Regeling vervallen per 01-07-2019

Preambule

Geldend van 01-07-2015 t/m 30-06-2019

Intitulé

Preambule

Preambule

Met de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2015 wordt een rechtvaardige en doelmatige verdeling van schaarse woonruimte in de sociale sector in de regio nagestreefd. Het aantal woningzoekenden is groot, terwijl het aanbod beperkt is. Ultimo 2014 waren er bijna 70.000 ingeschreven woningzoekenden, terwijl er nog geen 2.900 woningen konden worden verhuurd. In de regionale Woonagenda Holland Rijnland (december 2014) is de schaarste van sociale huurwoningen nader geduid en zijn afspraken gemaakt over de toevoeging ervan. Deze verordening is immers slechts een middel om de schaarste te verdelen en niet om deze op te lossen. De nieuwe regionale verordening beoogt één eenduidige, samenhangende, transparante regeling te zijn met oog voor de subregionale en lokale verschillen in vraag en aanbod. Er is keuzevrijheid voor woningzoekenden op basis van een simpel, transparant en rechtvaardig woonruimteverdeelmodel. Verhuurders moeten op efficiënte wijze de doelgroep kunnen huisvesten en zorgen dat urgenten een passende woning krijgen. De verordening is het kader voor uitvoeringsafspraken met de koepel van woningcorporaties.

Uitgangspunten

De uitgangspunten voor het woonruimteverdeelsysteem zijn door het Dagelijks Bestuur vastgelegd in de nota beleidsuitgangspunten. Voor de uitwerking heeft de regionale stuurgroep woonruimteverdeling de uitgangspunten op de volgende punten nader geduid:

a. Uitgangspunt is de Huisvestingswet 2014.

b. Er wordt gekozen voor een publiekrechtelijk systeem waarbij de huisvestingsverordening centraal staat, die gaat gelden voor sociale huurwoningen van corporaties in de regio.

Hoofdlijnen Huisvestingsverordening

Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

De verordening richt zich op alle zelfstandige sociale huurwoningen van corporaties en op standplaatsen voor woonwagens. Doel is te zorgen dat met alle corporaties een gemeenschappelijke uitvoeringsovereenkomst.

Er wordt een beleidscommissie ingesteld, paritair samengesteld uit gemeenten, corporaties en huurdersorganisaties, die het Dagelijks Bestuur adviseert bij het vaststellen van nadere regels, waarin verdere uitwerking van de verordening wordt geregeld. Deze beleidscommissie adviseert tevens inzake de uitvoeringsovereenkomst met de corporaties.

Hoofdstuk II Inschrijving woningzoekende

De koepel van woningcorporaties regelen een register van woningzoekenden met het oog op het bepalen van de rangorde bij het verdelen van woonruimtes.

Hoofdstuk III Huisvestingsvergunning

De huisvestingsvergunning is het instrument waarmee de rechtvaardige toewijzing van sociale huurwoningen wordt geborgd. Bij het afsluiten van een huurcontract verleent een corporatie in mandaat de huisvestingsvergunning. Jaarlijks wordt verantwoording afgelegd over de verhuurde woningen en aan wie deze verhuurt zijn.

Hoofdstuk IV Rangorde

Geregeld is dat de rangorde voor een beperkt deel van het aanbod nader gespecificeerd mag worden door middel van maatwerk (lokale beleidsruimte), dat dan wel gebaseerd moet zijn op een woonvisie of prestatieafspraken.

Hoofdstuk V Urgentie

Doel van de urgentie is om een goed evenwicht te bereiken tussen het belang van mensen die urgent een woning nodig hebben en het belang van andere woningzoekenden om zoveel mogelijk woningen voor de reguliere verdeling beschikbaar te hebben. De urgente krijgt altijd de gelegenheid eerst zelf te zoeken, maar verliest wel zijn positie op de ranglijst bij het aanvaarden van een woning. Urgentie is namelijk niet bedoeld om een wooncarrière mogelijk te maken. Daarom wordt in de verordening duidelijk afgebakend wanneer de mogelijkheid voor een urgentie aanwezig is. In de uitvoeringsovereenkomst zal de verdere uitvoering worden geregeld, zoals het door de corporaties doen van de intakegesprekken en het door corporaties zorg dragen voor een volledige (complete) aanvraag.

Hoofdstuk VI Stadsvernieuwingsurgentie

Doel is vast te leggen wanneer iemand in aanmerking komt voor een stadsvernieuwings­urgentie. In de regio is afgesproken dat stadsvernieuwingsurgenten niet alleen in aanmerking komen voor woningen van de eigen verhuurder. Daarom is het belangrijk goed te regelen wanneer ze in aanmerking komen. Omdat een terugkeerregeling naar nieuwbouw in sociale statuten is opgenomen, is deze buiten de verordening gehouden.

