Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente IJsselstein houdende regels omtrent maatregelen tegen hard- en softdrugs (Damoclesbeleid gemeente IJsselstein 2020)

Geldend van 15-07-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente IJsselstein houdende regels omtrent maatregelen tegen hard- en softdrugs (Damoclesbeleid gemeente IJsselstein 2020)

De burgemeester van de gemeente IJsselstein;

gelet op de artikelen 13b van de Opiumwet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat:

  • artikel 13b van de Opiumwet (de Wet Damocles) de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf, een middel als bedoeld in lijst I of lijst II van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • het genoemde artikel sinds 2007 toepasbaar is op lokalen, woningen en bijbehorende erven;

  • het met het oog op de rechtszekerheid van burgers wenselijk is dat de burgemeester in beleidsregels vastlegt op welke manier hij gebruikt maakt van deze bevoegdheid;

  • bij besluit van 1 juli 2020 beleidsregels zijn vastgesteld waarin is aangegeven hoe deze bevoegdheid zal worden toegepast;

  • door de opgedane ervaringen met betrekking tot bestuursrechtelijke handhaving het wenselijk wordt geacht het beleid te actualiseren ten aanzien van het sluiten van woningen en lokalen op grond van artikel 13b Opiumwet;

  • binnen de basiseenheid De Copen de bestuurlijke afspraak is gemaakt om de beleidsregels op diverse terreinen te synchroniseren/harmoniseren, teneinde de handhaving voor de politie te vereenvoudigen;

  • deze bestuurlijke afspraak ook geldt voor het “Damoclesbeleid” van de gemeenten binnen de basiseenheid De Copen;

  • de Opiumwet per 1 januari 2019 is uitgebreid met de bevoegdheid voor de burgemeester om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf, een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is;

BESLUIT

  • I.

    het ‘Damoclesbeleid gemeente IJsselstein 2020’ vast te stellen;

  • II.

    te bepalen dat dit besluit daags na bekendmaking in werking treedt;

  • III.

    de Beleidsregels artikel 13b Opiumwet IJsselstein 2013 in te trekken.

1. Inleiding

De hennepteelt en de handel in hard- en softdrugs is de afgelopen jaren sterk toegenomen en geprofessionaliseerd. Er zijn inmiddels vele voorbeelden te noemen, waarbij de hennepteelt en de handel in drugs tot dusdanige overlast en verstoring van de openbare orde hebben geleid dat optreden noodzakelijk was.

2. Begripsbepalingen

In dit beleid wordt verstaan onder:

harddrugs:

alle middelen vermeld op lijst I behorend bij de Opiumwet;

softdrugs:

alle middelen vermeld op lijst II behorend bij de Opiumwet;

handel in drugs:

het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn van een handelshoeveelheid hard- of softdrugs in een pand en/of de daarbij behorende erven;

handelshoeveelheid:

een hoeveelheid drugs die de “geringe hoeveelheid voor eigen gebruik” (zoals vastgelegd in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie) overtreft;

lokaal:

een voor het publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een winkel of horecabedrijf, of een niet voor publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een loods, magazijn of bedrijfsruimte;

woning:

een pand met bijbehorende erven dat in hoofdzaak dient tot woning (zowel koop- als huurwoning). Het hebben van woongenot blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Onder woning kan bijvoorbeeld ook een boot, caravan of woonwagen worden verstaan.

3. Juridisch kader

In de Opiumwet is vastgelegd dat het verboden is drugs te bezitten, om het in- en uit te voeren, om het te telen, bereiden, verwerken, verkopen, verstrekken, af te leveren of te vervoeren. Via het strafrecht kan iemand bestraft worden als diegene in strijd handelt met het bovenstaande. Concreet betekent dit dat iemand een gevangenisstraf of geldboete kan krijgen voor het overtreden van de wet.

Op deze manier wordt opgetreden tegen de drugshandel(aar). Via het strafrecht kan echter niet bereikt worden dat er maatregelen genomen worden om te voorkomen dat er specifiek vanuit een woning of een lokaal drugs worden verhandeld.

De burgemeester heeft deze bevoegdheid wel: artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om een woning of lokaal te sluiten met toepassing van bestuursdwang als in, bij of vanuit de woning of het lokaal drugs worden verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig zijn.

