Regeling vervallen per 01-01-2022

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2019)

Geldend van 11-03-2021 t/m 31-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2021

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2019)

Het college van burgemeester en wethouders van IJsselstein;

gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

gelet op artikelen 12, 13, 14, 16, 17, 20, 21 en 26 van de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2018;

BESLUIT

vast te stellen de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2019

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    Verordening: verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2018.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.

Artikel 2. Voorwaarden persoonsgebonden budget

  • 1. Het is niet toegestaan het persoonsgebonden budget te besteden aan administratiekosten of een éénmalige uitkering.

  • 2. Het is niet toegestaan om tussenpersonen of belangbehartigers uit het persoonsgebonden budgette betalen.

  • 3. Om in aanmerking te komen voor het tarief voor een zelfstandige zonder personeel gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de zelfstandige zonder personeel is ingeschreven in het Handelsregister als onderneming zoals bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d, of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of voor het grootste deel bestaan uit het verlenen van jeugdhulp;

    • b.

      de zelfstandige zonder personeel beschikt over een relevant diploma van een erkende Nederlandse instelling voor beroepsonderwijs.

  • 4. Om in aanmerking te komen voor een tarief tot maximaal het inkooptarief voor diensten, gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de dienst wordt verleend door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een aanbieder;

    • b.

      de aanbieder is ingeschreven in het Handelsregister als onderneming zoals bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d, of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of voor het grootste deel bestaan uit het verlenen van een dienst zoals bedoeld in de Wmo 2015;

    • c.

      de aanbieder kan aantonen dat de dienstverlener een arbeidsovereenkomst heeft waaruit blijkt dat een voor de betreffende sector relevante cao wordt toegepast. Het dient daarbij te gaan om een voor de betreffende sector relevante cao die aangemeld is bij de directie UAW van het Ministerie van SZW.

Artikel 3. Bekwaamheidseisen budgethouder

  • 1. Het college beoordeelt of de cliënt of diens vertegenwoordiger kan voldoen aan de voorwaarden en taken die zijn verbonden aan een persoonsgebonden budget.

  • 2. De cliënt of diens vertegenwoordiger moet:

    • a.

      handelingsbekwaam zijn en voldoende inzicht in zijn situatie/situatie van de cliënt hebben;

    • b.

      in staat zijn een werkgevers- of opdrachtgeversfunctie te vervullen.

  • 3. Het persoonsgebonden budget wordt geweigerd als cliënt eerder misbruik heeft gemaakt van of fraude heeft gepleegd met een persoonsgebonden budget.

  • 4. Indien een andere situatie zich voordoet, waarin het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet gewenst is, kan het college het persoonsgebonden budget gemotiveerd weigeren.

Artikel 4. Budgetperiode hulpmiddelen

  • 1. Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de normale afschrijvingstermijn die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening. Daaronder worden ook de instandhoudingskosten gerekend.

  • 2. Het verstreken zijn van de toepasselijke afschrijvingstermijn betekent niet automatisch dat recht bestaat op een nieuwe voorziening. In zulke situaties zal altijd beoordeeld dienen te worden of de oude voorziening nog gebruikt kan worden. Belangrijk hierbij is of de oude voorziening nog in voldoende mate een passende bijdrage kan leveren aan de zelfredzaamheid en participatie van de budgethouder.

Artikel 5. Besteding en verantwoording van het persoonsgebonden budget

  • 1. De schriftelijke (zorg)overeenkomst die de budgethouder sluit met iedere persoon of instantie bij wie hij een maatwerkvoorziening inkoopt, moet in overeenstemming zijn met de door het college afgegeven beschikking (inclusief ondersteuningsplan). Indien het college van mening is dat de zorgovereenkomst hier niet aan voldoet, wordt de budgethouder in de gelegenheid gesteld om de overeenkomst in de gewenste zin aan te passen. De goedkeuring door het college is een voorwaarde voor de Sociale Verzekeringsbank om tot uitbetaling over te kunnen gaan. Zonder een goedgekeurde zorgovereenkomst vindt geen uitbetaling plaats. Indien het college wel akkoord is met de zorgovereenkomst dan wordt dit doorgegeven aan de Sociale Verzekeringsbank en tevens wordt dan aangegeven wat het maximumtarief is per zorgovereenkomst.

  • 2. De budgethouder dient voor het overige te voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen die door de Sociale Verzekeringsbank, bij of krachtens artikel 2.6.2 Wmo 2015, worden gesteld.

