Subsidieregeling peuteropvang en VVE gemeente Kampen

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling peuteropvang en VVE gemeente Kampen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen,

gelezen het voorstel van 28 september 2017 met kenmerk 17ADV000413,

gelet op titel 4.2 van de Algemene Wet Bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening gemeente Kampen;

besluit vast te stellen de

Subsidieregeling peuteropvang en VVE gemeente Kampen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    BSN: het Burgerservicenummer is een uniek persoonsnummer dat iedereen krijgt die staat ingeschreven in de Basis Registratie Personen (BRP);

  • -

    doelgroeppeuters: peuters die in aanmerking komen voor VVE, op indicatie van het consultatiebureau van de Jeugdgezondheidszorg;

  • -

    houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en met die onderneming een peuteropvang of kinderdagverblijf exploiteert die met VVE-registratie staat vermeld in het LRK;

  • -

    inkomensverklaring: een recente officiële verklaring (voorheen IB60) van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van de ouder(s)/verzorger(s) in een bepaald belastingjaar;

  • -

    kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

  • -

    kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders, bedoeld als bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang;

  • -

    landelijk maximum uurtarief: het landelijk maximum uurtarief voor het betreffende jaar voor de kinderopvangtoeslag voor de dagopvang;

  • -

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang; het register waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

  • -

    ouderbijdrage: inkomensafhankelijke vergoeding die de ouders betalen aan de aanbieder;

  • -

    ouders: ouder(s) of verzorger(s) van de peuter;

  • -

    peuteropvang: voorschoolse voorziening met een aanbod van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen;

  • -

    peuterplaats: een plaats van minimaal 280 en maximaal 320 uur per jaar, verdeeld over 2 verschillende dagen in de week, gedurende minimaal 40 weken per jaar voor peuters vanaf 2,5 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt;

  • -

    Subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening gemeente Kampen;

  • -

    voorschoolse voorziening: peuteropvang en kinderdagverblijven, die zijn geregistreerd in het LRK als VVE-gecertificeerd binnen de gemeente Kampen;

  • -

    VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie;

  • -

    VVE-jaarbedrag: een vergoeding in de vorm van een jaarbedrag aan de houder voor de extra werkzaamheden voor een doelgroeppeuter;

  • -

    VVE-peuterplaats: een aanbod peuteropvang van minimaal 640 en maximaal 660 uur per jaar, maximaal 6 uur per dag, gedurende minimaal 40 weken voor doelgroeppeuters van 2,5 jaar tot het moment dat de doelgroeppeuter naar de basisschool uitstroomt;

  • -

    VVE-programma: een erkend voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal-emotionele ontwikkeling voor zover dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

Artikel 2 Toepassingsbereik subsidieregeling

Deze regeling is van toepassing op alle subsidies die het college verstrekt voor de deelname van peuters aan peuteropvang en doelgroeppeuters aan VVE.

Artikel 3 De subsidieaanvraag

In afwijking van artikel 6, eerste lid van de Algemene subsidieverordening gemeente Kampen gelden de volgende verplichtingen:

  • -

    subsidieaanvragen kunnen uitsluitend schriftelijk worden ingediend door houders voor locaties die als kinderdagverblijf staan vermeld in Kampen in het LRK;

  • -

    de aanvraag dient te worden gedaan op basis van een reële inschatting van het aantal bezette (VVE-)peuterplaatsen en de te factureren ouderbijdragen; en

  • -

    voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld aanvraagformulier voor gemeentelijke peuteropvang.

Artikel 4 De grondslag voor de subsidie

  • 1.

    Als uurtarief voor de subsidie wordt het landelijk maximum uurtarief voor het betreffende jaar gehanteerd.

  • 2.

    Het college stelt het per subsidiejaar geldende VVE-jaarbedrag voor 2020 vast op € 795,-. Dit VVE-jaarbedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met dezelfde index als het ministerie van SZW hanteert voor het landelijk maximum uurtarief.

  • 3.

    Voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag wordt voor de ouderbijdragen de adviestabel van de VNG voor het betreffende jaar gehanteerd.

  • 4.

    De grondslag voor de subsidie is het werkelijk aantal peuters en het werkelijk aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van de peuteropvang.

  • 5.

    Het college subsidieert de volgende subsidiebedragen:

    • a.

      per bezette peuterplaats voor peuters van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: minimaal 280 en maximaal 320 uur per jaar maal het uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage;

    • b.

      per bezette VVE-peuterplaats voor peuters van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag: minimaal 640 en maximaal 660 uur per jaar maal het uurtarief minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage over 320 uur per jaar;

    • c.

      per bezette VVE-peuterplaats voor peuters van ouders met recht op kinderopvangtoeslag: minimaal 320 en maximaal 340 uur per jaar maal het uurtarief; ouders nemen naast deze uren tenminste 320 uur per jaar af, over deze uren kunnen zijn kinderopvangtoeslag aanvragen;

    • d.

      per doelgroeppeuter: een VVE-jaarbedrag, waarbij het bedrag naar rato wordt verstrekt indien een doelgroeppeuter een gedeelte van het jaar deelneemt.

