Regeling vervallen per 06-08-2015

Algemene subsidieverordening IJsselstein 2004

Geldend van 31-12-2008 t/m 05-08-2015

Intitulé

Algemene subsidieverordening IJsselstein 2004

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING IJSSELSTEIN 2004

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.1 activiteit : een samenhangend geheel van werkzaamheden op

het gebied van een programma, gericht op het

bereiken van een maatschappelijk effect;

1.2 begroting : een raming van inkomsten en uitgaven over een

kalenderjaar;

  • 1.

    3 beleidsdoel : een doel binnen een bepaald beleidsterrein

  • 1.

    4 beleidsregels : door de gemeenteraad of het college bij besluit

vastgestelde algemene regels, niet zijnde een

algemeen verbindend voorschrift (verordening),

omtrent de afweging van belangen, de vaststelling

van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften

bij het gebruik van een bevoegdheid van de

gemeenteraad of het college;

1.5 beroepskracht : degene die op grond van een arbeidsovereenkomst of

een overeenkomst tot het verrichten van enkele

diensten ten behoeve van een instelling een functie

beoefent;

1.6 het college : het college van burgemeester en wethouders van de

gemeente IJsselstein;

1.7 de commissie : door de gemeenteraad ingestelde commissie die

adviseert binnen bepaalde beleidsterreinen;

  • 1.

    8 gemeenteraad : de raad van de gemeente IJsselstein;

  • 1.

    9 herhaalde aanvraag : aanvraag die in de kern overeenkomt met een reeds

in het verleden door aanvrager gedane aanvraag;

1.10 instelling : een rechtspersoon die tot doel heeft het welzijn van

de burgers van de gemeente IJsselstein in het

algemeen, in het bijzonder of op een bepaald terrein

te bevorderen en daarvoor krachtens deze

verordening subsidie wenst te ontvangen;

1.11 jaarverslag : een door het hoogste bevoegde orgaan van een

instelling vastgesteld inhoudelijk verslag met

betrekking tot georganiseerde activiteiten of

verrichte werkzaamheden over het jaar waarvoor de

instelling subsidie heeft ontvangen;

1.12 jubileumsubsidie : subsidie aan een in IJsselstein gevestigde of

werkzame organisatie, die in het kader van de

viering van een jubileum, activiteiten organiseren

met een openbaar karakter gericht op de plaatselijke

bevolking. De jubileumsubsidie is een incidentele

subsidie;

1.13 product : de producten zoals aangegeven in de gemeentelijke

begroting

  • 1.

    14 programma : een thematisch cluster van producten

  • 1.

    15 reserves : vermogensbestanddelen die als eigen vermogen van

een instelling zijn aan te merken en die,

bedrijfseconomisch gezien, vrij besteedbaar zijn.

Reserves worden onderscheiden in algemene en

bestemmingsreserves. Zodra aan een reserve een

bestemming is gegeven, deze bestemming is

goedgekeurd door het college en als

zodanig is aangemerkt als bestemmingsreserve, of

wanneer aan een reserve door het college

voorwaarden zijn gesteld, is er sprake van een

bestemmingsreserve. De overige reserves zijn

algemene reserves;

1.16 subsidie : de aanspraak op financiële middelen, door het

college verstrekt aan een instelling voor het zonder

winstoogmerk uitvoeren van omschreven activiteiten,

anders dan als betaling voor aan de gemeente

geleverde goederen of diensten;

1.17 subsidiesoorten : incidentele subsidies; structurele subsidies te weten:

budget-, waarderingssubsidies; en

jubileumsubsidies;

1.18 structurele subsidie : een subsidie die voor een bepaalde periode wordt

verleend door de gemeenteraad voor jaarlijks

terugkerende activiteiten.

a.budgetsubsidie : een structurele subsidie waarvoor bepaalde activiteiten als

prestatie moeten worden geboden en waarover vooraf

afspraken zijn gemaakt tussen de instelling. De afspraken

kunnen in een overeenkomst worden vastgelegd;

  • b.

    waarderingssubsidie : een structurele subsidie, die wordt verleend wanneer

    wordt voldaan aan in door burgemeester en wethouders

    vast te stellen beleidslijn opgenomen normen, gebaseerd

    op het leveren van een bijdrage aan het maatschappelijk

    effect van een programma;

    • 1.

      19 incidentele subsidie : een incidentele subsidie voor een of meerdere

activiteiten met een eenmalig of experimenteel

karakter en een looptijd van maximaal één jaar.

1.20 subsidieperiode : het in de subsidiebeschikking aangegeven of in de

1. subsidieovereenkomst overeengekomen aantal

kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verleend;

1.21 subsidiebeschikking : een schriftelijk besluit van het college op een

1. subsidieaanvraag tot subsidieverlening waarbij een

omschrijving van georganiseerde activiteiten of te verrichten werkzaamheden, de maximale hoogte van

de subsidie en eventuele subsidievoorwaarden

worden meegedeeld aan de instelling die subsidie

ontvangt;

1.22 subsidieovereenkomst : een overeenkomst tussen het college en de subsidie-

ontvangende instelling, waarbij vooraf door het

college aan de instelling voor een bepaalde periode

een vast bedrag aan middelen wordt verleend ten

behoeve van de realisering van een zeker niveau van

te organiseren activiteiten of te verrichten

werkzaamheden. De subsidieovereenkomst kan

worden gebruikt ten behoeve van subsidies die voor

een bepaalde periode worden verleend;

1.23 subsidieoverzicht : een schriftelijk besluit van het college waarin onder

andere het overzicht van activiteiten en instellingen

is opgenomen die de gemeente in het jaar waarop

het subsidieoverzicht betrekking heeft op enigerlei

wijze voornemens is te subsidiëren, alsmede de voor

genoemd jaar geldende subsidieplafonds;

1.24 subsidieplafond : bedragen die gedurende een bepaald tijdvak ten

hoogste beschikbaar zijn gesteld voor de verstrekking

van subsidie op programmaniveau en voor structurele

respectievelijk incidentele subsidie op

productniveau;

