Regeling vervallen per 01-01-2019

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017;

besluit vast te stellen het:

Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2018.

Inleiding

Het gemeentelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning 2018 is bedoeld om alle bedragen en bijzonderheden met betrekking tot het gemeentelijke Wmo-beleid in op te nemen. Dit is van belang omdat de bedragen regelmatig worden aangepast.

Voor de begrippen genoemd in het besluit wordt uitgegaan van de omschrijving in artikel 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017.

Dit Besluit maatschappelijke ondersteuning 2018 vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2017, 2de versie.

De bepalingen omtrent Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang zijn gewijzigd en worden toegelicht.

Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang

De Wmo bepaalt dat Beschermd Wonen in Nederland toegankelijk is voor ieder die zich genoodzaakt ziet daar een beroep op te doen. De uitvoering van de landelijke toegang is in handen gelegd van de centrumgemeenten. Deze gezamenlijke verantwoordelijkheid is door alle centrumgemeenten vastgelegd in een Convenant Landelijke Toegang Beschermd Wonen.

De gemeente Vlissingen regelt de uitvoering van Beschermd Wonen. Op 12 december 2017 heeft het college ingestemd met het, namens de gemeente Hulst, ondertekenen van de Deelovereenkomst voor het leveren van de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 2018-2019, door de (centrum)gemeente Vlissingen. Deze deelovereenkomst regelt de toegang en financiering van Beschermd Wonen.

De Bijlage Beschermd Wonen 2018, met daarin de pgb-tarieven 2018 voor Beschermd Wonen maken integraal deel uit van dit besluit maatschappelijke ondersteuning en is als bijlage bij dit besluit opgenomen.

Vanaf 2020 worden de centrumgemeentetaken en -budgetten voor Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang gedecentraliseerd naar de lokale gemeenten. De gemeenten staan voor de opgave om Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang toekomstbestendig te organiseren en inhoudelijk door te ontwikkelen. In 2018 wordt Zeeuws breed (onder regie van de centrumgemeente) een stap gezet in de vernieuwing van de toegang.

Als bijlagen worden toegevoegd aan het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2018:

  • -

    Bijlage 1. Zelfredzaamheid-Matrix, instrument van de GGD Amsterdam en de gemeente Rotterdam.

  • -

    Bijlage 2. Richtlijn indicatiestelling begeleiding.

  • -

    Bijlage 3. Uitvoeringsregels huishoudelijke hulp.

  • -

    Bijlage 4. Bijlage Beschermd Wonen 2018.

  • -

    Bijlage 5. Normering basisvoorziening Schoon Huis, 12 augustus 2016. Rapportage in opdracht van de gemeente Utrecht door KPMG, PLEXUS en HHM.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Protocollen, indicatiewijzer

  • 1. Met behulp van de Zelfredzaamheids-matrix (ZRM) kan een beoordeling van de situatie van de cliënt op de verschillende levensdomeinen worden gemaakt (bijlage 1).

  • 2. Bij het toekennen van het aantal uren hulp bij het huishouden wordt gebruik gemaakt worden van de “Normering van de basisvoorziening ‘Schoon Huis’ van 12 augustus 2016 van KPMG Plexus en HHM (bijlage 5). Ten behoeve van de uitvoering is in een aparte bijlage 3 de uitvoeringsregels gemaakt.

  • 3. Bij het beoordelen en toekennen van een aanvraag om een begeleidingsvoorziening wordt de richtlijn indicatiestelling begeleiding (bijlage 2) gebruikt om te kunnen bepalen of reguliere of gespecialiseerde (groeps-)begeleiding ingezet moet worden.

  • 4. Beschermd Wonen en maatschappelijke opvang.

    De 13 Zeeuwse gemeenten hebben de uitvoering van het beschermd wonen opgedragen aan de gemeente Vlissingen. Ze hebben gezamenlijk nadere regels opgesteld voor de toegang tot het beschermd wonen. Iedere gemeente stelt – vanwege de verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de wet – de nadere regels, tarieven en eigen bijdragen individueel vast. De pgb-tarieven zijn vastgelegd in de Bijlage Beschermd Wonen 2018, die als bijlage bij dit besluit is opgenomen.

  • 5. Om tot een indicatie te komen, kan advies worden gevraagd aan een (medisch) specialist of arbeidsdeskundige.

Artikel 2. Tarieven persoonsgebonden budget (pgb)

In aanvulling op het bepaalde in artikel 11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017 gelden voor de vaststelling van een pgb-dienstverlening de volgende maximum tarieven.

a.

Huishoudelijke Hulp (nieuw per 1-1-2017)

€ 16,00 per uur

b.

Huishoudelijke Zorg (nieuw per 1-1-2017)

€ 16,00 per uur

c.

Individuele begeleiding

€ 35,55 per uur

d.

Gespecialiseerde individuele begeleiding

€ 58,50 per uur

e.

Reguliere dagbesteding

€ 26,10 per dagdeel

f.

Gespecialiseerde dagbesteding

€ 39,69 per dagdeel

g.

Kortdurend verblijf

€120,24 per dagdeel

h.

Rolstoelvervoer, in combinatie met f en g

€ 15,12 per dag

i.

Overig vervoer, in combinatie met f en g

€ 5,67 per dag

j.

Beschermd Wonen

90% van het ZIN-tarief

Artikel 3. Financiële tegemoetkoming (VERVALLEN)

Artikel 4. Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

HOOFDSTUK 2 VOORZIENINGEN

De noodzaak van een maatwerkvoorziening wordt in een gesprek vastgesteld door de toegangsorganisatie (gemeente/Stichting Hulst voor Elkaar), afgestemd op persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en zijn omgeving.

