Regeling vervallen per 31-07-2019

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen 2015

Geldend van 01-01-2018 t/m 30-07-2019

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen;

Gelet op artikel 156 van de Gemeentewet;

Gelet op de artikelen 15, derde en vierde lid, 16, zesde lid, 17, tweede lid, 19, vierde lid, 20, 21, tweede lid en 24, derde lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Kampen 2015;

Gelet op de artikelen 6, derde en vierde lid van de Verordening Jeugdhulp gemeente Kampen;

besluit vast te stellen het

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen 2015

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op de begrippen zoals omschreven in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Kampen 2015 en Verordening Jeugdhulp gemeente Kampen wordt in deze regeling verstaan onder:

  • -

    aanschafprijs: de prijs waarvoor een voorziening wordt ingekocht door het college;

  • -

    CAK: Centraal Administratie Kantoor;

  • -

    eenmalige uitkering: een uitkering ter hoogte van één gemiddeld maandloon over de laatste drie volle kalendermaanden aan een informele hulpverlener ter compensatie van verlies aan inkomsten, indien het recht op Pgb vervalt buiten schuld om van een cliënt;

  • -

    eerstegraads familieleden: (ex)echtgenoot of echtgenote, de persoon met wie men samenwoont of een samenlevingscontract of geregistreerd partnerschap heeft, ouders, pleegouders, stiefouders, adoptieouders, schoonouders, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen, adoptiekinderen, schoonzonen en schoondochters;

  • -

    formele hulp: een bij de Kamer van Koophandel (KvK) ingeschreven organisatie, zelfstandige zonder personeel of freelancer die zich blijkens de bedrijfsomschrijving zoals vermeld in het handelsregister van de KvK primair richt op de benodigde ondersteuning zoals vastgesteld in het ondersteuningsplan of gezinsplan. Formele hulp kan in beginsel niet geboden worden door een partner, eerste- of tweedegraads familielid;

  • -

    gebruikelijke hulp: gebruikelijke hulp zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

  • -

    herverstrekking: verstrekking van een eerder gebruikte voorziening;

  • -

    hoofdverblijf: de plaats waar een persoon feitelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt;

  • -

    hulpverlening: diensten geboden door informele of formele hulpverleners, die op grond van de Wmo of Jeugdwet als (individuele) (maatwerk)voorziening worden ingezet;

  • -

    (individuele) (maatwerk)voorziening: een voorziening zoals bedoeld in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Kampen 2015 of de Verordening Jeugdhulp gemeente Kampen;

  • -

    informele hulp: de betaalde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit zijn omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg overstijgt. Hieronder verstaan we in ieder geval de hulp die door partners, eerste- of tweedegraads familieleden wordt geboden;

  • -

    instandhoudingskosten: kosten voor onderhoud en reparatie van een mogelijke krachtens de wet toe te kennen (individuele) (maatwerk)voorziening;

  • -

    kostprijs: de aanschafprijs van een maatwerkvoorziening inclusief eventuele kosten van onderhoud, reparatie, verzekering en depotbeheer;

  • -

    modelzorgovereenkomst: de voorbeeld zorgovereenkomst die de SVB ter beschikking stelt;

  • -

    ondersteuningsplan of gezinsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de cliënt of het gezin, al dan niet samen met de mantelzorgers, informele of formele hulpen. Waarin staat welke vragen er zijn, welke doelen zijn gesteld en welke algemene (Wmo), andere of overige voorzieningen (Jeugdwet) en/of (individuele) (maatwerk)voorzieningen worden ingezet;

  • -

    opting-in: salarisadministratie, uitgevoerd door de SVB, voor:

    •   ·

      de hulpverlener die ingevolge de arbeidsovereenkomst maximaal drie dagen in de week voor de cliënt werkt;

    •   ·

      de partner, een familielid of een freelancer waarmee de cliënt een zorgovereenkomst heeft afgesloten.

De SVB zorgt op verzoek van cliënt en de hulpverlener voor de maandelijkse afdrachten van belastingen en premies op het loon van de hulpverlener;

  • -

    PerSaldo: de landelijke belangenvereniging voor mensen met een Pgb;

  • -

    Pgb: Persoonsgebonden budget zoals bedoeld in de Wmo of Jeugdwet;

  • -

    Pgb-plan: het Pgb-plan bestaat uit een plan van aanpak, een begroting, de zorgovereenkomsten en de zorgbeschrijvingen per hulpverlener;

  • -

    Pgb-vergoedingenlijst: een overzicht met onderwerpen waarbij staat of, en zo ja onder welke voorwaarden, die vanuit het Pgb voor hulpverlening vergoed kunnen worden;

  • -

    SVB: Sociale Verzekeringsbank;

  • -

    tweedegraads familieleden: broers, zussen, halfbroers, halfzussen, stiefbroers, stiefzussen, zwagers, schoonzussen, grootouders, kleinkinderen;

  • -

    vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake. Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de curator, de mentor of de gevolmachtigde van de cliënt, dan wel, als zodanig persoon of rechtspersoon ontbreekt, zijn echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de cliënt, tenzij deze persoon dat niet wenst, dan wel, indien ook deze persoon ontbreekt, zijn ouder, kind, broer of zus, tenzij deze persoon dat niet wenst;

  • -

    Verordening Jeugd: Verordening Jeugdhulp gemeente Kampen;

  • -

    Verordening Wmo: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Kampen 2015;

  • -

    Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    zorgbeschrijving: een beschrijving van de betaalde hulp die de informele en formele hulpverleners bieden en de reden waarom deze ondersteuning noodzakelijk is.

Hoofdstuk 2 Regels over het Pgb

Paragraaf 1 Algemene en bijzondere regels over het Pgb

Artikel 2 Mogelijkheden tot het kiezen voor een Pgb

  • 1. Als een belanghebbende in aanmerking komt voor een (individuele) (maatwerk)voorziening en dit in de vorm van een Pgb wenst te ontvangen, dan is een Pgb alleen mogelijk als:

    • a.

      naar het oordeel van het college is voldaan aan alle in artikel 2.3.6,

    tweede lid, van de Wmo of artikel 8.1.1 Jeugdwet genoemde voorwaarden en de weigeringsgronden van artikel 2.3.6, vijfde lid, van de Wmo of artikel 8.1.1, vierde lid van de Jeugdwet niet van toepassing zijn;

    • b.

      de ondersteuning die de belanghebbende met het Pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan of gezinsplan opgenomen beoogde resultaat;

    • c.

      de belanghebbende naar het oordeel van het college in staat is de aan het Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren of hij daarvoor een vertegenwoordiger heeft die:

      is verbonden aan een organisatie die beschikt over het keurmerk van PerSaldo; of een persoon is die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het Pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de belanghebbende, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het Pgb is omgeven, naar het oordeel van het college voldoende zijn;

    • d.

      het college instemt met het Pgb-plan dat door de belanghebbende is ingediend.

