Verordening Wet inburgering gemeente Kampen 2009

Geldend van 30-12-2009 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Kampen 2009

De raad van de gemeente Kampen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2009;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING WET INBURGERING GEMEENTE KAMPEN 2009

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college beoordeelt tenminste eens in de twee jaren de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad.

Hoofdstuk 2 Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringsplichtigen aan waaraan hij bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria (in willekeurige volgorde):

  • a.

    aanwezigheid van de algemene bijstandsuitkering, inkomensvoorziening op basis van de WIJ of een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen zoals aangewezen bij algemene maatregel van bestuur;

  • b.

    afwezigheid van inkomsten uit werk van meer dan 12 uren per week en algemene bijstandsuitkering op basis van de socialezekerheidswetten of sociale zekerheids-regelingen;

  • c.

    zorg voor minderjarige kinderen;

  • d.

    eigen aanmelding, gemotiveerdheid.

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening en de voorziening gericht op arbeidsinschakeling worden afgestemd.

  • 3.

    Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, een of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      trajectbegeleiding;

    • b.

      maatschappelijke begeleiding;

    • c.

      praktijkcomponent passend bij het niveau en persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige.

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 12 termijnen betaald.

  • 2.

    Het college legt in de beschikking tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, of de WIJ, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de klantmanager en/of trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    het deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    het meewerken aan onderzoek om belastbaarheid te bepalen.

Hoofdstuk 3 Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening

Artikel 7 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn, waarbinnen het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet worden behaald , bedoeld in artikel 26 van de wet, van start gaat.

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage

Hoofdstuk 4 De bestuurlijke boete

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 250 indien de inburgeringsplichtige, of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, geen gehoor geeft aan de oproep, bedoeld in artikel 25, eerste of tweede lid van de wet, of geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. Bij deze bestuurlijke boete gelden de volgende schema’s voor de opbouw van het bedrag van de boete:

 

Verschijning op intake

Gedraging

Handhaving

1e keer niet verschijnen

Waarschuwingsbrief + nieuwe afspraak

2e keer niet verschijnen

Bestuurlijke boete € 25,00

3e keer niet verschijnen

Bestuurlijke boete € 100,00

4e keer niet verschijnen

Bestuurlijke boete € 250,00 per keer

 

 Niet meewerken tijdens intake

Gedraging

Handhaving

1e keer niet meewerken

Waarschuwingsbrief + nieuwe afspraak

2e keer niet meewerken

Bestuurlijke boete € 100,00

3e keer niet meewerken

Bestuurlijke boete € 250,00 per keer

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 500 indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan bij verordening vastgestelde verplichtingen in het kader van deze voorziening, bedoeld in artikel 23, derde lid, van de wet. Bij deze bestuurlijke boete geldt het volgende schema bij de opbouw van het bedrag van de boete:

     

Gedraging

Handhaving

1e keer niet meewerken

Gesprek + waarschuwingsbrief

2e keer niet meewerken

Bestuurlijke boete € 150,00

3e keer niet meewerken

Bestuurlijke boete € 500,00 + stopzetten traject

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 500 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald.

  • 4.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 1000 indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald. Bij bestuurlijke boetes als bedoeld in lid 3 en 4 geldt het volgende schema bij de opbouw van het bedrag van de boete

     

Gedraging

Handhaving

1e keer niet halen binnen termijn

Waarschuwingsbrief + hersteltermijn

2e keer niet halen binnen termijn

Bestuurlijke boete €250,00

3e keer niet halen binnen termijn

Bestuurlijke boete € 500,00

4e keer niet halen binnen termijn

Bestuurlijke boete € 1000,00 per keer

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheid van overwegende aard leidt.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 11 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet Inburgering gemeente Kampen 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 november 2009.

Toelichting behorende bij Verordening Wet Inburgering gemeente Kampen 2009

Algemene toelichting

 

De Wet inburgering (WI) trad op 1 januari 2007 in werking en kwam in de plaats van de Wet inburgering nieuwkomers (Win) en de verschillende Oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

 

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgerings-voorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen. Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

 

Met ingang van 1 januari 2009 is de Wet Inburgering gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

a het college van burgemeester en wethouders krijgt de bevoegdheid om aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 november 2007.

b het college krijgt de mogelijkheid om een inburgeringsprogramma aan te bieden dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008.

c De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van aanbieden van een inburgeringsvoorzieing door het college en aanvaarding daarvan door de inburgeringsplichtige vooraf hoeft te gaan. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening.

