Regeling vervallen per 01-01-2018

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente IJsselstein 2017

Geldend van 30-01-2017 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente IJsselstein 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein,

gelet op de artikelen 12.4, 12.7, 13.2, 14.5, 16.6, 19.1 en 20 van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente IJsselstein 2015;

besluit vast te stellen

het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2017

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • b.

      Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning IJsselstein 2015

    • c.

      Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur)

  • 2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het Uitvoeringsbesluit en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2 Persoonsgebonden budget

Artikel 2.1 Verstrekking op verzoek

  • 1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de cliënt.

  • 2. De cliënt is verplicht desgevraagd inlichtingen te verstrekken over de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening.

Artikel 2.2 Budgetperiode

Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover voor toepassing met de normale afschrijvingstermijn die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening. Daaronder worden ook de instandhoudingskosten gerekend.

Artikel 2.3 Recht op een persoonsgebonden budget

Onverminderd de voorwaarden en/of weigeringsgronden van artikel 2.3.6 van de wet bestaat geen recht op een persoonsgebonden budget indien en zolang een risico bestaat dat beslag kan worden gelegd op het persoonsgebonden budget.

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget en kwaliteit

Onverminderd artikel 2.3.6 tweede en vijfde lid van de wet kan een persoonsgebonden budget worden toegekend indien de maatwerkvoorziening die met het persoonsgebonden budget wordt aangeschaft of ingekocht voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen én het doel die beschreven staan in het ondersteuningsplan.

Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing, diensten en huishoudelijke ondersteuning dient te worden voldaan aan de door het College gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet.

Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorziening:

  • a.

    als veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden aangemerkt;

  • b.

    wordt afgestemd op de individuele situatie van de cliënt;

  • c.

    wordt verstrekt in overeenstemming met de professionele standaard;

  • d.

    wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt;

Artikel 2.5 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1. Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing dient binnen 6 maanden na het besluit met de werkzaamheden te worden aangevangen.

  • 2. Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het College positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het College heeft desgevraagd op één of meer door het College te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het College wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

  • 3. Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden verklaart de cliënt schriftelijk aan het College dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 4. De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.

  • 5. De cliënt aan wie de persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

Artikel 2.6 Persoonsgebonden budget hulpmiddel en vervoersvoorziening

  • 1.

    • Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel kunnen voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

      • a.

        de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen volgens de door het College daaraan gestelde eisen;

      • b.

        de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijdkosten en arbeidsloon), 24-uurs service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring;

      • c.

        de cliënt dient bij aanschaf van een vervoersvoorziening een wettelijk aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

  • 2. De cliënt dient het College desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te laten beoordelen.

Artikel 2.7 Hoogte persoonsgebonden budget diensten

  • 1. Onder diensten als bedoeld in dit artikel worden verstaan: Ondersteuning Zelfredzaamheid, 1,2 en 3, Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 1, 2 en 3, Kortdurend verblijf, Respijtzorg alsmede het noodzakelijk vervoer van en naar de locatie waar deze diensten worden geboden.

  • 2. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten is gerelateerd aan de tarieven waarvoor het college deze diensten heeft gecontracteerd.

  • 3. Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het vorige lid houdt het college in ieder geval rekening met overheadkosten, de kwaliteitseisen die aan de beroepskrachten mogen worden gesteld en andere kostencomponenten, zoals secundaire arbeidsvoorwaarden.

  • 4. Het bedrag voor het persoonsgebonden budget dat ten behoeve van de inschakeling van een persoon die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt en aan de persoon die  niet alsberoepskracht wordt aangemerkt, bedraagt maximaal 75 procent van de goedkoopst passende oplossing in natura tot een maximum van € 20,- per uur (voor zorg die in uren wordt geïndiceerd).

  • 5. Uit het persoonsgebonden budget kunnen personen uit het sociale netwerk worden betaald, indien dat tot een effectieve en doelmatige ondersteuning leidt zoals die beschreven staat in het ondersteuningsplan én deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de cliënt voor hem niet tot overbelasting leidt

  • 6. Het bedrag voor het persoonsgebonden budget dat ten behoeve van de inschakeling van een persoon die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt wordt verstrekt, bedraagt maximaal de in het persoonlijke budgetplan gemotiveerde en door het college aannemelijk geachte inkomstenderving. Het is niet toegestaan het persoonsgebonden budget te besteden aan tussenpersonen, belangenbehartigers, vertegenwoordigers of bemiddelaars.

  • 7. Het is niet toegestaan het persoonsgebonden budget te besteden aan administratiekosten of een éénmalige uitkering.

Artikel 2.8 Hoogte persoonsgebonden budget huishoudelijke ondersteuning

  • 1. De hoogte van de persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning welke wordt besteed bij een aanbieder bedraagt in ieder geval niet meer dan 100% van het tarief waarvoor het College deze diensten heeft ingekocht (bijlage 1).

  • 2. Het College stelt het persoonsgebonden budget, welke wordt besteed aan een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt vast op 75 procent van het in het eerste lid genoemde tarief.