  • 2. Een Pgb is niet mogelijk:

    • a.

      als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de Wmo, artikel 2.6 eerste lid onder a van de Jeugdwet en artikel 3.2, derde lid van de Verordening Jeugdhulp;

    • b.

      voor sociaal-recreatief vervoer als de belanghebbende in deze behoefte kan voorzien door gebruik te maken van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer;

    • c.

      als de voorziening een kilometerbudget voor de (rolstoel)taxi betreft;

    • d.

      als er sprake is van ondersteuning die naar verwachting niet langer dan 3 maanden zal duren;

    • e.

      als belanghebbende eerder een Pgb is verleend en belanghebbende zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere Pgb opgelegde verplichtingen;

    • f.

      als de voorziening kortdurend en naar verwachting niet de gestelde gebruiksduur adequaat zal zijn;

    • g.

      als op grond van individuele omstandigheden sprake is van bezwaren van overwegende aard;

    • h.

      voor bemiddelings- of administratiekosten, coördinatie of voortgezette diagnostiek;

    • i.

      voor voorzieningen die zijn uitgesloten volgens de ‘Vergoedingenlijst Pgb Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Kampen’ (zie bijlage 1).

  • 3. In bijzondere gevallen kan het college ten gunste van de belanghebbende afwijken van lid 2.

Artikel 3 Aanvangsdatum en budgetperiode

  • 1.

    Een Pgb wordt verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een Pgb is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop het Pgb is aangevraagd.

  • 2.

    Het Pgb wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode die overeenkomt met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het Pgb te verwerven (individuele) (maatwerk)voorziening.

Artikel 4 Algemene verplichtingen Pgb

Bij het gebruiken van het Pgb gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het Pgb wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde (individuele) (maatwerk)voorziening en de daarmee samenhangende kosten;

  • b.

    de geïndiceerde (individuele) (maatwerk)voorziening die de belanghebbende inkoopt met het Pgb dient adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn;

  • c.

    de belanghebbende dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade die voor het gebruik van de (individuele) (maatwerk)voorziening aan derden kan ontstaan;

  • d.

    de belanghebbende bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het Pgb ingekochte geïndiceerde (individuele) (maatwerk)voorziening gedurende vijf jaar, of als de normale afschrijvingsduur langer dan deze termijn is, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze op verzoek ter beschikking van het college.

Artikel 5 Algemene regels Pgb voor hulpverlening

  • 1.

    Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het Pgb rekening met het feit of er sprake is van formele hulpverlening of informele hulpverlening.

  • 2.

    Het college bepaalt of in verband met de benodigde deskundigheid bepaalde hulp door een formele hulp moet worden geboden.

  • 3.

    De belanghebbende kan bij een Pgb voor hulpverlening geen vrij besteedbaar bedrag opnemen.

  • 4.

    Het gebruik van de modelovereenkomsten van de SVB is verplicht.

  • 5.

    Er wordt geen feestdagenuitkering verstrekt.

  • 6.

    De te vergoeden reiskostenvergoeding bedraagt maximaal € 0,19 per km. Een kilometervergoeding kan worden verstrekt als de enkele reisafstand meer dan 6 km bedraagt. De maximaal te vergoeden reisafstand is 150 km per keer (retour reis). De totale kosten van hulpverlening, inclusief vervoer, kunnen de kostprijs zoals genoemd in artikel 6, vierde en vijfde lid niet overschrijden.

Artikel 6 Hoogte van het Pgb

  • 1.

    De hoogte van een Pgb voor het inschakelen van een formele hulp bedraagt maximaal 100% van de kostprijs van de goedkoopst vergelijkbare (individuele) (maatwerk)voorziening in natura.

  • 2.

    De kostprijs is gebaseerd op de gemeentelijke inkooptarieven.

  • 3.

    Eventuele meerkosten worden door de belanghebbende zelf betaald.

  • 4.

    Een belanghebbende kan hulpverlening, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere voorzieningen onder voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. De hoogte van een Pgb voor het inschakelen van een informele hulp geldt voor:

    • a.

      informele hulpen van 23 jaar en ouder. Voor hen geldt een maximum van € 20,- per uur gedurende maximaal 40 uur per week of € 20,- per dagdeel voor dagbesteding;

    • b.

      informele hulpen jonger dan 23 jaar. Voor hen geldt maximaal het wettelijk minimumloon;

    • c.

      deeltijd verblijf/ logeeropvang. Voor hen geldt een tarief van € 30,- euro per etmaal. In uitzonderlijke situaties kan dit standaardtarief worden opgehoogd tot maximaal € 100,- per etmaal afhankelijk van de zwaarte van de hulpvraag.

  • 5.

    Informele hulpen die partner of eerste of tweede graadsfamilielid zijn en die een uitkering of pensioen ontvangen, ontvangen geen inkomen uit het Pgb voor de geleverde hulp, tenzij als gevolg van de hoogte van het inkomen uit het Pgb de uitkering op grond van de Participatiewet kan worden verlaagd of stopgezet.

  • 6.

    De maximale hoogte van een Pgb voor maatwerkvoorzieningen, niet zijnde hulpverlening, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening die het college in natura zou verstrekken, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting, plus een bedrag voor WA-verzekering als deze verplicht is en vermeerderd met een bedrag voor instandhoudingskosten gedurende de afschrijvingtermijn.

  • 7.

    De hoogte van het Pgb voor beschermd wonen wordt bepaald op basis van de tabel zoals opgenomen in bijlage 2 van dit besluit.

  • 8.

    Als de belanghebbende een met het Pgb aangeschafte voorziening binnen de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt omdat deze niet meer adequaat is (onder andere ten gevolge van gewijzigde medische omstandigheden) en een nieuw Pgb wordt toegekend:

    • a.

      wordt de restwaarde van de voorziening verrekend met een nieuw toe te kennen Pgb;

    • b.

      wordt bij een eventueel nieuw toe te kennen Pgb het Pgb voor instandhoudingkosten voor de nog niet verstreken termijn verrekend met de nieuw toe te kennen instandhoudingkosten.