  • 3. Er wordt geen vrij besteedbaar bedrag toegestaan bij de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 4. De hoogte van het toegekende persoonsgebonden budget is gebaseerd op een maximumtarief. Bij de besteding van het persoonsgebonden budget voor dienstverlening moet in beginsel het aantal toegekende uren worden ingekocht, al of niet tegen het maximumtarief. Het is niet toegestaan om meer uren (tegen een lager tarief) in te kopen door middel van het toegekende persoonsgebonden budget. Indien een lager tarief dan het toegekende maximumtarief wordt betaald dan wordt het restant van het persoonsgebonden budget bij afname van het aantal geïndiceerde uren teruggevorderd. Dit is ook het geval indien minder dan het aantal toegekende uren is ingekocht. Dit laatste kan overigens aanleiding zijn om tot herziening van het besluit over te gaan.

Artikel 6. Persoonsgebonden budget en kwaliteit

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.6 tweede en vijfde lid van de wet kan een persoonsgebonden budget worden toegekend indien de maatwerkvoorziening, die met het persoonsgebonden budget wordt aangeschaft of ingekocht, voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen en de doelen die beschreven staan in het ondersteuningsplan.

  • 2. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel, een woningaanpassing en diensten dient te worden voldaan aan de door het college gestelde voorwaarden voor wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorziening:

    • a.

      als veilig, doeltreffend en cliëntgericht kan worden aangemerkt;

    • b.

      wordt afgestemd op de individuele situatie van de cliënt;

    • c.

      wordt verstrekt in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de cliënt.

Artikel 7. Persoonsgebonden budget woningaanpassing

  • 1. Het primaat van verhuizen is van toepassing als de kosten van de woningaanpassing hoger zijn dan de vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten. Voorwaarde voor het toepassen van primaat van verhuizen is dat in het onderzoek de volgende aspecten worden afgewogen:

    • a.

      op welke termijn kan het woonprobleem worden opgelost;

    • b.

      sociale factoren zoals aanwezigheid van mantelzorg, sociale binding en belangrijke voorzieningen in de leefomgeving;

    • c.

      woonlasten en financiële draagkracht;

    • d.

      vergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woning;

    • e.

      mogelijke gebruiksduur van de aanpassing.

  • 2. Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor het realiseren van een woningaanpassing dient binnen 6 maanden na het besluit met de werkzaamheden te worden aangevangen.

  • 3. Voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      met de werkzaamheden waarop de maatwerkvoorziening betrekking heeft, mag geen aanvang worden gemaakt voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag;

    • b.

      het college heeft desgevraagd op één of meer door het college te bepalen tijdstippen toegang tot de woning of het gedeelte van de woning waar de aanpassing wordt aangebracht;

    • c.

      de cliënt verstrekt desgevraagd inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      aan het college wordt desgevraagd de gelegenheid geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

  • 4. Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden verklaart de cliënt schriftelijk aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 5. De gereedmelding, bedoeld in het vorige lid, is voorzien van een verklaring waaruit blijkt dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget is toegekend.

  • 6. De cliënt aan wie de persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen

woningaanpassing dekt voor het risico van schade.

  • 7. Het persoonsgebonden budget voor verhuiskosten bedraagt maximaal:

    • a.

      € 1.000,- voor de kosten van verhuizing;

    • b.

      afhankelijk van de gezinsgrootte voor de kosten van stoffering en verven/behangen van de nieuwe woning:

      • eenpersoonshuishouden € 934,-

      • meerpersoonshuishouden € 1.500,-

Het persoonsgebonden budget wordt uitbetaald nadat het college heeft vastgesteld dat de persoon aan wie de tegemoetkoming is toegekend is verhuisd naar de voor hem meest geschikte beschikbare woning.

  • 8. Om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget voor het bezoekbaar maken van een woning dient de cliënt te verblijven in een Wlz instelling en komt hij regelmatig op bezoek bij de aanvrager, die zelfstandig woont in de gemeente.

  • 9. Het bezoekbaar maken van een woning houdt in dat de cliënt toegang heeft tot de woning, het toilet en één verblijfsruimte.

Artikel 8. Persoonsgebonden budget hulpmiddel en vervoersvoorziening

  • 1. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een hulpmiddel kunnen voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

    • a.

      de cliënt dient een maatwerkvoorziening van goede kwaliteit aan te schaffen volgens de door het college daaraan gestelde eisen;

    • b.

      de cliënt dient een onderhoudscontract af te sluiten met een leverancier, waarin tenminste zijn opgenomen kosten van reparaties (inclusief onderdelen, voorrijdkosten en arbeidsloon), 24-uurs service, recht op gebruik van leenvoorziening, jaarlijks onderhoud en keuring.

  • 2. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening dient de cliënt een wettelijk aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. De cliënt dient het college desgevraagd in de gelegenheid te stellen de met het persoonsgebonden budget aangeschafte maatwerkvoorziening te bezichtigen en te laten beoordelen.

  • 3. Het persoonsgebonden budget voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel bedraagt maximaal € 3.000,- voor een periode van 3 jaar. Indien de sportrolstoel na 3 jaar nog bruikbaar is, kan een vergoeding worden toegekend van maximaal € 557,- voor het onderhoud voor de duur van 3 jaar.

