Verordening op de heffing en de invordering van staangeld

Geldend van 31-12-2002 t/m heden

Intitulé

Besluit tot vaststelling van de Verordening staangeld 2002

De raad van de gemeente Hulst;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2002;

gelet op artikel 156, tweede lid, onderdeel f en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit :

vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN STAANGELD

(Verordening staangeld 2003)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

standplaats:

een standplaats als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Woningwet (Stb. 1991, 439).

woonwagen:

een woonwagen als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van deWoningwet.

huurovereenkomst:

de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats c.a., waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam staangeld wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een

woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.

Artikel 3 Belastingplicht

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 4 Vrijstelling

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor de standplaats een huurovereenkomst geldt.

Artikel 5 Belastingtarieven

Het recht als bedoel in artikel 2 wordt geheven naar het tarief , opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak loopt van 1 juli tot en met 30 juni.

Artikel 7 Wijze van heffing

Het recht wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belasting in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 4. Voor belastingbedragen van minder dan € 5,00 vindt geen invordering plaats.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er, met inbe-

    grip van de maand van dagtekening van het aanslagbiljet, nog maanden in het be-

    lastingtijdvak overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening

    van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval van dagtekening van het

    aanslagbiljet na het einde van het belastingtijdvak dat de aanslagen moeten worden

    betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de

    dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van staangeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van de tarieven die zijn

opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de

heffing en de invordering van het recht.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ’Verordening staangeld 2000’ van 15 november 2001, no. 129k, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 31 december 2002.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2003.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als ”Verordening staangeld 2003”

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hulst van 19 december 2002.

    De secretaris, De voorzitter,

TARIEVENTABEL, BEHORENDE BIJ DE VERORDENING STAANGELD 2003

 

  (vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2002)

 

straatnaam/centrumnaam

huisnummers

jaartarief per standplaats

Beringstraat

1 en 7

3 en 5

€ 2.028,00

€ 1.300,80 

James Cookstraat

1 t/m 7

2 t/m 10

€ 1.300,80

€ 1.300,80

Kamillestraat

1 t/m 11 (oneven)

2 t/m 8 (even)

€ 1.300,80

€ 1.300,80

Tragel

8 t/m 26

€ 1.300,80

 

Woestijneplein

2 t/m 16

€ 1.300,80

 

De Rape

(1 t/m 31)

(2 t/m 31)

€ 410,0

 

Behoort bij raadsbesluit van 19 december 2002, no.

De gemeentesecretaris van Hulst,