De bevoegdheid van de burgemeester tot het toepassen van artikel 13b van de Opiumwet is een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. In deze beleidsregels wordt vastgelegd op welke wijze de burgemeester met deze discretionaire bevoegdheid om gaat.

Strafrecht en bestuursrecht in de Opiumwet

Het Openbaar Ministerie (verder: OM) is verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van misdrijven en overtredingen van het gestelde bij of krachtens de Opiumwet. De bevoegdheid van het OM tot strafrechtelijk optreden blijft bestaan, ongeacht of er bestuursrechtelijk optreden door de burgemeester volgt.

Bij de aanpak van handel worden in de gemeente IJsselstein naast strafrechtelijke maatregelen dus ook bestuursrechtelijke maatregelen ingezet (tweesporenbeleid). Tussen het strafrechtelijk optreden en het effectueren van de bestuursrechtelijke maatregelen kan enige tijd zitten, nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van het bestuursrechtelijke spoor in acht moeten worden genomen. Bestuursrechtelijk optreden door de burgemeester op basis van de Opiumwet veronderstelt altijd samenwerking met de politie. De burgemeester is in bepaalde mate afhankelijk van informatie uit het opsporingsonderzoek, vastgesteld in een proces-verbaal of bestuurlijke rapportage van de politie.

4. Doelstelling

Het doel van artikel 13b van de Opiumwet is de preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid en het voorkomen van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven, het woon- en leefklimaat en andere lokale omstandigheden.

De inzet van de maatregel uit artikel 13b van de Opiumwet is er op gericht om de drugshandel in of vanuit een woning of lokaal te beëindigen en beëindigd te houden. De maatregel is derhalve niet bedoeld als straf, maar is gericht op herstel van de situatie/de verstoring van de openbare orde. Immers, de handel in drugs en de aanwezigheid daarvan hebben vanuit hun aard een nadelig effect op de openbare orde. Dit nadelige effect dient te worden weggenomen en de gevolgen dienen te worden hersteld.

Doel van de maatregel is om:

  • de bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand te doorbreken en de loop eruit te halen;

  • de bekendheid van de woning of het lokaal in het drugscircuit te doorbreken;

  • te verhinderen dat de woning of het lokaal (nog) wordt gebruikt ten behoeve van (georganiseerde) drugshandel en het drugscircuit;

  • verdere aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning of het lokaal te voorkomen;

  • daarnaast is van belang dat de maatregel ook een preventieve werking heeft. Van de maatregel gaat een signaal uit dat de aanpak van drugs in de gemeente IJsselstein prioriteit heeft. Drugshandel wordt niet geaccepteerd.

5. Algemene uitgangspunten

a. Onderscheid harddrugs en softdrugs

In de aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van harddrugs en softdrugs. De activiteiten die gerelateerd zijn aan harddrugs hebben een grotere negatieve invloed op het woon- en leefklimaat dan bij de handel in softdrugs. De handel van harddrugs vindt immers vaak plaats in een harder en crimineler milieu. De aanwezigheid van harddrugs wordt dan ook per definitie bestempeld als een ernstige situatie 1 .

b. Handelshoeveelheid

Volgens jurisprudentie volgt uit het woord ‘daartoe’, zoals genoemd in artikel 13b Opiumwet, dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs aan de burgemeester de bevoegdheid geeft tot toepassing ervan. Het is dus niet noodzakelijk dat de drugs daadwerkelijk wordt verhandeld. Ook blijkt uit vaste jurisprudentie dat de handel, het gebruik en de aanwezigheid van drugs een nadelig effect hebben op de openbare orde. Bij de handel in drugs wordt de aantasting van de openbare orde dus zonder meer aangenomen. De openbare orde verstoring hoeft niet door middel van feiten en omstandigheden te worden aangetoond 2 .