 

In deze verordening is de regeling neergelegd waarmee de gemeenteraad het college de bevoegdheid geeft inburgeringsvoorzieningen vast te stellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringsplichtigen wordt gedaan (het vaststellingstelsel). Onderliggende verordening is ingericht op dit zogenaamde vaststellingstelsel.

 

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsplicht is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

 

Gemeenten hebben in de WI een aantal belangrijke taken. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal.

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

 

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

1. Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

2. Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan bijzondere groepen inburgeringsplichtigen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

3. Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

4 Bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).

 

De bevoegdheid om een inburgeringsvoorziening direct vast te stellen

Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze vaststelt. Als de gemeenteraad van deze bevoegdheid gebruik heeft maakt, kan het college niet een voorziening aan een inburgeringsplichtige aanbieden. De inburgeringsplichtige is direct verplicht mee te werken aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI).

 

Het vaststellingstelsel kan niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd. Het college kan pas inburgeringsvoorzieningen direct vaststellen als de gewijzigde WI in werking is getreden en de gemeentelijke verordening die deze bevoegdheid aan het college toekent van kracht is. De keuze van de gemeente Kampen voor het vaststellingsstelsel, leidt er toe dat het stelsel geldt voor alle inburgeringsplichtigen die voor een voorziening in aanmerking komen. Het is niet mogelijk om voor bepaalde groepen te werken met het vaststellingsstelsel en voor andere groepen met het aanbodstelsel.

 

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI en informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

 

Regels met betrekking tot het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen.

 

Voor een aantal bijzondere groepen biedt de wet extra faciliteiten. Gemeenten krijgen de taak om voor deze groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Het gaat om de volgende vier groepen inburgeringsplichtigen:

1. nieuw- en oudkomers die algemene bijstand, een inkomensvoorziening op basis van de WIJ of een uitkering ontvangen die is aangewezen in het Besluit inburgering;

2. oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk, algemene bijstand of uitkering hebben;

3. asielgerechtigde nieuw- en oudkomers;

4. nieuw- en oudkomers die werkzaam zijn als geestelijke bedienaar.

 

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. Het omvat mede het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

 

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen aan deze vier groepen. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld:

- De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

- De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

- De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

- De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

 

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

 

De procedure van het vaststellen van een inburgeringsvoorziening

Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:

1 In de intake blijkt dat het college aan de inburgeringsplichtige geen voorziening wil verstrekken (bijvoorbeeld omdat betrokkene niet tot de prioritaire groepen behoort). Het college stelt geen voorziening vast en kan handhavingsbeschikking nemen (voor de oudkomer of een kennisgeving afgeven voor een nieuwkomer. In de kennisgeving voor de nieuwkomer staat informatie over de termijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald;

2 De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. De gemeente neemt een beschikking;

3 De inburgeringsplichtige vindt de inburgeringsvoorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het college stemt hiermee in en neemt alleen een handhavingsbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer);

4 Het college acht een inburgeringsvoorziening geschikt maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet. Het college heeft de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

 

Het verschil met het aanbodstelsel schuilt in de laatste mogelijkheid. Een gemeente die het aanbodstelsel hanteert is als ze een aanbod doet afhankelijk van de medewerking van de inburgeringsplichtige. De inburgeringsplichtige kan immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. In het vaststellingsstelsel is de Gemeente Kampen niet afhankelijk van de instemming met de passende voorziening van de inburgeringsplichtige.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

 

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

 

Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.

De informatievoorziening aan inburgeringsplichtigen kan op allerlei manieren worden vormgegeven. In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om (in ieder geval) een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen vorm te geven.

 

Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen. Om aan deze verplichting efficiënt te kunnen voldoen, wordt een informatieplan opgesteld waarvan de informatieverstrekking onderdeel is. Een dergelijk informatieplan wordt vervolgens door de raad getoetst waarbij eventuele verbeteringen kunnen worden opgenomen. Om efficiënt aan de verplichting van het tweede lid te kunnen voldoen, is wellicht ook aansluiting mogelijk bij de uitvoering van de actieve informatieplicht van het college aan de raad op grond van artikel 169, tweede lid, van de Gemeentewet.