1.25 subsidieplan : bevat de door het college vastgestelde

subsidie beleidsbeginselen waaraan

subsidieaanvragen worden getoetst;

1.26 subsidievaststelling : de beschikking tot subsidievaststelling, waarbij het

bedrag van de subsidie over een kalenderjaar

definitief wordt vastgesteld en die aanspraak geeft

op betaling van het vastgestelde bedrag;

1.27 vrijwilliger : degene die diensten en of werkzaamheden verricht

ten behoeve van een instelling zonder daarvoor op

enigerlei wijze een vergoeding te ontvangen anders

dan een eventuele onkostenvergoeding;

1.28 werkplan : het door de instelling opgestelde programma,

volgens de richtlijnen van het college, waarin de in het betrokken subsidiejaar uit te voeren activiteiten

en werkzaamheden worden vermeld met de

doelstelling, de doelgroepen, de te hanteren

methoden en de benodigde personele, materiele

en organisatorische middelen.

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening

  • 1. De onderhavige verordening is van toepassing op instellingen die ten behoeve van binnen

    gemeentelijk beleid passende doelen activiteiten organiseren en werkzaamheden

    uitvoeren, uitgezonderd lid 2 van dit artikel.

  • 2. In het geval bijzondere subsidieverordeningen regels stellen ten aanzien van een subsidie zijn

    deze regels onverkort van toepassing.

  • 3. Tenzij een bijzondere subsidieverordening anders bepaalt stelt de Algemene Subsidieverordening

    2004 IJsselstein regels voor zover hierin niet is voorzien in een bijzondere subsidieverordening,

    met dien verstande dat de strekking en de aard van deze regels niet in strijd mag zijn met

    hetgeen is bepaald in de bijzondere verordening (zie tevens artikel 52).

  • 4. Het college is bevoegd:

    • a.

      een of meer bepalingen van deze verordening in individuele gevallen niet van toepassing te

      verklaren;

    • b.

      naast de bepalingen van deze verordening bijzondere voorwaarden aan het verlenen van

      subsidie te verbinden voorzover deze voorwaarden strekken ter bescherming van de

      belangen die deze verordening beoogt te dienen; de voorwaarden dienen in de beschikking

      te worden vermeld.

Artikel 3 Subsidieplafond

  • 1. De raad stelt eenmaal per jaar een subsidieplafond per programma vast, op voorstel van het college.

  • 2. Jaarlijks neemt het college het besluit tot het in concept vaststellen van een subsidieplafond per beleidsproduct. Definitieve vaststelling geschiedt bij definitieve vaststelling van het subsidieoverzicht.

  • 3. Ieder subsidieplafond voor een beleidsproduct bestaat uit een plafond voor structurele respectievelijk incidentele subsidie, beide vast te stellen door het college.

  • 4. De vaststelling van de programmasubsidieplafonds geschiedt met het vaststellen van de begroting voor het volgende kalenderjaar in november.

  • 5. Het college bepaalt bij het vaststellen van de subsidieplafonds per product hoe en op welke wijze de beschikbare bedragen worden verdeeld.

  • 6. Het college kan besluiten additionele afzonderlijke subsidieplafonds vast te stellen met het subsidieoverzicht.

Artikel 4 Subsidieplan

Het collegeprogramma geldt als subsidieplan. Met de vaststelling van het collegeprogramma gelden de daarin verwoorde uitgangspunten als algemene grondslag voor het te voeren beleid inzake subsidieverstrekking.

Artikel 5 Subsidieoverzicht

  • 1. Het concept subsidieoverzicht ligt gedurende 14 dagen ter inzage op het gemeentehuis, teneinde de in het subsidieoverzicht genoemde instellingen de gelegenheid te geven schriftelijk hun zienswijze kenbaar te maken. Het concept wordt tevens door het college ter kennisgeving aan de raadscommissies aangeboden.

  • 2. Het college stelt nadat de raad de begroting heeft vastgesteld en na afloop van de periode van inzage, echter voor 31 december, het subsidieoverzicht voor het daaropvolgende kalenderjaar vast.

Artikel 6 Inhoud subsidieoverzicht

In het subsidieoverzicht wordt tenminste opgenomen:

  • a.

    een overzicht van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de in het subsidieplan genoemde beleidsterreinen;

  • b.

    een overzicht van de hoogte van de subsidieplafonds voor het jaar waarop de in het programma opgenomen subsidieaanvragen betrekking hebben;

  • c.

    een opgaaf van alle structurele subsidieaanvragen, welke betrekking hebben op de desbetreffende beleidsterreinen;

  • d.

    besluitvorming, zowel positieve als negatieve, over de structurele subsidieverlening per de in het subsidieoverzicht opgenomen subsidieaanvraag;

  • e.

    besluitvorming, zowel positieve als negatieve, over de incidentele subsidieverlening per de in het subsidieoverzicht opgenomen subsidieaanvraag.

Artikel 7 Subsidievoorwaarden

Om voor subsidie in aanmerking te komen dient de subsidieaanvragende instelling in voldoende mate aan te tonen dat voldaan wordt aan het bepaalde in de artikelen 7.1, 7.2, 7.3, alsmede aan artikel 8 ‘weigeringsgronden’.