  • 4. Om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel moet cliënt aantonen dat er sprake is van een actieve en regelmatige sportbeoefening, waarvoor de sportrolstoel noodzakelijk is.

  • 5. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een (sport)rolstoel, hulpmiddel of vervoersvoorziening wordt vastgesteld op basis van een door het college goedgekeurde offerte.

    6. Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor een (sport)rolstoel, hulpmiddel of vervoersvoorziening vindt plaats na indiening van de aanschafnota.

Artikel 9. Controle op besteding persoonsgebonden budget

  • 1. Het college kan ten aanzien van cliënten die een persoonsgebonden budget ontvangen:

    • a.

      tussentijds een rapportage over de besteding eisen;

    • b.

      steekproefsgewijs informatie van de besteding van het persoonsgebonden budget opvragen;

    • c.

      de besteding van het persoonsgebonden budget inhoudelijk laten beoordelen door een medewerker van het sociaal team of door een door het college in te schakelen derde.

  • 2. De cliënt is eraan gehouden volledige medewerking te verlenen aan verzoeken van het college genoemd in het eerste lid.

  • 3. In geval van weigering van medewerking kan het college op grond van artikel 14 lid 4 en 15 lid 1 van de verordening overgaan tot herziening of intrekking van het besluit en terugvordering van het ten onrechte ontvangen persoonsgebonden budget.

Artikel 10. Eigen bijdrage Regiotaxi

Voor gebruik van de Regiotaxi voor Wmo-vervoerpashouders is een eigen bijdrage verschuldigd (bijlage).

Artikel 11. Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening (ZIN en PGB)

  • 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, voor een algemene voorziening, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening of algemene voorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2. De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb en voor algemene voorzieningen, waarbij er sprake is van een duurzame hulpverlenersrelatie, zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19,00 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3. In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet bedraagt de hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor vervoer € 0,80 per zone.

  • 4. De kostprijs van een:

    • a.

      maatwerkvoorziening of algemene voorziening waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt tevens bepaald door de wijze van beschikbaarstelling van de voorziening [bruikleen OF huur OF eigendom];

    • c.

      pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 5. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 6. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 7. Er is geen sprake van een bijdrage in de kosten indien er sprake is van een situatie zoals bedoeld in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 artikel 3.8 lid 4h.

Artikel 12. Gebruikelijke hulp

  • 1. Gebruikelijke hulp wordt verleend door de echtgenoot/partner, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten, die tot de leefeenheid van de cliënt behoren.

  • 2. Gebruikelijke hulp vloeit rechtstreeks voort uit de sociale relatie, waarin het voeren van een gemeenschappelijk huishouden, het zo lang mogelijk kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving en het behoud van maatschappelijke participatie een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de leefeenheid met zich brengt.

  • 3. Gebruikelijke hulp heeft een afdwingbaar karakter. Zowel van volwassen huisgenoten als van jonge huisgenoten kan een bijdrage worden verlangd.

  • 4. Bij het beoordelen of de huisgenoot gebruikelijke hulp kan leveren wordt rekening gehouden met:

    • a.

      de aard en de omvang van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt;

    • a.

      de aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met de cliënt;

    • b.

      de leeftijd en de ontwikkelingsfase van inwonende kinderen;

    • c.

      de leerbaarheid van de cliënt en/of de personen van wie gebruikelijke hulp kan worden gevergd.

  • 5. Onder gebruikelijke hulp valt onder meer:

    • a.

      het geven van begeleiding op het terrein van de maatschappelijke participatie;

    • b.

      het geven van begeleiding binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals onder meer familiebezoek, huisartsenbezoek, brengen en halen van kinderen naar school, sport en dergelijke ;

    • c.

      het bieden van hulp of het overnemen van taken, die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie;

    • d.

      het leren omgaan van derden (o.a. familie, vrienden, leerkracht) met de cliënt;

    • e.

      het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan kinderen. Dit is ten minste tot een leeftijd tot en met 17 jaar zowel in kortdurende als in langdurige situaties gebruikelijk.

Artikel 13. Mantelzorg

  • 1. Er is sprake van mantelzorg als deze intensief en langdurig wordt verleend door personen uit de directe omgeving van de cliënt, het verlenen van mantelzorg rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke hulp in zwaarte, duur en/of intensiteit overstijgt.

  • 2. Onder het intensief en langdurig verlenen van mantelzorg wordt verstaan dat in principe gemiddeld 8 uur per week en minimaal 3 maanden aaneengesloten mantelzorg wordt verleend.

  • 3. De ondersteuning door de mantelzorger heeft geen verplichtend karakter.

  • 4. De mate van belastbaarheid van de mantelzorger maakt onderdeel uit van het onderzoek.

