bij een parkeerapparatuurplaats bij een parkeermeter gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

    • a.

      een motorvoertuig te parkeren indien de parkeermeter niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld;

    • b.

      een motorvoertuig geparkeerd te houden indien de parkeermeter aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken;

  • 2.

    Het is verboden op een parkeerapparatuurplaats bij een parkeerautomaat gedurende de tijden waarop het parkeren daar slechts tegen betaling is toegestaan:

    • a.

      een motorvoertuig te parkeren indien de parkeerautomaat niet in werking is gesteld of niet onmiddellijk na aanvang van het parkeren in werking wordt gesteld;

    • b.

      een motorvoertuig geparkeerd te houden indien de parkeerautomaat aangeeft dat de parkeertermijn is verstreken;

    • c.

      een motorvoertuig te parkeren zonder dat in of op het motorvoertuig een door de parkeerautomaat afgegeven parkeerkaart van buitenaf goed leesbaar aanwezig is en waarvan het op die parkeerkaart afgedrukte tijdstip nog niet is overschreden.

  • 3.

    Voor zover een motorvoertuig is voorzien van een voorruit, moet de in het derde lid, sub c bedoelde parkeerkaart van buitenaf goed leesbaar achter die voorruit aanwezig zijn.

  • 4.

    Het in het tweede en derde lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de desbetreffende categorie parkeerapparatuurplaatsen, het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel.

Afdeling IV. Strafbepaling

Artikel 11

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Artikel 12

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 13

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Parkeerverordening 2016’

Artikel 14

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2016.

  • 2.

    Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de ‘Parkeerverordening 2012’

  • 3.

    Vergunningen die zijn verleend krachtens de parkeerverordening 2012 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 juni 2016.

De Raadsvoorzitter, De Raadsgriffier,