Artikel 7.1 Voorwaarden activiteiten en / of werkzaamheden

  • a.

    de activiteiten en/of werkzaamheden van de subsidieaanvragende instelling dienen voldoende te zijn gericht op of ten goede te komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • b.

    de activiteiten en/of werkzaamheden zijn niet in strijd met het recht, het algemeen belang of de openbare orde;

  • c.

    subsidiëring van de instelling werkt geen ongewenste doublure qua activiteiten en/of werkzaamheden van een reeds door de gemeente gesubsidieerde instelling in de hand;

  • d.

    de instelling kan de behoefte aan de activiteiten aannemelijk maken;

  • e.

    de activiteiten en/of werkzaamheden van de subsidieaanvragende instelling passen binnen het gemeentelijk subsidiebeleid en voldoen aan de subsidiebeleidsuitgangspunten;

  • f.

    de activiteiten en/of werkzaamheden passen binnen het vastgestelde subsidieplafond, waarvoor op de goedgekeurde begroting van de gemeente gelden zijn uitgetrokken;

  • g.

    de activiteiten en/of werkzaamheden van de subsidieaanvragende instelling staan open voor een ieder, zonder onderscheid in sociaal, godsdienstig, levensbeschouwelijk of politiek opzicht;

  • h.

    subsidiëring van de instelling werkt geen doublure in de hand in die zin dat de instelling voor de zelfde activiteiten niet meerdere subsidiebedragen van de gemeente kan ontvangen;

  • i.

    de door de instelling geplande activiteiten en/of werkzaamheden zijn opgenomen in het voor

    het subsidiejaar geldende subsidieoverzicht;

  • j.

    de instelling kan aantonen dat de geplande activiteiten en/of werkzaamheden zullen

    plaatsvinden en tot een goed einde worden gebracht;

  • k.

    de instelling beschikt over voldoende draagvlak voor de realisering van de

geplande activiteiten en/of werkzaamheden, hetgeen onder meer kan blijken uit het aantal

leden/deelnemers/bezoekers;

l.de instelling geeft een duidelijk omschreven direct belang aan van de activiteiten en/of

l. werkzaamheden voor de plaatselijke bevolking van de gemeente;

Artikel 7.2 Financiële voorwaarden

  • a. onverminderd het bepaalde onder sub e van dit artikel dienen de financiële middelen

    volledig te worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld;

  • b. de instelling die een herhaalde subsidieaanvraag doet, vraagt tijdens de periode waarover

    subsidie wordt uitgekeerd, indien het voornemen bestaat tot het verbruiken van haar reserves,

    hiervoor toestemming aan de gemeente;

  • c. de instelling vraagt van haar leden/deelnemers/bezoekers een naar het oordeel van het college

    redelijke bijdrage inzake het lidmaatschap, activiteiten, horeca verstrekkingen,

    etc;

  • d. De subsidieaanvragende instelling legt op behoorlijke wijze verantwoording en rekening af

    omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover

    deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • e. de subsidieaanvragende instelling beschikt niet over een dusdanig eigen vermogen dat

    subsidiëring redelijkerwijs achterwege kan blijven. Om te bepalen of dit zo is kunnen burgemeester en

    wethouders een vermogenstoets toepassen;

  • f. de financiële middelen van de subsidieaanvragende instelling dienen doelmatig te worden

    besteed. Dit criterium geldt mede voor het jaar voorafgaande aan de subsidieaanvraag;

  • g. het moet de subsidieaanvragende instelling ontbreken aan voldoende eigen financiële

    middelen, hetzij middelen van derden, om de activiteiten en/of werkzaamheden zelf te

    bekostigen;

  • h. met inbegrip van de verleende subsidie, beschikt de instelling over voldoende financiële

    middelen om de activiteiten en/of werkzaamheden te laten plaatsvinden;

  • i. de subsidieaanvragende instelling opereert zonder enig winstoogmerk:

  • j. commerciële activiteiten zijn alleen toelaatbaar indien zij naar hun aard in het verlengde liggen

    van de activiteiten van de instelling die voor subsidie door de gemeente in aanmerking komen,

    zulks ter beoordeling van het college;

  • k. de volgende activiteiten en kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

    • -

      commerciële activiteiten;

    • -

      bar- en keukenexploitatie;

    • -

      het verstrekken van consumpties en attenties, tenzij vooraf goedgekeurd door het college;

    • -

      lidmaatschappen van regionale, provinciale, landelijke of internationale organisaties

    • -

      rente alsmede afschrijvingen voortvloeiende uit niet vooraf door het college goedgekeurde investeringen;

    • -

      kampen, dagtochten, excursies en reizen, tenzij vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

Artikel 7.3 Voorwaarden instelling

  • a.

    De subsidieaanvragende instelling verstrekt in het kader van de aanvraag geen gegevens

    waarvan zij wist of behoorde te weten dat deze onjuist of onvolledig waren en de vertrekking

    van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag hebben geleid.

  • b.

    de instelling is niet uitsluitend werkzaam in het belang van een politieke groepering, een

    vakorganisatie, een bedrijf of een kerkgenootschap, noch beoogt of bedrijft feitelijk een in

    hoofdzaak politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming;

  • c.

    de instelling beschikt over een dusdanige bestuursvorm dat deelnemers, leden, vrijwilligers en

    beroepskrachten voldoende bij het beleid en de besluitvorming worden betrokken;

  • d.

    de instelling voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

  • e.

    de subsidieaanvragende instelling dient in overeenstemming met de aan de subsidie verbonden

verplichtingen te handelen;

f.De subsidieaanvragende instelling bezit volledige rechtspersoonlijkheid, overeenkomstig artikel

f. 2:27 van het Burgerlijk Wetboek, of is een erkend onderdeel van een volledige

f. rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie. Het college kan in voorkomende gevallen bepalen

f. dat een instelling geen volledige respectievelijk gedeeltelijke rechtspersoonlijkheid hoeft te

f. bezitten.

Artikel 8 Niet in behandeling nemen en weigering

  • 1.

    Een subsidie wordt door het college niet in behandeling genomen, indien de aanvraag na 1 mei voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is ingediend, behoudens de gevallen waarin op grond van artikel 19 ontheffing is verleend.

  • 2.

