Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening ex artikel 212 Gemeentewet (Financiële verordening gemeente Hulst 2017)

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening ex artikel 212 Gemeentewet (Financiële verordening gemeente Hulst 2017)

De raad van de gemeente Hulst;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

B E S L U I T

vast te stellen de navolgende:

Financiële verordening gemeente Hulst 2017.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

- administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

- afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

- investering: te activeren uitgaven die in meer dan 1 jaar worden afgeschreven;

- onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

De raad stelt op voorstel van het college een programma-indeling en een toedeling van de taakvelden aan de programma’s vast.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

1. Bij de begroting en de jaarstukken worden, in een bijlage, de baten en lasten van elk taakveld per programma weergegeven.

2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen het benodigde investeringskrediet weergegeven.

3. In de jaarrekening wordt, van de onderhanden zijnde investeringen, de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt aan de raad, de uitgangspunten voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming, aan. De raad stelt deze voor 15 juli vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

1. De raad autoriseert, met het vaststellen van de begroting, de baten en de lasten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

2. Het college is bevoegd, zonder voorafgaande besluitvorming door de raad, besluiten te nemen over:

a. nieuwe verplichtingen die een maximale verhoging van uitgaven/ investeringen met € 50.000,-tot gevolg hebben mits hiervoor dekking wordt aangegeven binnen de begroting;

b. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties kleiner of gelijk aan € 25.000,--;

c. het aangaan van achtervangovereenkomsten met woningbouwcorporaties en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw.

Over deze besluiten wordt gerapporteerd in de tussentijdse rapportages.

3. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad, bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen,, voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over het lopende boekjaar.

2. De tussenrapportages met bijbehorende begrotingswijziging, bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met bijstellingen van de ramingen van:

a. de baten en de lasten per programma;

b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

c. het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, en b;

d. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

e. het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d; en

f. de realisatie en raming van de uitputting van de onderhanden zijnde investeringskredieten.

3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000,-toegelicht.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

    • 2.

      De raad kan besluiten een afwijkende afschrijvingstermijn te hanteren.

    • 3.

      Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 8. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt, zonodig, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd.

Artikel 9. Reserves en voorzieningen

In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de programma’s plaats.

Artikel 10. Kostprijsberekening

1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rentekosten, de bijdragen aan en onttrekkingen van reserves/voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

2. Onder directe kosten wordt verstaan: alle kosten die een meer dan zijdelings verband hebben met de taken waarvoor de rechten en heffingen in rekening worden gebracht. Bij de directe kosten worden mede betrokken de kapitaallasten (rente en afschrijvingskosten) van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

3. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt in de primitieve begroting een opslagpercentage vastgesteld door de verhouding te bepalen tussen de totale kosten op het taakveld overhead en het totaal bedrag van salarissen en sociale lasten en inhuur derden dat op de overige taakvelden wordt geraamd.

4. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald door de verhouding te bepalen tussen de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en de boekwaarde van de activa op 1 januari van het begrotingsjaar. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent naar boven afgerond.

5. In afwijking van het zevende lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de renteomslag, tenzij de op dat moment geldende marktrente hoger is. In dat geval wordt de laatste gehanteerd. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico en kosten.

Artikel 11. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, heffingen, rechten en leges waarvan de tarieven wijzigen.

Artikel 13. Financieringsfunctie

Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de kaders in acht zoals vastgelegd in het treasury statuut van de gemeente.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 14. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen, op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, op.

Artikel 15. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in ieder geval op:

a. het drempelbedragen schatkistbankieren

b. EMU saldo.

c. de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 10, vierde lid;

Artikel 16. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen, op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, op:

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in ieder geval op:

a. knelpunten en risico’s

b. ontwikkelingen die invloed kunnen hebben op uit te voeren onderhoud.

2. Het college biedt periodiek een meerjaren onderhoudsplan aan, voor de kapitaalgoederen genoemd in artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording.

Artikel 18. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, in ieder geval op:

  • a.

    de criteria voor de beoordeling van rechtmatigheid;

  • b.

    de planning en control-cyclus voor het begrotingsjaar;

Artikel 19. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen, op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, op.

Artikel 20 Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen, op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, op.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten en

    • c.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 21. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enz;

c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

d. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

e. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 22. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

    opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 23. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 24. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële verordening gemeente Hulst zoals vastgesteld in de raad van december 2007 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2.

    Op investeringen die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de “Financiële verordening gemeente Hulst” uit 2007 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Hulst 2017

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 23 februari 2017.

De voorzitter,

De griffier,

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 9

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

  • .

    a. (maximaal) de afschrijvingstermijn die geldt voor de vergelijkbare gemeentelijke activa, waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt: bijdragen aan de activa in eigendom van derden;

    b. 5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling;

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000,- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De materiele vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven, met ingang van het

jaar van ingebruikname ( geldt voor volledig jaar) in maximaal:

- 60 jaar: rioleringswerken (buizen, graafwerk e.d.)

- 40 jaar: nieuwbouw woonruimten en bedrijfsgebouwen;

- 25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten en bedrijfsgebouwen, woonwagens;

- 15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

- 15 jaar: rioleringen (technische installaties);

- 10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;

kantoormeubilair; schoolmeubilair; aanleg tijdelijke terreinwerken; nieuwbouw tijdelijke

woonruimten en bedrijfsgebouwen; groot onderhoud woonruimten en bedrijfsgebouwen;

- 7 jaar: zware transportmiddelen;

- 5 jaar: aanhangwagens; schuiten; personenauto’s en andere lichte

motorvoertuigen; automatiseringsapparatuur; telefooninstallaties en overige communicatie apparatuur; parkeerapparatuur.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

a. 25 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;

b. 25 jaar: wegen, pleinen en rotondes;

c. 25 jaar: tunnels, viaducten en bruggen;

d. 25 jaar: geluidswallen;

e. 40 jaar: lichtmasten openbare verlichting;

f. 25 jaar: armaturen openbare verlichting;

g. 15 jaar: straatmeubilair;

h. 40 jaar: havens, kades, sluizen en waterkeringen;

i. 25 jaar: waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing.

Ondertekening