Voor wat het bepalen van de handelshoeveelheid betreft wordt aangesloten bij het vervolgingsbeleid van het OM. Het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke beleid zijn hierdoor met elkaar in overeenstemming. Dit betekent dat de volgende hoeveelheden niet meer als geringe hoeveelheid voor eigen gebruik, maar als handelshoeveelheid wordt gezien:

  • 1.

    harddrugs: meer dan 0,5 gram (of 5 ml GHB)

  • 2.

    softdrugs: meer dan 5 gram

  • 3.

    hennepplanten: meer dan 5 planten

  • 4.

    qat: meer dan 1 bundel (ca. 200 gram).

c. Bestuursdwang

Uitgangspunt is dat bij een overtreding van de Opiumwet met toepassing van artikel 13b van deze wet wordt overgegaan tot toepassing van bestuursdwang. Dit leidt tot sluiting van het drugspand. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang rust op artikel 125 Gemeentewet in samenhang met artikel 5:21 Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb).

d. Sluitingsbevoegdheid bij voorbereidingshandelingen

Wat betreft de sluitingsbevoegdheid op grond van voorbereidingshandelingen (opgenomen in de Opiumwet per 1 januari 2019) heeft de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester alleen betrekking op de handelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a en 11a Opiumwet. Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Uit de Memorie van Toelichting (MvT, kamerstuk 34 763, nr. 3) blijkt dat de situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Dit vergt een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie of een opsporingsonderzoek. Alleen het in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden hebben van de genoemde voorwerpen of stoffen, verschaffen de bevoegdheid aan de burgemeester om over te gaan tot sluiting. Ook kan het zijn dat dan op grond van andere bevoegdheden kan worden opgetreden.

e. Drugshandel in of vanuit woningen en lokalen

Bij woningen grijpt een sluiting in beginsel ernstiger in op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n) dan het sluiten van een lokaal. De beginselen als ‘recht op ongestoord woongenot’ (artikel 8 EVRM) en ‘huisvredebreuk’ vereisen een zorgvuldige afweging ten aanzien van woningen. In gevallen waarbij er (mogelijk) sprake is van verblijf van minderjarige(n) zal daarom bijvoorbeeld een zorgmelding worden gedaan bij Veilig Thuis. Minderjarige(n) dienen beschermd te worden tegen blootstelling aan dergelijke situaties.

Dit is anders wanneer een woning niet feitelijk voor bewoning wordt gebruikt. Of een woning daadwerkelijk wordt gebruikt voor bewoning kan blijken uit inschrijvingen in de Basisregistratie Personen (BRP) of uit constateringen ter plaatse.

Als er sprake is van een woning waar kamerverhuur plaatsvindt en handel in drugs in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.

Omdat er sprake is van ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zal niet in alle gevallen direct tot sluiting worden overgegaan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft onder andere in een uitspraak van 28 november 2012 geoordeeld dat van dit uitgangspunt - niet direct sluiten bij de eerste overtreding, maar eerst waarschuwen - in ernstige gevallen mag worden afgeweken. Dit is inmiddels bestendige jurisprudentie.

De Afdeling heeft bovendien geoordeeld dat het beleid, om in het geval een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen, zonder voorafgaande waarschuwing de sluiting van het betrokken pand te gelasten, niet onredelijk is. In deze beleidsregel is ook vastgelegd dat de burgemeester een woning direct, zonder voorafgaande waarschuwing, voor minimaal 3 maanden sluit, wanneer er een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen in de woning.

Uit jurisprudentie blijkt dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs onvoldoende is om te kunnen spreken van een ernstig geval. Wanneer er onder andere sprake is van bijkomende omstandigheden - zoals bijvoorbeeld de daadwerkelijke verkoop van softdrugs in/vanuit de woning - kan er wel sprake zijn van een ernstig geval waarbij de woning direct, zonder voorafgaande waarschuwing kan worden gesloten. De burgemeester sluit een lokaal bij constatering van een overtreding van de Opiumwet overigens in beginsel zonder voorafgaande waarschuwing. Dit acht de burgemeester noodzakelijk om het gevaar dat de aanwezigheid van handelshoeveelheden drugs vanuit haar aard heeft effectief aan te kunnen pakken.

In deze beleidsregels is vastgelegd hoe wordt opgetreden na constatering van specifieke overtredingen. In de handhavingsmatrixen (zie paragraaf 6) is dit schematisch weergegeven. Hierbij is een onderscheid gemaakt in situaties waarin harddrugs worden aangetroffen en situaties waarin softdrugs worden aangetroffen. Tevens is er dus onderscheid gemaakt tussen de overtreding bij woningen en bij lokalen. Bij de enkele aanwezigheid van softdrugs in een woning zal in beginsel eerst een waarschuwingsbrief/(preventieve) last onder dwangsom worden verstuurd aan de betrokkene(n). Wanneer er echter sprake is van een ernstig geval, wordt deze eerste stap overgeslagen en volgt direct sluiting voor 3 maanden. De burgemeester hanteert de regel dat indien sprake is van een ernstig geval een stap uit de handhavingsmatrix kan worden overgeslagen.