    Onverminderd de toepassing van artikel 53 van de verordening wordt een subsidie door het college in ieder geval geweigerd, indien er gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

    • a.

      de subsidie het plafond van het voor de verstrekking beschikbare bedrag zal overschrijden;

    • b.

      niet aan de voorwaarden zal worden voldaan zoals genoemd in de artikelen: 7.1 sub a tot en

met f, 7.2. sub a tot en met d en 7.3 sub a.

c.de subsidieaanvragende instelling failliet is verklaard of aan haar surséance van betaling is

c. verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 9 Integriteitonderzoek

Een subsidie aan een rechtspersoon of aan een natuurlijke persoon kan worden geweigerd dan wel worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 10 Rijksgelden

Aan een instelling kan door het college subsidie worden verleend ten behoeve van activiteiten en/of werkzaamheden ten aanzien waarvan de gemeente rijksgelden verwacht als bijdrage in de kosten van de uitvoering van die activiteiten en/of werkzaamheden. Voorwaarde voor vorengenoemde subsidiëring is het daadwerkelijk verkrijgen van de betreffende rijksgelden op het moment van de vaststelling van de gemeentelijke begroting en het subsidieoverzicht. Het niet of in mindere mate verkrijgen van de rijksgelden kan aanleiding geven tot dienovereenkomstige aanpassing van de gemeentelijke begroting en het subsidieoverzicht.

Artikel 11 Begrotingsvoorwaarde

Een subsidie ten laste van de begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld, zoals bedoeld in artikel 4:34, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12 Subsidiesoorten

  • 1.

    a.De budgetsubsidie is een structurele subsidie waarvoor bepaalde activiteiten als

    prestatie moeten worden geboden waarover vooraf afspraken zijn gemaakt tussen de instelling en

    de gemeente. De afspraken kunnen in een overeenkomst worden vastgelegd.

    • b.

      De budgetsubsidie wordt in beginsel voor vier jaar verleend en ieder jaar vastgesteld.

  • 2.

    De waarderingssubsidie is een structurele subsidie die wordt verleend wanneer wordt voldaan aan in

door burgemeester en wethouders vast te stellen beleidslijn opgenomen normen, gebaseerd op het

leveren van een bijdrage aan het maatschappelijk effect van een programma.

3.Een incidentele subsidie is een subsidie voor een of meerdere activiteiten met een eenmalig of

experimenteel karakter en een looptijd van maximaal één jaar.

HOOFDSTUK 2 DE SUBSIDIEAANVRAAG

Artikel 13 Structurele en incidentele subsidie

  • 1. Subsidieaanvragen worden onderscheiden in:

    • a.

      aanvragen voor subsidies ten behoeve van jaarlijks terugkerende activiteiten, verder te noemen: structurele subsidieaanvragen;

    • b.

      aanvragen voor subsidies ten behoeve van activiteiten die het karakter hebben van een eenmalig evenement, een nieuwe opzet of werkwijze (experiment), verder te noemen: incidentele subsidies.

  • 2. Aanvragen om structurele subsidie, te onderscheiden in:

    • a.

      eerste aanvragen;

    • b.

      herhaalde aanvragen.

Artikel 14 Algemene vereisten subsidieaanvraag

  • 1. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt een subsidieaanvraag vóór 1 april voorafgaande aan het jaar of de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2. De subsidieaanvraag wordt in ieder geval ondertekend en bevat ten minste:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      het gewenste subsidiebedrag, inclusief een onderbouwing;

    • d.

      een goed gefundeerde motivatie waarom de instelling vindt dat zij in aanmerking komt of dient te komen voor subsidie;

    • e.

      een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

  • 3. De subsidieaanvragende instelling verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 4. Bij niet tijdige indiening van de subsidieaanvraag, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, vindt behoudens in de gevallen waarvoor het college ontheffing heeft verleend, zoals bedoeld in artikel 19, geen opneming in het subsidieoverzicht plaats.

  • 5. Het stellen van verplichtingen aan de subsidieaanvrager gebeurt in overeenstemming met artikel

    4:39 Awb.

Artikel 15 Vereisten eerste aanvraag structurele subsidie

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 14 van deze

verordening, verstrekt de subsidieaanvragende instelling bij haar aanvraag de volgende gegevens:

  • a.

    een werkplan en een uitgewerkte begroting voor het jaar (de jaren) waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • b.

    een ledenlijst, indien van toepassing;

  • c.

    het financiële en het jaarverslag van het jaar voorafgaande aan de aanvraagdatum;

  • d.

    een exemplaar van de stichtingsakte, de notarieel vastgestelde statuten en/of het reglement, dan wel de ontwerpen daarvan;

  • e.

    een opgave van de bestuurssamenstelling;

  • f.

    een overzicht van de financiële positie van de instelling op het tijdstip van de aanvraag;

  • g.

    een beschrijving van de organisatievorm, de werkwijze en, indien subsidie voor de personeelskosten wordt gevraagd, een motivering van de wenselijk gedachte personeelsformatie, een taakomschrijving van de beroepskracht(en) en de vrijwilligers, de arbeidstijd en de eventueel geldende CAO-bepalingen;

  • h.

    een gespecificeerde opgave van kosten voor de opleiding van kader, indien van toepassing.

Artikel 16 Vereisten herhaalde aanvraag structurele subsidie

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 14 van deze verordening, verstrekt de subsidieaanvragende instelling bij een herhaalde aanvraag voor een structurele subsidie de volgende gegevens:

  • a.

    een werkplan en een uitgewerkte begroting voor het jaar (de jaren) waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • b.

    het financiële en het jaarverslag van het jaar voorafgaande aan de aanvraagdatum;

  • c.

    een ledenlijst, indien van toepassing;

  • d.

    een opgave van de bestuurssamenstelling;

  • e.

    een overzicht van de financiële positie van de instelling op het tijdstip van de aanvraag;

  • f.

    indien subsidie voor de personeelskosten wordt aangevraagd, een motivering van de wenselijk gedachte personeelsformatie, een taakomschrijving van de beroepskracht(en) en de vrijwilligers, de arbeidstijd en de eventueel geldende CAO-bepalingen.

