Regeling vervallen per 09-12-2020

Beleidsnota afval verbranden Kampen

Geldend van 31-05-2005 t/m 08-12-2020

Intitulé

Beleidsnota afval verbranden Kampen

Het college van burgemeester en wethouders stelt vast de volgende beleidsnota afval verbanden Kampen

Rekening houdende met de vereenvoudiging regelgeving en vermindering bureaucratie wordt aansluiting gezocht met het rapport van Samenwerkingsprogramma Milieuhandhaving Overijssel (SMO) ‘Afval verbranden’.

De onderstreepte aspecten wijken enigszins af van de insteek vanuit het SMO, en geven het gemeentelijke standpunt weer.

 Bebouwde kom

  • -

    aanvragen voor het verbranden van afval buiten inrichtingen hebben in beginsel betrekking op het gebied buiten de bebouwde kom;

  • -

    vuren kunnen in beginsel niet binnen de bebouwde kom gehouden worden.

 Regeling particulieren

  • -

    er wordt ontheffing verleend voor het verbranden van niet van derden afkomstige takken- en/of snoeihout en rietafval;

  • -

    geen minimale hoeveelheid vereist ;

  • -

    geen maximum per stookseizoen;

  • -

    gehele jaar geldig;

  • -

    ontheffing is drie jaar geldig. Dus voor een periode van drie jaar in plaats van per geval (ter vermindering administratieve lastendruk).

Ontheffing op basis van artikel 10.63, lid 2 van de Wet Milieubeheer (Wm-ontheffing).

 Regeling landschapsonderhoud

  • -

    er wordt ontheffing verleend voor het verbranden van niet van derden afkomstige takken- en/of snoeihout en rietafval;

  • -

    geen minimale hoeveelheid vereist ;

  • -

    geen maximum per stookseizoen;

  • -

    gehele jaar geldig;

  • -

    ontheffing is drie jaar geldig. Dus voor een periode van drie jaar in plaats van per geval (de administratieve lastendruk te verminderen).

Ontheffing op basis van artikel 10.63, lid 2 van de Wet Milieubeheer (Wm-ontheffing).

 Regeling vreugdevuren

  • -

    er wordt ontheffing verleend voor het verbranden van takken- en/of snoeihout en overig onbehandeld hout;

  • -

    Vreugdevuren hebben een traditionele achtergrond. Er wordt geen ondergrens gesteld, zodat kleine vreugdevuren, zoals een kampvuur, niet wordt uitgesloten.

  • -

    Met betrekking tot paasvuren geldt, dat paasvuren  worden toegestaan op basis van bestaande tradities.

  • -

    De ontheffing is drie jaar geldig.

Ontheffing op basis van artikel 10.63, lid 2 van de Wet Milieubeheer (Wm-ontheffing) en in geval van openbare vreugdevuren ook op basis van artikel 5.5.1 van de APV (APV-ontheffing).

 Regeling verbranden van door ziekte aangetast hout

  • -

    er wordt ontheffing verleend voor het verbranden van niet van derden afkomstig ziek takken- en/of snoeihout en overig door ziekte aangetast, onbehandeld, plantaardig afval;

  • -

    Bij de aanvraag dient een verklaring van de Plantenziektekundige Dienst te Wageningen zijn gevoegd. Zo niet, dan moet de behandelend ambtenaar advies van deze dienst vragen om zekerheid te krijgen.

  • -

    Vooruitlopen op de ontheffing is vanwege de noodzaak de ziekte te bestrijden bespreekbaar, mits de aanvraag is ingediend en de milieuvoorschriften voor het verbranden van afval worden nageleefd;

  • -

    De ontheffing is drie jaar geldig.

Ontheffing op basis van artikel 10.63, lid 2 van de Wet Milieubeheer (Wm-ontheffing).