  • 9.

    Als de belanghebbende een met het Pgb aangeschafte voorziening binnen de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt omdat deze niet meer adequaat is (onder andere ten gevolge van gewijzigde medische omstandigheden) en geen nieuw Pgb wordt toegekend wordt de voorziening ingenomen als deze naar het oordeel van het college aan anderen verstrekt kan worden; eventuele kosten voor zelf bekostigde opties, accessoires en aanpassingen worden in principe niet aan de cliënt vergoed;

  • 10.

    De hoogte van een Pgb voor de maatwerkvoorziening woningaanpassing (inclusief onderhoudskosten) wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de standaardprijslijst verkorte procedure woningaanpassingen. Als de standaardprijslijst niet van toepassing is, wordt het Pgb als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, vastgesteld. Er bestaat de verplichting om minimaal 2 offertes te vragen.

  • 11.

     In afwijking van het vierde en vijfde lid bedraagt het uurtarief voor belanghebbenden die in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden in de vorm van een Pgb:

    • a.

      hulp bij het huishouden 1 (HH-1): € 16,65;

    • b.

      hulp bij het huishouden 2 (HH-2): € 17,25.

Artikel 7 Bijzondere bepalingen Pgb voor maatwerkvoorziening woningaanpassing

  • 1.

    Na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van het Pgb, verklaart de woningeigenaar aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2.

    De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen waaronder het Pgb is verleend.

  • 3.

    De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van het Pgb.

  • 4.

    Het Pgb wordt vastgesteld en betaald op basis van de door het college geaccepteerde offerte en de conform het programma van eisen uitgevoerde werkzaamheden. Daarbij kunnen de volgende kosten in aanmerking worden genomen:

    • a.

      de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    • c.

      het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in Standaard voorwaarden (SR) 1997 van de Bond van Nederlandse Architecten. De verhouding tussen opdrachtgever en architect moet zijn overeenkomstig DHR 2005. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;

    • d.

      de kosten voor het toezicht op de uitvoering, als dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • e.

      de leges, voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • f.

      de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

    • g.

      de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

    • h.

      de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

Paragraaf 2 Regels rond melding, terugbetaling, terugvordering, beëindiging en overgang

Artikel 8 Regels rond melding en verantwoording

  • 1.

    Nieuwe feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot een herziening of het intrekken van een Pgb, moeten door de belanghebbende worden gemeld.

  • 2.

    Tot maximaal vijf jaar na uitbetaling van het Pgb moet de belanghebbende rekening houden met controle door het college van de besteding van het Pgb en moet de belanghebbende hiervoor van belang zijnde stukken beschikbaar houden.

  • 3.

    Het Pgb voor een eenmalige voorziening wordt door de belanghebbende, na aanschaf van of besteding aan de voorziening, maar uiterlijk binnen 3 maanden na toekenning van het Pgb aan het college verantwoord.

  • 4.

    Het college kan, achteraf, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar, het verstrekte Pgb door middel van een steekproef controleren.

  • 5.

    Het college moet de verantwoording volledig en voorzien van de benodigde bewijsstukken binnen 6 weken nadat het college hierom schriftelijk heeft verzocht, van belanghebbende hebben ontvangen.

  • 6.

    De belanghebbende mag tot 1 februari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarover verantwoording moet worden afgelegd, betalingen vanuit het Pgb doen die betrekking hebben op het te verantwoorden jaar.

Artikel 9 Terugbetaling kosten maatwerkvoorziening woningaanpassing

  • 1.

    De eigenaar-bewoner die krachtens de Wmo 2015 een woonvoorziening heeft ontvangen die meer bedraagt dan € 10.000,-- dient het voornemen tot verkoop van deze woning en de daadwerkelijke verkoop binnen de periode van 15 jaar na gereedmelding van de voorziening, aan het college te melden.

  • 2.

    De eigenaar-bewoner, als genoemd in het eerste lid van dit artikel, dient de kosten van deze woonvoorziening bij verkoop van deze woning aan de gemeente terug te betalen minus de afschrijving. De terugbetaling wordt bepaald door een formule waarbij jaarlijks 6,67% afschrijving erbij komt.

  • 3.

    De meerwaarde van de woning wordt gesteld op een bedrag gelijk aan de verstrekte vergoeding voor de woonvoorziening, rekening houdend met de waarde ontwikkeling van de woning.

Artikel 10 Regels rond terugvordering

  • 1.

    Na de in artikel 8 genoemde controle op de verantwoording, wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het Pgb geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen.

  • 2.

    Bedragen tot € 113,- worden niet teruggevorderd of verrekend.

Artikel 11 Regels rond beëindiging

  • 1.

    Bij het overlijden van de belanghebbende eindigt het Pgb op de dag na de overlijdensdatum, tenzij arbeidsrechtelijke verplichtingen van toepassing zijn.

  • 2.

    Als belanghebbende verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, wordt het Pgb beëindigd met ingang van de dag waarop de belanghebbende langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.

  • 3.

    Als belanghebbende heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het verstrekte Pgb wordt het Pgb beëindigd met ingang vanaf de dag welke de belanghebbende dit aangeeft.

  • 4.

    Als de verlening van het Pgb niet rechtmatig was en de Pgb-ontvanger dit wist of behoorde te weten, wordt het Pgb beëindigd.

Hoofdstuk 3 Maatschappelijke ondersteuning

Artikel 12 toepasselijkheid van dit hoofdstuk

De artikelen 13 tot en met 23 van dit hoofdstuk  hebben uitsluitend betrekking op de invulling van de plicht tot ondersteuning, zoals bedoeld in de Wmo 2015.

Paragraaf 1 Bijdrage voor algemene voorzieningen

Artikel 13 Vaste bijdrage voor algemene voorzieningen

  • 1.

    Voor de volgende algemene voorzieningen kan de belanghebbende een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn:

    • a.

      maaltijdvoorziening;

    • b.

      dagbesteding met laag intensieve ondersteuning;

    • c.

      kortdurend verblijf- of respijtzorg met laag intensieve ondersteuning;

    • d.

      was- en strijkservice;

    • e.

      klussendienst;

    • f.

      thuisadministratie;

    • g.

      vervoersservice.

  • 2.

    De hoogte van de vaste bijdrage voor een algemene voorziening, zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid onder a van de Verordening Wmo:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van deze algemene voorziening;

    • b.

      mag geen belemmering vormen voor de deelname aan deze algemene voorziening;

    • c.

      wordt geïnd door de organisatie die de algemene voorziening bekostigt.