Het college streeft naar passende ondersteuning en onderscheidt de volgende voorzieningen:

  • -

    Huishoudelijke voorzieningen

  • -

    Vervoersvoorzieningen

  • -

    Woonvoorzieningen

  • -

    Rolstoelvoorzieningen

  • -

    Begeleidingsvoorzieningen

Artikel 5. Huishoudelijke voorzieningen

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden kan bestaan uit:

  • a.

    huishoudelijke hulp, in natura bij een gecontracteerde zorgaanbieder maximale eigen bijdrage € 24,00;

  • b.

    huishoudelijke zorg in natura bij een gecontracteerde zorgaanbieder, maximale eigen bijdrage € 25,80 per uur;

  • c.

    ondersteuning hulp bij het huishouden in de vorm van een pgb, maximale eigen bijdrage € 16,00 per uur.

Artikel 6. Vervoersvoorzieningen

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening voor vervoer kan bestaan uit:

  • a.

    vervoer per (deel)taxi;

  • b.

    vervoer per rolstoeltaxi;

  • c.

    een aanpassing van een eigen auto;

  • d.

    een al dan niet aangepaste (bruikleen) auto;

  • e.

    een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

  • f.

    een scootmobiel;

  • g.

    een training voor een scootmobiel of een gesloten buitenwagen;

  • h.

    een ander vervoersmiddel dan de vervoersmiddelen genoemd dan in e, f en g;

  • i.

    onderhoud en reparatie van voorzieningen als bedoeld in e, f, g en h.

Artikel 7. Overige vervoersvoorzieningen

Behalve het bepaalde in artikel 6 van dit Besluit kan de door het college te verlenen vervoersvoorziening bestaan uit een maximale financiële tegemoetkoming voor:

  • a.

    aanpassing eigen auto maximaal € 4.540,00 per 5 jaar;

  • b.

    individueel (rolstoel-)taxivervoer maximaal € 2.650,00 per kalenderjaar;

  • c.

    begeleiding op medische indicatie tijdens collectief vervoer per (deel)taxi maximaal € 100,00 per kalenderjaar;

  • d.

    een training voor het gebruik van een elektrische rolstoel of scootmobiel maximaal € 345,00.

Artikel 8. Woonvoorzieningen

  • 1. De door het college te verlenen maatwerkvoorziening voor wonen kan bestaan uit:

    • a.

      een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woning;

    • b.

      een voorziening van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard in of aan de woning;

    • c.

      een voorziening voor onderhoud, keuring en reparatie in een woning;

    • d.

      een voorziening voor tijdelijke huisvesting, voor maximaal 26 weken;

    • e.

      het bezoekbaar maken van de woning;

    • f.

      een voorziening voor verhuizing en inrichting.

  • 2. Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd bedraagt € 10.000,00.

  • 3. Woonvoorzieningen met een totale aanschafwaarde lager dan € 75,00 komen niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.

Artikel 9. Overige Woonvoorzieningen

  • 1. Onderstaande door het college te verlenen maatwerkvoorzieningen voor wonen kunnen bestaan uit een financiële tegemoetkoming:

    • a.

      een bedrag voor verhuis- en inrichtingskosten tot een maximum van € 2.500,00;

    • b.

      een bedrag voor bezoekbaar maken van de woning tot een maximum van € 5.000,00;

    • c.

      een bedrag voor woningsanering op medische indicatie voor de noodzakelijk te maken kosten tot een maximum van € 2.000,00;

    • d.

      een bedrag voor aanpassing van een woonwagen tot een maximum van € 1.000,00;

    • e.

      een bedrag voor verwijdering van een woonvoorziening tot een maximum van € 1.000,00.

  • 2. Een tegemoetkoming voor de kosten van huurderving is pas mogelijk bij woningaanpassingen hoger dan € 5.000,00.

Artikel 10. Rolstoelvoorzieningen

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening voor rolstoelen kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daarvan;

  • b.

    onderhoud, reparatie en verzekering;

  • c.

    accessoires;

  • d.

    een training voor het gebruik van een elektrische rolstoel;

  • e.

    sportrolstoel.

Artikel 11. Begeleidingsvoorzieningen

De door het college te verlenen maatwerkvoorziening voor begeleiding kan bestaan uit:

  • a.

    individuele begeleiding;

  • b.

    specialistische individuele begeleiding;

  • c.

    reguliere dagbesteding;

  • d.

    gespecialiseerde dagbesteding;

  • e.

    kortdurend verblijf;

  • f.

    vervoer in combinatie met c en d;

  • g.

    Beschermd Wonen.

Artikel 12. Begeleidingsvoorzieningen in natura

  • 1. De kostprijs voor begeleidingsvoorzieningen in natura bedraagt:

    a.

    individuele begeleiding

    € 48,00 per uur

    b.

    specialistische individuele begeleiding

    € 79,20 per uur

    c.

    reguliere dagbesteding

    € 35,28 per dagdeel

    d.

    gespecialiseerde dagbesteding

    € 53,68 per dagdeel

    e.

    kortdurend verblijf

    € 162,24 per dag

    f.

    rolstoelvervoer, in combinatie met c en d

    € 20,44 per dag

    g.

    overig vervoer, in combinatie met c en d

    € 7,67 per dag

    h.

    Beschermd Wonen

    via centrumgemeente

  • 2. De kostprijs voor beschermd wonen wordt aangewezen door de centrumgemeente en is vastgelegd in de Deelovereenkomst voor het leveren van de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 2018 - 2019.

Artikel 13. Omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura

  • 1. De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura wordt afgestemd op persoonskenmerken, behoeften en mogelijkheden van de aanvrager en zijn omgeving door de zorgaanbieder van keuze in overleg met aanvrager.

  • 2. De omvang van de begeleidingsvoorzieningen in natura genoemd in artikel 11 a en b wordt bepaald in uren met een maximale omvang per week.