Bijlagen behorende bij Beleidsnota afval verbranden Kampen 

Bijlagen bij beleidsnota afval verbranden

Vergelijking beleid SMO - gemeente Kampen

Toelichting behorende bij Beleidsnota afval verbranden Kampen

Toelichting / Overwegingen

1.         Praktijk

 

1.1.      Verbranden buiten inrichtingen

In de praktijk gaat het bij het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen voornamelijk om oogstafval, snoei-, takken-, en afvalhout en rietafval. Met name in het buitengebied is het een ingeburgerde praktijk en wordt het verbranden van hiervoor genoemde materialen door iedereen geaccepteerd. Het oogstafval, snoei- en takken-, en afvalhout wordt verbrand in de open lucht. De gedachte is dat het maar hout is en dat het al jaren lang zo gebeurt dus dat het moet kunnen. Onder het kopje milieuhygiënische aspecten staan de schadelijke effecten van deze (onvolledige) verbranding. Daarnaast vindt ook regelmatig vervuiling plaats doordat ook andere afvalstoffen worden ver-brand. Belangrijk en veel gebruikt zijn vloeistoffen om het vuur aan te maken. Hiervoor worden verschillende brandbare vloeistoffen gebruikt, zoals bijvoorbeeld benzine, petroleum maar ook afgewerkte olie. Deze vloeibare brandstoffen vormen een extra bedreiging voor het milieu - los van de extra emissie van schadelijke stoffen - doordat ze ook in de bodem terecht komen en er daardoor bodemverontreiniging optreedt.

 

Ook is in de praktijk de verleiding om andere afvalstoffen mee te verbranden regelmatig niet te weerstaan. Hierbij dient gedacht te worden aan bijvoorbeeld plastic, autobanden, kabels, bouwmaterialen etcetera. Deze verontreiniging met andere afvalstoffen leidt er toe dat nog meer schadelijke stoffen worden uitgestoten.

 

1.2.      Verbranden binnen inrichtingen

Het verbranden van (afval)stoffen binnen inrichtingen dat wordt geregeld in de milieuvergunning of in de melding ex. artikel 8.40 Wet milieubeheer is in Kampen verboden.

2.         Milieuhygiënische effecten

Het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen gebeurt niet onder ideale omstandigheden. Een onvolledige verbranding door een te lage temperatuur is het gevolg, waardoor er aanzienlijk meer schadelijke stoffen ontstaan. Het betreft NOx, SOx, CO, CO2, CH4, PAK’s, kwik en roet. Ook blijven onverbrande resten achter op de bodem. De uitstoot van deze stoffen neemt met een factor 100 à 1000 toe in vergelijking met een afvalverbrandingsinstallatie (Bos, 2002 en Boonstra, 1997).

 

De milieuhygiënische effecten van de meeverbrande verontreiniging zijn niet te bepalen, want die is sterk afhankelijk van samenstelling van de verontreiniging. Ook hier geldt dat een onvolledige verbranding leidt tot een verhoogde uitstoot van schadelijke stoffen.

 

Al met al draagt het verbranden van hout en afval bij aan milieuproblemen als verzuring (NOx, SOx), het broeikaseffect (CO, CO2, CH4), lokale milieuhygiënische gevaren als verspreiding van (sterk) kankerverwekkende stoffen (PAK’s), dioxines en/of hindereffecten als prikkelende ogen, slijmvorming, hoofdpijn en misselijkheid. Ook is er nog een toxisch effect als kwik in de omgeving wordt verspreid. (Bos, 2002 en Boonstra, 1997)

 

Deze milieuhygiënische effecten lijken in eerste instantie van een andere schaalgrootte in vergelijking met dat vuurtje dat gestookt wordt. Echter alle kleine beetjes dragen bij aan de problematiek. Daar komt nog bij dat met name PAK’s zeer kankerverwekkend en tevens moeilijk afbreekbaar kunnen zijn en dus gedurende lange tijd een gevaar voor de volksgezondheid vormen. Kenmerkend voor kankerverwekkende stoffen is dat zij in kleine hoeveelheden al een schadelijke werking kunnen hebben. (Boonstra, 1997)  

3.         Alternatieven

 

3.1.      Alternatieve verwerkingsmethoden

Verbranden van afvalstoffen is in principe verboden, daarom is het goed dat er ook een alternatieve verwerkingswijze wordt aangeboden. Immers ontheffingen mogen niet meer standaard verleend worden. Er is op dit moment een redelijk scala aan verwerkingsmogelijkheden voor oogstafval, snoei- en takkenhout. In het vervolg van deze nota wordt alleen dit afval betrokken, omdat al het andere hout eigenlijk ‘gewoon’ afval is en via de normale weg dient te worden afgevoerd. Dat wil vaak zeggen dat het afgevoerd moet worden naar de afvalverbrandingsinstallaties. De mogelijke verwerkingsmethoden worden hieronder aangestipt:

  • 1.