Hoofdstuk VII Overige bepalingen

Doel is om te zorgen dat bezwaren rond de woonruimteverdeling worden behandeld via een publiekrechtelijk systeem.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbodmedium: een door of in opdracht van de verhuurders uitgegeven medium waarin vrijkomende woonruimten wordt aangeboden;

  • b.

    beleidscommissie: adviescommissie die voorstellen kan doen voor de bijstelling van (de uitvoering van) het woonruimteverdeelbeleid;

  • c.

    chalet: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats maar dat niet in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en waarvoor toestemming is gegeven voor permanente bewoning;

  • d.

    uitvoeringsovereenkomst: de uitvoeringsovereenkomst Woonruimteverdeling Corporaties Holland Rijnland 2015;

  • e.

    corporatie: toegelaten instelling die ingevolge artikel 70 lid 1 Woningwet sociale huurwoningen exploiteert;

  • f.

    Dagelijks Bestuur: het dagelijks bestuur van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland;

  • g.

    economische binding: hiervan is sprake al de woningzoekende werkt binnen of vanuit een regiogemeente of plaats en met dit werk in het levensonderhoud voorziet, alsmede bij het duurzaam volgen van een dagopleiding in een regiogemeente;

  • h.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • i.

    huurprijsgrens: maximale huurprijs waarboven men niet meer in aanmerking komt voor huurtoeslag zoals omschreven in artikel 13 lid 1 sub a van de Wet op de huurtoeslag;

  • j.

    huurdersorganisaties: vertegenwoordigers van huurdersorganisaties uit de koepelorganisaties FHLO, SRH en huurdersorganisaties Rijnstreek

  • k.

    inkomen: gezamenlijke verzamelinkomens als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de bewoners van een woongelegenheid, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor ‘belanghebbende’ telkens wordt gelezen: huurder.

  • l.

    inschrijftijd: de periode die de woningzoekende op grond van deze verordening is ingeschreven als woningzoekende in de regio Holland Rijnland, vanaf de datum dat hij staat ingeschreven in het register zoals bedoeld in artikel 5;

  • m.

    maatschappelijke binding: hiervan is sprake als de woningzoekende ten minste twee jaar ingezetene is van een regiogemeente of plaats, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken daarvan ingezetene is geweest;

  • n.

    mantelzorg: hulp als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

  • o.

    particuliere verhuurder: verhuurder van sociale huurwoningen niet zijnde een toegelaten instelling

  • p.

    passende woonruimte: een woonruimte die voldoet aan het zoekprofiel.

  • q.

    regio Holland Rijnland: het gebied bestaande uit het grondgebied van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude;

  • r.

    regionaal gebondene: een woningzoekende die ten minste twee jaar ingezetene is in een gemeente in de regio, dan wel van buiten deze regio komt, maar kan aantonen dat een noodzaak tot huisvesting in deze regio bestaat op basis van economische of maatschappelijke binding;

  • s.

    senior: een woningzoekende van 55 jaar of ouder;

  • t.

    stadsvernieuwing: het proces van renovatie of sloop en nieuwbouw;

  • u.

    standplaats: een kavel bestemd voor (het plaatsen van) een woonwagen of chalet waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten;

  • v.

    starter: een ingeschreven woningzoekende die geen zelfstandige woonruimte achterlaat;

  • w.

    sociale huurwoning: een huurwoning met een huurprijs beneden de huurprijsgrens;

  • x.

    student: een persoon die als dagstudent staat ingeschreven bij een instelling voor vervolgonderwijs (MBO, HBO of Universiteit);

  • y.

    urgente: een woningzoekende die op grond van vastgestelde criteria een urgentieverklaring krijgt, waarmee hij/zij voorrang krijgt boven andere woningzoekenden bij de toewijzing van een woning;

  • z.

    urgentiecommissie: de commissie als bedoeld in artikel 20 van deze verordening, die is belast met de beoordeling van aanvragen om urgentie en de vaststelling van urgentie;

  • aa.

    Vereniging Holland Rijnland Wonen (HRW): rechtspersoon, die de in de regio Holland Rijnland werkzame toegelaten instellingen vertegenwoordigt;

  • bb.

    vermogen: het vermogen als aangenomen bij de vaststelling van het inkomen, alsmede het verschil tussen de WOZ-waarde en een eventuele Hypothecaire geldlening op de eigen woning;

  • cc.

    woningzoekende: het huishouden dat in het register als bedoeld in Artikel 5 van de verordening is ingeschreven respectievelijk wil worden ingeschreven;

  • dd.

    dwoonruimte: een ruimte met een eigen toegang en die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat die afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. Woonruimten met tijdelijke huurovereenkomsten of die niet bestemd zijn voor permanente bewoning (recreatiewoningen) worden niet tot dit begrip gerekend;

  • ee.

    woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in gedeelten kan worden verplaatst;

  • ff.

    zoekprofiel: een omschrijving van de woonruimte en/of de gemeente(n) waarvoor een urgent woningzoekende met voorrang in aanmerking komt.

Artikel 2. Werkingsgebied

  • 1. Deze verordening geldt voor de volgende gemeenten van de regio Holland Rijnland: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.