Artikel 17 Vereisten aanvraag incidentele subsidie

  • 1. Een instelling die subsidie aanvraagt voor activiteiten en/of werkzaamheden, die krachtens deze verordening worden aangemerkt als incidentele subsidie dient, onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 14 van deze verordening, tezamen met de subsidieaanvraag de volgende gegevens in:

    • a.

      een gedetailleerde omschrijving en begroting van de activiteiten en/of werkzaamheden;

    • b.

      een overzicht van de financiële situatie van de instelling;

    • c.

      het financiële en het jaarverslag van het jaar voorafgaande aan de aanvraagdatum;

    • d.

      een exemplaar van de stichtingsakte en/of het reglement, dan wel de ontwerpen van deze stukken, voor zover nog niet in het bezit van het college;

    • e.

      een opgave van de bestuurssamenstelling, voor zover nog niet in het bezit van het college;

    • f.

      een ledenlijst, indien van toepassing;

    • g.

      indien subsidie voor de personeelskosten wordt aangevraagd, een motivering van de wenselijk gedachte personeelsformatie, een taakomschrijving van de beroepskracht(en) en de vrijwilligers, de arbeidstijd en de eventueel geldende CAO-bepalingen.

  • 2. Een aanvraag voor een incidentele subsidie kan gedurende het gehele kalenderjaar worden ingediend bij het college, de aanvraag dient echter minimaal negen weken voordat de activiteit plaatsvindt of plaats zal vinden te zijn ingediend.

Artikel 18 Nadere gegevens of voorschriften subsidieaanvraag

  • 1. Het college kan, afhankelijk van de aanvraag en de soort subsidie, bepalen dat nadere gegevens moeten worden verstrekt of dat met minder gegevens kan worden volstaan.

  • 2. Het college kan nadere voorschriften geven omtrent de wijze van de samenstelling en van de begrotingen van subsidieaanvragende instellingen.

Artikel 19 Ontheffing aanvraagtermijn

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen schriftelijk ontheffing verlenen van de

    aanvraagtermijn, zoals bedoeld in artikel 14. Een subsidieaanvragende instelling dient deze

    ontheffing schriftelijk en gemotiveerd bij het college aan te vragen vier weken vóór de

    aanvraagtermijn van 1 april zoals genoemd in artikel 14, lid1.

  • 2. Bij verlening van ontheffing als bedoeld in lid 1, bepaalt het college een nieuwe

    aanvraagtermijn.

Artikel 20 Bericht ontvangst aanvraag

Het college zendt per omgaande schriftelijk bericht van ontvangst van de aanvraag. In dit ontvangstbericht wordt aangegeven dat de subsidieaanvraag wordt meegenomen met de behandeling van de gemeentelijke begroting en het subsidieoverzicht, alsmede een planning van deze procedures.

Artikel 21 Niet behandelen aanvraag

  • 1. Indien de subsidieaanvragende instelling niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de subsidieaanvraag of wanneer de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de subsidieaanvraag, kan het college besluiten de subsidieaanvraag niet in behandeling te nemen, mits de subsidieaanvragende instelling de gelegenheid heeft gehad binnen een door het college gestelde termijn de ontbrekende gegevens te overleggen.

  • 2. Een besluit aangaande het niet behandelen van een subsidieaanvraag, wordt aan de subsidieaanvragende instelling bekend gemaakt binnen vier weken, nadat de subsidieaanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn is verstreken.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 22 De subsidiebeschikking

  • 1.

    Het college beschikt op een aanvraag om structurele subsidie uiterlijk binnen vier weken, nadat de gemeenteraad tot vaststelling van de gemeentelijke begroting heeft besloten, doch in ieder geval vóór 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar (de jaren) waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college beschikt op een aanvraag om incidentele subsidie uiterlijk binnen 8 weken, na de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag.

  • 3.

    Onder opgaaf van redenen kan de subsidiebeschikking inzake een structurele subsidie door het

    college met hoogstens vier weken na het verstrijken van de datum van 31 december worden

    verdaagd en kan de subsidiebeschikking inzake een incidentele subsidie met hoogstens zes

    weken worden verdaagd. Het college stelt de subsidieaanvragende instelling van het besluit tot

    verdaging onmiddellijk schriftelijk in kennis.

  • 4.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt naast het bepaalde in de artikelen 4:30 lid 1, 4:31

lid 1 en 4:32 Awb:

  • a.

    de voorwaarden die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie;

  • b.

    de wijze waarop de subsidie wordt uitbetaald;

  • c.

    welke bepalingen van deze verordening eventueel door het college niet van toepassing zijn verklaard.

    • 5.

      Het college zendt de subsidieaanvragende instelling onverwijld een afschrift van de beschikking

      toe.

Artikel 23 Bevoorschotting

  • 1. Het college stelt een subsidie in de regel bij wijze van voorschot betaalbaar.

  • 2. Voorschotten worden binnen vier weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij de

    subsidiebeschikking anders is bepaald.

Artikel 24 De subsidieovereenkomst

  • 1. Ter uitvoering van de subsidiebeschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten met de subsidieontvangende instelling.

  • 2. Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de subsidieovereenkomst worden bepaald dat de subsidieontvangende instelling verplicht is de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend onder bepaalde voorwaarden en binnen een bepaalde termijn te verrichten.

Artikel 25 Verplichtingen subsidieontvangende instelling

  • 1. De subsidieontvangende instelling is verplicht de activiteiten en/of –werkzaamheden uit te voeren die in de subsidiebeschikking, zoals bedoeld in artikel 22, staan vermeld.

