Regeling vervallen per 01-01-2006

Verordening Plaatselijk Overleg Schoolbesturen lokaal onderwijsbeleid gemeeente IJsselstein 2000

Geldend van 20-09-2000 t/m 31-12-2005

Intitulé

Verordening Plaatselijk Overleg Schoolbesturen lokaal onderwijsbeleid gemeeente IJsselstein 2000

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen.

Artikel 1 Begripsbepalingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.schoolbestuur :

het bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de

Wet

op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde

openbare of bijzondere school voor basisonderwijs, speciale school voor

basisonderwijs, school voor speciaal voortgezet onderwijs, voor speciaal

onderwijs/voor voortgezet speciaal onderwijs/voor speciaal en voortgezet

speciaal onderwijs/voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs/voor

algemeen voortgezet onderwijs/voor voorbereidend beroepsonderwijs, die

gelegen is op het grondgebied van de gemeente;

b. advies : het advies van de Onderwijsraad als bedoeld in de Wet op het primair

onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet

onderwijs;

c. burgemeester

en wethouders: het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 Overleg.

Paragraaf 2. Overleg lokaal onderwijsbeleid.

Artikel 2 Functie en doel van het Plaatselijk Overleg Schoolbesturen.

1. Er is een Plaatselijk Overleg Schoolbesturen (POS) waarin burgemeester en wethouders met de

vertegenwoordigers van de schoolbesturen overleg voeren over de voorbereiding en uitvoering

van het lokaal onderwijsbeleid.

2. Het POS heeft tot doel het college van burgemeester en wethouders te adviseren over de

voorbereiding en uitvoering van het lokaal onderwijsbeleid.

In het POS komen aan de orde:

a. de onderwerpen waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is als

bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op

het voortgezet onderwijs;

b.overige onderwerpen van overleg aangaande het lokaal onderwijsbeleid.

3. Op de onderwerpen, als genoemd in het tweede lid onder b, is artikel 9 niet van toepassing.

Artikel 3 Samenstelling POS.

1. Elk schoolbestuur wijst twee vertegenwoordigers aan, die namens dit schoolbestuur het overleg voeren.

2. De portefeuillehouder onderwijs vertegenwoordigt burgemeester en wethouders in het POS. De portefeuillehouder onderwijs fungeert als voorzitter van het POS.

Artikel 4 Derden.

Derden kunnen, indien de voorzitter van het POS dit wenst of vertegenwoordigers van twee schoolbesturen, genoemd in artikel 3, dit wensen, deelnemen aan een overleg.

Paragraaf 2.2. Voorbereiding overleg.

Artikel 5 Uitnodiging.

1. Alvorens burgemeester en wethouders een voorstel aan de raad doen over een onderwerp, zenden zij de voorgenomen inhoud van dit voorstel met een toelichting daarop en de inventarisatie, als bedoeld in artikel 7, toe aan alle schoolbesturen.

2. De toezending geschiedt onder bekendmaking van de plaats, de datum en het tijdstip waarop het overleg hierover zal aanvangen. Tussen de datum van de toezending van het voorstel en de datum van het overleg liggen tenminste twee weken.

3. De schoolbesturen die niet deelnemen aan het overleg kunnen voor de datum van dit overleg hun zienswijzen schriftelijk kenbaar maken aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders stellen de deelnemers aan dit overleg hiervan in kennis.

Artikel 6 Secretariaat.

Burgemeester en wethouders voeren het secretariaat van het POS.

Artikel 7 Voorbereiding.

Burgemeester en wethouders kunnen een voorbereidend overleg tussen vertegenwoordigers van de schoolbesturen en burgemeester en wethouders instellen dat voorafgaat aan het overleg in het POS.

Dit voorbereidend overleg wordt afgerond met een inventarisatie van de onderwerpen waarover al dan niet overeenstemming is bereikt. Per onderwerp wordt aangegeven of het gaat om een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder a.

Artikel 8 Agenda-overleg.

1. Burgemeester en wethouders kunnen een agenda-overleg instellen. Hierin wordt nagegaan welke onderwerpen op welk tijdstip in het POS aan de orde kunnen komen. Op grond hiervan stellen burgemeester en wethouders de agenda op.

2. Aan het agenda-overleg nemen de portefeuillehouder onderwijs en drie vertegenwoordigers van schoolbesturen deel.

Paragraaf 2.3 Uitvoering overleg.

Artikel 9 Advies Onderwijsraad.

1. Indien een of meer schoolbesturen of burgemeester en wethouders een advies wensen over een onderwerp waarop het op overeenstemming gericht overleg van toepassing is, maken ze dit uiterlijk kenbaar in de vergadering waarin het onderwerp in finale zin aan de orde is. Dit gebeurt aan de hand van een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van het onderwerp

waarover het advies wordt verwacht. Hierbij wordt tevens het verband aangegeven tussen het onderwerp en de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting van het onderwijs.

2. Alle vertegenwoordigers krijgen in het overleg de gelegenheid hun zienswijzen naar voren te brengen over het verzoek om advies.