 

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Artikel 19, eerste lid, WI bepaalt dat het college aan twee groepen inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening kán vaststellen :

1. inburgeringsplichtigen die algemene bijstand, een inkomensvoorziening op basis van de WIJ of een uitkering op grond een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangen;

2. oudkomers die zelf geen inkomsten uit werk of uitkering hebben.

 

De gemeenteraad moet bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het doen van een aanbod aan deze twee groepen inburgeringsplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI). Dit artikel vorm de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen aan welke groepen inburgeringsplichtigen (binnen de twee doelgroepen van artikel 19, eerste lid, WI) bij voorrang een inburgeringsvoorziening kan worden aangeboden.

 

Dit artikel regelt dat de groepen die de raad heeft aangewezen, het college bij voorrang een inburgeringsvoorziening vast stelt. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een inburgeringsvoorziening vast te stellen voor inburgeringsplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen (maar wel behoren tot de doelgroepen, bedoeld in artikel 19, eerste lid, WI). Om te voorkomen dat inburgeringsplichtigen die behoren tot de groep of groepen die de raad heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een voorziening, bepaalt dit artikel dat het college aan de groepen die hij aanwijst een inburgeringsvoorziening kan vaststellen.

 

De Gemeente Kampen wijst de volgende vier groepen aan :

1. Aanwezigheid algemene bijstandsuitkering, een inkomensvoorziening op basis van de WIJ of een uitkering op grond van de sociale zekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen zoals vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur,

2. Afwezigheid van inkomsten uit arbeid van meer dan 12 uren per week en algemene bijstandsuitkering of een uitkering op basis van de sociale zekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen.

3. Zorg over minderjarige kinderen

4. Eigen aanmelding, gemotiveerdheid

 

De reden dat de inburgeringsplichtigen die voldoen aan één van de bovengenoemde criteria met voorrang een inburgeringsvoorziening krijgen aangeboden is gelegen in het feit dat deze groep (in het bijzonder bij toepassing van criteria 1 tot en met 3) het meest kwetsbaar is en waarbij een goede inburgering de maatschappelijke participatie (werk en opvoeden) zal vergroten.

 

Bij het eerste criterium volgt de Gemeente Kampen de redenatie van de wet dat werk de hoogste vorm van participatie is en de integratie bevordert. Dit geldt voor alle uitkeringsgerechtigden, zowel WWB, WIJ als UWV-uitkeringen, en om die reden wordt er bij het gestelde criterium geen onderscheid gemaakt naar een bepaalde uitkering.

 

Bij het tweede criterium is de grens van 12 uur genoemd omdat hierbij wordt aangehaakt bij de grens die geldt bij het bepalen of een persoon een zogenaamde nugger (niet uitkeringsgerechtigde werkzoekende) is. Het laatste criterium is toegevoegd om hiermee de groep inburgeringsplichtigen die gemotiveerd is, optimaal te ondersteunen en stimuleren.

 

Artikel 4 De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

· De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

· De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

· De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

 

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

 

De Wet inburgering bepaalt dat de inburgeringsvoorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (reïntegratievoorziening) als een inburgerings-voorziening wordt vastgesteld aan een inburgeringsplichtige die bijstandsgerechtigd is, een inkomensvoorziening op basis van de WIJ of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én die verplicht is om arbeid om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Indien in deze specifieke situatie geen reïntegratievoorziening wordt aangeboden, kan de gemeente derhalve geen inburgeringsvoorziening aanbieden. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde inburgeringsvoorziening (artikel 20, tweede lid, WI). Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit Artikel 19, derde lid, van de wet, dat een inburgeringsvoorziening ten behoeve van een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

 

Het tweede lid van artikel 4 van de verordening draagt het college op om er voor te zorgen dat de inburgeringsvoorziening wordt afgestemd op de reïntegratievoorziening. Aangezien deze voorzieningen in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of –regelingen ook door andere partijen dan het college (kunnen) worden verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of –regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

 

Het vierde lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, tweede lid, WI).

Een van de onderdelen van een voorziening kan maatschappelijke begeleiding zijn. Maatschappelijke begeleiding is ondersteuning van de inburgeraar bij het realiseren van praktische voorzieningen, de introductie in de directe woonomgeving, participatie in maatschappelijke verbanden, functioneren in de samenleving en het inburgeringstraject. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, WI).

