Regeling vervallen per 11-06-2015

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2014-I gemeente IJsselstein

Geldend van 17-07-2014 t/m 10-06-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2014-I gemeente IJsselstein

De raad van de gemeente IJsselstein;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 juli 2014 (60551);

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de: Parkeerbelastingverordening IJsselstein 2014-I

Artikel 1. Definities en Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselst ein;

  • b.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • c.

    houder: diegene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, en hetgeen wat in het maatschappelijk en economisch verkeer geaccepteerde methoden zijn om aan de betaalplicht te kunnen voldoen;

  • e.

    parkeer zone : gebied waarbinnen een daartoe vastgesteld tarief geldt voor het betaald parkeren en waar met de verleende parkeervergunning op een parkeerapparatuurplaats en/of vergunninghoudersparkeerplaats mag worden geparkeerd ;

  • f.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in art. 1 onder 1a van het RVV 1990.

  • g.

    vergunning: een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren zoals geregeld en beschreven in de Parkeerverordening IJsselstein 2014-I

  • h.

    deela uto: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden .

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • i.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • ii.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4. Vrijstelling

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 2, wordt niet geheven van een houder van een geldige gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2. Deze uitzondering geldt niet in parkeergarages of bij parkeren achter slagbomen.

Artikel 5. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer;

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de parkeervergunning wordt verleend.

Artikel 7. Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 8. Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren;

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt via een telefoon of op een andere in het maatschappelijk en economisch verkeer geaccepteerde methode om achteraf aan de betaalplicht te kunnen voldoen;

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet worden betaald binnen de termijn die op de opgestuurde beschikking en acceptgiro is vermeld.

Artikel 9. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10. Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 49,00.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 13. Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    De Parkeerbelastingverordening 2014 gemeente IJsselstein wordt ingetrokken;

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking;

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 11 juli 2014;

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Parkeerbelastingverordening IJsselstein 2014-I’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 juli 2014.

de griffier, de voorzitter,

J.A.M. Kleene drs. P.C. van den Brink

Tarieventabel behorende bij Parkeerbelastingverordening IJsselstein 2014-I

Behorende bij en deel uitmakende van de Parkeerbelastingverordening IJsselstein 2014-I, zoals deze is vastgesteld bij raadsbesluit van10 juli 2014.

1. Begripsomschrijvingen

In deze tabel wordt verstaan onder:

  • a.

    dag: periode van 00.00 uur tot 24.00 uur

  • b.

    maand: een kalendermaand

  • c.

    jaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december.

2. Parkeerzones

Als betaald parkeergebieden als bedoeld in artikel 2 lid a van de Parkeerbelastingverordening IJsselstein 2014-I, gelden de volgende parkeerzones:

alle openbaar toegankelijke parkeerplaatsen, parkeerterreinen en rijbanen in het gebied:

C(entrum):

Het stadshart dat wordt omringd door de volgende wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen: Stadsgracht, Sint Nicolaasstraat, Kronenburgplantsoen, Utrechtsweg, Walkade, Molenstraat.

S(chil):

Het gebied dat wordt omringd door de volgende wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen:

Utrechtseweg en Beneluxweg, Hazenveld, Paardenlaan, fietspad verlengde van de Paardenlaan, Baronieweg, Heemradenlaan, Groene Dijk, Achtersloot, Vicarielaan, Vondellaan, Kasteellaan, Pasqualinilaan, Marconilaan, Simon Stevinlaan, Eiteren, Prins Clauskade, IJsselbrug, Poortdijk, Turfschouw.

W(oonwerk) :

Alle openbaar toegankelijke parkeerplaatsen op Parkeerterrein Kasteellaan, parkeerterrein Utrechtsestraat/ Kronenburgplantsoen achter de hervormde kerk, parkeerterrein Hazenveld, aan de Podiumweg.

3. Tarieven bij parkeerapparatuur

Het tarief voor parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a van de Parkeerbelastingverordening IJsselstein 2014-I bedraagt:

Tabel 1: tarieven bij parkeerapparatuur

Parkeerzone

Tijdseenheid

Tarief

Alle openbaar toegankelijke parkeerplaatsen voor de parkeerzones C, S en W, uitgezonderd Podiumweg

Uur

€ 1,70

Parkeerplaatsen Podiumweg

Uur

€ 1,25

De kleinste betaaleenheid bedraagt € 0,10.

4. Tarieven van parkeervergunningen

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de Parkeerbelastingverordening IJsselstein 2014-I bedraagt:

  • 1.

    Voor een eerste Bewonersvergunning zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub a van de Parkeerverordening IJsselstein 2014-I , per jaar: € 50,00.

  • 2.

    Voor een tweede Bewonersvergunning zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub a van de Parkeerverordening IJsselstein 2014-I , per jaar: € 75,00.

  • 3.

    Voor een Zakelijke parkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub b van de Parkeerverordening IJsselstein 2014-I , per jaar: € 175,00.

  • 4.

    Voor een parkeervergunning mantelzorg zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub c van de Parkeerverordening IJsselstein 2014-I , per jaar: € 50,00.

  • 5.

    Voor een parkeervergunning hulpverleners zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub d van de Parkeerverordening IJsselstein 2014-I , per jaar: € 50,00;

  • 6.

    Voor een parkeervergunning marktkooplieden zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub e van de Parkeerverordening IJsselstein 2014-I , per jaar: € 50,00;

  • 7.

    Voor een Werkparkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub f van de Parkeerverordening IJsselstein 2014-I ,

    • a.

      per dag: € 7,50;

    • b.

      per week: € 22,50;

    • c.

      per maand: € 67,50;

    • d.

      per kwartaal: € 168,75;

    • e.

      per jaar: € 506,25

  • 8.

    Voor een Woonwerkparkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub g van de Parkeerverordening IJsselstein 2014-I per jaar: € 100,00.

  • 9.

    Voor een Deelautovergunning zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub h van de Parkeerverordening IJsselstein 2014-I per jaar: € 175,00.

  • 10.

    Voor bezoekersparkeren bewoners zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub i van de Parkeerverordening IJsselstein 2014-I per drie uur: € 1,00.

5. Berekening tarieven bij wijzigingen gedurende het jaar.

Indien de belastingplicht ter zake van de vergunningen als bedoeld onder punt 4 van deze tarieventabel wordt beëindigd in de loop van het jaar, wordt op schriftelijk verzoek ontheffing verleend over het volle aantal maanden dat na beëindiging van de belastingplicht nog overblijft.