  • 2. Deze verordening is uitsluitend van toepassing op de sociale huurwoningen van corporaties met tien of meer sociale huurwoningen in de in lid 1 genoemde gemeenten en op woonwagenstandplaatsen tot de huurprijsgrens, met uitzondering van woonruimten die uitsluitend bestemd zijn voor de huisvesting van studenten.

  • 3. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen worden onder woonruimte mede begrepen standplaatsen, woonwagens en chalets.

  • 4. Deze verordening heeft alleen betrekking op het bepaalde in hoofdstuk 1 t/m 3 en 5 t/m 8 van de Huisvestingswet.

Artikel 3. Uitvoeringsovereenkomst

  • 1. Op basis van deze verordening kan het Dagelijks Bestuur een uitvoeringsovereenkomst met de HRW sluiten, waarmee de uitvoering van de woonruimteverdeling in de praktijk wordt geregeld.

  • 2. In een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in het 1e of 2e lid kunnen afspraken worden gemaakt over:

    • a.

      het aanleggen en bijhouden van een register voor woningzoekenden;

    • b.

      het aanvragen van een (stadsvernieuwings)urgentie.

Artikel 4. Beleidscommissie

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt met de HRW een beleidscommissie in die hen adviseert over het woonruimteverdeelbeleid, cq. de werking van deze verordening en de uitvoerings­overeenkomst. In de commissie zijn ook de huurdersorganisaties vertegenwoordigd.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur en de HRW horen de beleidscommissie bij voorstellen tot wijziging van deze verordening of de uitvoeringsovereenkomst.

  • 3. Naast de samenstelling, zijn taken en bevoegdheden van de beleidscommissie nader uitgewerkt in de uitvoeringsovereenkomst.

Hoofdstuk II Inschrijving woningzoekenden

Artikel 5. Register van woningzoekenden

  • 1. Vereniging Holland Rijnland Wonen (HRW) draagt zorg voor het doen aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden ten behoeve van het bepalen van de rangorde.

  • 2. HRW stelt regels op over de wijze van inschrijving, registratie van gegevens, opschorting en einde van de inschrijving.

  • 3. Voor inschrijving als woningzoekende komen in aanmerking personen van 18 jaar of ouder die de Nederlandse nationaliteit bezitten of rechtmatig in Nederland verblijven in de zin van artikel 8 onder a t/m e of l van de Vreemdelingenwet 2000.

Artikel 6. Opbouw inschrijftijd

  • 1. Een woningzoekende bouwt inschrijftijd op vanaf de datum dat de woningzoekende als zodanig in het register is opgenomen.

  • 2. Een woningzoekende die is afgevoerd van het register van woningzoekenden, verliest daarmee de tot dan toe opgebouwde inschrijftijd.

Hoofdstuk III Huisvestingsvergunning

Artikel 7. Vergunningsvereiste

Het is verboden de in artikel 2 aangewezen woonruimte zonder huisvestingsvergunning in gebruik te nemen of in gebruik te geven.

Artikel 8. Aanvraag van een huisvestingsvergunning

  • 1. De aanvraag voor een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij het Dagelijks Bestuur op een door het Dagelijks Bestuur vastgestelde wijze.

  • 2. Bij de aanvraag voor een huisvestingsvergunning moeten in ieder geval de volgende stukken worden overlegd:

    • a.

      een rechtsgeldig document waaruit de nationaliteit en de leeftijd van alle leden van het huishouden blijkt;

    • b.

      een rechtsgeldig verblijfsdocument indien de aanvrager of een van de leden van de huishouding niet de Nederlandse nationaliteit heeft of hebben;

    • c.

      recente stukken aan de hand waarvan het inkomen en het vermogen van het huishouden kan worden vastgesteld;

    • d.

      een verklaring van de eigenaar waaruit blijkt dat deze bereid is de woonruimte, chalet of woonwagen aan het huishouden te verhuren.

  • 3. Voor de aanvraag van een woonwagenstandplaats dienen tevens de volgende documenten te worden overlegd:

    • a.

      gegevens uit het GBA met betrekking tot het adres van herkomst;

    • b.

      gegevens met betrekking tot het adres , met aanduiding van huisnummer en gewenste locatie van de standplaats;

    • c.

      een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het oprichten van de woonwagen of het chalet van de aanvrager, indien geen woonwagen of chalet reeds op de standplaats aanwezig is.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur kan indien dit voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk wordt geacht, aanvrager verzoeken in aanvulling op het bepaalde in lid 2 en/of lid 3 nadere documenten te overleggen.

