Regeling vervallen per 01-01-2012

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente IJsselstein 2010

Geldend van 28-10-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente IJsselstein 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WWB: Wet werk en bijstand;

    • b.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      de wet: de WWB, IOAW of IOAZ;

    • e.

      uitkeringsgerechtigden: personen die een uitkering ontvangen ingevolgde de WWB, IOAW of IOAZ.

    • f.

      Anw-ers: personen die een uitkering ontvangen ingevolge de Algemene nabestaandenwet als bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a van de WWB;

    • g.

      nuggers: personen die als werkloze werkzoekenden zijn geregistreerd bij UWV WERKbedrijf en die niet-uitkeringsgerechtigden zijn als bedoeld in artikel 6 onder a van de WWB;

    • h.

      belanghebbenden: personen die behoren tot de onder e tot en met g genoemde categorieën, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de WWB, die inwoner zijn van de gemeente IJsselstein en de leeftijd van 65 jaar nog niet hebben bereikt;

    • i.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van IJsselstein;

    • j.

      de raad: de gemeenteraad van IJsselstein;

    • k.

      arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid als bedoeld in artikel 6 onder b van de WWB, respectievelijk artikel 4a onder a van de IOAW en IOAZ;

    • l.

      ondersteuning: ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7 van de WWB, respectievelijk artikel 34 van de IOAW en IOAZ, en deze verordening;

    • m.

      voorziening: een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a van de WWB, respectievelijk artikel 34, eerste lid onder a van de IOAW en IOAZ, deze verordening en de door het college vastgestelde aanvullende beleids- en uitvoeringsregels;

    • n.

      voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de WWB, IOAW of IOAZ en deze verordening, waarop belanghebbenden aanspraak kunnen maken dan wel een beroep kunnen doen, die naar het oordeel van het college in voldoende mate bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Beleid

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan belanghebbenden ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij wordt beoordeeld of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op arbeidsinschakeling.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod van ondersteuning en voorzieningen.

  • 4. Het college kan het in het derde lid genoemde aanbod tevens beschikbaar stellen aan personen als bedoeld in artikel 7, derde lid van de WWB.

  • 5. Van de in het vierde lid genoemde mogelijkheid zal het college slechts gebruik maken nadat met UWV afspraken zijn gemaakt over de financiering van de voorziening.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Belanghebbenden hebben aanspraak op ondersteuning en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, alsmede de door het college vastgestelde aanvullende beleids- en uitvoeringsregels.

  • 3. Er bestaat geen aanspraak, indien er sprake is van een voorliggende voorziening.

Artikel 4 Verplichtingen maatregelen en terugvordering

  • 1. Een belanghebbende die door het college een voorziening wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De belanghebbende die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand, de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ en aanvullende regelgeving vanuit het rijk.

  • 4. Indien een Anw-er, nugger of persoon als bedoeld in artikel 2, vierde lid, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten daarvan geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 5 Criteria ontheffing verplichtingen

Het college stelt in nadere regels vast in welke gevallen dringende redenen aanwezig zijn om een uitkeringsgerechtigde te ontheffen van de verplichtingen genoemd in artikel

9 van de WWB respectievelijk artikel 37a van de IOAW en de IOAZ.

Artikel 6 Budgetplafond

  • 1. Het college kan een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 7 Arbeidsinschakeling

Het college biedt belanghebbenden die naar het oordeel van het college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan.

Artikel 8 Inzet van voorzieningen

  • 1.

    Binnen het aanbod van ondersteuning en voorzieningen wordt gekozen voor datgene dat beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor het doel dat wordt beoogd.

  • 2.

    Ondersteuning en voorzieningen worden alleen ingezet, indien zonder die inzet het vinden van arbeid niet mogelijk is.

  • 3.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 4.

    Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de uitkeringsgerechtigde die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de WWB, respectievelijk artikel 35 en 44 van de IOAW en IOAZ, niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 5.

    Ten aanzien van de voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling of de ondersteuning bij arbeidsinschakeling stelt het college, met inachtneming van het gestelde in artikel 3, eerste lid, nadere regels vast.

  • 6.

    De in het vijfde lid bedoelde regels hebben tevens betrekking op het vaststellen van een eigen bijdrage voor, en het in aanmerking nemen van vermogen van de belanghebbende met een inkomen hoger dan de bijstandsnorm aan wie een voorziening wordt toegekend.

Artikel 9 Premie en scholing participatieplaats

  • 1.

    Het college verstrekt aan de uitkeringsgerechtigde, telkens nadat hij gedurende zes maanden op grond van artikel 10a van de wet additionele werkzaamheden heeft verricht, een premie indien hij naar het oordeel van het college in die zes maanden voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 2.

    Het recht op een premie als bedoeld in het eerste lid wordt elke zes maanden beoordeeld.

  • 3.

    De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorafgaande zes maanden niet is nagekomen.

  • 4.

    Onverminderd het eerste lid komen ook personen als bedoeld in artikel 7, derde lid van de wet voor een premie in aanmerking indien zij aan alle voorwaarden voldoen en over de ondersteuning bij arbeidsinschakeling voor deze groep door het college afspraken zijn gemaakt met UWV.

  • 5.

    Voor zover de belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie wordt binnen 6 maanden na aanvang van de participatieplaats door het college onderzocht in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Het college betrekt bij deze beoordeling in ieder geval:

  • a.

    het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;

  • b.

    de scholingswens van de belanghebbende.

Artikel 10 Uitvoering door derden

Het college kan in verband met de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven.

Artikel 11 Subsidies

Het college kan een subsidie verstrekken aan de uitkeringsgerechtigde die:

  • a.

    volledig uitstroomt wegens het aanvaarden van een niet gesubsidieerde baan;

  • b.

    in overige door het college in nadere regels vast te stellen gevallen.

Artikel 12 Kostenvergoedingen

Het college kan een kostenvergoeding verstrekken:

  • a.

    aan de uitkeringsgerechtigde die werkt met behoud van uitkering;

  • b.

    in overige door het college in nadere regels vast te stellen gevallen.

Hoofdstuk 4 Subsidie voor derden

Artikel 13 Loonkostensubsidie

  • 1.

    Aan de werkgever die een uitkeringsgerechtigde in dienst neemt, kan een loonkostensubsidie worden verstrekt.

  • 2.

    De subsidie bedoeld in het eerste lid is gebonden aan de belanghebbende;

  • 3.

    De subsidie bedoeld in het eerste lid wordt gedurende een periode van maximaal 12 maanden verleend;

  • 4.

    De periode bedoeld in het derde lid kan met maximaal 12 maanden worden verlengd;

  • 5.

    Het college stelt nadere regels over de hoogte van de subsidie bedoeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van de openbare bekendmaking.

Artikel 16 Citeertitel

De verordening kan worden aangehaald als: "Re-integratieverordening WWB 2010".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente IJsselstein, gehouden op 7 oktober 2010.