De belangrijkste feiten en omstandigheden die duiden op ernstige gevallen, staan in onderstaande indicatorenlijst vermeld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. Voor toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid.

Indicatorenlijst

  • De hoeveelheid aangetroffen middelen.

  • Is er sprake van handelshoeveelheden van verschillende middelen of een combinatie van hard- en softdrugs? Het aantreffen van een handelshoeveelheid op zichzelf is al voldoende om handel aan te nemen; daadwerkelijke verkoop, afleveren of verstrekken hoeft niet aangetoond te worden.

  • De mate waarin de woning of het lokaal betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is.

  • Hierbij kan gedacht worden aan (waarnemingen van) aanloop van personen die met drugshandel en/of -gebruik in verband kunnen worden gebracht, of het aantreffen van attributen in de woning die op handel in verdovende middelen wijst, zoals weegschalen, luxe goederen, grote hoeveelheden contant geld, versnijdingsmaterialen, verpakkingsmaterialen, etc.

  • Strafbare feiten, geweldsdelicten, wapenbezit als bedoeld in de wet Wapens en Munitie of andere openbare orde-delicten gerelateerd aan de woning of het lokaal.

  • Hierbij kan gedacht worden aan gerelateerde feiten in de zin dat in de woning of het lokaal personen worden aangetroffen met antecedenten op het gebied van geweld, drugs of wapenbezit, of zich ten aanzien van dergelijke feiten recidivist hebben getoond. Ook kan aantoonbare (drugs)overlast met betrekking tot het pand of andere panden van de eigenaar een rol spelen.

  • Vermoedens van verwijtbaar gedrag van bewoner(s)/betrokkene(n) of betrokkenheid bij personen met antecedenten.

  • Hierbij kan gedacht worden aan aantoonbare relaties van bewoner(s)/betrokkene(n) met personen die bij de politie bekend staan als drugshandelaren, al dan niet in georganiseerd verband, of die bekend staan in verband met georganiseerde criminaliteit. Ook het onvoldoende toezicht houden op (de activiteiten in) het pand door de eigenaar maakt dat sprake is van verwijtbaar handelen. Het al dan niet aantoonbaar actief betrokken zijn bij de drugshandel en/of onderdeel zijn van het drugscircuit is geen vereiste om verwijtbaarheid aan te nemen.

  • De mate van gevaar of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of omwonende(n).

  • Hierbij kan gedacht worden aan een buurt waarin de woning of het lokaal zich bevindt (staat de omgeving van de woning al langer onder druk in verband met drugsoverlast, bijvoorbeeld blijkend uit een negatieve score op de veiligheidsindex, dan kan worden overwogen dat een drugsvondst sneller het toch al broze woon- en leefklimaat in gevaar brengt) of de drugsoverlast die in de directe omgeving wordt ondervonden. Het kan ook gaan om brandgevaar, of gevaar afkomstig door het onderdeel zijn van het drugscircuit.

  • Aannemelijkheid dat de woning, het lokaal of het daarbij behorende erf niet overeenkomstig de functie wordt gebruikt en dat er nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij de drugshandel in georganiseerd verband of als de aanwezigheid van de drugs hierop duidt, alsmede overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband zoals bijvoorbeeld verklaringen of meldingen van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren etc.

  • Er is sprake van recidive.

  • Is er sprake van een herhaling van feiten? Is de locatie en/of overtreder, of degene die als zodanig is aan te merken, eerder bij dit soort feiten betrokken geweest? Ten aanzien van de overtreder heeft dit dan ook betrekking op andere locaties.

In aanvulling op voorgaande indicatoren, wordt in de situatie dat alleen sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen, tevens rekening gehouden met de volgende indicatoren:

  • De aard van de stoffen of goederen.

  • Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie of handel van hard- dan wel softdrugs.

  • De mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor handel in drugs.