Artikel 9. Voorwaarden voor vergunningverlening

Het Dagelijks Bestuur verleent een huisvestingsvergunning indien:

  • a.

    is voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld voor de aanvraag van een huisvestingsvergunning in artikel 10, en;

  • b.

    tenminste een van de leden van het huishouden 18 jaar of ouder is, en;

  • c.

    de leden van het huishouden de Nederlandse nationaliteit bezitten of rechtmatig in Nederland verblijven in de zin van artikel 8 onder a t/m e en l van de Vreemdelingenwet 2000, en;

  • d.

    de aanvrager op basis van de rangorde zoals omschreven in hoofdstuk IV van deze verordening voor de betreffende woonruimte waarvoor de huisvestingsvergunning wordt aangevraagd in aanmerking komt, en;

  • e.

    de betreffende woonruimte daadwerkelijk wordt of zal worden bewoond door de aanvrager.

Artikel 10. Beslistermijn en gegevens van de vergunning

  • 1. Het Dagelijks Bestuur beslist binnen drie weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. In de huisvestingsvergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de betreffende woonruimte;

    • b.

      de vergunninghouder of vergunninghouders;

    • c.

      de ingangsdatum;

    • d.

      de termijn waarbinnen van de vergunning gebruik moet worden gemaakt.

Artikel 11. Intrekken van de vergunning

Het Dagelijks Bestuur kan de huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de in de vergunning vermelde woonruimte niet binnen de bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen of;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van de door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan de vergunninghouder wist of redelijkerwijs had moeten weten dat deze gegevens onjuist of onvolledig waren;

  • c.

    er geen feitelijk gebruik meer wordt gemaakt van de huisvestingsvergunning.

Hoofdstuk IV Rangorde

Artikel 12. Rangordebepaling

  • 1. Woningzoekenden met een (stadsvernieuwings)urgentieverklaring hebben, binnen hun zoekprofiel en met uitzondering van het bepaalde in Artikel 13 (lokale beleidsruimte) en Artikel 15 (specifieke toewijzing nieuwbouw), voorrang boven alle andere woningzoekenden. De rangorde tussen urgenten wordt als eerste bepaald op basis van de oudste toekenningsdatum van de urgentie, daarna op de meeste inschrijftijd en ten slotte op basis van loting. De rangorde tussen stadsvernieuwingsurgenten wordt bepaald door oudste toekennings­datum, bij gelijke toekenningsdatum door woonduur en bij gelijke woonduur door loting.

  • 2.a Indien meerdere woningzoekenden voor woonruimte die in het aanbodmedium wordt aangeboden in aanmerking komen, wordt met in achtneming van het bepaalde in het eerste lid, de woonruimte toegewezen aan de woningzoekende met de meeste inschrijftijd.

  • 2.b Indien de toe te wijzen woonruimte onder lid a een standplaats betreft, heeft de woningzoekende met de meeste inschrijfwaarde die aantoonbaar legaal een standplaats bewoont of in de voorafgaande tien jaren ten minste zes jaar onafgebroken heeft bewoond, voorrang boven andere woningzoekenden, dit met inachtneming van de uitzonderingen genoemd in lid 1 van dit artikel.

  • 3. Met in achtneming van het in het eerste lid bepaalde vindt bij gelijke inschrijftijd toewijzing plaats in volgorde van loting.

  • 4. Een verhuurder mag t.a.v. een specifiek woningzoekende gemotiveerd van de rangorde afwijken, indien:

    • a.

      er een gerechtelijk bevel is tot ontruiming in verband met overlast in de laatst bewoonde woning;

    • b.

      er een gerechtelijk bevel is tot ontruiming in verband met huurachterstand die nog niet is betaald;

    • c.

      er door de vorige verhuurder geen verklaring van geen huurachterstand wordt verstrekt;

    • d.

      de woningcorporatie van mening is dat plaatsing van de kandidaat in de betreffende woning leidt tot problemen in de directe omgeving gelet op reeds ontstane probleemsituaties;

    • e.

      er bij de woningtoewijzing sprake is van frauduleus handelen of opgave van onjuiste informatie door de woningzoekende;

    • f.

      de woningzoekende zich op een onacceptabele wijze agressief heeft gedragen tegen een uitvoerder van de verordening.

Artikel 13. Lokale beleidsruimte

  • 1. Om specifieke lokale en subregionale volkshuisvestelijke knelpunten op te lossen, kan een deel van de vrijkomende woonruimten aan woningzoekenden met nadere bindingseisen, andere passendheidseisen, via een ander volgordecriterium of op andere wijze afwijkend van de regionale regels worden toegewezen.

  • 2. Indien gebruik gemaakt wordt van lokale beleidsruimte, dan dienen de specifieke lokale of subregionale volkshuisvestelijke knelpunten waarvoor het wordt ingezet, vastgelegd te zijn in de lokale woonvisie of prestatieafspraken.

  • 3. Het maximum aantal woningen zoals bedoeld in lid 1, is bepaald op 25% van het gemiddeld aantal verhuringen per jaar van sociale huurwoningen van corporaties per gemeente in de voorgaande drie jaar.

  • 4. Een besluit over de invulling van de lokale beleidsruimte wordt genomen door burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente, na overleg met en mede op advies van de lokale corporatie(s), die de uitvoeringsovereenkomst Woonruimte­verdeling Corporaties hebben ondertekend en de lokale huurdersorganisatie(s).