  • 3. De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura genoemd in artikel 11 c en d wordt bepaald in dagdelen.

  • 4. De omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura voor de onderdelen genoemd in artikel 11 e, f en g wordt bepaald in dagen met een maximale omvang per week.

Artikel 14. Begeleidingsvoorzieningen als persoonsgebonden budget

  • 1. Het pgb tarief voor begeleidingsvoorzieningen, uitgezonderd het pgb voor Beschermd Wonen, is maximaal het bedrag genoemd in artikel 2 van dit besluit.

  • 2. Het pgb tarief voor Beschermd Wonen is maximaal 90% van de kostprijs, zoals is vastgelegd in de Deelovereenkomst voor het leveren van de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 2018 - 2019.

  • 3. Het pgb wordt geïndiceerd in (halve) uren/dagdelen/dagen per week.

HOOFDSTUK 3 OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15. Beslissing college in gevallen waarin dit besluit niet voorziet

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.

Artikel 16. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2018.

Artikel 17. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 12 december 2017 door het college van burgemeester en wethouders van Hulst, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Hulst 2017, 2de versie, dat door het college werd vastgesteld bij besluit d.d. 18 juli 2017.

Burgemeester en wethouders van Hulst,

De secretaris,

De burgemeester,

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Richtlijn indicatiestelling begeleiding

Richtlijn indicatiestelling begeleiding.

Om duidelijkheid te brengen in het verschil tussen reguliere begeleiding en gespecialiseerde begeleiding is er behoefte aan een richtlijn. In deze richtlijn wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan, voordat er sprake is van gespecialiseerde begeleiding. De keuze welk product word ingezet blijft altijd maatwerk op basis van het keukentafelgesprek. De omstandigheden en de zorgvraag van cliënt is leidend en niet het aanbod van de zorgaanbieder.

Voorwaarden voor inzet gespecialiseerde begeleiding (in groep en individueel).

  • 1.

    Er is minimaal één keer per maand contact met de behandelaar, vanwege de complexiteit van de casus;

    En

  • 2.

    Er is sprake van een multidisciplinaire benadering;

En:

  • a)

    Cliënt vormt een gevaar voor zichzelf en/of anderen, waardoor er afstemming nodig is met de behandelaar, de begeleider kan dit zelf niet toetsen.

    Of

  • b)

    Er is sprake van ernstige gedragsproblemen;

    Of

  • c)

    Bij dagbesteding is de groepsgrootte per medewerker kleiner of gelijk aan 6.

Bijlage 3 Uitvoeringsregels huishoudelijke hulp

Onderwerpen

  • 1.

    Algemene afweging

  • 2.

    Gebruikelijke hulp

  • 3.

    Mantelzorg

  • 4.

    Onderscheid huishoudelijke hulp en huishoudelijke zorg met stroomschema

  • 5.

    Definitie Schoon Huis

  • 6.

    Basisvoorziening Schoon Huis

  • 7.

    Aanvullend op basisvoorziening Schoon Huis

  • 8.

    Bepaling uren

  • 9.

    Indicatietermijnen

  • 10.

    Afstemming met Wlz

  • 11

    Tarieven 2018

1. Algemene afweging

Hulp bij het huishouden wordt alleen geboden wanneer er geen andere oplossingen zijn. Activiteiten die door de cliënt zelf kunnen worden uitgevoerd behoren dan ook tot de eigen verantwoordelijkheid. In de dagelijkse praktijk kan dit ook betekenen dat een deel van het huishouden door cliënt wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden.

2. Gebruikelijke hulp

Als er gebruikelijke hulp aanwezig is, biedt het college geen of minder hulp bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden. Gebruikelijke hulp betreft de normale, dagelijkse zorg op basis van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de leefeenheid (huisgenoten) voor elkaar omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren. Onder leefeenheid verstaan we een geheel aan personen waarmee een persoon op hetzelfde adres woonachtig is en een huishouden deelt. Als er tot de leefeenheid huisgenoten behoren die huishoudelijke werkzaamheden kunnen overnemen, worden zij verondersteld dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten vanaf 18 jaar. Studie of (vrijwillige) werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Als er sprake is van commerciële kamer(ver)huur, rekenen we de huurder van de betreffende ruimte niet tot de leefeenheid.

3. Mantelzorg

Mantelzorg, als een vorm van vrijwillige ondersteuning door derden, niet behorend tot de leefeenheid, gaat voor op ondersteuning van de gemeente. Tegelijk is deze vorm van vrijwillige hulp niet afdwingbaar en daarmee in de praktijk vaak incidenteel en aanvullend op andere vormen van zorg. Indien noodzakelijk kan de gemeentelijke ondersteuning bestaan uit tijdelijke vervanging van de mantelzorger of vrijwilliger.

4. Onderscheid huishoudelijke hulp huishoudelijke zorg

Sinds 2017 wordt een onderscheid gemaakt in huishoudelijke hulp en huishoudelijke zorg

HH Huishoudelijke hulp; de cliënt en/of zijn omgeving beschikt over voldoende regievermogen en kan een beroep doen op de diensten van een gecontracteerd bemiddelingsbureau. De cliënt maakt zelf afspraken met de hulp. De werkzaamheden van de hulp vallen in de regeling ‘dienstverlening aan huis’.

HZ Huishoudelijke zorg: de cliënt beschikt over onvoldoende regievermogen en kan een beroep doen op de diensten van een gecontracteerde zorgaanbieder. Deze wijst een huishoudelijke hulp toe aan een cliënt. De aanbieder maakt in overleg met de cliënt een zorgplan. De aanbieder stuurt de hulp aan.