  • 2. Het college kan nadere verplichtingen stellen waaraan de subsidieontvangende instelling moet voldoen ten aanzien van:

    • a.

      de aard en de omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      de te verzekeren risico’s;

    • d.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • e.

      het door de subsidieontvangende instelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidievaststelling;

    • f.

      het afleggen van verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover van belang voor de vaststelling van de subsidie;

    • g.

      het beperken of wegnemen van nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

    • h.

      de toerekening van algemene casu quo vaste kosten aan niet door de gemeente gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 26 Aanvullende subsidievoorwaarden

Het college kan aan de subsidie aanvullende voorwaarden verbinden ter zake van:

  • a.

    de kwaliteit van de ruimtelijke voorziening, alsmede de daarin plaatsvindende activiteiten die door de subsidie verwezenlijkt worden. De ruimtelijke voorziening moet geschikt en toegerust zijn voor de uitvoering van het werk en, zo veel mogelijk, bruikbaar zijn voor in hun beweging beperkte mensen;

  • b.

    de samenwerking met andere instellingen;

  • c.

    het aantal uren dat een instelling is opengesteld voor leden/deelnemers/bezoekers;

  • d.

    de groepsgrootte;

  • e.

    de eigen bijdrage die de instelling, in welke vorm ook, van gebruikers voor het verrichten en/of deelnemen aan activiteiten verlangt;

  • f.

    het eigen vermogen van de instelling, de daaraan gegeven bestemming en het vormen van reserves;

  • g.

    de door de instelling te sluiten verzekeringen tegen wettelijke aansprakelijkheid, de verzekering van de (on)roerende zaken van de instelling tegen brandschade of andere door hen aangegeven risico’s.

Artikel 27 Herziening subsidiebeschikking

  • 1. Indien bijzondere redenen of gewijzigde omstandigheden bij de subsidieontvangende instelling de noodzaak doen ontstaan tot een substantiële verhoging van het verleende subsidiebedrag, dient de betreffende instelling lopende het subsidiejaar een gemotiveerde aanvraag in tot herziening van de subsidiebeschikking bij het college. De instelling dient daarbij alle gegevens en bescheiden in die nodig zijn voor een beslissing omtrent de herziening van de subsidie en legt verantwoording af omtrent de verrichte activiteiten en/of werkzaamheden en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. In het geval van het ontbreken van middelen binnen een programmaplafond beslist de gemeenteraad, na advies te hebben gevraagd aan de door de gemeenteraad ingestelde commissie die adviseert op het betreffende beleidsterrein, omtrent herziening van een subsidiebeschikking.

  • 3. Indien geen sprake is van het ontbreken van middelen als bedoeld in het vorige lid, beschikt het college op een aanvraag om een herziening van een subsidiebeschikking.

HOOFDSTUK 4 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 28 Subsidievaststelling

In het jaar volgende op het jaar waarvoor de subsidie is verleend wordt de subsidie definitief door het college vastgesteld. De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag vast en geeft aanspraak op betaling van het betreffende subsidiebedrag.

Artikel 29 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1. Een aanvraag voor vaststelling van een structurele subsidie dient te worden ingediend bij het college vóór 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend.

  • 2. Een aanvraag voor vaststelling van een incidentele subsidie dient te worden ingediend bij het college binnen vier weken nadat de activiteit heeft plaatsgevonden.

  • 3. Naast de aanvraag voor subsidievaststelling dient de instelling de volgende door het algemeen bestuur, dan wel door de ledenvergadering, goedgekeurde bewijsstukken in:

    • a.

      de jaarafrekening van het jaar waarvoor subsidie is verleend;

    • b.

      een inhoudelijk jaarverslag met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie is verleend en de aan die activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      indien zulks naar het oordeel van het college noodzakelijk is legt de subsidieontvangende instelling tevens een verklaring van een accountant over;

    • d.

      een lijst met leden en bijbehorende gegevens om vast te kunnen stellen of sprake is van doelgroepenleden, per 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarover een voorschot ter verlening van normsubsidie is verstrekt, indien van toepassing.

  • 4. Het college kan bepalen dat ten aanzien van de subsidievaststelling nadere gegevens moeten worden verstrekt.

  • 5. Vóór 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend, vindt vaststelling van het subsidiebedrag plaats door het college. Het college zendt onverwijld een afschrift van de beschikking tot definitieve vaststelling van de subsidie aan de instelling.

  • 6. Indien uit de door de instelling ingediende gegevens blijkt dat de toegekende subsidie overeenkomstig haar bestemming is gebruikt, vindt definitieve vaststelling door het college plaats. De definitieve vaststelling kan het bedrag waarvoor de subsidie is verleend niet te boven gaan.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan het college in de door hem vast te stellen beleidslijn op grond van artikel 1.18, sub b, bepalen, dat in geval van waarderingssubsidies andere termijnen gelden.

Artikel 30 Ambtshalve vaststelling

  • 1.

    Indien na afloop van de in lid 1 of lid 2 van vorig artikel bedoelde termijn door een instelling

    geen aanvraag voor subsidievaststelling is ingediend, kan de subsidie die aan de betreffende

    instelling is verleend ambtshalve worden vastgesteld.

  • 2.

    Het college kan bepaalde instellingen vrijstellen van het aanvragen van vaststelling als bedoeld

onder lid 1 van vorig artikel. Het college stelt hieromtrent nadere regels vast, vaststelling geschiedt dan ambtshalve gelijktijdig met de verlening.

Artikel 31 Verrekening

  • 1. Indien het definitief vastgestelde subsidiebedrag lager is dan het verstrekte voorschot, zoals bedoeld in artikel 23, kan het college het verschil aanmerken als voorschot op de subsidie van het lopende subsidiejaar.

  • 2. Indien verrekening van het te veel verstrekte voorschot, zoals bedoeld in lid 1, niet mogelijk is, kan het te veel betaalde worden teruggevorderd van de subsidieontvangende instelling.

Artikel 32 Betaling

Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening

van de betaalde voorschotten. De betaling geschiedt binnen vier weken na de subsidie-

vaststelling.

HOOFDSTUK 5 SANCTIES

Artikel 33 Maatregelen voor en bij subsidievaststelling

  • 1. Het college kan besluiten tot opschorting van het verstrekken van voorschotten of intrekking casu quo wijziging van de subsidieverlening / -vaststelling ten nadele van de instelling, indien:

    • a.

      de activiteiten en/of werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zullen plaatsvinden of hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de instelling heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden verplichtingen casu quo voorwaarden, voortvloeiende uit een verordening, beleidsregels, andere regelgeving of gemaakte afspraken, met een percentage van 40% van het subsidiebedrag of voor een ander percentage overeenkomstig een door het college vastgestelde beleidsregel;

    • c.

      de subsidieverlening onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten;

  • 2. Indien het college besluit tot intrekking of wijziging van de subsidie, werkt de subsidie-intrekking of –wijziging terug tot het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij het besluit tot intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3. Het college houdt bij de besluitvorming tot opschorting, intrekking of wijziging van de subsidie rekening met de door de instelling reeds aangegane verplichtingen.