  • 5. Burgemeester en wethouders van de gemeente verschaffen jaarlijks achteraf inzicht aan het Dagelijks Bestuur over de inzet van de lokale beleidsruimte. Dat gebeurt op basis van cijfers over het aantal aanbiedingen en toewijzingen op basis van de lokale beleidsruimte.

  • 6. Indien blijkt dat het maximum aantal woningen voor lokale beleidsruimte zoals vastgesteld in lid 3, in een jaar is overschreden, dan wordt het quotum voor het volgend jaar verminderd met een even groot aantal als de overschrijding.

Artikel 14. Onderscheid naar doelgroepen

  • 1. Bij de toewijzing voor woonruimten voor bijzondere doelgroepen, kan het Dagelijks Bestuur voorrang verlenen aan deze woningzoekenden.

  • 2. Woonruimte kan door de verhuurder worden aangemerkt als:

    • a.

      woonruimte met specifieke voorzieningen (bijvoorbeeld rolstoeltoegankelijk of zorg);

    • b.

      woonruimte voor senioren;

    • c.

      woonruimte voor starters;

    • d.

      woningzoekenden die vallen onder door de jaarlijks door het Dagelijks Bestuur vastgestelde lijst van betrokken instellingen of nader overeen te komen taakstellingen.

  • 3. Bij het verlenen van een huisvestingsvergunning voor woonruimten zoals genoemd in het voorgaande lid, wordt voorrang gegeven of uitsluitend toegewezen aan:

    • a.

      Woningzoekenden met die aantoonbaar noodzakelijk zijn aangewezen op een dergelijke ingrijpend aangepaste woonruimte of zorg

    • b.

      Woningzoekenden van 55 jaar of ouder

    • c.

      Woningzoekenden die geen zelfstandige woonruimte achterlaten

    • d.

      Woningzoekenden die cliënt zijn van een van de betrokken instellingen.

Artikel 15. Specifieke toewijzing nieuwbouw

  • 1. Nieuwgebouwde woonruimten kunnen bij de eerste aanbieding bij voorrang worden toegewezen aan woningzoekenden die in specifieke delen van de regio een sociale huurwoning achterlaten.

  • 2. Een besluit over specifieke toewijzing bij nieuwbouw in het deel van de regio waarin een sociale huurwoning achtergelaten moet worden, wordt genomen door burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de nieuwgebouwde woonruimten zijn gelegen, na overleg met en mede op advies van de lokale corporatie(s) en de lokale huurdersorganisatie(s).

  • 3. Burgemeester en wethouders van de gemeente verschaffen jaarlijks inzicht aan het Dagelijks Bestuur over specifieke aanbieding en toewijzing van nieuwbouw.

Artikel 16. Inkomenseisen

Toegelaten instellingen (corporaties) kunnen inkomenseisen stellen en zo nodig afwijken van de rangorde om te voldoen aan het bepaalde in artikelen 46 en 48 van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting.

Artikel 17. Aanbieding van woonruimte

  • 1. HRW kan een maximum stellen aan het aantal reacties van een woningzoekende per publicatie.

  • 2. Woonruimte kan na weigering voor een tweede maal geadverteerd worden. Hierbij kunnen ruimere toewijzingscriteria worden gesteld. Jaarlijks wordt door de verhuurders verantwoording afgelegd over hun verhuringen en de toepassing van de toewijzingscriteria aan de Beleidscommissie en het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Verhuurders kunnen in bijzondere gevallen woonruimte toewijzen aan woningzoekenden wier specifieke situatie vraagt om een snelle oplossing op maat. Bij deze vrije beleidsruimte gaat het bijvoorbeeld om toewijzingen in verband met calamiteiten- en beheerproblemen. De verhuurders leggen jaarlijks achteraf verantwoording af.

  • 4. Het Dagelijks Bestuur kan na raadpleging van de beleidscommissie Woonruimteverdeling, passendheidseisen ten aanzien van huishoudensomvang en woninggrootte stellen. De criteria worden nader bepaald afhankelijk van het specifieke volkshuisvestelijke probleem op dat moment.

Hoofdstuk V Urgentiecommissie

Artikel 18. Urgentiecommissie

  • 1. Het Dagelijks Bestuur benoemt een regionale urgentiecommissie, bestaande uit een voorzitter en maximaal zes overige leden, waarvan een derde op voordracht van het Dagelijks Bestuur, een derde op voordracht van de HRW en een derde op voordracht van de koepels van huurdersorganisaties. De voorzitter wordt in gezamenlijk overleg voorgedragen.

  • 2. De urgentiecommissie heeft tot taak het namens het Dagelijks Bestuur uitoefenen van de bevoegdheden als genoemd in hoofdstuk V en Artikel 33 van deze verordening.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur stelt ten behoeve van de werkzaamheden van de urgentiecommissie een reglement vast.

Artikel 19. Aanvraag van een urgentieverklaring

  • 1. De aanvraag voor een urgentieverklaring wordt, via een in de regio werkzame corporatie, ingediend bij de urgentiecommissie.