Stroomschema

afbeelding binnen de regeling

5. Definitie schoon huis

Dit houdt in dat men gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, keuken, als slaapkamer in gebruik zijnde ruimtes, sanitaire ruimtes en schone gang/trap. Leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

Onder het resultaat ‘een schoon huis’ vallen basisactiviteiten en incidentele activiteiten. Basisactiviteiten betreffen stof afnemen nat en droog, stofzuigen, dweilen, keukenblok schoonmaken, toilet en badkamer schoonmaken, bed verschonen, afval opruimen. Incidentele activiteiten omvatten: ramen lappen, raambekleding wassen/schoonmaken, meubels schoonmaken, radiatoren reinigen, keukenapparatuur schoonmaken.

6. Basisvoorziening Schoon huis

De Normering van de Basisvoorziening “Schoon Huis” zoals deze door KPMG, Plexus en HHM voor de gemeente Utrecht is opgesteld dient als kader / handvat voor de toekenning van uren. Deze uren zijn gekoppeld aan activiteiten. Deze normering gaat uit van de definitie schoon huis zoals hierboven beschreven. De onderbouwing van de uren is op basis van onafhankelijk en zorgvuldig onderzoek tot stand gekomen. Met de basisuren kan het huis schoon gehouden worden op het door de gemeente gedefinieerde niveau van schoon, zoals hierboven beschreven.

De basisvoorziening hulp bij het huishouden omvat maximaal 104,9 uur per jaar. Dit geldt voor zowel huishoudelijk hulp als huishoudelijke zorg. Het activiteitenschema vormt hiertoe een handvat. Deze uren kunnen naar eigen inzicht van de cliënt ingezet worden voor het realiseren van het resultaat ‘schoon huis’ De basisvoorziening met 104,9 uur per jaar aan schoonmaakondersteuning per jaar moet voldoende zijn om een “schoon huis” te realiseren.

Benodigde tijd in uren per jaar

Afnemen, droog en nat

(basis)

24,3

Stofzuigen en dweilen

(basis)

22,6

Ramen en gordijnen

(incidenteel)

2,8

Bed verschonen

(basis)

3,6

Keukenblok schoonmaken

(basis)

16,3

Sanitair schoonmaken

(basis)

15,9

Afval opruimen

(basis)

0,3

Indirecte tijd bij de cliënt

19,0

Totaal

104,9 *

* Totaal wijkt af door afronding van som van de onderdelen.

Bij het onderzoek wordt de cliënt en zijn omgeving bevraagd op de eigen kracht. Zo wordt vastgesteld welke activiteiten (kunnen) worden uitgevoerd door de cliënt en zijn/haar omgeving. Deze uren gekoppeld aan deze activiteiten worden in mindering gebracht op bovenstaand totaal aantal uren.

In het onderzoek wordt tevens beoordeeld of met de “oude” indicatie in de praktijk een schoon huis gerealiseerd werd. In de motivatie voor de nieuwe indicatie wordt steeds de relatie gelegd met de ‘oude’ indicatie en wordt gemotiveerd waarom de nieuwe indicatie hoger of lager moet zijn.

7. Aanvullend op Basisvoorziening Schoon huis

Hoger niveau van hygiëne of schoonhouden is noodzakelijk

Als blijkt dat het noodzakelijk is om een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden te realiseren kan aan de cliënt aanvullende uren ondersteuning hulp bij het huishouden / huishoudelijke zorg worden toegekend. Dit kan als met de basisvoorziening, vanwege aantoonbare geobjectiveerde medische belemmeringen, onvoldoende resultaat kan bereiken.

De aanvullende uren worden op maat toegekend en zijn altijd aanvullend op de basisuren.

Richtlijn voor normering aanvullende uren:

Resultaat

Taken

Richtlijn benodigde tijd in uren per jaar

Hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren.

Extra lichte taken en zware taken uitvoeren bij:

- medisch geobjectiveerde allergieën voor huisstofmijt/ ernstige klachten t.g.v. COPD problematiek;

- bedlegerige patiënten; schoonmaak i.v.m. incontinentie, overmatige transpiratie, speekselverlies,

- extra schoonmaak i.v.m. ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen

- hogere vervuilingsgraad door gebruik van rollator, rolstoel, andere hulpmiddelen

0-26 uur per jaar met onderbouwing

8. Bepaling uren

Indien het aantal jaar-uren geen afgerond getal is, wordt het jaartotaal niet afgerond, maar vindt afronding plaats van het aantal week-uren, met afronding op een kwartier, volgens de gebruikelijke afrondingsregels (22,5 minuten wordt een half uur, lager dan 22,5 betekent afronding op 15 minuten)

Voorbeeld 1

totaal

104,9

Eigenkracht= afnemen droog nat

- 24,3

80,6

: 52 weken = 1,55 uur per week

Afronding op 1 uur en 30 minuten per week

(55% van 60 minuten = 33 minuten » 30 minuten)

Voorbeeld 2

totaal

104,9

Eigenkracht= afnemen droog nat

- 24,3

Ramen en gordijnen

- 2,8

Opruimen

- 0,3

Indirecte tijd

- 10,0

37,4

67,5

: 52 weken = 1,29 uur per week

Afronding op 1 uur en 15 minuten)

(29% van 60 minuten = 17,4 minuten » 15 minuten)

In onderstaande tabel wordt snel zichtbaar wat dit betekent. Er is gewerkt met intervallen van 15 minuten. Het aantal uren dat uit het onderzoek rolt wordt gerelateerd aan deze tabel om tot een eindconclusie te komen.

Voorbeeld: 60 uur ligt het dichtst bij 65, dat wordt dan 1,25 uur, 100 uur wordt 2 uur enzovoort.

uren per week

weken

jaarbasis

2,25

52

117,00

2

52

104,00

1,75

52

91,00

1,5

52

78,00

1,25

52

65,00

1

52

52,00

0,75

52

39,00

Ter informatie

Vrijheid inzet uren voor zorgaanbieder/klant

De feitelijke inzet van de uren kan door klant en zorgaanbieder vrij bepaald worden, zolang de inzet van uren valt binnen de indicatie behorend bij de 4-weeksperiode zoals de gemeente en het CAK die hanteren.