  • 6.

    Houders innen zelf de ouderbijdragen en zijn verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor de subsidie voor peuterplaatsen en voor de subsidie voor VVE-peuterplaatsen. Het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld volgens de volgende rangschikking:

    • a.

      voor peuterplaatsen:

      • -

        reeds geplaatste peuters van niet-toeslagouders op 1 november van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode; daarna

      • -

        peuters die staan ingeschreven en plaatsbaar zijn in een peuteropvanglocatie in Zalk, Grafhorst, Wilsum, ’s Heerenbroek, Kampereiland of Kamperveen; tenslotte

      • -

        nog te plaatsen peuters, naar evenredigheid verdeeld;

    • b.

      voor VVE-plaatsen:

      • -

        reeds geplaatste doelgroeppeuters op 1 november van het jaar voorafgaand aan de subsidieperiode; daarna

      • -

        doelgroeppeuters die staan ingeschreven en plaatsbaar zijn in een peuteropvanglocatie in Zalk, Grafhorst, Wilsum, ’s Heerenbroek, Kampereiland of Kamperveen; tenslotte

      • -

        nog te plaatsen doelgroeppeuters, naar evenredigheid verdeeld.

  • 2.

    De subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Onverminderd de subsidieverplichtingen zoals opgenomen in deze regeling, kan de subsidie worden geweigerd indien:

  • a.

    voor één van de Kampense vestigingen van de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening een bestuursrechtelijke handhavingprocedure voor het kinderopvangaanbod in voorbereiding of van kracht is;

  • b.

    het uurtarief voor ouders die een beroep doen op kinderopvangtoeslag afwijkt van het uurtarief dat door het college is vastgesteld als maximum tarief voor te subsidiëren peuterplaatsen.

Artikel 7 Verlening van de subsidie

De beschikking van de subsidieverlening voor peuterplaatsen, VVE-peuterplaatsen en de VVE-jaarbedragen bevat in ieder geval:

  • a.

    de periode en het aantal peuters en doelgroeppeuters waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

  • b.

    de verplichtingen waaraan de aanvrager moet voldoen;

  • c.

    de wijze waarop de subsidie wordt betaald;

  • d.

    de bevoorschotting van 100% van de verleende subsidie, verdeeld over gelijke termijnen;

  • e.

    de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 8 Bijzondere verplichtingen betreffende de houder

Na de subsidieverlening dient de houder te voldoen aan de navolgende verplichtingen:

  • a.

    houder werkt mee aan de uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van jonge kinderen;

  • b.

    houder werkt mee aan de monitor peuteropvang van de gemeente Kampen. Ieder kwartaal levert de houder digitaal gegevens aan via een door het college vastgesteld monitorformulier voor gemeentelijke peuteropvang;

  • c.

    houder verleent doelgroeppeuters voorrang bij de plaatsing van peuters;

  • d.

    houder geeft peuters die woonachtig zijn in de gemeente Kampen voorrang bij plaatsing;

  • e.

    houder heeft een inspanningsverplichting om doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tenminste gemiddeld 640 uur per jaar gebruik te laten maken van de peuteropvang;

  • f.

    houder past een door het college vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage toe voor die ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • g.

    voor het bepalen van de hoogte van het inkomen worden de Inkomensverklaringen van beide ouders of bij een eenoudergezin van de betreffende ouder gebruikt van het meest recent beschikbare belastingjaar. Bij sterke afwijking van het inkomen of wanneer ouders geen Inkomensverklaringen kunnen overleggen, kan gebruik worden gemaakt van aanvullende documenten zoals een salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing;

  • h.

    houder heeft een inspanningsverplichting om te voldoen aan de kwaliteit van VVE op tenminste niveau 3 op alle onderdelen, zoals bepaald in de meest recente bestandsopnamen/controle van de Inspectie van het Onderwijs;

  • i.

    houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door het college aangewezen instanties;

  • j.

    houder voldoet aan alle relevante wettelijke voorschriften die buiten deze subsidieregeling van toepassing zijn;

  • k.

    onverminderd de bepalingen in de Subsidieverordening beschikt de houder over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan het college. Het gaat daarbij onder meer om:

    • -

      een door de ouders ondertekend contract met daarin de namen, adres(sen) en BSN van ouders;

    • -

      naam, geboortedatum en BSN van de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • -

      het aantal uren opvang per kind, de kostprijs per uur, de aanvangsdatum en de (verwachte) einddatum van de opvang;

    • -

      een ‘Verklaring geen recht op Kinderopvangtoeslag’ en een Inkomensverklaring van de niet-werkende ouder, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • -

      inkomensgegevens van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag middels recente Inkomensverklaringen of een kopie van de definitieve aanslag van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar;

    • -

      indien het gaat om een VVE-peuterplaats: een bewijs van indicatiestelling voor VVE van het consultatiebureau van de Jeugdgezondheidszorg.

