Regeling vervallen per 01-01-2023

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam ISD BOL houdende regels omtrent de bestuurlijke boete (Beleidsregels Boete ISD BOL 2021)

Geldend van 26-01-2021 t/m 31-12-2022

Intitulé

Beleidsregel van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam ISD BOL houdende regels omtrent de bestuurlijke boete (Beleidsregels Boete ISD BOL 2021)

Het Dagelijks Bestuur van ISD BOL

BESLUIT

  • Vast te stellen de Beleidsregels Boete ISD BOL 2021

  • In te trekken de Beleidsregels Boete ISD BOL 2018

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 2. De wet: Participatiewet en de Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

  • 3. Dagelijks Bestuur: Het Dagelijks Bestuur van ISD BOL

  • 4. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW, en de algemene Wet bestuursrecht.

Artikel 2 - Waarschuwing

  • 1. Het dagelijks bestuur ziet af van een bestuurlijk boete en volstaat met het geven van een schríftelijke waarschuwing, als bedoeld in artikel 2aa van het Boetebesluit, indien:

    • a.

      de overtreding van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, of

    • b.

      de betrokkene wel inlichtingen heeft verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog binnen een redelijke termijn de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting.

  • 2. Een redelijke termijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is niet langer dan 60 dagen nadat de inlichtingen hadden behoren te worden verstrekt.

  • 3. Aanvullend op lid 1 wordt aan belanghebbende, voor zover deze een uitkering van ISD BOL ontvangt, een bijzondere verplichting opgelegd op grond van artikel 55 van de Wet.

    Belanghebbende wordt verplicht om zijn of haar rechten en plichten opnieuw uitgelegd te krijgen.

Artikel 3 - Geen waarschuwing

  • 1. Een waarschuwing, als bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels, is niet mogelijk indien aan de betrokkene in de voorafgaande twee jaar al eerder een waarschuwing is gegeven.

  • 2. Indien in de voorafgaande twee jaar reeds eerder een waarschuwing is opgelegd wordt bij de eerstvolgende schending van de inlichtingenplicht zonder benadelingsbedrag een boete opgelegd van € 25,00.

  • 3. De boete wordt telkens met € 25,00 verhoogd met een maximum van € 150,00 bij elke daaropvolgende schending van de inlichtingenplicht zonder benadelingsbedrag.

Artikel 4 - Fictieve draagkracht

  • 1. De fictieve draagkracht van de betrokkene vaststellen op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm per maand.

  • 2. Het eerste lid is tevens van toepassing op de kostendelersnorm.

  • 3. Het vermogen buiten beschouwing laten bij de vaststelling van de fictieve draagkracht.

Artikel 5 - Evenredigheidstoets

  • 1. De boete moet van de fictieve draagkracht voldaan kunnen worden in:

    • a.

      24 maanden bij opzet

    • b.

      18 maanden bij grove schuld

    • c.

      12 maanden bij normale verwijtbaarheid

    • d.

      6 maanden bij verminderde verwijtbaarheid

Artikel 6 – Recidive

Bij recidive wordt de fictieve draagkracht bij een boeteoplegging die is berekend volgens de regels uit de vaste rechtspraak vermenigvuldigd met 150%.

De onder 5 lid 1 genoemde periode wordt dan:

  • a.

    36 maanden bij opzet

  • b.

    27 maanden bij grove schuld

  • c.

    18 maanden bij normale verwijtbaarheid

  • d.

    9 maanden bij verminderde verwijtbaarheid

Artikel 7 - Kwijtschelding boete

  • 1. Het dagelijks bestuur maakt gebruik van de in artikel 18a lid 13 Participatiewet, artikel 20a lid 12 IOAW en IOAZ, neergelegde bevoegdheid om op verzoek van de belanghebbende de bestuurlijke boete waarbij geen sprake is van opzet of grove schuld, geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling.

  • 2. De in het vorige lid genoemde boete wordt kwijtgescholden op het moment dat de belanghebbende een schuldregeling succesvol heeft doorlopen en in die periode van de schuldregeling niet opnieuw een boete is opgelegd.

Artikel 8 - Dringende redenen

  • 1. Het dagelijks bestuur ziet af van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

  • 2. Dringende redenen kunnen slechts zijn gelegen in onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties van een boete voor de belanghebbende. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt.

  • 3. Lichamelijke en psychische klachten die al enige tijd bestaan en dus niet in het bijzonder het gevolg zijn van het boetebesluit vormen op zichzelf geen dringende redenen.