3. Burgemeester en wethouders zijn belast met de indiening van een verzoek om advies. Zij doen dit uiterlijk twee weken na afloop van het overleg. Daarbij informeren zij tevens de Onderwijsraad over de in het tweede lid bedoelde zienswijzen.

4. De wettelijke termijn voor het uitbrengen van het advies wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de Onderwijsraad burgemeester en wethouders uitnodigt het verzoek voor het uitbrengen van het advies aan te vullen met de gegevens die hij nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld.

5. De raad neemt gedurende de termijn voor het uitbrengen van het advies geen besluit over het onderwerp waarover advies is gevraagd.

6. Burgemeester en wethouders zenden zo spoedig mogelijk een afschrift van het uitgebrachte advies toe aan alle schoolbesturen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van het voorstel over een onderwerp waarover advies is gevraagd, worden de schoolbesturen bij de toezending van het afschrift van

het advies uitgenodigd voor nader overleg.

In alle andere gevallen beoordelen burgemeester en wethouders of nader overleg over het advies wenselijk is. Zij geven dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies.

7. Het overleg, als bedoeld in het vorige lid, vindt binnen twee weken plaats nadat het advies is uitgebracht. Burgemeester en wethouders informeren de raad over dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 10.

Artikel 10 Verslaglegging; informeren raad.

1. Burgemeester en wethouders maken een verslag van het overleg.

2. Het verslag bevat een overzicht van de besproken onderwerpen, waarbij per onderwerp wordt aangegeven:

a. of het bepaalde in artikel 2, tweede lid, onder a. of b. van toepassing is;

b.of volledige, geen volledige of geen overeenstemming is bereikt;

c. de in het overleg door de deelnemers naar voren gebrachte zienswijzen en -indien van toepassing -de zienswijzen als bedoeld in artikel 5, derde lid;

d.de door de portefeuillehouder onderwijs in het overleg toegezegde wijzigingen in het oorspronkelijke voorstel.

Indien artikel 9, eerste lid van toepassing is, wordt hiervan eveneens een weergave opgenomen in het verslag.

3. Het overlegorgaan stelt het verslag vast.

In afwijking hiervan kunnen burgemeester en wethouders spoedshalve het verslag ter commentaar toezenden aan de schoolbesturen. Binnen 10 dagen na de dag waarop het conceptverslag is toegezonden, maken de schoolbesturen die deel hebben genomen aan het overleg schriftelijk hun opmerkingen over het concept van het verslag kenbaar. Burgemeester

en wethouders stellen het verslag vast met inachtneming van de opmerkingen.

4. Burgemeester en wethouders brengen het verslag gelijktijdig met het voorstel over het onderwerp ter kennis van de raad. Voor zover burgemeester en wethouders afwijken van de tijdens het overleg naar voren gebrachte zienswijzen, wordt dit gemeld in het voorstel aan de

raad. Daarbij geven zij de redenen aan van het niet of niet geheel overnemen van deze zienswijzen.

Artikel 11 Heropening overleg.

1. Indien uit het oordeel van de betrokken raadscommissie over het voorgenomen voorstel aan de raad over een onderwerp blijkt dat de meerderheid van de raadscommissie of een deel van de raadscommissie dat volgens burgemeester en wethouders geacht wordt een meerderheid in de raad te vertegenwoordigen, van oordeel is dat het voorstel inhoudelijk bijstelling behoeft, dan kan een heropening van het overleg plaatsvinden.

Burgemeester en wethouders beslissen daarover. Zij heropenen het overleg in ieder geval indien de inhoudelijke bijstelling betrekking heeft op een onderwerp als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a., waarover overeenstemming in het overlegorgaan was bereikt.

2. Indien burgemeester en wethouders het overleg heropenen, dan roepen zij het overlegorgaan zo spoedig mogelijk bijeen, doch uiterlijk vóór het moment waarop de raad een definitief besluit neemt over het onderwerp. In dit overleg hebben de vertegenwoordigers de gelegenheid om hun zienswijze te geven op het oordeel van de raadscommissie.

Burgemeester en wethouders informeren de raad over het resultaat van dit overleg in de vorm van een aanvulling op het verslag als bedoeld in artikel 3. De raad betrekt de in dit aanvullend verslag neergelegde zienswijzen bij zijn definitieve besluitvorming over het onderwerp.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen.

Artikel 12 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders, gehoord

de vertegenwoordigers van de schoolbesturen in het POS.

Artikel 13 Citeertitel; inwerkingtreding.

1. De verordening kan worden aangehaald als:

Verordening Plaatselijk Overleg Schoolbesturen lokaal onderwijsbeleid gemeente IJsselstein 2000.

2. Deze verordening treedt, onder gelijktijdige intrekking van de "Verordening Plaatselijk Overleg Schoolbesturen lokaal onderwijsbeleid gemeente IJsselstein 1998", in werking met ingang van de dag na de bekendmaking.