  • 2. Bij de aanvraag dienen alle bewijsstukken te worden overlegd die de urgentiecommissie nodig oordeelt om een weloverwogen besluit te kunnen nemen.

  • 3. Een woningzoekende kan een verzoek om een urgentieverklaring indienen, wanneer:

    • a.

      voldaan wordt aan het bepaalde in Artikel 9 van deze verordening, en;

    • b.

      de woningzoekende regionaal gebonden is, en;

    • c.

      de woningzoekende niet zelf binnen zes maanden kan voorzien in zijn (her)huisvesting.

Artikel 20. Criteria voor toekenning van urgentie

  • 1. Een urgentieverklaring kan alleen verkregen worden als voldoende is aangetoond dat het medische, psychosociale- of maatschappelijke probleem alleen kan worden opgelost door een voorrangspositie voor een zelfstandige woonruimte.

  • 2. Een woningzoekende kan in aanmerking komen voor een urgentieverklaring op basis van medische dan wel psychosociale gronden, als naar het oordeel van een door de urgentiecommissie aangewezen onafhankelijke deskundige is komen vast te staan dat:

    • a.

      er sprake is van medische dan wel psychosociale gronden die zodanig verbonden zijn met omstandigheden in de huidige woonruimte dat de daarmee verbonden gevolgen door voortduring van die omstandigheden verergeren of het gebruik van de woonruimte feitelijk onmogelijk maken, en;

    • b.

      het niet aanvaardbaar is dat de onder a genoemde omstandigheden langer dan zes maanden zullen voortduren;

    • c.

      door ergonomische aanpassing van de woonruimte de onder a genoemde omstandigheden niet worden opgeheven.

  • 3. Indien in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning een verhuisindicatie is gegeven, kan deze gelden als een medische indicatie voor het verkrijgen van een urgentieverklaring.

  • 4. Onverlet het bepaalde in het tweede lid, kan een woningzoekende in aanmerking komen voor een urgentieverklaring, indien sprake is van:

    • a.

      onvoorziene financiële teruggang, buiten de schuld van de woningzoekende om, waarbij de woonlasten een onevenredig deel van het inkomen zijn gaan uitmaken, waardoor verhuizen binnen zes maanden naar het oordeel van de urgentiecommissie noodzakelijk is;

    • b.

      een acuut dreigende dakloosheid met aantoonbaar de zorg voor (een) minderjarig(e) kind(eren), waarbij sprake is van een aantoonbare noodsituatie die tot een crisis leidt; lichamelijke of geestelijke mishandeling, aangetoond door een politieaangifte en/of andere ter zake kundige en bevoegde instanties.

    • c.

      woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen die hun woning hebben moet verlaten in verband met relationele problemen of geweld. Deze woningzoekenden vallen onder het contingent bijzondere doelgroepen (Artikel 14 lid 2.d en 3.d) en worden direct bemiddeld;

    • d.

      woningzoekenden die mantelzorg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verlenen of ontvangen, waardoor verhuizen binnen zes maanden naar het oordeel van de urgentiecommissie noodzakelijk is. 

  • 5. Een urgentieverklaring wordt alleen verleend, indien:

    • a.

      de gewenste verhuizing bijdraagt aan de verlichting en zo mogelijk de oplossing van de problematiek die ten grondslag ligt aan de gevraagde urgentieverklaring, en;

    • b.

      de aanvrager geen vrije keuze inzake de woonsituatie heeft, en geen andere mogelijkheid openstaat die in redelijkheid niet tot een urgentieaanvraag in de regio Holland Rijnland had mogen leiden, en;

    • c.

      sprake is van een acute woonnoodsituatie die niet door betrokkene zelf is veroorzaakt of kon worden voorkomen of kan worden opgelost.

Artikel 21. Toekenning urgentieverklaring

  • 1. De urgentiecommissie beslist, namens het Dagelijks Bestuur, uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 2. De urgentieverklaring is zes maanden geldig.

  • 3. De urgentieverklaring vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de personalia van de urgente;

    • b.

      de omvang van het huishouden van de urgente;

    • c.

      de ingangsdatum en de periode waarvoor de urgentieverklaring geldig is;

    • d.

      de mededeling dat aan de urgente, wanneer hij tot twee maanden voor beëindiging van de periode waarvoor de urgentieverklaring geldt nog geen andere woonruimte heeft, hem één keer een passende woonruimte wordt aangeboden;

    • e.

      het zoekprofiel, d.w.z. een beschrijving van de gemeente(n), kern(en) of wijk(en) en woningtype(n) waarvoor de voorrang wordt toegekend;

    • f.

      eventueel aanvullende eisen aan de urgente om recht te hebben op een urgentie.

Artikel 22. Verantwoordelijkheid urgente

  • 1. De urgente is zelf verantwoordelijk voor het zoeken naar een andere woonruimte.