Paragraaf 2 Bijdragevoor maatwerkvoorzieningen

Artikel 14 Wel of geen eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of Pgb’s

  • 1.

    Bij verstrekking van een maatwerkvoorziening of Pgb in het kader van de Wmo 2015 is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat geen eigen bijdrage is verschuldigd voor:

    • a.

      een (sport)rolstoel;

    • b.

      een tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten;

    • c.

      een tegemoetkoming voor het vrijmaken van een aangepaste woning;

    • d.

      een tegemoetkoming voor woningsanering;

    • e.

      een tegemoetkoming voor auto-, taxi- en rolstoeltaxi vergoeding;

    • f.

      voorzieningen voor personen jonger dan 18 jaar, anders dan een maatwerkvoorziening of Pgb voor een woningaanpassingen zoals genoemd in artikel 2.1.5 Wmo 2015.

Artikel 15 Omvang van de eigen bijdrage

  • 1.

    De bedragen per 4 weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn samen maximaal gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2.

    Voor beschermd wonen geldt dat de eigen bijdrage wordt berekend volgens artikel 3.11 en 3.12 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Voor opvang geldt dat de eigen bijdrage wordt berekend volgens artikel 3.20 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Artikel 16 Bepalen kostprijs maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Voor het bepalen van de kostprijs van maatwerkvoorzieningen in bruikleen, wordt de aanschafprijs vermeerderd met instandhoudingskosten, eventuele verzekeringen en depotbeheer, en wordt dit totaalbedrag gedeeld door de afschrijvingstermijn.

  • 2.

    Voor het bepalen van de kostprijs voor hulpverlening wordt het inkooptarief van de gecontracteerde aanbieders aangehouden.

Artikel 17 Looptijd van de eigen bijdrage

  • 1.

    Als de voorziening bestaat uit hulpverlening wordt gedurende de looptijd van de maatwerkvoorziening of Pgb een eigen bijdrage in rekening gebracht.

  • 2.

    Als de voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht die is gebaseerd op de waarden van de maatwerkvoorziening of Pgb, uitgaande van een afschrijvingstermijn van drie jaar.

  • 3.

    Als de maatwerkvoorziening of Pgb bestaat uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning, wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht die is gebaseerd op de waarde van de aanpassing, uitgaande van een afschrijvingtermijn van vijftien jaar.

  • 4.

    Voor overige maatwerkvoorzieningen of Pgb wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht die is gebaseerd op de waarde van de maatwerkvoorziening of Pgb uitgaande van een afschrijvingtermijn van zeven jaar. Voor een autoaanpassing geldt een afschrijvingstermijn van tien jaar.

Paragraaf 3 Tegemoetkoming voor kosten

Artikel 18 Tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten

De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal € 2.700,-.

Artikel 19 Aanpassing van gemeenschappelijke ruimten

Een financiële tegemoetkoming voor het treffen van de voorzieningen voor een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex, zoals bedoeld in artikel 6.2, vijfde lid onder c van de Verordening, is niet mogelijk ten behoeve van wooncomplexen die specifiek bestemd zijn voor ouderen of personen met een beperking.

Artikel 20 Afschrijvingstermijn

Voor het bepalen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming ter vervanging van keuken of badkamer wordt een afschrijvingsperiode van 20 jaar gehanteerd.

Artikel 21 Tegemoetkoming vervoersvoorzieningen 

  • 1.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een eigen auto, bedraagt maximaal € 435,- per jaar.

  • 2.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een individuele taxi bedraagt maximaal € 4.500,- per jaar.

  • 3.

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een individuele rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 4.500,- per jaar.

  • 4.

    De tegemoetkoming voor de vervoersvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, wordt per kwartaal betaald.

  • 5.

    De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel, wordt per kwartaal, na ontvangst van de declaratie, vastgesteld en betaald.

  • 6.

    Bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid wordt rekening gehouden met de overige vervoersvoorzieningen. Voor samenwonende partners, die een ten dele samenvallende vervoersbehoefte hebben, bestaat de tegemoetkoming uit maximaal anderhalf maal het normbedrag dat individueel geldt.

Artikel 22 Tegemoetkoming aanpassingen eigen auto

  • 1.

    Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken voor het aanpassen van de auto.

  • 2.

    Als een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt voor een auto-aanpassing dan is het maximale bedrag dat kan worden toegekend € 3.200,--.

Artikel 23 Tegemoetkoming kosten sportrolstoel 

  • 1.

    Voor een sportrolstoel wordt uitsluitend een tegemoetkoming verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming bedraagt maximaal € 2.836,- welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel voor een periode van minimaal 3 jaar.

  • 2.

    Na de periode van 3 jaar kunnen onderhoudskosten worden vergoed, als de voorziening technisch is gekeurd en is goedgekeurd.

Hoofdstuk 4 Waardering mantelzorgers

Artikel 24 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Jaarlijks wordt in overleg met mantelzorgers, die zorg verlenen aan inwoners van de gemeente Kampen een passende blijk van waardering verstrekt aan mantelzorgers, zoals bedoeld in artikel 20 van de Verordening.

  • 2.

    De jaarlijkse blijk van waardering bestaat tenminste uit een attentie tijdens de dag van de mantelzorg en daarnaast uit een waarderingsactiviteit die aansluit bij de behoefte van de mantelzorgers.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 25 Normbedragen en normtijden

  • 1.

    De in dit besluit opgenomen bedragen zijn normbedragen, met uitzondering van de maximumbedragen.

  • 2.

    Van de normbedragen kan in individuele gevallen gemotiveerd worden afgeweken.

Artikel 26 Hardheidsclausule

In bijzondere omstandigheden kan het college ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in dit besluit, als toepassing van het besluit leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 27 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

  • 2.

    Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kampen, vastgesteld op 17 december 2013, wordt ingetrokken.

Artikel 28 Citeertitel

Dit Besluit wordt aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de collegevergadering van 9 maart 2015
Burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen,
secretaris,
J.F. Goedegebure
burgemeester,
drs. mr. B. Koelewijn

Toelichting op het besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen 2015

Algemeen

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Kampen 2015 geeft uitvoering aan de Jeugdwet, de Wmo 2015, het beleidsplan ‘op Koers’ en de Verordeningen Wmo en Jeugd. In dit besluit zijn de bevoegdheden ingevuld die via wetgeving en vooral verordeningen bij het college van burgemeester en wethouders zijn neergelegd.