  • 4. Dat de belanghebbende in een schuldsaneringstraject wordt opgenomen, vormt op zichzelf geen dringende reden

Artikel 9 - Invordering, kwijtschelding en heronderzoeken

Met betrekking tot invordering, kwijtschelding en heronderzoeken in verband met boeten geldt, voor zover de wet en onderhavig beleid niet anders bepaald, het regime zoals vastgelegd in paragraaf 2, 3, en 4 van hoofdstuk 2 van de Beleidsregels Debiteuren ISD BOL

2020.

Artikel 10 - Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als "Beleidsregels Boete ISD BOL 2021".

Artikel 11 - Inwerkingtreding, overgangsrecht, vervallen bestaande uitvoeringsregels

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de "Beleidsregels Boete ISD BOL 2018”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Dagelijks Bestuur d.d. 13 januari 2021.

de Voorzitter,

de Secretaris,

Toelichting op de beleidsregels

Algemene toelichting

Met de invoering van de bestuurlijke boete is de gemeente (sociale dienst) verplicht een bestuurlijke boete op te leggen en deze met de lopende uitkering te verrekenen. De bestuurlijke boete dient opgelegd te worden in het geval de uitkeringsgerechtigde niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan zijn inlichtingenverplichting zoals bedoeld in artikel 17 lid 1 Participatiewet I artikel 13 lid 1 IOAW. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Uiteraard wordt ook de ten onrechte verstrekte bijstand teruggevorderd.

N.a.v. recente uitspraken dient de boetewetgeving op meerdere punten per 1-1-2017 gewijzigd te worden. Hierbij heeft ook een verruiming van de waarschuwingsmogelijkheid plaatsgevonden: fraude tot € 150,- benadeling en de zelfmelder binnen 60 dagen. Hiermee zijn de oude beleidsregels niet meer actueel en kent de wet nu een ruimere toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Algemeen:

Op grond van artikel 18a lid 3 Participatiewet legt het dagelijks bestuur een bestuurlijke boete op indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag. Het bestuur kan echter op grond van artikel 18a lid 4Participatiewet afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van 2 jaar te rekenen vanaf de datumwaarop eerder aan belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.

Beleidskeuze:

In artikel 2 van deze beleidsregels is er voor gekozen om alleen een waarschuwing te gevenals er geen benadelingsbedrag is. In alle overige situaties wordt maatwerk geleverd en kan altijd de hardheidsclausule worden toegepast om geen boete op te leggen bij een minimaal benadelingsbedrag.

Aanvullend op de waarschuwing, legt het bestuur de verplichting op aan belanghebbende die een bijstandsuitkering o.g.v. de PW ontvangt om een gesprek met de consulent tehebben over zijn of haar rechten en plichten of deel te nemen aan een workshop. Lid 3 is enkel gericht op uitkeringsgerechtigden en is niet toepasbaar op niet uitkeringsgerechtigden.

Artikel 3

Lid 2

Wanneer er een waarschuwing is gegeven zoals bedoeld in artikel 2 en belanghebbende schendt opnieuw de inlichtingenplicht binnen 2 jaar na afgifte van de waarschuwing zonder benadelingsbedrag, dan wordt er een boete opgelegd van 25 euro.

Een bedrag van 25 euro boete bij de eerstvolgende schending van de inlichtingenplicht wordt gezien als een redelijk bedrag gezien het feit dat er geen sprake is van een benadelingsbedrag. Hierbij is aansluiting gezocht met artikel 2 lid 11 Boetebesluit socialezekerheidswetten.

Lid 3

Vervolgens wordt bij iedere nieuwe schending van de inlichtingenplicht de boete verhoogd met 25 euro. Dit betekent dus:

Eerste schending: waarschuwing

Tweede schending binnen 2 jaar: 25 euro

Derde schending: 50 euro

Vierde schending: 75 euro etc.

met een bovengrens van € 150,00.

Wanneer dezelfde tweede schending pas na 2 jaar plaatsvindt wordt opnieuw eerst een waarschuwing gegeven. Alvorens tot verhoging van de boete wordt overgegaan dient er sprake te zijn van een onherroepelijk besluit voor de voorgaande boete.