    Versnipperen van het snoeihout tot strooisel dat gebruikt wordt onder andere voor het ‘verstevigen’ en aanduiden van paden in parken, bossen en tuinen.

  • 2.

    Compostering is een andere mogelijkheid voor de verwerking van snoeihout. De composteringsbedrijven kunnen hun proces hier dusdanig op afstemmen dat het snoeihout wordt omgezet tot goede kwaliteit compost. Het gaat dan voornamelijk om takhout dat gebruikt wordt wegens de beluchtende werking. Massieve stammen en dergelijke worden niet geaccepteerd. (AfvalOverlegOrgaan (AOO), 2002);

  • 3.

    Het verbranden van snoeihout in een afvalverbrandingsinstallatie is ook een mogelijkheid. Deze manier van verwerken levert een beter verbrandingsproces op waardoor minder uitstoot van schadelijke stoffen ontstaat. Tevens zijn er verschillende rookgaszuiveringen aan het proces gekoppeld waardoor de emissie nog sterker vermindert. (AOO, 2002)

  • 4.

    Een nieuwe ontwikkeling die de komende jaren sterk gestimuleerd gaat worden is verwerking  in een biomassacentrale. Op dit moment is er in de regio geen verwerkingscapaciteit beschikbaar. Echter, de rijksoverheid heeft fors ingezet op biomassa met betrekking tot het reduceren van de broeikasgassen in het kader van het Kyoto-verdrag. Op welke termijn deze verwerkingsmethode beschikbaar komt voor de regio is op dit moment nog niet aan te geven. Wel is bekend dat biomassacentrales elders in het land (Cuijk, Lelystad en Wijster) graag schoon snoeihout ontvangen. Schoon wil zeggen niet chemisch vervuild en geen aanwezigheid van zwerfvuil en zand;

  • 5.

    Direct bijstoken van snoeihout in elektriciteitscentrales lijkt ook een geschikt alternatief, omdat op die manier gebruik wordt gemaakt van de energie-inhoud van het hout. Desondanks heeft jurisprudentie uit gewezen dat deze verwerkingsmethodiek niet zomaar toe te passen is in verband met de wetgeving omtrent afvalstoffen.

  • 6.

    Er is in Nederland nu wel een proef met voorvergassing van (snoei)hout, waarbij de gewonnen gassen ingezet worden bij een kolencentrale. Deze manier van verwerken mag wel. Dit is echter nog geen standaard methode. (AOO, 2002);

  • 7.

    De laatste methode voor snoeihout is dat dit niet wordt afgevoerd, maar blijft liggen. Er treedt dan wel verrijking van de bodem op met voedingsstoffen. Resultaat kan zijn dat er op termijn andere begroeiing komt. Omdat het gesnoeide materiaal niet wordt afgevoerd is er geen sprake van een afvalstof.

Duidelijk is wel dat het verbranden van afval(hout) buiten inrichtingen niet meer toegestaan is, tenzij ontheffing wordt verleend. Storten is overigens al gedurende langere tijd (1996) niet meer toegestaan en dus ook geen alternatief. Particulieren binnen geheel Kampen kunnen ook tegen betaling dagelijks snoei-en takkenhout, rietafval naar het overlaadstation tegen betaling brengen. Dit groenafval wordt later afgevoerd naar een erkende verwerker.

 

4.         Wijziging Wet milieubeheer

Op 23 mei 2003 is, via de Tweede Kamer door de inwerkingtreding van het Landelijk Afvalbeheers Plan (LAP), de Wm op het gebied van verbranden van afvalstoffen buiten een inrichting gewijzigd. Deze wijziging heeft onder andere betrekking op artikel 10.2 van de Wet milieubeheer. In dit aange-paste artikel is een landelijk verbod opgenomen om afvalstoffen buiten een inrichting te verbranden. Daarnaast is artikel 10.63, lid 2, Wet milieubeheer toegevoegd. Dit artikel biedt de mogelijkheid om ontheffing te verlenen van het genoemde stookverbod.