In dit besluit staat een integrale aanpak van de Jeugdwet en de Wmo 2015 centraal. Op die manier is er zoveel mogelijk duidelijkheid voor en een gelijke behandeling van de inwoners van de gemeente Kampen als dat nodig wordt geacht. Het besluit bevat meer details dan de verordeningen maar geeft voldoende ruimte voor de professionals van de FrontOffice MO en het CJG. Die ruimte is nodig om daadwerkelijk te komen tot maatwerkoplossingen en om verder te ontwikkelen.

Deze nadere regels geven de juridische basis weer, waarmee de professionals aan de slag kunnen. Als het nodig is kan er van de nadere regels gemotiveerd worden afgeweken.

Naast dit besluit worden ook nog beleidsregels voor Wmo en Jeugd vastgesteld. Deze beleidsregels maken het uitoefenen van de bevoegdheden uit de Jeugdwet en Wmo 2015 beter hanteerbaar. De professionals kunnen de beleidsregels gebruiken om afwegingen te maken voor het toe- of afwijzen van (individuele) (maatwerk)voorzieningen.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen (alfabetische volgorde)

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen opgenomen die aanvullend zijn op de begripsomschrijvingen in de verordening MO en jeugdhulp.

Hoofdstuk 2 Regels over het Pgb

 

Artikel 2

De cliënt dient een door het college ter beschikking gesteld format een Pgb-plan in. Het Pgb-plan bestaat uit een plan van aanpak, een begroting, de zorgovereenkomsten en de zorgbeschrijvingen per hulpverlener.

 

Plan van aanpak

  • a.

    Indien van toepassing: wie hem vertegenwoordigt om zijn belangen ten aanzien van het Pgb te behartigen en de aan het Pgb verbonden taken uit te voeren;

  • b.

    Op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd.

 

Begroting

Een onderbouwde begroting. Uit deze begroting blijkt op welke wijze de cliënt verwacht het Pgb te besteden aan de verschillende formele en informele hulpen in een jaar.

 

Zorgovereenkomsten

Zorgovereenkomsten per hulpverlener. De SVB stelt hiervoor modelovereenkomsten ter beschikking, die het college verplicht stelt.

 

Zorgbeschrijvingen per hulpverlener

Hierin staat wat de hulpverlener komt doen, hoe vaak en hoe lang per dag/week. En of dit een vast of flexibel aantal uren per week betreft. Daarnaast staat hierin vermeld waarom de cliënt deze zorg nodig heef.

 

Voor zover het Pgb besteed wordt in het buitenland, langer dan 13 weken per jaar of een aaneengesloten periode langer dan zes weken, dan is een Pgb niet mogelijk. Tenzij het college hiervoor vooraf expliciet toestemming voor geeft. De eventuele besteding in het buitenland wordt meegenomen in het Pgb-plan.

 

De vergoedingenlijst is een overzicht met onderwerpen waarbij staat of, en zo ja, onder welke voorwaarden, die vanuit het Pgb voor hulpverlening vergoed kunnen worden. Deze lijst is geen limitatieve opsomming; Komt een onderwerp niet op de lijst voor, dan betekent dit niet dat het wel of geen Wmo of Jeugdwet hulpverlening is. Er is over het onderwerp alleen nog geen uitspraak gedaan. Staat een onderwerp niet op de lijst en wil de cliënt dit wel inkopen met het Pgb, dan moet de cliënt hiervoor eerst toestemming aan het college vragen.

 

Deze lijst is een directe vertaling van de AWBZ-vergoedingenlijst, dat een gezamenlijk product is van de Zorgkantoren en PerSaldo. Deze lijst zal zich de komende jaren verder ontwikkelen.

 

Artikel 3

In het eerste lid wordt geregeld wanneer de periode waarvoor het Pgb wordt verleend, de budgetperiode, ingaat. Deze periode start niet eerder dan de dag waarop het Pgb is aangevraagd, dus niet eerder dan de aanvraagdatum.

 

Bij de verlening van een Pgb wordt ervan uitgegaan dat met het verleende bedrag een (individuele) (maatwerk)voorziening kan worden ingekocht gedurende een zekere periode. Voor de bepaling van die periode wordt uitgegaan van de normale afschrijvingstermijn die door de leverancier van gemeente Kampen wordt gehanteerd.

 

Voor maatwerkvoorzieningen gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

Voorzieningen voor volwassenen : 7 jaar

Voorzieningen voor kinderen : 5 jaar

 

Voor woningaanpassingen gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

  • ·

    Keuken 20 jaar,

  • ·

    Tegels 20 jaar,

  • ·

    Sanitair 20 jaar,

  • ·

    Natte cel 20 jaar,

  • ·

    Cv-ketel 20 jaar,

  • ·

    Huizen 50 jaar.

 

Als een woningaanpassing betrekking heeft op meerdere elementen waarbij verschillende afschrijvingstermijnen gelden dan is de kortste afschrijvingstermijn van toepassing.

 

Op grond van dit artikel wordt in ieder geval uitgegaan van de hierboven vermelde termijnen. Dit betekent dat verstrekking van een Pgb voor een langere periode dan de normale afschrijvingstermijn mogelijk is. Dit is mogelijk als na verstrijken van de normale afschrijvingstermijn de maatwerkvoorziening nog steeds adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord geacht mag worden. Om dit te kunnen bepalen zal, bij een nieuwe aanvraag voor een Pgb na verstrijken van de normale afschrijvingstermijn, de aangeschafte maatwerkvoorziening onderzocht dienen te worden op bovengenoemde kwalificaties. Als blijkt dat nog steeds sprake is van een adequate, veilige, cliëntgerichte en kwalitatief verantwoorde maatwerkvoorziening dan is er sprake van bezwaren van overwegende aard voor het verlenen van een andere voorziening en daarmee van een nieuw Pgb en zal de aanvraag voor het Pgb maar ook voor de betreffende maatwerkvoorziening afgewezen dienen te worden. In de afwijzingsbeschikking zal daarbij vermeld moeten worden voor welke termijn de onderzochte voorziening nog adequaat etc. geacht wordt.

Artikel 4

Dit artikel bevat de niet limitatieve (“in ieder geval “) opsomming van algemene verplichtingen die gelden bij de verlening van een Pgb. Allereerst betreft dit de verplichting om het Pgb niet anders te besteden dan voor betaling van de geïndiceerde (individuele) (maatwerk)voorziening en de daarmee samenhangende kosten.