  • 4. Indien uit de gegevens bij de aanvraag tot vaststelling blijkt dat de toegekende subsidie niet of niet volledig overeenkomstig de daaraan gestelde voorwaarden en bestemming is gebruikt, kan door het college worden besloten tot definitieve vaststelling op een ander bedrag. Aan vorenstaande wordt geen toepassing gegeven, dan nadat de betrokken instelling ter zake is gehoord.

Artikel 34 Maatregelen na subsidievaststelling

  • 1. Het college kan na de subsidievaststelling besluiten, met inachtneming van artikel 4:49 lid 3 Awb, de verleende subsidie in te trekken of ten nadele van de instelling te wijzigen, indien:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het college bij de besluitvorming omtrent de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte was of kon zijn en juiste kennis van feiten of omstandigheden zou hebben geleid tot een subsidievaststelling lager dan overeenkomstige subsidieverlening;

    • b.

      indien de instelling na de subsidievaststelling heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten;

  • 2. Indien het college besluit tot intrekking of wijziging van de subsidie, dan werkt de subsidie-intrekking of –wijziging terug tot het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij het besluit tot intrekking of wijziging anders is bepaald.

HOOFDSTUK 6 FINANCIELE EN ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

Artikel 35 Wijziging statuten en reglement instelling

Met betrekking tot voorgenomen wijzigingen in de statuten, de reglementen en in de samenstelling van het dagelijks bestuur vraagt de instelling binnen zes weken voor de beoogde wijziging schriftelijk toestemming aan het college.

Artikel 36 Besluiten instelling

  • 1. De instelling mag geen besluiten nemen, zonder voorafgaand overleg met het college of met door of namens het college aangewezen personen, over:

  • a. het ontbinden van haar rechtspersoon;

  • b. het doen van aangifte tot haar faillissement of het vragen van surséance van betaling;

  • c. het aangaan van overeenkomsten waarbij zij zich verbindt tot en met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij zij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt.

  • 2. De instelling mag zonder voorafgaande toestemming van het college geen risicovolle beleggingen aangaan.

  • 3. De instelling mag geen stille verpanding op gemeentelijke subsidies en/of vorderingen aangaan.

Artikel 37 Opheffing instelling

  • 1. Indien een instelling het voornemen heeft tot opheffing, stelt het bestuur daarvan het college onmiddellijk schriftelijk in kennis.

  • 2. Indien subsidiëring door de gemeente heeft geleid tot het verwerven van eigendommen of anderszins heeft bijgedragen tot een batig saldo, dient de instelling daaraan een bestemming te geven, welke is onderworpen aan de goedkeuring van het college.

Artikel 38 Uitvoering activiteiten en/of werkzaamheden overeenkomstig het werkplan

  • 1. De instelling voert de activiteiten en/of werkzaamheden uit overeenkomstig het werkplan, indien en voor zover dat als grondslag voor subsidiëring is aanvaard.

  • 2. Het college kan richtlijnen vaststellen met betrekking tot de inhoud en vorm van het werkplan.

  • 3. Afwijking van het werkplan behoeft goedkeuring van het college.

Artikel 39 Betrokkenheid bij bestuur

De instelling betrekt haar vrijwilligers, werknemers en deelnemers bij het beleid, overeenkomstig de door de rijksoverheid gestelde regels. De instelling neemt daartoe strekkende bepalingen op in statuten en reglementen.

Artikel 40 Reserves

  • 1. Het vormen van reserves behoeft de toestemming van het college, die aan deze toestemming voorschriften kan verbinden.

  • 2. De instelling die voornemens is over te gaan tot vervreemding of bestemmingswijziging van de eigendommen of tot beschikking over reserves, die mede met subsidies zijn verkregen of in stand gehouden, kan dit slechts doen na verkregen toestemming van het college.

Artikel 41 Erfstellingen, legaten en schenkingen

  • 1. De instelling brengt de door haar ontvangen erfstellingen, legaten, schenkingen en dergelijke ten bate van de exploitatie van de instelling, tenzij deze uitdrukkelijk voor kapitaalvorming of fondsvorming zijn bestemd en deze bestemming is goedgekeurd door het college.

  • 2. De instelling mag slechts erfstellingen aanvaarden, nadat gebruik is gemaakt van het voorrecht van boedelbeschrijving.

Artikel 42 Vergoeding vermogensvorming

  • 1. In de gevallen zoals bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht en ingeval van fusie of het aangaan van een vorm van samenwerking is de instelling aan het college een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd, voor zover deze vermogensvoorwaarden zijn opgebouwd door middel van gemeentelijke subsidie.

  • 2. De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot subsidieverlening, -vaststelling of -beëindiging.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding wordt verschuldigd, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de instelling wordt ontvangen.

  • 4. Indien het onroerende zaken betreft, is de waardebepaling gelijk aan de waardebepaling volgens de Onroerend Zaakbelasting (OZB).

Artikel 43 Effectrapportage

  • 1. Ieder vijfde achtereenvolgende jaar dat een subsidie wordt verstrekt stelt het college een

    onderzoek in naar de doeltreffendheid en effectiviteit van de subsidie in de praktijk.

  • 2. De resultaten van het in het eerste lid van dit artikel genoemde onderzoek worden gepubliceerd.

Artikel 44 Administratie instelling

  • 1. De administratie van de instelling dient zo te zijn ingericht dat op eenvoudige wijze een inzicht kan worden verkregen van de bezittingen, vorderingen en schulden van de betreffende instelling, alsmede van haar exploitatieresultaat.