 

5.         Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening

Bij het verbranden van afvalstoffen kunnen echter ook openbare orde- en veiligheidsaspecten aan de orde zijn. Om deze redenen kan de aanvullende werking van de APV niet gemist worden. Aan de APV-ontheffing ligt een ander motief ten grondslag dan aan de Wm-ontheffing, te weten de bescher-ming van de openbare orde en veiligheid, de bescherming van de woon- en leefomgeving en de be-scherming van flora en fauna. Nu het milieuaspect sinds 23 mei 2003 geregeld is in de Wet milieu-beheer, is het noodzakelijk de tekst van het betreffende artikel 5.5.1 uit de APV eveneens te herzien.

Een veel gestelde vraag is of er nu twee ontheffingen nodig zijn. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord, echter uitsluitend voor zover er belangen spelen die artikel 5.5.1 van de APV beoogt te beschermen. Een dergelijke samenloop doet zich alleen voor bij openbare vreugdevuren, waarbij aan de APV-ontheffing een beperkt aantal aanvullende voorschriften verbonden worden met het oog op de openbare orde en veiligheid.

 

Gelet op deze ontheffingsmogelijkheid is er door het Samenwerkingsprogramma Milieuhandhaving Overijssel een project opgestart om tot uniform beleid te komen. Dit project heeft geleid tot een tussenrapportage Afval Verbranden. Gelet op de inhoud van deze tussenrapportage wordt voor-gesteld deze niet integraal over te nemen. Bijgevoegd is het voorgestelde beleid (Beleidsregels Afval Verbranden) beknopt weergegeven. De onderstreepte aspecten wijken enigszins af van het provinciale model (tussenrapportage).

 

6.         Uitgangspunten nieuwe stookbeleid

Uitgangspunt voor de gemeente Kampen is een stookverbod met een terughoudend ontheffingenbeleid. Ontheffingen worden alleen verleend voor het verbranden van de volgende materialen:

  • 1.

    rietafval;

  • 2.

    snoeiafval van houtopstanden rond boerderijen en in het veld(landschapsbeheer en onderhoud van waardevolle cultuurlandschappen);

  • 3.

    het verbranden van snoeihout op moeilijk voor transport van het afvalmateriaal bereikbare lokaties (bijvoorbeeld recreatiepercelen maar ook bij percelen van permanente bewoning);

  • 4.

    paasvuren (uitsluitend op eerste en tweede paasdag);

  • 5.

    bestrijding van ziektes (door ziekte aangetast hout).

 

Voorts worden ontheffingen niet verleend voor het stoken van een vuur binnen de bebouwde kom, zoals deze is aangegeven op de kaarten in bijlage 9.1 tot en met 9.6.  Voor een kleiner kampvuur en dergelijke binnen de bebouwde kom wordt een uitzondering gemaakt, indien dat geen gevaar, overlast of hinder oplevert en mits er een positief advies is gegeven door de Brandweer.

Ontheffingen voor het stoken van een vuur binnen inrichtingen worden uitsluitend verleend indien dit niet is verboden op grond van de op de inrichting van toepassing zijnde Algemene maatregel van Bestuur of vergunning op grond van de Wet milieubeheer. Aanvragen voor een brandvergunning met stookplaatsen gelegen aan de grenzen van de  bebouwde kom wordt per geval beoordeeld aan de hand van de kaarten in bijlage 9.1. tot en met 9.6. Bedrijfsafval (o.a. aardappelloof en afval van boom-kwekerijen) mag ook buiten inrichtingen niet worden verbrand, tenzij sprake is van ziektes. Ook bouw-en sloopafval en ongeverfd schoon afvalhout mag niet worden verbrand.

M.b.t. de Natuurbeschermingswet (Nbwet) is voor de “Natura 2000”-gebieden de provincie het be-voegd gezag. Met de provincie is afgesproken dat een aanvraag vergunning o.g.v. de Nbwet (zonodig) gepaard gaat met een natuurtoets/voortoets van het gebiedsdeel van de Natura 2000-gebieden waar de stooklocatie is gesitueerd. De toetsing vindt nu plaats o.g.v. de (concept) Natura 2000-gebieden (kaarten in bijlage 10.1 t/m 10.5).