Het Pgb dient dus ook bestemd te worden voor de met de (individuele) (maatwerk)voorziening samenhangende kosten. Wat voor kosten dit zijn verschilt per (individuele) (maatwerk)voorziening. Bij de maatwerkvoorziening begeleiding zal het daarbij bijvoorbeeld kunnen gaan om uitbetaling vakantiedagen bij het einde van de arbeidsovereenkomst en de doorbetaling van loon gedurende de opzegtermijn. Bij een rolstoelvoorziening en bij een vervoersvoorziening zoals een scootmobiel of een ander verplaatsingsmiddel kan daarbij gedacht worden aan de onderhouds- en verzekeringskosten van de voorziening.

Aan de maatwerkvoorziening die met het Pgb wordt gekocht worden kwaliteitseisen gesteld. Er dient een adequate voorziening te worden gekocht. De voorziening dient te voldoen aan het opgestelde programma van eisen. Daarbij moet de maatwerkvoorziening kwalitatief zodanig goed zijn dat er gedurende de periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn geen extra kosten ontstaan.

Door het gebruik van een maatwerkvoorziening kan schade ontstaan. Vanwege de situatie dat de gebruiker voor deze schade wettelijk aansprakelijk kan worden gesteld, is het hebben van een particuliere aansprakelijkheidsverzekering verplicht.

Deze verplichting is opgenomen met het oog op de controlemogelijkheden van het college.

 

Artikel 5

Kiest de cliënt voor een Pgb dan maakt de gemeente afspraken met de budgethouder over welke hulpverlener/organisatie welke hulp mag verlenen. Ook maakt de gemeente afspraken over de hoogte van het Pgb dat een budgethouder maximaal aan een hulpverlener/organisatie mag besteden.

Op grond van het derde lid is een vrij besteedbaar bedrag niet meer mogelijk. Op deze wijze worden cliënten met een Pgb en cliënten met zorg in natura op gelijke wijze behandeld. Natura cliënten hebben ook niet de beschikking over een vrij besteedbaar bedrag.

Op grond van het zesde lid maakt een feestdagenuitkering integraal onderdeel uit van het tarief.

 

Artikel 6

De hier genoemde bedragen van € 20,-- per uur voor individuele begeleiding of € 20,-- per dagdeel voor dagbesteding en € 30,-- per etmaal voor logeeropvang, zijn afgeleid van de AWBZ tarieven 2014 voor het inschakelen van partner en eerste en tweede graads familieleden. PerSaldo vindt € 20,-- per uur een passend uurtarief (PerSaldo ‘Wat is er nodig voor een solide Pgb’)

Bij het bepalen van de hoogte van het Pgb voor een maatwerkvoorziening wordt uitgegaan van de goedkoopst compenserende voorziening (zoals in de Verordeningen bepaald). Dit bedrag wordt

verhoogd met de zogenaamde instandhoudingskosten (onderhoud en reparatie). Hiervoor wordt uitgegaan van het onderhoudscontract tussen gemeente en leverancier.

De verstrekking van het Pgb voor woonvoorzieningen is op onderdelen anders geregeld dan bijvoorbeeld bij hulp bij het huishouden. Bij de woonvoorzieningen gaat het om resp. de bouwkundige, de niet-bouwkundige (bijv. woningsanering in verband met cara, badzitjes, badliften etc.). Op basis van de standaard prijslijst verkorte procedure woningaanpassingen gelden vaste bedragen voor een aantal (kleine) woningaanpassingen. Op basis van deze lijst kan door middel van een korte procedure een aantal veel voorkomende woningaanpassingen snel geregeld worden. Voor deze voorzieningen geldt dan ook dat de hoogte van het Pgb vastgesteld kan worden. De hoogte van het Pgb komt dan overeen met de bedragen zoals vermeld in de standaard prijslijst. Vanwege de snelle procedure is verlening van het Pgb niet nodig, het Pgb kan direct vastgesteld worden. Een andere wijze zou te omslachtig zijn. Ten aanzien van de overige woningaanpassingen geldt dat allereerst het Pgb verleend wordt op basis van de indicatie en het programma van eisen. De hoogte van het Pgb is daarbij de tegenwaarde van de door het college geaccepteerde offerte. Na verlening kunnen de werkzaamheden vervolgens uitgevoerd worden en na gereedmelding (zie ook artikel 7 van dit uitvoeringsbesluit) kan dan vervolgens vaststelling plaatsvinden.

Er wordt onderscheid gemaakt in twee soorten maatwerkvoorzieningen behorend bij hulp bij het huishouden, te weten:

  • ·

    huishoudelijke werkzaamheden: HH-1; (tot 1 juli 2015)

  • ·

    huishoudelijke werkzaamheden + organisatie van het huishouden: HH-2.

De kostprijs van een uur HH-1 en HH-2 wordt bepaald aan de hand van een gewogen gemiddeld inkooptarief van de gecontracteerde aanbieders. Deze kostprijs voor HH-1 en HH-2 wordt afzonderlijk opgevoerd bij het CAK en bepaalt mede de hoogte van de eigen bijdrage die door het CAK wordt geïnd.

Artikel 7

Zoals in dit artikel vermeld kan de verstrekking van een Pgb voor een bouwkundige woonvoorziening op twee wijzen plaatsvinden. Als de codelijst verkorte procedure woningaanpassingen van toepassing is kan direct de hoogte van het Pgb worden vastgesteld. Is de codelijst niet van toepassing dan moeten er offertes opgevraagd te worden en vindt vaststelling eerst na verlening van het Pgb plaats. In artikel 7 staat vermeldt op welke wijze dit gebeurt. Binnen een periode van maximaal 15 maanden na het verlenen van het Pgb moet de aanvrager de werkzaamheden gereed melden.

Bij deze gereedmelding dient een verklaring te zitten dat voldaan is aan de gestelde voorwaarden en verplichtingen. Deze gereedmelding geldt dan als een aanvraag tot vaststelling en uitbetaling van het Pgb. In het vierde lid staat vermeld welke kosten in aanmerking genomen kunnen worden bij de vaststelling van de hoogte van het Pgb. Tenslotte geldt ook hier dat bewijsstukken zoals rekeningen en betaalbewijzen gedurende vijf jaar bewaard dienen te worden.