  • Voor de productie en handel in drugs zijn veel goederen nodig die op diverse locaties worden verkocht. De vraag in welke mate de goederen bestemd zijn voor de handel of productie in drugs moet aan de hand van de feitelijke (bedrijfs-)situatie worden beoordeeld. Dat kan bijvoorbeeld aan de hand van de hoeveelheid goederen en de bedrijfsadministratie.

  • De combinatie van aangetroffen stoffen.

  • Hierbij kan onder andere gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor (grootschalige) verwerking of bereiding van drugs bedoeld zijn (bijvoorbeeld: grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen).

  • Mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht of verhandeld kunnen worden.

  • Uit informatie kan blijken dat een locatie een aanloop heeft van personen die juist voor de productie of handel in drugs naar een locatie komen.

6. Handhavingsmatrixen

Richtlijnen

In onderstaande tabellen wordt de duur van de maatregel weergegeven. De duur sluit aan op de ernst van de overtreding. Dat betekent bijvoorbeeld dat bij herhaling van een overtreding de sluitingstijd langer is, omdat de bekendheid van het verkooppunt groter zal zijn. Ook als de situatie verwijtbaar is, zal een langere termijn volgen dan wanneer het gaat om een situatie die iemand niet direct te verwijten valt. De maatregelen genoemd in de tabellen geven een richtlijn. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het beleid en de daarin genoemde (duur van de) maatregel. Dat is bijvoorbeeld het geval indien er duidelijk geen sprake is van een incidentele overtreding, maar van een structurele en/of grootschalige handel.

De termijn van sluiten verschilt tussen woningen en lokalen. De sluitingstermijn voor woningen is, in principe, gesteld op drie maanden en die van lokalen op zes maanden. Reden hiervoor is dat de betrokken belangen bij het sluiten van een woning zwaar wegen (grondrecht). Bij een overtreding van de Opiumwet in een lokaal spelen uiteraard ook belangen, maar die zijn over het algemeen financieel van aard. Het algemeen belang bij het sluiten van een lokaal weegt om die reden zwaarder. Bovendien speelt bij lokalen mee dat deze, over het algemeen, een meer publieke uitstraling hebben en vanuit hun aard veelal een loop naar het pand hebben. Er is om die reden een langere sluiting nodig om de doelstelling(en) uit het beleid te bereiken.

Gekozen wordt voor een getrapt systeem, waarbij de termijn waarbinnen overtredingen worden geconstateerd wordt gesteld op een periode van drie jaar (gerekend vanaf de voorgaande overtreding). Wanneer binnen een periode van drie jaar een nieuwe overtreding, zoals bedoeld in artikel 13b Opiumwet, wordt geconstateerd, volgt in principe handhaving conform de opvolgende stap.

Verjaring

Indien gedurende drie jaar na een overtreding geen nieuwe constatering plaatsvindt, zal de zaak als afgedaan worden beschouwd. Een latere constatering op dezelfde locatie zal dan gelden als een eerste constatering.

  • A.

    Handhavingsmatrix drugshandel in woningen dan wel in of op bij de woning behorende erven

Het vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van een middel dan wel daartoe aanwezig hebben als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet in woningen en bijbehorende erven.

 

Softdrugs

Harddrugs

1e overtreding

Waarschuwing / last onder dwangsom - 3 maanden sluiting

3 – 6 maanden sluiting

2e overtreding binnen 3 jaar

3 – 6 maanden sluiting

6 – 12 maanden sluiting

3e overtreding binnen 3 jaar

6 – 12 maanden sluiting

Maximaal 12 maanden sluiting

4e overtreding binnen 3 jaar

Sluiting voor onbepaalde tijd

Sluiting voor onbepaalde tijd

In ernstige gevallen wordt afgezien van het sturen van een waarschuwing en direct overgegaan tot sluiting van de woning voor drie maanden. Hierbij wordt direct opgemerkt dat in geval van (handel in) harddrugs in of vanuit een woning per definitie geen waarschuwing wordt gegeven. Harddrugs zorgen vanuit hun aard voor een nog grotere verstoring van de openbare orde en worden daarom per definitie beschouwd als een ernstige overtreding waarbij een waarschuwing niet op zijn plaats is.

De hoogte van de last onder dwangsom wordt bepaald door het aantal aangetroffen planten:

  • Tot 50: € 10.000,--,

  • Van 50 tot 100: € 17.500,--,

  • Van 100 tot 200: € 25.000,--.