Artikel 9 Bijzondere bepalingen en verplichtingen betreffende de inhoud

Het peuteropvangaanbod voldoet aan de volgende verplichtingen:

  • a.

    op alle peuteropvanglocaties wordt een VVE-programma aangeboden ongeacht of er doelgroeppeuters aanwezig zijn;

  • b.

    pedagogisch medewerkers zijn gecertificeerd in het VVE-programma waarmee wordt gewerkt;

  • c.

    gebruik van een kind-volgsysteem;

  • d.

    overdracht van peuters naar de basisschool conform de afspraken in het overdrachtsprotocol;

  • e.

    warme overdracht bij uitstroom van een doelgroeppeuter naar de basisschool of een andere vervolgvoorziening;

  • f.

    aantoonbare samenwerking met tenminste één basisschool middels een jaarplan, waarin de doorgaande lijn voor (doelgroep)peuters is geborgd. Het jaarplan is ondertekend door beide partijen en bevat minimaal afspraken over de samenwerking op het gebied van:

    • -

      de inhoudelijke thema’s waarmee in de groepen wordt gewerkt;

    • -

      ouderbetrokkenheid;

    • -

      de overdracht van peuters naar de basisschool;

    • -

      de warme overdracht van doelgroeppeuters;

    • -

      borging van de doorgaande lijn voor (doelgroep)peuters;

  • g.

    aantoonbare samenwerking binnen de bestaande jeugdhulp- en zorgstructuur in gemeente Kampen;

  • h.

    houder zoekt proactief samenwerking met logische partners binnen gemeente Kampen, zoals gemeente, onderwijs, kinderopvang en welzijn; er wordt gestreefd naar een eenduidige pedagogische visie.

Artikel 10 Aanvraag vaststelling subsidie

In afwijking van artikel 13, 14 en 15 van de Algemene subsidieverordening Kampen, dient:

  • a.

    binnen dertien weken na de subsidieperiode de aanvraag voor vaststelling van de subsidie te worden ingediend;

  • b.

    voor het aanvragen van de vaststelling van subsidie gebruik te worden gemaakt van een door het college vastgesteld eindverantwoordingformulier voor gemeentelijke peuteropvang.

Artikel 11 Vaststelling van de subsidie

  • 1.

    De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het daadwerkelijke gebruik door peuters en doelgroeppeuters. Daartoe registreert de aanbieder de volgende gegevens:

    • a.

      het aantal doelgroeppeuters, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • b.

      het aantal niet doelgroeppeuters, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • c.

      het aantal uren dat doelgroep- en niet-doelgroeppeuters gebruik maken van de peuterspeelzaal gedurende de subsidieperiode, uitgesplitst naar peuters van ouders met en zonder kinderopvangtoeslag;

    • d.

      de gefactureerde ouderbijdragen per peuter.

  • 2.

    De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het werkelijk aantal (doelgroep)peuters, dat gedurende een jaar of een gedeelte van het jaar gebruik heeft gemaakt van de peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen. Het geldende uurtarief en het aantal uren dat per (doelgroep)peuter gebruik is gemaakt. De gefactureerde ouderbijdragen worden hierop in mindering gebracht.

  • 3.

    Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken voor doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters, ten opzichte van de aantallen genoemd in de subsidieaanvraag, gedurende de subsidieperiode aan te passen aan de vraag van ouders. Het vast te stellen subsidiebedrag kan echter nooit hoger worden dan het eerder verleende subsidiebedrag.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling peuteropvang en VVE gemeente Kampen.

  • 3.

    Alle eerdere financiële regelingen voor peuterspeelzaal en VVE worden ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 10 oktober 2017. Burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen,

de secretaris,

J.F. Goedegebure

de burgemeester,

drs. mr. B. Koelewijn

Toelichting

Artikel 1 en artikel 4, eerste lid Begrip ‘landelijk maximum uurtarief’

Het landelijk maximum uurtarief voor het betreffende jaar voor de kinderopvangtoeslag wordt jaarlijks op de website van de Rijksoverheid gepubliceerd. www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kinderopvangtoeslag

Artikel 4, derde lid Adviestabel

Voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag wordt voor de ouderbijdragen de bedragen uit de adviestabel van de VNG voor het betreffende jaar gehanteerd. Deze wordt jaarlijks op de website van de VNG gepubliceerd. www.vng.nl