Artikel 8

In het algemeen, afhankelijk van de aard van de noodzakelijke voorziening, geldt dat op basis van het onderzoek een Pgb wordt verleend. Na aanschaf van de maatwerkvoorziening dient de budgethouder verantwoording af te leggen door de nota/factuur en andere relevante bescheiden in kopie aan het college te overleggen. De budgethouder bewaart de originelen in zijn eigen administratie. Op basis van deze overgelegde bewijsstukken onderzoekt het college vervolgens de besteding van het verleende Pgb en/of vindt vaststelling van het Pgb plaats.

Artikel 9

Het eerste lid heeft een tweeledige functie. In de eerste plaats is het bedoeld om te voorkomen dat bij verkoop van de woning de evt. waardestijging die het gevolg is van een dure woningaanpassing volledig ten goede komt aan de woningeigenaar. In de tweede plaats voorkomt het kapitaalvernietiging. Als de aanvrager zonder gegronde reden binnen vijftien jaar verhuist dan kan dit leiden tot kapitaalvernietiging. Het is niet meer dan redelijk om de eigenaar-bewoner hier (gedeeltelijk) voor aan te spreken. Vanwege dit alles wordt de meerwaarde gelijkgesteld aan de verstrekte vergoeding voor de aanpassing. Een en ander is uitgewerkt door de woningeigenaar bij verkoop te verplichten tot terugbetaling van de verstrekte vergoeding verminderd met de afschrijving. Daarbij geldt een lineaire afschrijving over een termijn van 15 jaar, zodat het terug te betalen bedrag jaarlijks met 6,67 procent daalt.

Artikel 10

De afdeling Boete, Terugvordering en Verhaal (BTV) van de eenheid MO hanteert het beleid dat bedragen tot € 113,-- niet worden teruggevorderd.

 

Artikel 11

In dit artikel wordt een limitatieve opsomming gegeven van gevallen waarin de beschikking tot verlening van het Pgb nog gedurende de budgetperiode (dit is de periode waarvoor het Pgb verleend wordt) geheel of gedeeltelijk ingetrokken moet worden. Het is wenselijk om ook in deze gevallen de mogelijkheid van tussentijdse gehele of gedeeltelijke intrekking te regelen. De gedeeltelijke intrekking zorgt namelijk tevens voor verlaging van de voorschotten en daarmee wordt terugvordering van hoge bedragen in de vorm van onverschuldigd betaalde voorschotten zoveel mogelijk voorkomen en daarmee mogelijk oninvorderbare rekeningen. Bij gehele intrekking geldt min of meer hetzelfde.

De intrekking van het Pgb met ingang van de dag waarop de budgethouder langer dan twee maanden verblijft in een WLZ of Zvw-instelling, in plaats van met ingang van de dag waarop de verzekerde daarin wordt opgenomen, hangt samen met het feit dat de budgethouder op grond van zijn zorgovereenkomst(en) met zijn zorgverlener(s) vaak verplicht zal zijn zorgverlener(s) nog gedurende enige tijd door te betalen. Daarnaast kan het gedurende enige tijd samenlopen van een Pgb en verblijf van belang zijn als bij de opname niet duidelijk is of het verblijf blijvend of slechts tijdelijk zal zijn.

 

Hoofdstuk 3 Maatschappelijke ondersteuning

 

Artikel 12

Dit artikel hoeft geen verdere toelichting.

 

Artikel 13

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 16, eerste lid onder a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Kampen 2015.

Bij een aantal genoemde algemene voorzieningen kan belanghebbende een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn. Deze bijdrage wordt geïnd door de organisatie die de algemene voorziening bekostigt.

Artikel 14

Voor maatwerkvoorzieningen of Pgb in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is een eigen bijdrage verschuldigd.

In het tweede lid worden de uitzonderingen benoemd voor voorzieningen waarvoor geen eigen bijdrage verschuldigd is.

Artikel 15

De hoogte van de eigen bijdragen is afhankelijk van het (gezamenlijk) inkomen, evt. vermogen, leeftijd, gezinssituatie, de soort voorziening en de kostprijs hiervan. Het CAK berekent de eigen bijdrage per 4 weken. De gemeente Kampen hanteert de maximaal mogelijke eigen bijdrage op grond van het Uitvoeringsbesluit. De gemeente Kampen kiest voor hantering van de bedragen en percentages zoals genoemd in het Uitvoeringsbesluit. De bijdrage mag op grond van het Uitvoeringsbesluit de kostprijs nimmer te boven gaan. Ook als de bijdrage de kostprijs naar verwachting benadert kan het in het belang van belanghebbende zijn om de aanvraag door te zetten omdat de eigen bijdrage meetelt voor cumulatie van de eigen bijdrage AWBZ en Wmo, die centraal door het CAK wordt bewaakt.

 

Artikel 16

Als kostprijs van de hulpverlening wordt het inkooptarief gecorrigeerd met een uitnuttingspercentage. Dit is de prijs die de gemeente feitelijk aan zorgaanbieders betaalt.

Artikel 17

In het eerste lid staat vermeld dat voor hulpverlening de duur van het betalen van een eigen bijdrage gelijk is aan de duur van de feitelijke hulp.

In het tweede lid wordt aangegeven dat voor roerende zaken in eigendom een eigen bijdrage geldt die is gebaseerd op de waarde van de voorziening gedurende de afschrijving van drie jaar. Bij de gemeente Kampen worden alleen woonvoorzieningen onder de € 500,-- in eigendom verstrekt.

In het derde lid wordt aangegeven dat voor bouwkundige of woontechnische aanpassingen van een woning een eigen bijdrage geldt die is gebaseerd op de waarde van de woningaanpassing gedurende de afschrijving van vijftien jaar. Dit geldt zowel voor woningen die in eigendom zijn van de aanvrager als voor woningen die door de aanvrager worden gehuurd. Hier wordt aangesloten bij de termijn zoals genoemd in artikel 9 van dit Besluit.

In het vierde lid staat vermeld dat voor de overige maatwerkvoorzieningen een eigen bijdrage geldt die is gebaseerd op de waarde van de voorziening gedurende de afschrijving van zeven jaar. De restwaarde van een voorziening ouder dan 7 jaar is nul. Dat betekent dat voor voorzieningen ouder dan zeven jaar geen eigen bijdrage hoeft te worden betaald. Zie het volgende schema.