  • 2. Wanneer binnen de geldigheidsduur van de urgentieverklaring, buiten de verantwoordelijkheid van de urgente geen passende woonruimte wordt gevonden, kan de urgente eenmalig een verlenging van maximaal zes maanden aanvragen.

Artikel 23. Aanbod verhuurders

Als een urgente tot twee maanden voor beëindiging van de urgentieverklaring nog geen andere passende woonruimte heeft, dan zal één van de verhuurders één keer een passende woning aanbieden. De urgente kan eerder om ondersteuning of zelfs directe bemiddeling vragen.

Artikel 24 Weigering urgentieverklaring

  • 1. Een urgentieverklaring wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 21 of 22 van deze verordening.

  • 2. Een urgentieverklaring kan worden geweigerd als de huurovereenkomst van een woningzoekende is of dreigt te worden ontbonden in verband met overlast, gevaar, schade of huurschuld.

  • 3. Een urgentieverklaring kan tevens worden geweigerd indien bij de aanvraag om urgentie de aanvrager en/of leden van zijn huishoudens dreigementen heeft/hebben geuit of zich agressief heeft/hebben gedragen richting een uitvoerder van de verordening.

Artikel 25. Intrekking urgentieverklaring

Het DB kan aan de eigenaar van woonruimte die behoort tot de in artikel 2 lid 2 aangewezen categorie een voordracht tot verhuring van woonruimte aan een door het college van B&W aangegeven woningzoekende doen:

  • a.

    Indien deze woningzoekende een asielzoeker is die een verblijfsvergunning heeft ontvangen en;

  • b.

    deze woningzoekende valt onder de taakstelling die de betreffende gemeente opgelegd heeft gekregen, en;

  • c.

    indien de betreffende gemeente voorziet in de noodzakelijke begeleiding van deze woningzoekende.

De eigenaar van de woonruimte zal bij het ter beschikking komen van woonruimte, zonder toepassing van de artikelen 18 tot en met 24, bij voorrang een passende woning aanbieden aan deze woningzoekende.

Hoofdstuk VI Stadsvernieuwingsurgentie

Artikel 27. Stadsvernieuwsingsurgentie

  • 1. Urgentie op grond van stadsvernieuwing ontstaat:

    • a.

      bij sloop van woonruimte in de zin van artikel 1 van deze verordening;

    • b.

      bij ingrijpende woningverbetering van woonruimte in de zin van artikel 1 van deze verordening, als gevolg waarvan de bewoners niet kunnen terugkeren in die woonruimte.

  • 2. Urgentie op grond van het bepaalde in het eerste lid wordt alleen verleend ten aanzien van woonruimte onder de huurprijsgrens.

Artikel 28. Toekenning stadsvernieuwingsurgentie

  • 1.a Het besluit over stadsvernieuwing wordt ten minste 18 maanden voor de te verwachten sloopdatum genomen.

  • 1.b De urgentiecommissie beslist, namens het Dagelijks Bestuur, uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 2. De stadsvernieuwingsurgentieverklaring vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de personalia van de stadsvernieuwingsurgente;

    • b.

      de omvang van het huishouden van de stadsvernieuwingsurgente;

    • c.

      de ingangsdatum en de periode waarvoor de stadsvernieuwingsurgentieverklaring geldig is;

    • d.

      het zoekprofiel, dat wil zeggen een beschrijving van de gemeente en het woningtype waarvoor de stadsvernieuwingsurgentie van toepassing is;

    • e.

      de mededeling dat aan de stadsvernieuwsingsurgente, wanneer hij zes maanden voor de sloop of de ingrijpende woningverbetering nog geen andere woonruimte heeft, door de corporatie zelf maximaal twee keer een passende woonruimte wordt aangeboden.

  • 3. Indien de stadsvernieuwingsurgente één jaar voor de sloop of de ingrijpende woningverbetering nog geen vervangende woonruimte heeft gevonden in de gemeente waarvoor de stadsvernieuwingsurgentie van toepassing was, wordt de stadsvernieuwingsurgentieverklaring van toepassing verklaard voor de gehele regio.

Artikel 29. Verantwoordelijkheid stadsvernieuwingsurgente

  • 1. De stadsvernieuwingsurgente is tot zes maanden voor de sloop of de ingrijpende woningverbetering zelf verantwoordelijk voor het zoeken naar een andere woonruimte.

  • 2. Advies en ondersteuning van de zijde van de verhuurders zijn op verzoek van de stadsvernieuwingsurgente beschikbaar en worden ingezet naar de mate waarin de betrokkene zelf in staat is te reageren op vrijkomende woonruimte.

  • 3. Indien de stadsvernieuwingsurgent een jaar voor de sloop of de ingrijpende woningverbetering nog geen andere woonruimte heeft, zal de urgente worden ondersteund bij het vinden van een passende woning in de eigen gemeente.