Artikel 13a. Mantelzorgwoning

Als er sprake is van een aanvraag van een mantelzorgwoning gaat het college daarbij uit van de eigen verantwoordelijkheid voor het hebben van een woning. Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst. Daarbij is uitgangspunt dat de uitgaven die de client had voor de situatie van de mantelzorg in de eigen woning, aan het wonen in de mantelzorgwoning besteed kunnen worden. Daarbij kan gedacht worden aan huur, kosten nutsvoorzieningen, verzekeringen enz. Met die middelen zou een mantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnen worden aan een lening of hypotheek om een mantelzorgwoning (deels) van te betalen. De gemeente kan adviseren en ondersteunen als het gaat om de nodige vergunningen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Artikel 13b Aanvraag en inhoud mantelzorgwaardering

Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2018 en het bepaalde in artikel 13 van deze Nadere regels gelden de volgende bepalingen voor de aanvraag en inhoud van de mantelzorgwaardering:

  • 1.

    Een aanvraag voor een mantelzorgwaardering kan door mantelzorger jaarlijks bij het college worden ingediend in de periode tussen 1 juli tot en met 30 september. Buiten deze periode ontvangen aanvragen worden afgewezen.

  • 2.

    De aanvraag moet betrekking hebben op één of meer zorgvragers uit de gemeente. Er kan per mantelzorger jaarlijks één aanvraag worden ingediend.

  • 3.

    De te verstrekken waardebon wordt door het college vastgesteld en heeft een waarde van € 100,00.

Artikel 14. Kortdurend verblijf

  • 1. Kortdurend verblijf is een vorm van respijtzorg en wordt ingezet voor het ontlasten van de mantelzorger. Dit met als resultaat dat de cliënt zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor kortdurend verblijf moet de cliënt van de mantelzorger ten gevolge van het (tijdelijk/deels) wegvallen van de mantelzorg zijn aangewezen op ondersteuning welke gepaard gaat met permanent toezicht.

  • 3. Kortdurend verblijf kan voor maximaal 3 etmalen per week worden verleend. Bij meer dan 3 etmalen per week verblijf in een instelling is er sprake van een opname en is de Wlz van toepassing.

  • 4. Kortdurend verblijf wordt geboden in een instelling, niet zijnde een ziekenhuis, of in een accommodatie van een door het college gecontracteerde aanbieder.

  • 5. Cliënt is zelf verantwoordelijk voor het vervoer van en naar de instelling.

Artikel 15. Intrekken besluit

Met de inwerkingtreding van deze nadere regels worden de Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselsein 2018 ingetrokken.

Artikel 16. Overgangsrecht

Aanvragen die bij het college zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze nadere regels en waarop nog niet is beslist bij het inwerking treden hiervan worden afgehandeld krachtens deze nadere regels.

Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze nadere regels treden in werking een dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2019.

  • 2. Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2019.

Bijlage 1 Tarieven Maatwerkvoorziening Begeleiding

Tarieven Maatwerkvoorziening Begeleiding 2021

Maatwerkvoorziening

Tarief

Per

 
 

Ondersteuning Zelfredzaamheid 1

€ 44,17

uur

Ondersteuning Zelfredzaamheid 2

€ 57,43

uur

Ondersteuning Zelfredzaamheid 3

€ 71,77

uur

 
 

Ondersteuning Maatschappelijke deelname 1

€ 32,03

dagdeel

Ondersteuning Maatschappelijke deelname 2

€ 48,60

dagdeel

Ondersteuning Maatschappelijke deelname 3

€ 62,95

dagdeel

 
 

Kortdurend verblijfs- component

€ 28,68

etmaal

Kortdurend begeleiding 3,5 uur Ondersteuning Zelfredzaamheid 1

€ 183,30

etmaal

 
 

Vervoer dagbesteding/dagbehandeling V&V

€ 7,75

etmaal

Vervoer dagbesteding GHZ rolstoel extramuraal

€ 22,09

etmaal

Vervoer dagbesteding GGZ

€ 7,56

etmaal

Vervoer dagbesteding GHZ extramuraal

€ 9,15

etmaal

Tarieven Huishoudelijk Ondersteuning 2021

Maatwerkvoorziening

Tarief

Per

 
 

Schoon en leefbaar huis

€ 0,49

minuut

Wasverzorging

€ 0,49

minuut

Boodschappen

€ 0,49

minuut

Regie en organisatie

€ 0,49

minuut

Advies, Instructie en Voorlichting (AIV)

€ 0,49

minuut

Maaltijden

€ 0,49

minuut

Kindzorg

€ 0,49

minuut

Eigen bijdrage Regiotaxi voor Wmo-pashouders 2021

 

Tarief

Per

 
 

Eigen bijdrage Regiotaxivervoer

€ 0,26

kilometer