 

Jaar 1

Jaar 2

Jaar 3

Jaar 4

Jaar 5

Jaar 6

Jaar 7

Voorziening

85,7%

71,4%

57,1%

42,8%

28,5%

14,2%

0

Artikel 18

De hoogte van de verhuiskostenvergoeding is maximaal € 2.700,--. Het genoemde bedrag geldt zowel voor de belanghebbende die naar een aangepaste woning verhuisd als voor een niet-belanghebbende die door middel van verhuizing een aangepaste woning vrijmaakt. etHet De Verordening MO maakt het mogelijk om geen vergoeding toe te kennen als sprake is van een algemeen gebruikelijke verhuizing. Veel verhuizingen zijn als algemeen gebruikelijk te beschouwen ook los van de beperkingen die men heeft. Met een algemeen gebruikelijke verhuizing wordt o.a. bedoeld verhuizing van het ouderlijk huis naar een zelfstandige woonruimte, verhuizing van senioren naar een senioren woning. Een hogere vergoeding is in individuele gevallen mogelijk op grond van de hardheidsclausule.

Artikel 19

Dit artikel hoeft geen verdere toelichting.

 

Artikel 20

In dit artikel wordt de afschrijvingstermijn voor keukens en badkamers bij vervanging geregeld.

Artikel 21

In dit artikel zijn de maximale tegemoetkomingen vastgelegd.

De vergoeding voor het gebruik van de eigen auto is een forfaitaire vergoeding die aan het begin van elk kwartaal wordt uitbetaald.

Voor de vergoeding voor de individuele taxi en rolstoeltaxi geldt dat eerst vaststelling van het recht plaatsvindt en dat na indiening van de declaratie de hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgesteld en betaald.

De financiële tegemoetkoming voor het vervoer met de auto, taxi of rolstoeltaxi is afgestemd op het kunnen afleggen van 1500 kilometer per jaar. De kilometervergoeding voor vervoer met de eigen auto bedraagt € 0,29 per kilometer.

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een individuele taxi of rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 3,- per kilometer. Dit bedrag is inclusief het opstaptarief.

Bij de vaststelling van het budget is rekening gehouden met een bijbetaling door de cliënt. Het bedrag dat bijbetaald moet worden is gelijk aan het nu geldende tarief voor het openbaar vervoer. Dit bedrag wordt ook bijbetaald door degene die van het collectief vervoer gebruik maakt.

Op grond van het zesde lid wordt bij de vaststelling van de financiële tegemoetkoming rekening gehouden met overige vervoersvoorzieningen. Dit houdt in dat wanneer een scootmobiel, aangepaste fiets of andere vervoersvoorziening is verstrekt of kan worden gebruikt, een korting op de financiële tegemoetkoming voor het vervoer met de auto, taxi of rolstoeltaxi wordt toegepast. In de Beleidsregels zal dit nader worden uitgewerkt.

 

Artikel 22

Dit artikel hoeft geen verdere toelichting.

Artikel 23

De verstrekking van een tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel betreft een tegemoetkoming in de kosten van aanschaf, onderhoud en reparatie voor een periode van minimaal drie jaar. Deze financiële tegemoetkoming hoeft niet kostendekkend te zijn. Er dient aan de volgende voorwaarden voldaan te worden:

  • a.

    De aanvrager beoefent aantoonbaar een bepaalde sport;

  • b.

    De aanvrager is zonder sportrolstoel niet in staat tot uitoefening van die sport;

  • c.

    Er is sprake van recreatieve sportbeoefening. Gehandicapten die speciale rolstoelen nodig hebben om topsport te kunnen bedrijven dienen door middel van sponsoring of uit eigen middelen de nodige financiële middelen bijeen te brengen;

  • d.

    Door de sport ontmoet de aanvrager medemensen en wordt hij in staat gesteld sociale verbanden aan te gaan;

  • e.

    Er zijn geen algemene weigeringsgronden aanwezig.

Bij een vervolgaanvraag na drie jaar wordt de technische staat van het middel herbeoordeeld. Komt de voorziening door de keuring, dan worden de onderhoudskosten voor een nieuwe periode gecontinueerd.

Artikel 24

Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 2.1.6 van de Wmo 2015 en artikel 20 van de Verordening MO. De jaarlijkse attentie kan bijvoorbeeld bestaan uit bloemen of een plant.

 

Artikel 25

Dit artikel hoeft geen verder toelichting.

 

Artikel 26

Juist omdat de Wmo 2015 en Jeugdwet om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule.

Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid ter zake niet aangepast zou moeten worden.

 

Artikel 27

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van dit Besluit. Ook wordt aangegeven welk Besluit met deze inwerkingtreding wordt ingetrokken.

 

Artikel 28

Dit artikel regelt tenslotte hoe dit besluit geciteerd kan worden.

Bijlage 1 Pgb-vergoedingenlijst Kampen 2015

Pgb-vergoedingenlijst Kampen 2015

Bijlage 2 Hoogte persoonsgebonden budgetten beschermd wonen vanaf 1-1-2018

PERSOONSGEBONDEN BUDGET **

zzp excl. behandeling, excl. dagbesteding

zzp excl. behandeling, incl. dagbesteding

op basis van 365 dagen

1GGZC* 

2GGZC*

3GGZC

4GGZC

5GGZC

6GGZC

1GGZC*

2GGZC*

3GGZC

4GGZC

5GGZC

6GGZC

Excl. Vervoer

pgb (niet wonend in wooninitiatief)

 € 14.504

 € 25.438

 € 28.193

 € 35.717

 € 38.702

 € 52.841

 € 23.525

 € 34.459

 € 37.214

 € 44.738

 € 47.724

 € 61.862

Excl. Vervoer

pgb (wonend in wooninitiatief)

 € 18.213

 € 29.146

 € 31.901

 € 39.426

 € 42.410

 € 56.549

 € 27.234

 € 38.168

 € 40.922

 € 48.446

 € 51.432

 € 65.571

Incl. Vervoer

pgb (niet wonend in wooninitiatief)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 € 24.603

 € 35.537

 € 38.291

 € 45.815

 € 48.801

 € 62.940

Incl. Vervoer

pgb (wonend in wooninitiatief)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 € 28.311

 € 39.245

 € 42.000

 € 49.524

 € 52.509

 € 66.648

* Deze toekenning wordt niet meer afgegeven vanaf 1-1-2015 in de centrumgemeenteregio Zwolle bij herindicaties of toekenningen voor nieuwe beschermd wonen-clienten

** Maximum pgb beschermd wonen incl. 1,28% indexering (2018 ten opzichte van 2017).