In de uiterwaarden langs de IJssel binnen de Natura 2000-gebieden geldt tevens de “Wet beheer rijkswaterstaatwerken” (vm. Rivierenwet etc.) waarvoor de Rijkswaterstaat (RWS Oost Nederland, district IJsseldelta, Deventer) het bevoegd gezag is. Voor het mogen verbranden van afvalstoffen binnen die uiterwaard-/natuurgebieden dient dan naast een gemeentelijke stookontheffing o.g.v. de Wm(/APV) ook vergunning/toestemming te worden verleend door zowel de provincie alsmede door de RWS.  

  

7.         Procedure ontheffingverlening

In het nieuwe artikel 10.64, lid 1, Wet milieubeheer  wordt de procedure voor het verlenen van een ontheffing geregeld:

De artikelen 8.5 tot en met 8.25 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het verlenen, weigeren, wijzigen en intrekken van een ontheffing als bedoeld in artikel 10.63, tweede lid, Wm.

De vraag kan gesteld worden welke procedure van toepassing is op het behandelen van een aanvraag om een stookontheffing. Aangezien een ontheffing een beschikking is als bedoeld in titel 4.1 van de Awb, ligt het voor de hand de procedurele bepalingen die gelden voor beschikkingen te han-teren. Deze standaardprocedure wordt beschreven in de artikelen 4:1 t.m. 4:15 en enkele andere daarmee samenhangende onderwerpen uit de Awb. De beslistermijn is acht weken.

 

Ontheffingen voor het stoken van een vuur kunnen (schriftelijk) worden aangevraagd bij de afdeling M&R middels een aanvraagformulier (zie bijlagen 1 t/m 3). Hierbij dient een situatieschets op schaal van de brandlokatie te worden overgelegd. De vergunningverleners beoordelen of de ontheffing kan worden verleend. Zij toetsen ook aan de opgestelde kaarten van de bebouwde kommen, waarvoor een stookverbod geldt. Tevens wordt getoetst aan de Natura 2000-gebieden.

De brandweer en/of de afdeling BJZ en Regiopolitie IJsselland wordt om advies gevraagd indien het tevens een APV-ontheffing betreft. De ontheffing wordt verleend door de vergunningverleners van de afdeling M&R.  

De opsporingsambtenaren van de eenheid Toezicht& Handhaving (T&H) zijn belast met de uitvoering van het toezicht op en handhaving van het stookverbod en de verleende ontheffingen.

 

In complexe gevallen worden afschriften van de verleende ontheffingen verzonden aan de Brandweer en aan de Regiopolitie IJsselland. Het branden dient minimaal 24 uur tevoren te worden gemeld bij het servicemeldpunt. Deze meldingen worden per fax doorgegeven aan de meldkamer van de Brandweer. Steeksproefgewijs controleren de opsporingsambtenaren van de eenheid T&H op lokaties waar gebrand gaat worden.

 

De aanvrager dient aan te geven voor welke periode de aanvraag wordt ingediend.

Ontheffingen worden verleend voor een periode van maximaal 3 jaar. Ontheffingen voor een paasvuur of vreugdevuur worden uitsluitend verleend voor dezelfde materialen als waarvoor een normale ontheffing wordt verleend. De kosten van een ontheffing voor een vreugdevuur/paasvuur conform art. 5.5.1. APV bedragen € 50,60.

 

8. Rietbranden

De gemeente Kampen had in het verleden (en heeft ook in het heden) in de zones van de oevers  van het Zwartemeer belang bij kwalitatief goede riet-percelen. Goed 1-jarig riet bracht en brengt nog steeds bij verkoop voldoende geld op voor de riet-pachters en dus ook voor de gemeente (pacht-gelden). Daartoe werd er riet zowel gemaaid als rietafval ter plaatse gebrand. Percelen die moeilijk toegankelijk waren of in dat jaar een zeer slechte kwaliteit hadden werden op steel gebrand, om voor het nieuwe jaar weer goed en “schoon” riet te krijgen. Dit branden vond ook plaats om aangetast riet (“rietboorder”) te schonen.