  • Vanaf 200: Afhankelijk van het aantal planten wordt ofwel een bedrag bepaald, dan wel ingezet op een zwaardere maatregel.

  • B.

    Handhavingsmatrix drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen, niet zijnde coffeeshops, dan wel in of op bij zodanige lokalen behorende erven

Het vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van een middel dan wel daartoe aanwezig hebben als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen en bijbehorende erven en onbewoonde woningen.

 

Softdrugs

Harddrugs

1e overtreding

6 – 12 maanden sluiting

6 – 12 maanden sluiting

2e overtreding binnen 3 jaar

Maximaal 12 maanden sluiting

Maximaal 12 maanden sluiting

3e overtreding binnen 3 jaar

Sluiting voor onbepaalde tijd

Sluiting voor onbepaalde tijd

Bij een horecabedrijf kan tevens de Drank- en Horecawetvergunning en/of horeca-exploitatievergunning worden ingetrokken.

Daar waar in bovenstaande handhavingsmatrix sprake is van keuzevrijheid in de op te leggen maatregel, gaat de bestuurlijke voorkeur uit naar het gemotiveerd toepassen van de zwaarste maatregel.

7. Toepassing van de last onder bestuursdwang

Zoals gesteld in paragraaf 5, onder c is uitgangspunt dat bij een overtreding van de Opiumwet met toepassing van artikel 13b van deze wet wordt overgegaan tot toepassing van bestuursdwang. Dit leidt tot sluiting van het drugspand.

a. Zienswijzen / spoedeisende bestuursdwang

Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt in beginsel het voornemen bekend gemaakt waartegen mondelinge of schriftelijke zienswijzen kunnen worden ingediend (artikel 4:8 en 4:9 Awb). Hiervan wordt afgezien indien de vereiste spoed zich daartegen verzet (artikel 4:11, onder a Awb).

b. Belangenafweging

Als de sluiting van een pand in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dient vervolgens gekeken te worden of de sluiting ook evenredig is. Het kan zo zijn, met inachtneming van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht, dat de gevolgen voor betrokkene(n) wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het doel van deze beleidsregel. Zaken die daarbij in ieder geval nadrukkelijk moeten worden meegewogen zijn de gevolgen van de sluiting en eventuele aanwezigheid van minderjarige kinderen.

Gevolgen sluiting

Hoewel persoonlijke verwijtbaarheid niet vereist is voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet, kan de verwijtbaarheid wel aan de orde komen in het kader van de evenredigheid. Zo wordt bijvoorbeeld van degene die een woning verhuurt verwacht dat hij zich tot zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. Stelregel is in ieder geval dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid dermate ernstig is dat herstel daarvan als algemeen belang in ieder geval zwaarder weegt dan bijvoorbeeld een individueel financieel belang.

Minderjarigen

Ten slotte wordt in ieder geval de aanwezigheid van minderjarige kinderen meegewogen. Op zichzelf zal dit geen bijzondere omstandigheid zijn, maar tezamen met andere omstandigheden kan uit de belangenafweging volgen dat er geen gebruik gemaakt wordt van de bevoegdheid. Minderjarigen staan in principe onder het toezicht van hun ouders. Indien een woning wordt gesloten en daarbij sprake is van minderjarige bewoners of betrokkenen, wordt door de politie melding gedaan bij Bureau Jeugdzorg. Mocht een minderjarige op straat dreigen te komen, dan zal vanuit de gemeente voor deze minderjarige(n) onderdak worden geregeld. Benadrukt wordt dat in eerste instantie de ouders voor de opvang van minderjarigen verantwoordelijk zijn.

c. Begunstigingstermijn

In een last onder bestuursdwang moet, krachtens jurisprudentie, in de regel een begunstigingstermijn worden opgenomen. Begunstiging houdt in dat de overtreder de gelegenheid krijgt om zelf aan het bevel te voldoen. Daarmee wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld om bijvoorbeeld persoonlijke spullen, handelsvoorraad e.d. uit het pand te verwijderen. De sluiting van voor het publiek en niet voor het publiek opengestelde lokalen waarin drugshandel is geconstateerd, vindt in beginsel plaats met toepassing van spoedeisende bestuursdwang (artikel 5:24, lid 5 Awb). In het geval van drugshandel in lokalen wordt de openbare orde in zeer ernstige mate verstoord en is spoedeisende sluiting gerechtvaardigd.