Trajectbegeleiding kan een onderdeel van de voorziening zijn. Trajectbegeleiding is het ondersteunen van de inburgeraar bij het doorlopen van het plan van aanpak voor de inburgeringsvoorziening. Trajectbegeleiding zal vooral van belang zijn bij inburgeringsplichtigen die geen inburgeringsvoorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij re-integratievoorzieningen vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel. Ook kan gedacht worden aan een stage.

Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringsexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de inburgeringsvoorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

 

Artikel 5 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringsplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt

€ 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI). In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen.

 

Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering of met een inkomensvoorziening op basis van de WIJ. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening. Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

 

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringsplichtigen in het kader van een inburgeringsvoorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de inburgeringsvoorziening deze verplichtingen vast.

 

Artikel 7 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

 

In beschikking zal de vastgestelde inburgeringsvoorziening, inclusief de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige moeten worden vermeld (onderdeel a). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

 

Onderdeel b heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen vijf jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het ligt voor de hand om deze termijn in te laten gaan op de datum van de beschikking.

 

De termijn waarbinnen inburgeringsplichtige nieuwkomers het inburgeringsexamen moeten hebben behaald, vloeit rechtstreeks voort uit de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

 

Onderdeel d bepaalt dat in de beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 5 van de verordening.

 

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen, die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente Kampen heeft deze boetebedragen in haar verordening overgenomen. In de vier leden is naast het maximumbedrag ook de recidive geregeld. Om te kunnen spreken van herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich binnen een termijn van 12 maanden voordoen. De verhoogde boetebedragen in geval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.

 

De boetes die in de verordening worden opgenomen, zijn maximumbedragen en geen gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 38, tweede lid, WI). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan of gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige, afwijking van de hoogte van de voorgeschreven boete geboden is. Afwijking van de standaardboete kan zowel een verhoging als een verlaging betekenen, zij het dat de verhoging het maximumbedrag van artikel 34 WI niet te boven mag gaan.

 

Bij de uitvoering van een gecombineerde reïntegratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) , het verlagen van de inkomensvoorziening op basis van de WIJ of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor de samenloop van sancties. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

 

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, in deze 12 maanden.

 

In het eerste lid zijn de boetes vastgelegd voor het niet gehoor geven aan een oproep of niet meewerken aan het onderzoek naar de inburgerplicht of de samenstelling van de voorziening. De oproep heeft niet het karakter van een besluit in de zin van de Algemene Wet bestuursrecht. Het rechtsgevolg van de oproep is niet de verplichting om medewerking te verlenen. Die vloeit rechtstreeks voort uit de wet. In de schema’s is de recidive geregeld.

 

In het tweede lid is de maximale boete voor het niet meewerken aan het realiseren van de inburgering vastgelegd. De inburgeringsplichtige moet voldoende meewerken aan de uitvoering van de voorziening. In het bijgaande schema is de hoogte van de bestuurlijke boete voor het herhaaldelijk niet meewerken geregeld.

 

Als de inburgeringsplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 8, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringsplichtige alsnog het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, maakt het vierde lid het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt.

 

In het vierde lid van artikel 9 is de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal ! 500 naar maximaal ! 1000 benut (Artikel 34, onderdeel d, WI). Het betreft het geval dat de inburgeringsplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringsexamen te behalen. In dit geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet behalen. Als de inburgeringsplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringsexamen niet heeft behaald, kan het college wederom een hogere bestuurlijke boete opleggen. De maximumboete wordt in beginsel opgelegd bij de vierde keer en alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringsplichtige.

 

Artikel 9 Hardheidsclausule

Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen van deze verordening. Dus niet van wettelijke bepalingen. Dit afwijken kan alleen ten gunste van de inburgeringsplichtige. Deze gevallen moeten bijzondere gevallen zijn. Het gebruiken van de hardheidsclausule moet een uitzondering zijn. Het college mot in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken. Regelmatig gebruik van de hardheidsclausule zal moeten leiden tot aanpassing van de verordening.

 

Artikel 10 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2009. Dit is de datum van inwerkingtreding van de gewijzigde Wet Inburgering. De terugwerkende kracht betekent niet dat het mogelijk is om de vaststelling te doen van een inburgeringsvoorziening met terugwerkende kracht. Dat kan vanwege het belastende karakter eerst vanaf de datum genoemd in artikel 142 van de Gemeentewet: 8e dag na bekendmaking.

 

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.