Artikel 2.9 Hoogte persoonsgebonden budget hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen bedraagt in ieder geval niet meer dan de huur- dan wel aanschafprijs van de goedkoopst passende bijdrage, waaronder instandhoudingskosten zoals die door het College aan de aanbieder verschuldigd is.

Artikel 2.10 Controle op besteding

  • 1. Het college kan ten aanzien van cliënten die een persoonsgebonden budget ontvangen:

    • a.

      tussentijds een rapportage over de besteding eisen;

    • b.

      steekproefsgewijs informatie van de besteding van het persoonsgebonden budget opvragen;

    • c.

      de besteding van het persoonsgebonden budget inhoudelijk laten beoordelen door een  medewerker van het sociaal team of met een door het college in te schakelen derde.

  • 2. De cliënt is eraan gehouden volledige medewerking te verlenen aan verzoeken van het college genoemd in het eerste lid.

  • 3. In geval van weigering van medewerking kan het college op grond van artikel 14.3 lid d en 15.1 van de Verordening overgaan tot terugvordering.

Hoofdstuk 3 Bijdrage in de kosten

Artikel 3.1 Eigen bijdrage Regiotaxi

Voor gebruik van de Regiotaxi voor Wmo-vervoerpashouders is een eigen bijdrage verschuldigd (bijlage 1).

Artikel 3.2 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening (ZIN en PGB)

  • 1. De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels waaronder het bijdrage plichtig inkomen van het Uitvoeringsbesluit.

  • 2. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor:

    • a.

      huishoudelijke ondersteuning en huishoudelijke ondersteuning plus;

    • b.

      ondersteuning zelfredzaamheid, niveau 1, 2 en 3;

    • c.

      ondersteuning deelname participatie, niveau 1, 2 en 3;

    • d.

      kortdurend verblijf en respijtzorg;

    • e.

      vervoer van en naar dagbesteding;

    • f.

      hulpmiddelen;

    • g.

      sportrolstoel;

    • h.

      alle overige maatwerkvoorzieningen.

  • 3. Geen eigen bijdrage is verschuldigd voor een rolstoel.

  • 4. De bijdrage in de kosten bedraagt niet meer dan de kostprijs van de maatwerkvoorziening; dit zijn de kosten die de gemeente voor de voorziening maakt, inclusief kosten voor onderhoud, service en reparatie.

  • 5. De kostprijs van de maatwerkvoorziening is:

    • a.

      het toegekende en betaalde PGB;

    • b.

      de huurprijs die het College verschuldigd is aan de aanbieder;

    • c.

      de koopprijs die het College verschuldigd is aan de aanbieder;

    • d.

      voor diensten geldt het tarief welke het College verschuldigd is aan de aanbieder;

    • e.

      voor huishoudelijke ondersteuning het tarief welke het College verschuldigd is aan de aanbieder dan wel een daarop gebaseerd aantal uren.

  • 6. De hoogte van de eigen bijdrage bedraagt maximaal € 15,00 per uur of € 15,00 per dagdeel voor de onderstaande maatwerkvoorzieningen:

    • a.

      ondersteuning zelfredzaamheid 1, 2 en 3;

    • b.

      ondersteuning maatschappelijke deelname 1, 2 en 3;

  • 7. De bijdrage in de kosten voor overige diensten is gelijk aan de maximale bijdrage zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 8. De bijdrage in de kosten voor een woningaanpassing of een hulpmiddel wordt opgelegd aan belanghebbende gedurende maximaal 39 perioden van 4 weken minus de gebruikte perioden bij een herverstrekking.

  • 9. De bijdrage in de kosten voor een scootmobiel wordt opgelegd aan belanghebbende gedurende maximaal 91 perioden van 4 weken minus de gebruikte perioden bij een herverstrekking. De bijdrage in de kosten van overige vervoersvoorzieningen wordt gedurende 91 perioden van 4 weken opgelegd aan belanghebbende.

  • 10. De eigen bijdrage voor huishoudelijke ondersteuning, ondersteuning zelfredzaamheid, ondersteuning deelname participatie, kortdurend verblijf en respijtzorg wordt opgelegd per ingangsdatum van toekenning en zolang de voorziening wordt verstrekt.

  • 11. De bijdrage in de kosten wordt berekend en geïnd door het Centraal Administratiekantoor (CAK).

Hoofdstuk 4 Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 4.1 Primaat verhuizen

Indien de kosten voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening hoger zijn dan

€ 7.500,- geldt als uitgangspunt dat verhuizing naar een aangepaste woning of naar een tegen lagere kosten aan te passen woning de goedkoopst compenserende voorziening is, tenzij er sprake is van individuele omstandigheden waardoor verhuizen geen adequate oplossing is.