Artikel 4

Op grond van CRvB 16-05-2017, nr. 15/6755 WWB kan geconcludeerd worden dat ook voor belanghebbenden met een inkomen onder de beslagvrije voet de hoogte van het inkomen voor het bepalen van de voor beslag vatbare ruimte steeds 10% van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Voor personen waarop de kostendelersnorm van toepassing is dient men dan 10% van de van toepassing zijnde kostendelersnorm als uitgangspunt voor het bepalen van de voor beslag vatbare ruimte te nemen (artikel 5 onderdeel c Participatiewet in combinatie met artikel 22a Participatiewet).

Bij de beoordeling van de boete wordt rekening gehouden met de financiële draagkracht. Als referentie inkomen voor de voor beslag vatbare ruimte wordt uitgegaan van de toepasselijke bijstandsnormen benoemd in artikel 475c t/m e Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering én van de kostendelersnorm ex artikel 22a Participatiewet.

Door het toepassen van 10%van de toepasselijke bijstandsnorm, óók voor niet uitkeringsgerechtigden, worden discussies over wat nu precies het inkomen is voorkomen.

Daarnaast worden hierdoor de boetes bij personen met inkomsten niet buiten proportioneel hoog. Door het hanteren van 10% van de toepasselijke bijstandsnorm blijven de op te leggen boete bedragen redelijk betaalbaar.

Artikel 5

Bij het bepalen van de hoogte van de bestuurlijke boete dient het bestuur - als een belanghebbende beschikt over inkomen op bijstandsniveau - rekening te houden met het feit dat een belanghebbende de boete binnen een redelijke termijn van maximaal 2 jaar moet kunnen afbetalen. Hiermee wordt voorkomen dat een belanghebbende zeer lang op het absolute minimum blijft leven. Als een belanghebbende beschikt over een inkomen uit arbeid dat de bijstandsnorm ruim overschrijdt, geven zijn financiële omstandigheden geen aanleiding om de boete verder te matigen wegens verminderde draagkracht (zie CRvB 18-07-2017, nr. 15/6752 WWB).

In verband hiermee moet de hoogte van de boete zodanig worden begrensd dat een belanghebbende bij een fictieve draagkracht gelijk aan de voor beslag vatbare ruimte berekend op basis van de beslagvrije voet, de boete in het geval van:

  • *

    opzet: binnen 24 maanden moet kunnen voldoen;

  • *

    grove schuld: binnen 18 maanden moet kunnen voldoen;

  • *

    normale verwijtbaarheid (geen opzet en geen grove schuld): binnen 12 maanden moet kunnen voldoen;

  • *

    verminderde verwijtbaarheid: binnen 6 maanden moet kunnen voldoen.

Artikel 6

Er moet rekening worden gehouden met de draagkracht van een belanghebbende. Recidive verhoogt het benadelingsbedrag. Maar daarna moet nog worden beoordeeld of de boete moet worden gematigd in verband met de draagkracht van belanghebbende. Wordt de draagkracht berekend volgens het reguliere kader, dan kan de beoogde extra bestraffing voor het plegen van een herhaalde overtreding gedeeltelijk teniet worden gedaan. Om dit te voorkomen verlengt het bestuur bij recidive de aflostermijn in verband met draagkracht met 150%. Daarmee wordt recht gedaan aan de extra bestraffing die passend en geboden is voor het plegen van een herhaalde overtreding. Hiermee blijft het bestuur binnen de grenzen van een redelijke beleidstoepassing (zie CRvB 03-09-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3052).

Artikel 7

In het eerste lid is beschreven dat het bestuur, op verzoek van een belanghebbende, de mogelijkheid heeft om een bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden. Om de mogelijkheid ook daadwerkelijk te kunnen toepassen dient het bestuur belanghebbende te verplichten mee te werken aan het oplossen van zijn schulden. Dit kan o.m. via wegwijzer geldzaken maar ook via schuldhulpverlening of een schuldregeling te realiseren en hieraan mee te werken.

In het tweede lid is beschreven dat het bestuur, als belanghebbende een schuldregeling succesvol heeft doorlopen en er geen nieuwe boete is opgelegd, daadwerkelijk de boete geheel of gedeeltelijk kan kwijtschelden.

Artikel 8 - Dringende reden

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9 - Invordering, kwijtschelding en heronderzoeken

Toevoeging met “onderhavig beleid” omdat anders artikel 6 en artikel 8 elkaar tegenspreken.

Zonder deze aanvulling is er sprake van strijdigheid met het vigerende kwijtscheldingsbeleid zoals opgenomen in de Beleidsregels Debiteuren.

Artikel 10 - Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 - Inwerkingtreding, overgangsrecht, vervallen bestaande uitvoeringsregels

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.