Voorbeeld

Cliënt is wegens ziekenhuisopname/vakantie 2 weken afwezig, bijv. week 1 en 2. De niet geleverde uren van week 1 en 2 kunnen alsnog benut worden in week 3 en 4.

Voorbeeld

Client is de weken 1 t/m 4 (periode 1) afwezig en zorgaanbieder wil uren uit periode 1 leveren in periode 2. Dit is niet mogelijk: in periode 2 kan slechts het maximum aantal uren geleverd worden van 4 weken.

9. Indicatietermijnen

Alle indicatietermijnen worden in de rapportage onderbouwd.

Maximum periode indicatie

Bij stabiele situaties kan een indicatie worden afgegeven voor langere tijd, de maximum periode is 5 jaar. Bij progressieve ziektebeelden kan een kortere periode aan de orde zijn om de situatie te monitoren. Dat geldt ook voor situaties waarbij nog verbetering mogelijk is.

10. Afstemming met Wlz

Voor cliënten die instromen in de Wlz geldt dat de Wmo-indicatie eindigt op de ingangsdatum van de Wlz.

Voor Wmo-cliënten van wie de partner binnen dezelfde leefeenheid een Wlz-indicatie heeft geldt op grond van deze Wlz-indicatie en de voorliggendheid van de Wlz op de Wmo 2015 ook dat de Wmo-indicatie beëindigd moet worden.

Het is aan de cliënt om wijziging van de indicatie door te geven aan de gemeente. De aanbieder die vaak bij de cliënt over de vloer komt heeft hier ook een verantwoordelijkheid. Hij kan de cliënt er op wijzen of zelf contact opnemen met de gemeente.

Als de cliënt en/of aanbieder dit niet doet, kan binnen een leefeenheid huishoudelijke hulp vanuit de Wlz en de Wmo 2015 worden verstrekt (een zogenaamde dubbele verstrekking). Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Daartoe heeft de VNG, binnen de mogelijkheden die er nu zijn (Ledenbrief VNG 4 oktober 2017), afspraken gemaakt met ZN en met de zorgkantoren.

Met de zorgkantoren is afgesproken dat gemeenten in geval van intrekking van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp zorgdragen voor een ‘warme overdracht’ en daartoe in overleg treden met het betrokken zorgkantoor. Met het zorgkantoor kan dan worden afgesproken dat de gemeente de beschikking voor huishoudelijke hulp vanuit de Wmo 2015 pas intrekt op het moment dat de huishoudelijke hulp uit de Wlz is geregeld.

Op die manier kan worden voorkomen dat de leefeenheid (tijdelijk) geen huishoudelijke hulp krijgt.

De gemeente zal tevens de aanbieder die de huishoudelijke hulp op basis van de Wmo 2015 leverde op de hoogte moeten brengen van deze intrekking om dubbele verstrekkingen en vervelende situaties achteraf tegen te gaan.

11. Tarieven 20181

Benaming

Hulst max. ZIN tarief

pgb (max.)

Eenheid

Huishoudelijke Hulp

€ 24,00

€ 16,00

Uur

Huishoudelijke Zorg

€ 25,80

€ 16,00

Uur

Individuele begeleiding

€ 48,00

€ 35,55

Uur

Spe. Ind. begeleiding

€ 79,20

€ 58,50

Uur

Reguliere dagbesteding

€ 35,28

€ 26,10

Dagdeel

Gespecialiseerde dagbesteding

€ 53,68

€ 39,69

Dagdeel

Kortdurend verblijf

€ 162,24

€ 120,24

Dag

Vervoer

€ 7,67

€ 5,67

Dag

Rolstoelvervoer

€ 20,44

€ 15,12

Dag

Beschermd Wonen

Via centrumgemeente

Via centrumgemeente

Offerte Bijlage

Art. 1 lid 4

Bijlage 4 Bijlage Beschermd Wonen 2018

1. Tarieven pgb Beschermd Wonen

Het tarief van het persoonsgebonden budget (pgb) is afgeleid van het tarief zorg in natura Beschermd Wonen zoals genoemd in de Deelovereenkomst ‘Uitvoering Beschermd Wonen - binnen de Wmo 2015’ en bedraagt in 2018 maximaal:

Ondersteuningsprofiel

Basis

Extra

Intensief

BW begeleiding

€ 96,34

€ 111,93

€ 141,29

per dag

BW woondeel all-inclusive

€ 26,60

€ 26,60

€ 26,60

per dag

BW woondeel geclusterd

€ 13,76

€ 13,76

€ 13,76

per dag

BW dagbesteding regulier

€ 26,10

€ 26,10

€ 26,10

per dagdeel

BW dagbesteding intensief

€ 39,69

€ 39,69

€ 39,69

per dagdeel

BW begeleiding, informele ondersteuning1

€ 30,00

€ 30,00

€ 55,00

per dag

Bijlage 5 Normering basisvoorziening Schoon Huis 12 augustus 2016

De bij dit besluit behorende bijlage 5 wordt bekendgemaakt door deze gedurende 12 weken voor een ieder ter inzage te leggen van 28 december 2017 tot en met 22 maart 2018 in de gemeentewinkel gelegen aan de Grote Markt 24 te Hulst.

De bijlage is tevens als externe bijlage bij dit besluit opgenomen.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven, worden hieronder behandeld.