De toepassing van spoedeisende bestuursdwang wordt vervolgens schriftelijk bekend gemaakt aan de overtreder (artikel 5:31 Awb).

d. Aanzegging tot kostenverhaal

In het besluit tot opleggen van een last onder bestuursdwang kan tegelijk een aanzegging tot kostenverhaal worden opgenomen in het geval het bestuursorgaan de last dient uit te voeren. Dit is het geval wanneer de last niet binnen de in het besluit aangegeven begunstigingstermijn geheel wordt uitgevoerd. De kosten van bestuursdwang kunnen op basis van het bepaalde in de Awb verhaald worden op de overtreder(s). Denk hierbij aan de kosten voor het vervangen van sloten, verzegeling, ontruiming en de ambtelijke uren voor uitvoering van de sluiting.

e. Bekendmaking en registratie van het besluit

Het besluit tot sluiting van een woning of een lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende de onroerende zaak bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit aangepast in het WKPB-register.

f. Effectuering van de sluiting

Wanneer overgegaan wordt tot sluiting, dan wordt het besluit bekend gemaakt aan de rechthebbende op de zaak (artikel 5:24, lid 3 Awb). De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van sluiting en dat een aankondiging van de sluiting duidelijk zichtbaar moet worden aangebracht op het betreffende pand.

Voor de sluiting wordt het gebouw en/of het erf door de toezichthouder, liefst in aanwezigheid van de eigenaar/verhuurder of huurder, bezocht en wordt van de opname een proces verbaal gemaakt waarbij de feitelijke situatie op dat moment wordt vastgelegd. Foto’s maken onderdeel uit van het proces-verbaal.

Veelal zal de sluiting door de feitelijke handeling van verzegeling (artikel 5:28 Awb) en/of het vervangen van sloten worden geëffectueerd. Hierdoor bestaat de garantie dat aan het besluit wordt voldaan.

Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is in artikel 2:80 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente IJsselstein 2016 het betreden van een gesloten pand, woning of erf strafbaar gesteld.

Na de sluitingstermijn wordt de woning of het lokaal en het bijbehorende erf weer vrijgegeven voor de eigenaar en/of bewoners. De overdracht vindt in principe plaats na een rondgang door het gebouw/het erf om over eventuele schade die is ontstaan tijdens de sluiting direct helderheid te hebben.

Soms is sluiting niet voldoende en zullen aanvullende maatregelen nodig zijn om de leefbaarheid rond de gesloten woning of het lokaal te herstellen. Zo staat het optreden op grond van de Opiumwet het toepassen van andere college- of burgemeestersbevoegdheden, zoals het intrekken van een Drank- en Horecawetvergunning, niet in de weg. Daarnaast regelt de Wet Victor het natraject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De Wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet). Het besluit tot beheer wordt genomen door of namens het college van burgemeester en wethouders.

8. Afwijkingsbevoegdheid (artikel 4:84 Awb)

In bijzondere omstandigheden kan de burgemeester afwijken van deze beleidsregels. Afhankelijk van de omstandigheden kan bijvoorbeeld worden gekozen voor een langere of kortere sluitingsduur. Bij de beoordeling van de vraag welke alternatieve sluitingsduur in een betreffend geval passend is, zal rekening worden gehouden bijvoorbeeld met de bekendheid van een woning of lokaal als drugsadres, of drugshandel al langere tijd plaatsvindt, de noodzaak om de rust in de directe omgeving te doen wederkeren of herhaling van een ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen alsmede een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. Een besluit waarbij van deze beleidsregels wordt afgeweken wordt aanvullend gemotiveerd.

9. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Damoclesbeleid gemeente IJsselstein 2020’.

10. Inwerkingtreding en intrekking

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking. De Beleidsregels artikel 13b Opiumwet IJsselstein 2013 worden gelijktijdig ingetrokken.

Ondertekening

IJsselstein, 1 juli 2020

De burgemeester van IJsselstein,

mr. P.J.M. van Domburg


Noot
1

ECLI:NL:RVS:2015:2388

Noot
2

ECLI:NL:RVS:2019:2912