Daarbuiten werd het verbranden van rietafval van “daak” (dood aangespoeld riet) en “kamsel”/”ruigte” (afval van rietpluimen) maar ook rietafval van rieten daken toegestaan. Er is later een onderscheid gemaakt in het branden van rietafval genoemd onder A. en B.

 

A. Rietafval als “daak”(dood aangespoeld riet), “kamsel”/”ruigte” en rietafval van daken.

Het verbranden van rietafval (“daak” en “kamsel”/”ruigte”) voor het rietbeheer langs sloten in het buitengebied blijft mogelijk.  Ook verbranden van rietafval afkomstig van rietdaken van woningen (buitengebied) blijft momenteel met een ontheffing mogelijk. 

 

B. Rietafval van de rietpercelen gelegen aan de oeverzones Zwartemeer.

Inmiddels is de oeverzone van het Zwarte Meer aangewezen als beschermd natuurmonument en tevens als Staatsnatuurmonument  en als speciale Beschermingszone onder de Vogelrichtlijn. Ook is het gebied geplaatst op de communautaire lijst met gebieden die zijn aangemeld onder de Habitat-richtlijn. In de daartoe door de provincie Overijssel opgestelde Beheersvisie voor het natuur-monument Zwarte Meer wordt als hoofddoel gesteld: versterken van natuurlijke processen en het vergroten of instandhouden van voor het gebied kenmerkende natuurwaarden, dus ook een variatie van éénjarige en meerjarige rietvelden. Een afgeleide doelstelling hiervan is dat het branden van riet wordt beëindigd. In een recentelijk ambtelijk gesprek heeft de provincie, als bevoegd gezag, daarom meegedeeld voor dat gebied bij de huidige inzichten geen vergunning voor het rietbranden te zullen verlenen. Ook bij de gemeente is na een exces (illegale brand na 1 april in het broedseizoen) 2 jaar geleden het rietbranden langs het Zwartemeer in Kampen ook verboden geworden.

 

Het verbieden van rietbranden dwingt de rietpachters tot het dure maaien en afvoeren van o.a. rietafval en overjarig of slecht en moeilijk toegankelijk riet. De gemeente verkoopt het riet nu aan de rietsnijders op steel zonder een vergoeding te vragen. Door diverse omstandigheden wegen de opbrengsten in veel gevallen voor de rietsnijders niet meer op tegen de totale kosten van beheer (maaien, afvoeren etc.). Nu vindt regelmatig en jaarlijks, ook op ecologisch gezien ongunstige tijden (na 1 april broedseizoen vogels), illegaal en ongecontroleerd branden van riet plaats, waarbij de brandweer machteloos is (razendsnelle grote branden). Bovengenoemde is nu een dilemma en patstelling ook in het kader van de beheersvisie van de provincie. De provincie heeft aan het beheerkantoor Kampereiland meegedeeld mee te willen denken over een reële oplossing, want in het geheel niet meer maaien betekent dat hun beheersvisie niet meer in beeld is. Tevens kan de kans op zeer grote rietbranden op ongunstige tijden toenemen.

 

In Kampen staan de volgende instanties achter het gecontroleerde rietbranden: de afdelingen Milieu&Reiniging en Groen&Gebouwen, het kantoor Noorderstaete rentmeesters, de Brandweer, LTO Noord afdeling West-Overijssel (w.o.Kampen) en de rietpachters.

De aan het gecontroleerd rietbranden gebonden voorschriften houden o.a. in: branden in stroken tegen de wind in, bij speciale windsterkte, eventuele blusmiddelen bij de hand en alleen in de winterperiode (1 november - 1 april). Omdat ook in Steenwijkerland dezelfde problematiek speelt (in de Weerribben o.a. met het rietafval van de zogeheten zomer-en wintermaai) willen beide gemeenten toch graag een (beperkte) mogelijkheid tot het gecontroleerd  branden van rietafval in standhouden respectievelijk opnieuw toestaan. Dit vanwege ecologische redenen zoals het beheer van de rietcultuur en het minder snel plaatsvinden van verlanding (wanneer het riet meerjaren blijft staan) .