Artikel 1. Protocollen, indicatiewijzer

In dit artikel is aangegeven dat onder andere gebruik wordt gemaakt van de Zelfredzaamheids-matrix (ZRM). Voor de toekenning van het aantal uren wordt gebruik gemaakt van de “Normering van de basisvoorziening “Schoon huis”, uitgave in opdracht van de gemeente Utrecht door KPMG plexus en Bureau HHM.

De Normering van de basisvoorziening “Schoon huis” is ondersteunend voor het bepalen van de aard en de omvang van de ondersteuning bij het huishouden. (uitvoeringsregels in bijlage 3).

Indien er onverhoopt sprake mocht zijn van verschil in uitleg c.q. definiëring tussen het gestelde in de protocollen en dit besluit, is het gestelde in dit besluit bepalend. Hiermee is tevens bepaald dat de genoemde protocollen niet bindend zijn, maar dienen als kader om tot vaststelling van de benodigde voorzieningen te komen. Afwijking op grond van individuele omstandigheden is altijd mogelijk.

Lid 4 van dit artikel gaat over beschermd wonen. De gemeentebesturen van de 13 Zeeuwse gemeenten hebben voor dit onderdeel van de Wmo 2015 mandaat verleend aan de gemeente Vlissingen voor de uitvoering van de toekenning en verstrekking van voorzieningen (toegang) en het vaststellen van de wijze van bekostiging van de maatwerkvoorziening Beschermd Wonen.

Artikel 2. Tarieven persoonsgebonden budget(pgb)

De gemeente Hulst stelt samen met de gemeente Terneuzen en Sluis een tarief per maatwerkvoorziening vast. Aanbieders geven jaarlijks aan welke voorziening ze leveren. De gemeente Hulst regelt de bevoorschotting van de aanbieders op basis van de uitgaven in het voorafgaande jaar. De zorgaanbieders dragen er zorg voor dat passende zorg wordt ingezet. Het rekentarief wordt gehanteerd om de verleende zorg binnen het budget te verantwoorden.

Binnen Zeeuws-Vlaanderen is afgesproken dat de tarieven op elkaar af te stemmen. Zo wordt de bureaucratie voor zorgaanbieders beperkt. Met nieuwe contractpartijen kunnen individueel afspraken worden gemaakt over een budget ten behoeve van het startjaar.

Indien de gemeente met een zorgaanbieder een budgetafspraak heeft voor levering van Zorg in Natura(ZIN), kan de aanvrager alleen met een bijzondere motivering in aanmerking komen voor een pgb bij deze zorgaanbieder. De zorgaanbieder kan immers dezelfde zorg bieden in natura.

De aanvrager die kiest voor een pgb regelt alles zelf, zoals het zoeken van een hulp, afspraken maken en deze vastleggen in een contract, zorgen voor een andere hulp bij ziekte of vakantie, loondoorbetaling bij ziekte, werkgeversaansprakelijkheidsverzekering. De aanvrager maakt de keuze voor een pgb nadat hij/zij hierover duidelijk en begrijpelijk is voorgelicht. De pgb-houders kunnen voor ondersteuning gebruik maken van de dienstverlening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

Het pgb tarief voor Beschermd Wonen is afgeleid van het tarief zorg in natura (ZIN) zoals dat is vastgelegd in de Deelovereenkomst voor het leveren van de Maatwerkvoorziening Beschermd Wonen 2018 – 2019. In 2018 is het pgb-tarief 90% van het tarief zorg in natura. Hiermee wordt voorlopig het beleid van de centrumgemeente gecontinueerd. De regels omtrent toegang zijn als bijlagen bij de Deelovereenkomst door het college op 12 december 2017 vastgesteld.

Artikel 3. Financiële tegemoetkoming (VERVALLEN)

Artikel 4. Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

In dit artikel wordt de hoogte van de, door de cliënt te betalen, bijdrage voor de Wmo maatwerkvoorzieningen (zorg in natura en pgb) vastgesteld op de kostprijs. Bij de bepaling van de eigen bijdragen wordt aangesloten bij het landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo dat jaarlijks door de Rijksoverheid wordt vastgesteld.

De eigen bijdragen worden vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK). De financiële positie van de gemeente Hulst staat het niet toe dan anders te besluiten dan gebruik te maken van de maximum variant, zoals bedoeld in het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2016. Hiermee wordt tevens voorkomen dat bij samenloop van voorzieningen (Wmo 2015 en Wlz) de niet door de gemeente benutte ruimte ten aanzien van de eigen bijdragen opgaat aan Wlz-eigen bijdragen. Met bijdrage plichtig inkomen, zoals gebruikt in dit artikel wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 3.9 van het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2016.

Voor de cliënten in beschermd wonen, geldt een ander eigen bijdrage regime. Hierin is geen sprake van keuzevrijheid aan de zijde van het college.

Een eigen bijdrage wordt overigens niet toegepast bij de verstrekking van rolstoelen en bij verstrekkingen aan jongeren beneden de 18 jaar, echter voor een woningaanpassing ten behoeve van jongeren wordt wel een eigen bijdrage gevraagd.

Artikel 5. Huishoudelijke voorzieningen

In dit artikel worden alle vormen van huishoudelijke voorzieningen opgesomd. Per onderdeel is de kostprijs of maximale eigen bijdrage vermeld.

Indien de huishoudelijke voorziening wordt verstrekt in natura wil dit zeggen dat de huishoudelijke hulp/zorg wordt geleverd door een gekwalificeerde medewerker van een, door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder. Daarnaast is het mogelijk om huishoudelijke voorziening te verkrijgen in de vorm van een persoonsgebonden budget. Bij het bepalen van de omvang wordt rekening gehouden met de individuele omstandigheden en artikel 1 van dit besluit. In bijlage 3 de uitvoeringsregels ten behoeve van de huishoudelijke hulp.