Artikel 30. Intrekking stadsvernieuwingsurgentie

Het Dagelijks Bestuur trekt de stadsvernieuwingsurgentieverklaring in, indien:

  • a.

    de sloopdatum is gepasseerd;

  • b.

    de stadsvernieuwingsurgentieverklaring is verleend op grond van door de aanvrager verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze gegevens onjuist of onvolledig waren;

  • c.

    de stadsvernieuwingsurgente een aangeboden woonruimte aanvaardt;

  • d.

    de stadsvernieuwingsurgente geen prijs meer stelt op inschrijving;

  • e.

    de stadsvernieuwingsurgente niet meer voldoet aan de vereiste om voor verlening van een huisvestingsvergunning in aanmerking te komen;

  • f.

    de stadsvernieuwingsurgente dreigementen heeft geuit of zich agressief heeft gedragen richting een uitvoerder van de verordening.

Hoofdstuk VII Overige bepalingen

Artikel 31. Bezwaarschriftencommissie

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt een regionale bezwaarschriftencommissie in als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. De bezwaarschriftencommissie kan op verschillende locaties binnen de regio zitting houden.

  • 3. De bezwaarschriftencommissie brengt jaarlijks een verslag uit van haar werkzaamheden.

  • 4. De werkwijze, taken en bevoegdheden van de bezwarencommissie worden bij verordening vastgesteld.

Artikel 32. Mandatering

Het Dagelijks Bestuur is bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens deze verordening te mandateren aan functionarissen van aanbieders van woonruimte, colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten in het werkingsgebied, ambtenaren die werkzaam zijn bij de gemeenten die onder het werkingsgebied vallen, dan wel aan de door het Dagelijks Bestuur benoemde leden in de op grond van deze verordening ingestelde commissies, behoudens de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 35.

Artikel 33. Hardheidsclausule

Het Dagelijks Bestuur en de door haar op grond van deze verordening ingestelde urgentiecommissie zijn bevoegd in gevallen, waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager gemotiveerd af te wijken van deze verordening.

Artikel 34. Handhaving

Het Dagelijks Bestuur is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 35. Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het Dagelijks Bestuur, waarbij zij zich uitsluitend zal laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

Hoofdstuk VIII Overgangs- en slotbepaling

Artikel 36. Omzettingsmaatregel Boskoop

  • 1. Voor ingeschreven woningzoekenden in Boskoop geldt dat de leeftijd, respectievelijk de woonduur van starters en doorstromers op 1 juli 2015 wordt omgezet in inschrijftijd.

  • 2. De in het eerste lid genoemde inschrijftijd wordt berekend door de leeftijd-, dan wel de woonduurverdeling van actief woningzoekenden te extrapoleren naar de inschrijftijd op basis van de verdeling van actief woningzoekenden in Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem en Nieuwkoop op die datum.

  • 3. Een woningzoekende is actief als hij gedurende de periode 1 april 2014 tot 1 april 2015 één maal of vaker heeft gereageerd op een woning.

Artikel 37. Overgangsbepaling

  • 1. Inschrijvingen bij Woningnet Holland Rijnland op basis van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2013 worden geacht inschrijvingen te zijn op grond van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2015.

  • 2. Aanvragen om een huisvestingsvergunning op basis van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2013, de Huisvestingsverordening Boskoop 1998, de Huisvestingsverordening Gemeente Noordwijkerhout 2013 worden geacht aanvragen om vergunningen te zijn op grond van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2015.

  • 3. Huisvestingsvergunningen verleend op basis van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2013, de Huisvestingsverordening Boskoop 1998, de Huisvestingsverordening Gemeente Noordwijkerhout 2013 worden geacht vergunningen te zijn op grond van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2015.

  • 4. Aanvragen om een urgentieverklaring of stadsvernieuwingsurgentie ingediend op basis van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2013, de Huisvestingsverordening Boskoop 1998, de Huisvestingsverordening Gemeente Noordwijkerhout 2013 worden geacht te zijn aanvragen om urgentie dan wel stadsvernieuwingsurgentie te zijn op grond van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2015.

  • 5. Verleende urgenties dan wel stadsvernieuwingsurgenties op basis van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2013, de Huisvestingsverordening Boskoop 1998, de Huisvestingsverordening Noordwijkerhout 2013 worden geacht te zijn verleend op basis van de Huisvestingsverordening 2015.

  • 6. Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift gericht tegen besluiten op grond van de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2013, de Huisvestingsverordening Boskoop 1998, de Huisvestingsverordening Gemeente Noordwijkerhout 2013 wordt beslist met toepassing van de op dat betreffende besluit van toepassing zijnde verordening.

  • 7. Klachten ingediend op basis van artikel 12 van het Convenant Woonruimteverdeling Boskoop, worden met toepassing van dat convenant afgehandeld.

Artikel 38. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2015.

Artikel 39. Inwerkingteding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015 en geldt tot 1 juli 2019;

  • 2. De Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2013 komt met ingang van 1 juli 2015 te vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het Algemeen Bestuur van 24 juni 2015.

het Algemeen Bestuur Holland Rijnland,
de secretaris,
F.van Ardenne
de voorzitter,
H.J.J.Lenferink