Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Kampen (Financiële verordening)

Geldend van 22-03-2005 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Financiële verordening gemeente Kampen

De raad van de gemeente Kampen,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

besluit:

vast te stellen:

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Kampen.

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    sector

    de sector zoals bedoeld in de regeling op de ambtelijke organisatie.

  • b.

    sectordirecteur

    de sectordirecteur zoals bedoeld in de regeling op de ambtelijke organisatie.

  • c.

    afdeling

    de afdeling zoals bedoeld in de regeling op de ambtelijke organisatie.

  • d.

    afdelingshoofd

    het afdelingshoofd zoals bedoeld in de regeling op de ambtelijke organisatie.

  • e.

    administratie

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Kampen en ten behoeve van de verantwoording die moet worden afgelegd.

  • f.

    financiële administratie

    het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Kampen, teneinde te komen tot:

    • -

      een goed inzicht in

      • 1.

        de financieel-economische positie;

      • 2.

        het financiële beheer ;

      • 3.

        de uitvoering van de begroting;

      • 4.

        het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • -

      het afleggen van rekening en verantwoording.

  • g.

    administratieve organisatie

    het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • h.

    financieel beheer

    het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Kampen.

  • i.

    rechtmatigheid

    het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen en raadsbesluiten.

  • j.

    doelmatigheid (efficiëntie)

    het realiseren (proces) van bepaalde prestaties (output) met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen (input).

  • k.

    doeltreffendheid (effectiviteit)

    de mate waarin de beoogde effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

  • l.

    investeringen met economisch nut

    alle investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/of die verhandelbaar zijn.

  • m.

    investeringen met maatschappelijk nut

    alle investeringen die niet vallen onder de definitie van investeringen met een economisch nut.

  • n.

    bestuurlijke informatievoorziening

    de informatie om het proces te sturen en te beheersen, ten einde de geformuleerde doelstellingen als organisatie te behalen en daarover verantwoording af te kunnen leggen.

  • o.

    planning en control

    Het gedeelte van de bestuurlijke informatievoorziening, dat gevormd wordt door het geheel van activiteiten dat gericht is op het formuleren of wijzigen van taakstellingen en het afleggen van verantwoording.

  • p.

    weerstandsvermogen

    De middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten dan wel alle risico’s te dekken waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiele betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.

  • q.

    verbonden partij

    een rechtspersoon waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft, waarbij:

    • -

      onder een bestuurlijk belang wordt verstaan, dat de gemeente een zetel in het bestuur heeft van een rechtspersoon of stemrecht heeft en

    • -

      met een financieel belang wordt bedoeld dat de gemeente de ter beschikking gestelde middelen kwijt is in geval faillissement van de verbonden partij en/of als financiële problemen bij de verbonden partij verhaald kunnen worden op de gemeente.

Titel 1. Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1. De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast,

  • 2. De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten te bereiken

    • c.

      de kwantitatieve en/of kwalitatieve doelstellingen

    • d.

      de baten en lasten.

  • 3. Het college stelt per programma kwantitatieve en/of kwalitatieve doelstellingen voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten.

  • 4. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3. Producten

  • 1. Bij iedere begroting en jaarstukken geeft het college een overzicht van de toedeling van de producten uit de productenraming aan de programma’s.

  • 2. De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt in ieder begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren, zijnde de perspectiefnota In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 7 en de jaarstukken bedoeld in artikel 8.

  • 2. De raad stelt de perspectiefnota vast.

Uitvoering

Artikel 5. Uitvoering begroting

  • 1. Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

    • a.

      de lasten en baten eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productenraming;

    • b.

      de budgetten uit de productenraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

  • 3. Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden.

Beheersing en Interne controle

Artikel 6. Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college biedt ten minste elke vier jaar een nota aan inzake de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen. De raad stelt deze nota vast.

  • 3. Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen.

  • 4. Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het derde lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 5. De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Rapportage en Verantwoording

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1. Het college informeert de raad minimaal twee keer per jaar op door de raad te bepalen tijdstippen door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de programmabegroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3. De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de baten en lasten als de maatschappelijke effecten en de doelstellingen.

  • 4. Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen - voorzover het betreft niet bij de programmabegroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen- inzake:

    • a.

      investeringen groter dan € 50.000;

    • b.

      aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 50.000;

    • c.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000;

    • d.

      nieuwe meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 20.000.

Artikel 8. Jaarstukken

  • 1. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      wat is bereikt;

    • b.

      wat de kosten zijn;

    • c.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen;

    • d.

      de wijze waarop getracht is de beoogde effecten te bereiken.

  • 2. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Titel 2. Financiële positie

Kaderstellen

Artikel 9. Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

  • 3. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten.

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in ten hoogste vijf jaar afgeschreven. Het saldo van agio en disagio worden lineair afgeschreven maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. De materiele vaste activa met een meerjarig economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden lineair afgeschreven op basis van de verwachte technische gebruiksduur. Indien de economische gebruiksduur kleiner is dan de technische levensduur wordt afgeschreven op basis van de economische gebruiksduur. Bij de afschrijvingen wordt een consistente lijn gehanteerd.

    Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast.

    Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd.

  • 4. Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van: (inrichting) wegen, waterwegen; civiele kunstwerken, groen en kunstwerken.

  • 5. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatie gebracht. Hiervan kan bij raadsbesluit worden afgeweken. In geval van activering bij raadbesluit wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere, door de raad aan te geven tijdsduur conform artikel 10 lid 3.

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen betreffende de gemeentelijke belastingen wordt indien nodig een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 2. Voor de overige vorderingen wordt indien nodig een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van het gecalculeerde risico op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt eenmaal in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen & weerstandsvermogen en risicomanagement aan.