Bij de bepaling van de eigen bijdragen zijn de bedragen en percentages van toepassing zoals genoemd in de Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 oktober 2017, kenmerk 1238942-168244-Z, houdende vaststelling per 1 januari 2018 van bedragen krachtens het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Artikel 6. Vervoersvoorzieningen

De omvang van het persoonsgebonden budget voor vervoer per taxi of vervoer per rolstoeltaxi wordt als volgt vastgesteld:

In de uitzonderlijke individuele gevallen waarbij deze voorziening noodzakelijk is, er is immers sprake van een vervoersbehoefte waarin niet kan worden voorzien door de algemene voorziening, nl. het collectief systeem van aanvullend vervoer, wordt bij een leverancier die wel kan voorzien in deze voorziening (vervoer per taxi of vervoer per rolstoeltaxi), de prijs opgevraagd van de goedkoopst adequate voorziening. Het hiermee gemoeide bedrag wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf in deze vervoersbehoefte voorzien.

Een cliënt komt niet toe aan een maatwerkvoorziening voor vervoer als er een algemene voorziening is die passend en adequaat is. Het primaat ligt in dit geval bij het collectief systeem van aanvullend vervoer, eventueel in combinatie met andere vervoersvoorzieningen. De concrete invulling van dit systeem is in een afzonderlijk gemeentelijk besluit geregeld. In dit besluit dat het collectief systeem van aanvullend vervoer regelt, zijn onder andere bepalingen opgenomen over het vervoersgebied, de beschikbaarheid, de verschuldigde eigen bijdrage per rit en de voorwaarden voor het meereizen van een sociaal en/of medisch begeleider, kinderen en blindengeleide honden. Het samenwerkingsverband collectief vervoer Zeeuws-Vlaanderen, een gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Hulst, Terneuzen en Sluis is uitvoerder van dit collectief vervoerssysteem.

De vaststelling van het persoonsgebonden budget voor de overige in artikel 7 genoemde voorzieningen geschiedt, met in achtneming van artikel 2 van dit Besluit, als volgt:

Bij de op grond van de Europese aanbesteding Wmo-hulpmiddelen gecontracteerde leverancier, Welzorg wordt op basis van een programma van eisen de catalogusprijs opgevraagd voor de goedkoopst adequate voorziening. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier niet om de door de gemeente bedongen kortingsprijs maar om de catalogusprijs. Deze prijs, voor zover van toepassing verhoogd met een aanvullend bedrag voor onderhoud, gebruik, verzekeringen en reparatie wordt betaalbaar gesteld in de vorm van een persoonsgebonden budget. Tevens wordt bij genoemde leverancier, voor zover van toepassing, de gebruikelijke afschrijvingstermijn van een dergelijke vervoersvoorziening opgevraagd, want dit is immers de periode waarvoor, bij ongewijzigde (medische) omstandigheden van de cliënt, het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Met het verstrekte persoonsgebonden budget kan de cliënt conform de in het programma van eisen gestelde vereisten vervolgens zelf een vervoersvoorziening aanschaffen.

Artikel 7. Overige vervoersvoorzieningen

Er zijn vervoersvoorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

De verantwoording hiervoor geschiedt aan het college.

Artikel 8. Woonvoorzieningen

In dit artikel worden de verschillende mogelijkheden qua maatwerkvoorziening op het gebied van wonen genoemd. In deze toelichting wordt nader ingegaan op de wijze van vaststelling. Vanzelfsprekend worden alleen de noodzakelijke kosten conform het programma van eisen van de goedkoopst adequate voorziening vergoed. Ten aanzien van een aantal kosten is tevens de maximale vergoeding genoemd.

Bij een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woning wordt bij het vaststellen van de hoogte van de woonvoorziening rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking. Daarnaast dient het UAV 2012 van toepassing te zijn op uitvoering van werken.

  • 2.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking

  • 3.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 procent van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in DNR 2011. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

  • 5.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

  • 6.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting

  • 7.

    Renteverlies en/of rentekosten, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze betaling verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen.

  • 8.

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

  • 9.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

  • 10.

    De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.

  • 11.

    De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de cliënt, voor zover de kosten onder 1 t/m 11 meer dan € 907,-- bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 340,--.

Bij een voorziening van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard moet gedacht worden aan voorzieningen die niet leiden tot een aanpassing of verbouwing van de woning. Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn de douchestoel en de tillift.

Een voorziening voor de kosten van keuring, onderhoud en reparatie in de woning heeft betrekking op:

  • a.

    stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of sta-plateauliften;

  • c.

    woonhuisliften;

  • d.

    hefplateauliften;

  • e.

    balansliften;

  • f.

    de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • g.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren;

  • h.

    woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard.

De vergoeding van de kosten van onderhoud, keuring en reparatie die betrekking hebben op het genoemde in lid 1 onder f tot en met h zijn gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten.

De vergoeding van de kosten van onderhoud, keuring en reparatie die betrekking hebben op het genoemde in lid 1 onder a tot en met e zijn contractueel vastgelegd in zogenaamde raamovereenkomsten met de leveranciers. Voor de genoemde kosten betreffende liften, die niet zijn opgenomen in de raamovereenkomst geldt een vergoeding, overeenkomstig het maximum bedrag dat vermeld staat in de raamovereenkomsten. De afhandeling van de facturen vindt rechtstreeks plaats tussen de leveranciers en de gemeente.

De hoogte van een door het college te verstrekken woonvoorziening in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte noodzakelijke kosten met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onderdeel a van de Wet op de huurtoeslag, voor een maximale periode van 26 werkbare weken.

Het college kan een woonvoorziening in het kader van bezoekbaar maken de woning verlenen indien het noodzakelijk is dat een cliënt, die woont en verblijft in een WLZ-instelling, de woonkamer en een toilet van de te bezoeken woning van bijvoorbeeld het ouderlijk huis kan bereiken en gebruiken en indien de voorziening hiervoor noodzakelijk is. De hoogte van de te verstrekken woonvoorziening voor het bezoekbaar maken van de woning bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van € 5.000,00 (art. 10).

