Regeling vervallen per 12-02-2014

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen (Parkeerverordening)

Geldend van 31-05-2010 t/m 11-02-2014

Intitulé

Parkeerverordening 2010

De raad van de gemeente Kampen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 maart 2010;

gelet op de betreffende artikelen van de Gemeentewet, Regelement Verkeersregels en Verkeerstekens en de Wegenverkeerswet;

besluit:

vast te stellen de

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen.

Afdeling 1 Definities en begripomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

  • b.

    motorvoertuig: alle gemotoriseerde voertuigen behalve, motorfietsen, bromfietsen en invalidenvoertuigen, bestemd voor om anders dan langs rails te worden voortbewogen;

  • c.

    parkeren: het laten stilstaan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen;

  • d.

    houder: degene die het voertuig

    • ·

      op grond van een overeenkomst van huurkoop onder zich heeft

    • ·

      in vruchtgebruik heeft, of

    • ·

      anderszins, anders dan als eigenaar of bezitter, tot duurzaam gebruik onder zich heeft;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • g.

    binnenstad: het gebied dat begrensd wordt door de Burgel en de rivier de IJssel, inclusief de Vloeddijk, Bolwerk en parkeerterrein bij PTT-gebouw:

  • h.

    binnenstad plus: het gebied dat begrensd wordt door de woningen van de Vloeddijk, Bolwerk, Ebbingestraten, Engelenbergstraat, Bovenhavenstraat en de De la Sablonierekade tot de Burgel;

  • i.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • j.

    vergunning/ontheffing: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning/ontheffing, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • k.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Afdeling 2 Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren door vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunningen voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

  • 3.

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerplaatsen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels vast te stellen met betrekking tot het aanvragen en verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

Burgemeester en wethouders kunnen op een aanvraag van een vergunninghouder ontheffing verlenen op grond van artikel 87 Wegenverkeerswet voor het parkeren voor inritten van garage’s en pakhuizen, niet zijnde een parkeerapparatuurplaats en/of belanghebbendenplaats.

Artikel 5

  • 1.

    Het college beslist binnen 6 weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2.

    Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste 4 weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3.

    Een vergunning wordt voor ten hoogste 3 jaren verleend.

  • 4.

    De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Afdeling 3 Verbodsbepalingen

Artikel 6

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    • -

      op een parkeerapparatuurplaats

    • -

      op een belanghebbendenplaats

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 7

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 8

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de parkeerkaart

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen

  • 2.

    Het is niet toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een parkeerapparatuurplaats gedurende de tijden waarop het parkeren op deze plaatsen slechts is toegestaan na het voldoen ‘aan de belastingplicht’.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.

  • 4.

    Een ontheffing als bedoeld in het derde lid kan worden geweigerd in het belang van een goede verdeling en een doelmatig gebruik van de beschikbare parkeerplaatsen.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels vast te stellen met betrekking tot het aanvragen en verlenen van een ontheffing als bedoeld in het derde lid.

Afdeling 4 Intrekken of wijzigen van vergunningen of ontheffingen.

Artikel 9

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning of ontheffing intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder of de houder van de ontheffing;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, permanent verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen of ontheffingen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder of de houder van de ontheffing in strijd handelt met de aan de vergunning/ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning of ontheffing onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van algemeen belang.

Afdeling 5 Strafbepaling

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling 3 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling 6 Overgang- en slotbepalingen

Artikel 11

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door de burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 12

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking na bekendmaking door burgemeester en wethouders;

  • 2.

    De verordening kan worden aangehaald als: ‘Parkeerverordening 2010’.

  • 3.

    De Parkeerverordening 2001 en de Verordening tot wijziging van de Parkeerverodening 2001 (1e wijziging) worden hierbij ingetrokken.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 25-03-2010.