Artikel 4.2 Meerkosten en aanvraag

Het College kan aan de persoon als bedoeld in artikel 1f van de Verordening een tegemoetkoming in de meerkosten op aanvraag verlenen voor:

  • a.

    de verhuiskosten die het gevolg zijn van een verhuizing als bedoeld in artikel 10.6 van de Verordening;

  • b.

    de kosten in verband met de aanschaf van een geschikte sportrolstoel welke noodzakelijk is in verband met zelfredzaamheid en participatie;

  • c.

    de kosten in verband met het zich verplaatsen in de leefomgeving met een eigen auto

Artikel 4.3 Hoogte tegemoetkoming meerkosten

  • 1. Het College maximeert de tegemoetkoming voor de verhuiskosten als volgt:

    • a.

      een bedrag voor de kosten van verhuizing van € 1.000,-

    • b.

      een bedrag voor de kosten van stoffering en verven/behangen van de nieuwe woning, afhankelijk van gezinsgrootte:

      • -

        eenpersoonshuishouden € 934,-

      • -

        meerpersoonshuishouden € 1.500,-

  • 2. Het College maximeert de tegemoetkoming aan de cliënt voor de volgende voorziening als volgt:

    • a.

      vervoerskosten € 55,40 per maand

    • b.

      een sportvoorziening € 2.527,- eenmalig voor de duur van 3 jaar voor de aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening

    • c.

      indien de sportvoorziening na 3 jaar nog bruikbaar is, kan een vergoeding worden toegekend van maximaal € 557,- voor het onderhoud voor de duur van 3 jaar.

Artikel 4.4 Uitbetaling meerkosten

  • 1. De tegemoetkoming als bedoeld in 4.3 eerste lid onder a van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het College heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning.

  • 2. De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.3 tweede lid onder a van dit Besluit wordt uitbetaald nadat het College de aanvraag om de tegemoetkoming heeft toegekend

  • 3. De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.3 tweede lid onder b van dit Besluit wordt uitbetaald op basis van een door het College goedgekeurde offerte.

Hoofdstuk 5 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Artikel 5.1

In samenspraak met het steunpunt Mantelzorg en de WMO-Raad bepaalt het college jaarlijks wat de blijk van waardering is en op welke wijze deze wordt verstrekt.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Inwerkingtreding

  • 1. Dit Besluit treedt in werking op 1 januari 2017

  • 2. Het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente IJsselstein 2015 wordt ingetrokken.

    Ondertekening

    Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein op 7 november 2016

    BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN IJSSELSTEIN,

    de secretaris, de burgemeester,

    J.van Delden mr. P.J.M. van Domburg

Artikel 6.2 Citeertitel

Dit besluit kan aangehaald worden als Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente IJsselstein 2017

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein op 7 november 2016

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN IJSSELSTEIN
De secretaris,
J. van Delden
De burgemeester,
mr. P.J.M. van Domburg

Bijlage 1

Tarieven Maatwerkvoorziening Begeleiding

Maatwerkvoorziening

Tarief

Per

Ondersteuning Zelfredzaamheid 1

€ 40,00

uur

Ondersteuning Zelfredzaamheid 2

€ 52,00

uur

Ondersteuning Zelfredzaamheid 3

€ 65,00

uur

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 1

€ 29,00

dagdeel

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 2

€ 44,00

dagdeel

Ondersteuning Maatschappelijke Deelname 3

€ 57,00

dagdeel

Kortdurend Verblijf

€ 165,20

dag

Vervoer dagbesteding/dagbehandeling V&V

€ 7,02

dag

Vervoer dagbesteding GGZ

€ 6,84

dag

Vervoer dagbesteding GHZ extramuraal

€ 8,28

dag

Vervoer dagbesteding GHZ rolstoel extramuraal

€ 20,00

dag

Tarieven Huishoudelijke ondersteuning

Maatwerkvoorziening

Tarief

Per

Huishoudelijke ondersteuning (HO)

€ 186,58

4 weken

Huishoudelijke ondersteuning plus (HO+)

€ 292,31

4 weken

Eigen bijdrage Regiotaxi voor WMO-pashouders

Tarief

Per

Eigen bijdrage Regiotaxivervoer

€ 0,70

zone

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 2 Persoonsgebonden budget

Artikel 2.1 Verstrekking op verzoek

Artikel 2.2 Budgetperiode

Artikel 2.3 Recht op een persoonsgebonden budget

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget en kwaliteit

Artikel 2.5 Persoonsgebonden budget woningaanpassing

Artikel 2.6 Persoonsgebonden budget hulpmiddel en vervoersvoorziening

Artikel 2.7 Hoogte persoonsgebonden budget diensten

Artikel 2.8 Hoogte persoonsgebonden budget huishoudelijke ondersteuning

Artikel 2.9 Hoogte persoonsgebonden budget hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen

Artikel 2.10 Controle op besteding

Hoofdstuk 3 Bijdrage in de kosten

Artikel 3.1 Eigen bijdrage Regiotaxi

Artikel 3.2 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening (ZIN en PGB)

Hoofdstuk 4 Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 4.1 Primaat verhuizen

Artikel 4.2 Meerkosten en aanvraag

Artikel 4.3 Hoogte tegemoetkoming meerkosten

Artikel 4.4 Uitbetaling meerkosten

Hoofdstuk 5 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Artikel 5.1

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Bijlage 1