  • 2. De nota behandelt voor wat het onderdeel reserves en voorzieningen betreft, in ieder geval het beleid ten aanzien van:

    • a.

      de vorming en besteding en opheffing van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding opheffing van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen,

    in relatie tot het onderdeel weerstandsvermogen zoals bedoeld in artikel 17.

  • 3. De raad stelt deze nota vast.

Artikel 13. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten van de gemeente Kampen wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende producten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. De gemeente Kampen hanteert een vast rentepercentage voor de toerekening van de rentelasten. Dit percentage is gebaseerd op het percentage dat gemiddeld in de tijd gezien op de kapitaalmarkt geldt voor langlopende geldleningen.

Artikel 14. Financieringsfunctie

  • 1. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een AA-rating afgegeven door tenminste één gezaghebbende rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%.

    • b.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is.

    • c.

      Derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s;.

    • d.

      voor het aantrekken van financieringen voor langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;.

    • e.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;.

    • f.

      voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden. Het college informeert de raad indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

  • 3. Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties anders dan genoemd in het tweede lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4. Het college stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een besluit treasurystatuut. Het college zendt het besluit treasurystatuut ter kennisgeving aan de raad.

Artikel 15. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar.

  • 2. Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Titel 3. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

  • 1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota lokale heffingen aan. Deze nota behandelt in ieder geval:

    • -

      de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • -

      de kostendekkendheid van de heffingen;

    • -

      de druk van de lokale belastingen en heffingen;

    • -

      het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

  • 2. De nota bevat voorts een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd. Het college draagt er zorg voor dat er een actueel overzicht is van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.

    De raad stelt de nota vast.

  • 3. Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: de geraamde cq gerealiseerde opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid; de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk.

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1. Gelet op het gestelde in artikel 12 lid 1 wordt in genoemde nota - voor wat het onderdeel weerstandsvermogen en risicomanagement betreft - minimaal ingegaan op:

    • -

      het omschrijven van de risico’s (in brede zin)

    • -

      hoe met de risico’s wordt omgegaan (risicomanagement)

    • -

      het gewenste en minimale weerstandsvermogen

    • -

      de relatie tussen – en beleid op weerstandsvermogen en de risico’s van materieel belang.

  • 2. Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s genoemd in de nota bedoeld in het eerste lid.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt eens in de vier jaar een nota onderhoud kapitaalgoederen.

    De nota bevat tenminste de volgende kapitaalgoederen:

    • -

      wegen

    • -

      riolering

    • -

      water

    • -

      groen

    • -

      gebouwen.

    Van de kapitaalgoederen wordt aangegeven:

    • -

      het beleidskader en beleidsvisie (het minimale en gewenste kwaliteitsniveau in samenhang met het onderhoudsniveau)

    • -

      de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties

    • -

      de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag.

    De raad stelt de nota vast.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, riolering, gebouwen.

Artikel 19. Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

  • a

    de kasgeldlimiet;

  • b

    de renterisico norm;

  • c

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar;

  • d

    de rentevisie en

  • e

    de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

  • 1. Het college stelt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota bedrijfsvoering vast. De nota wordt ter kennisgeving aan de raad gezonden. In de nota wordt speciale aandacht geschonken aan de relatie tussen het gemeentelijk apparaat en de inwoners van de gemeente.

  • 2. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting wordt in ieder geval ingegaan op:

    • -

      de actuele onderwerpen die aandacht behoeven met het oog op doelmatigheid, doeltreffendheid, betrouwbaarheid, transparantie en de relatie met de burger;

    • -

      de stand van zaken waarbij een consistente gedragslijn wordt gehanteerd ten opzichte van de voorgaande jaren.

  • 3. Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet, en de uitputting van de bijbehorende budgetten.

Artikel 21. Verbonden partijen

  • 1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota verbonden partijen aan.

    De raad stelt de nota vast.

  • 2. Van elk van de verbonden partijen wordt weergegeven het openbaar belang, het eigen vermogen en het financieel resultaat voor de gemeente.

  • 3. De nota bevat voorts de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties met name de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.

  • 4. In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1. Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid, aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de relatie met de programma’s van de begroting;

    • b.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • c.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • d.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • e.

      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen.

    De raad stelt de nota vast.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid.

Titel 4. Financiële organisatie en administratie

Artikel 23. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de te onderscheiden afdelingen;

    • b.

      het waarborgen van de rechtmatigheid en bevorderen van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • c.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

      en het verstrekken van informatie over de financiële positie van de gemeente.

  • 2. De hoofden van de afdelingen verstrekken de gemeentelijke administraties alle gegevens en stukken die noodzakelijk zijn voor een goede verzorging van de administratie.

  • 3. De hoofden van de afdelingen nemen zodanige maatregelen op organisatorisch- en administratief gebied opdat aan de verplichtingen als bedoeld in lid 2 tijdig en volledig wordt voldaan.

  • 4. De sectordirecteuren zien erop toe dat deze maatregelen worden uitgevoerd.

Artikel 24. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten;

  • c.

    er een regeling van de ambtelijke organisatie wordt vastgesteld.

Artikel 25. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Titel 5. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 26. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2005.

  • 2. De “Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Kampen” vastgesteld op 27 maart 2003 wordt met terugwerkende kracht ingetrokken met ingang van 1 januari 2005.

Artikel 27. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Kampen”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad donderdag 31 maart 2005

de voorzitter

mr. ing. J. Oosterhof

de griffier

mr. P. J. N. van de Geyn