Het in lid 2 genoemde bedrag is bedoeld als richtlijn. Al onder de Wet voorzieningen gehandicapten gold de regel dat bij een aanvraag voor een woningaanpassing eerst werd bezien of verhuizing naar een andere woning een oplossing kon bieden. Dit is het zogenaamde primaat van de verhuizing. In feite gaat het om de uitwerking van de regel dat in beginsel wordt gekozen voor de goedkoopst adequate voorziening. De mogelijkheid tot het hanteren van het primaat verhuizing is onder de Wet voorzieningen gehandicapten in de jurisprudentie erkend, zij het wel dat enkele duidelijke voorwaarden zijn gesteld.

In de eerste plaats moeten de financiële gevolgen van de verhuizing voor de woonlasten aanvaardbaar zijn en dient de verhuizing te kunnen worden gerealiseerd binnen een uit het advies blijkende medisch verantwoorde termijn. Dat houdt dus in dat het college zicht moet hebben of aanvrager binnen de verantwoorde termijn kan verhuizen naar een geschikte aangepaste of goedkoper aan te passen woning.

Ook diverse andere relevante aspecten kunnen, afhankelijk van de situatie een rol spelen bij de afweging omtrent het toepassen van het primaat van de verhuizing in een concreet geval, zoals bijvoorbeeld het aanwezig zijn van een stevig netwerk en mantelzorgers in de bestaande woonsituatie van de aanvrager.

Het in lid 3 opgenomen bedrag geldt als een administratieve drempel om aanvragen voor relatief kleine voorzieningen te voorkomen. Het vermijdt bureaucratie, terwijl de aanvrager uiteindelijk later via de eigen bijdrage CAK toch de kosten zelf betaalt.

Artikel 9. Overige woonvoorzieningen

De aanvrager dient voor de verhuizing het verzoek tot vergoeding in te dienen. Bij een toekenning kan na indiening van de nota’s tot uitbetaling van de vergoeding overgegaan worden. De uitbetaling is niet hoger dan het in dit artikel genoemde maximum.

Artikel 10. Rolstoelvoorzieningen (natura of pgb)

Het bedrag voor een sportrolstoel wordt uitsluitend als pgb verstrekt. De aanvrager dient de rolstoel voor dit bedrag zelf aan te schaffen en gedurende drie jaar te onderhouden en indien nodig te repareren.

Artikel 11. Begeleidingsvoorzieningen

In dit artikel worden de mogelijke voorzieningen op het gebied van begeleiding weergegeven die als maatwerkvoorziening in natura (via een gecontracteerde zorgaanbieder) of in de vorm een persoonsgebonden budget kunnen worden ingezet. Naast de genoemde voorzieningen in de notitie is het college ook verantwoordelijk voor de (her)indicatie van beschermd wonen. Beschermd wonen is bedoeld voor cliënten die door omstandigheden (tijdelijk) niet zelfstandig kunnen wonen en waarbij een aanbieder voor beschermd wonen de cliënt (enige tijd) in een ‘gecontroleerde’ omgeving opvangt. Het gaat om cliënten met psychische of psychosociale problematiek. De feitelijke uitvoering van het beschermd wonen gebeurt tot 2020 via de aangewezen centrumgemeente Vlissingen.

Artikel 12. Begeleidingsvoorzieningen in natura

In lid 1 worden de prijzen genoemd die voor de diverse begeleidingsvoorzieningen zijn overeengekomen met de gecontracteerde zorgaanbieders.

De kostprijs voor beschermd wonen wordt vastgesteld door de aangewezen centrumgemeente, na overleg met de overige gemeenten (lid 2).

Artikel 13. Omvang van begeleidingsvoorzieningen in natura

In dit artikel is de maximale omvang van de geïndiceerde maatwerkvoorziening begeleiding per week bepaald. Voor de verschillende onderdelen zal dit gebeuren in (hele of halve) uren, dagdelen of dagen. Hiermee wordt in tegenstelling tot de AWBZ niet meer geïndiceerd in klassen, zodoende wordt meer flexibiliteit en maatwerk mogelijk gemaakt richting de cliënt en de zorgaanbieders.

Artikel 14. Begeleidingsvoorzieningen als persoonsgebonden budget

In het tweede lid wordt de omrekening van dagdelen en dagen per week naar uren aangegeven. De reden hiervoor is dat de opgave aan de SVB uitsluitend kan geschieden in hele uren.

Artikel 15. Beslissing college in gevallen waarin dit besluit niet voorziet

Ten behoeve van onvoorziene omstandigheden is dit artikel opgenomen.

Artikel 16. Citeertitel

Bij dit artikel is geen nadere toelichting noodzakelijk.

Artikel 17. Inwerkingtreding

Bij dit artikel is geen nadere toelichting noodzakelijk.


Noot
1

Bron: Besluit Maatschappelijke ondersteuning Hulst 2018

Noot
1

Het pgb kan verzilverd worden bij een persoon die ondersteuning biedt op informele basis en/of een familielid of persoon die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt. Dit is mogelijk indien het persoonlijke ondersteuningsplan en de zorgovereenkomst afdoende beschrijven:

- dat de levering van informele ondersteuning in elk geval de algemeen gebruikelijke hulp overstijgt;

- dat de levering beperkt blijft tot een gelimiteerd aantal uren per dag;

- dat de persoon die deze informele ondersteuning levert, door opleiding en/of ervaring in staat mag worden geacht om de ondersteuning te verrichten die passend is bij de aard van de (psychische en psychosociale) problematiek van de cliënt;

- dat de informele ondersteuning passend is voor de cliënt.