  • 2. De instelling is verplicht de afwijking van of wijziging in gegevens, voor zover deze van invloed zijn geweest op de besluitvorming met betrekking tot toekenning van de subsidie, aan de goedkeuring van het college voor te leggen.

  • 3. De instelling houdt een zodanige administratie bij dat:

  • a. de registratie van de lasten en baten van de verschillende activiteiten gescheiden zijn;

  • b. alle lasten en baten, op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen

    beginselen inzake kostprijsadministratie, correct worden toegerekend;

  • c. de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de administratie wordt gevoerd,

    duidelijk zijn vastgelegd.

  • 4. Het college kan ter zake aan de subsidieverlening voorschriften verbinden.

Artikel 45 Inzage administratie

  • 1. De instelling verleent aan het college of aan door het college aangewezen personen inzage in de administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang kunnen zijn.

  • 2. De instelling volgt de aanwijzingen op die in het belang van een doelmatig beheer en een goede administratie door of namens het college worden gegeven.

Artikel 46 Onderzoek

Indien door of namens de rijks- of provinciale overheid na overleg met het college, of indien door of namens het college onderzoekingen worden ingesteld, verleend de instelling daaraan de nodige medewerking.

Artikel 47 Beroepskrachten

  • 1. Indien de activiteiten en/of werkzaamheden worden uitgevoerd door één of meer beroepskrachten, beschikken deze over een zodanige kennis en/of ervaring dat een verantwoorde uitoefening van hun functie is gewaarborgd, overeenkomstig de door de rijksoverheid gestelde regels.

  • 2. Het college kan ter zake nadere regels stellen.

Artikel 48 Algemene arbeidsbepalingen

  • 1. De arbeidsvoorwaarden van personeel in dienst van of werkzaam voor de instelling komen overeen met de door de rijksoverheid gestelde eisen.

  • 2. De personeelsformatie, alsmede de wijziging daarvan, dient ter goedkeuring te worden voorgedragen aan het college.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen, waaronder:

    • a.

      het aantal effectieve arbeidsuren dat een gesubsidieerde beroepskracht dient te besteden aan het werken met vrijwilligers of gebruikers;

    • b.

      de groepsgrootte;

    • c.

      het aantal uren dat een ruimtelijke voorziening voor gebruikers moet zijn opengesteld;

    • d.

      de wijze waarop de registratie van de activiteiten met gebruikers plaatsvindt, mede met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de gebruikers;

    • e.

      het bij voorrang verrichten van de activiteiten en/of werkzaamheden op bepaalde categorieën van de bevolking;

    • f.

      de samenwerking met andere instellingen;

    • g.

      de hoogte van de financiële bijdrage die de instelling, in welke vorm dan ook, van de gebruikers voor het verrichten van de activiteiten verlangt;

    • h.

      andere elementen die van belang worden geacht voor het waarborgen van een voldoende kwaliteit of effectiviteit van de activiteiten en/of werkzaamheden.

Artikel 49 Personele gevolgen wijziging subsidie

Indien het college het voornemen heeft om de subsidiëring van een instelling zodanig te wijzigen dat daardoor personele gevolgen voor de instelling zijn te verwachten, voert het tijdig overleg met besturen van representatieve organisaties van betrokken werknemers en werkgevers of, bij het ontbreken daarvan, met een representatieve vertegenwoordiging van de betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 50 Verklaringen omtrent het gedrag

  • 1. Het college kan in naar zijn oordeel daarvoor in aanmerking komende gevallen verlangen dat een aanvrager er zorg voor draagt dat de personeelsleden, vrijwilligers en anderen die uit hoofde van hun functie in contact komen met minderjarige of wilsonbekwame personen beschikken over een verklaring omtrent het gedrag.

  • 2. De verklaring dient aan degene die als begunstigde in de beschikking is aangemerkt te worden overgelegd voordat betrokkene zijn of haar werkzaamheden aanvangt.

  • 3. In het geval, dat het college gevolg heeft gegeven aan het gestelde in lid 1, dient degene, die als begunstigde in de beschikking is aangemerkt, binnen een jaar na de datum van de subsidie verstrekking, aan het college te rapporteren hoe hij hiermee is omgegaan.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 51 Subsidie

Met het vaststellen van deze verordening wil de raad nadrukkelijk stellen dat het al dan niet toekennen van subsidie ter beoordeling is van de daartoe bevoegde bestuursorganen binnen de gemeente. Het verlenen van subsidie aan instanties is derhalve geen vanzelfsprekendheid.

Artikel 52 Nadere beleidsregels inzake subsidieverlening

  • 1. Het college is bevoegd ter zake van onderwerpen in deze verordening genoemd, binnen het kader van de hem toekomende bevoegdheid, nadere beleidsregels te stellen.

  • 2. De voor de toepassing van de verordening van belang zijnde beleidsregels worden na vaststelling, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, gepubliceerd.

Artikel 53 Toepassing op ander verordeningen

Deze verordening is, overeenkomstig artikel 2 lid 3, van toepassing op de volgende verordeningen:

cliëntenparticipatie; bijdrageregeling oud papier; subsidiebesluit sportaccommodaties; subsidieverordening schilderwerk beschermd stadsgezicht; subsidieverordening stads- en dorpsgezichten; en de verdubbelingsregeling ontwikkelingssamenwerking.

Artikel 54 Hardheidsclausule

Het wordt niet uitgesloten dat bepalingen van deze verordening tot onbillijkheden kunnen leiden. Wanneer een instelling een ernstige onbillijkheid ondervindt door een bepaling, kunnen burgemeester en wethouders ten gunste van de instelling van deze bepaling afwijken.

Artikel 55 Algemene wet bestuursrecht

Op deze verordening is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 56 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2004 met toepassing van artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet, nu inwerkingtreding geen uitstel kan lijden in verband met het feit dat de termijn waarbinnen subsidieaanvragen voor het subsidiejaar 2005 binnen moeten zijn zeer kort is, te weten 1 april 2004.

Artikel 57 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene Subsidieverordening 2004 IJsselstein”.