Voordelen:                                                                                                                  Voor riettelers is rietbranden een goed alternatief omdat maaien van overjarig riet relatief duur is; branden hoeft niet jaarlijks te gebeuren, want na het branden is er weer éénjarig riet wat voor de riettelers goed te verkopen is. Voorts is gecontroleerd rietbranden als beheersmaatregel van belang voor het beheer van de rietvelden om bv. rietziektes kwijt te raken. Gecontroleerd rietbranden kan alleen in de winterperiode plaatsvinden vanwege de flora-en fauna-aspecten van die gebieden.

Nadelen:                                                                                                                                              Gelet op de milieuhygiënische effecten van het stoken van rietafval in de buitenlucht kan het voorkomen dat de vrijkomende dampen bij het verbranden van rietafval niet altijd even schoon zijn te noemen. Dit gebeurt met name wanneer men nat afvalmateriaal probeert te verbranden. Echter in de voorwaarden van een ontheffing voor het branden van alleen riet wordt o.a. geëist dat het niet regent of dat het niet mistig weer is, danwel het materiaal niet nat is. Tevens wordt geëist dat het te verbran-den materiaal volledig verbrand, niet mag smeulen, noch overmatig roken danwel het branden alleen bij een bepaalde windrichting mag plaatsvinden. Hierop wordt ook gecontroleerd. In het begin van de verbranding zal altijd wat roet, PAK’s en dioxines kunnen vrijkomen, maar deze emissie vermindert als even later de verbranding optimaler is geworden. Omdat het te verbranden riet allemaal organisch is (PVCplastics, etc. zijn verboden) en het niet om tonnen verbrand plantaardig materiaal gaat zullen er geen alarmerende concentraties dioxines vrijkomen.

 

De provincie Overijssel erkent bovenstaande problematiek en heeft in het gesprek van 14 februari 2006 een oplossing aangedragen om de rietcultuur in de betreffende natuurgebieden te beheren/ te exploiteren en daarbij rekening te houden met de Natuurbeschermingswet. Het uiteindelijke doel is voor de Natura 2000-gebieden t.z.t. Beheersplannen te laten opstellen met daaraan gekoppelde gedragscodes.

Voor de tussenliggende periode is voor het rietbranden cq verbranden van snoei/takkenhout een tussenoplossing genoemd:

  • *

    naast het aanvragen van een ontheffing o.g.v. de Wm dient voor het aanvragen van een vergunning van het branden van snoei/takkenhout of gecontroleerd rietbranden binnen (of nabij) eerdergenoemde beschermde natuurgebieden moet een Nbwetvergunning bij de provincie Overijssel worden aangevraagd die (zonodig) gepaard gaat met een natuurtoets/ voortoets.

  • *

    De gemeente kan daarvoor tevens een stookontheffing verlenen o.g.v. de Wet milieubeheer.

Omdat deze problematiek bij de provincie nog procedure is zal het beleid over het rietbranden in de oeverzones Zwartemeer later worden vastgesteld. In 2006/2007 zal een aanvullend advies hierop volgen. In de tussentijd zal bij illegaal geconstateerde rietbranden proces-verbaal kunnen worden opgemaakt.

 

9.         Handhaving

Het toezicht op de naleving van de voorschriften en de handhaving daarin gebeurt door de eenheid T&H met de huidige Bijzonder Opsporings Ambtenaren (BOA’s). Dit ook in samenwerking met de Regiopolitie IJjsselland met name voor de openbare orde en veiligheidsaspecten. Tevens wordt tweemaal per jaar (voorjaar/ najaar) een gezamenlijke controledag op het verbranden van afval gehouden.

 

10.       Uitzonderingssituaties

Bepaalde sfeerverlichting zoals het gebruik van kaarsen,  tuinfakkels en dergelijke of open vuren zoals terrashaarden, vuurkorven (metalen korf max. inhoud 60 L) en dergelijke of vuur voor koken, bakken en braden (barbecues) vallen buiten de reikwijdte van deze notitie. Er is daar namelijk geen sprake van het zich ontdoen van afvalstoffen, maar het aanwenden van brandstoffen.