Regeling vervallen per 07-04-2023

Bibobbeleid gemeente Kapelle

Geldend van 14-01-2022 t/m 06-04-2023

Intitulé

Bibobbeleid gemeente Kapelle

Artikel

Bibobbeleid gemeente Kapelle

1. Inleiding

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin van honderden miljoenen guldens en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door ondermeer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg. Georganiseerde criminaliteit speelt zich niet af op een eiland. Er bestaan vele raakvlakken tussen criminaliteit en wat wel genoemd wordt de “wettige omgeving”. Om deze reden bestaat er voor het bestuur een noodzaak om bij te dragen aan de preventie en bestrijding van deze vorm van criminaliteit. Het bestuur heeft daarbij eigen instrumenten, namelijk een vergunning weigeren of intrekken, een pand sluiten, een subsidie of een gunning van een opdracht weigeren. Het gebruik van deze instrumenten is erg effectief. Vaak effectiever dan opsporen en vervolgen. Bestuursorganen beschikken sinds 1 juni 2003 over een wettelijke regeling om dit te doen. Dit is de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (hierna: Wet BIBOB).

2. Lokale situatie

Vanwege de Wet BIBOB is in de gemeente Kapelle de exploitatievergunning ingevoerd, artikel 2.30 Algemene plaatselijke verordening Kapelle 2012 (Apv)

Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder exploitatievergunning van de burgemeester.

Voor het exploiteren van een seksinrichting of escortbedrijf is op grond van artikel 3.4 Apv een vergunning verplicht.

De gemeenteraad heeft op 16 december 1997 een nuloptie-beleid geformuleerd ten aanzien van de mogelijke vestiging van coffeeshops in de gemeente Kapelle. Dit houdt in dat er geen coffeeshop binnen de gemeente wordt toegestaan omdat de vestiging van een coffeeshop als een inbreuk op het woon- en leefklimaat en als schending van de openbare orde wordt aangemerkt. 

Growshops, smartshops, headshops en dergelijke vallen niet onder de dezelfde regels als coffeeshops.  Wij hebben geen vergunningensysteem voor dergelijke winkels en kunnen Bibob hiervoor niet toepassen.

Het exploiteren van een speelautomatenhal is niet toegestaan in de gemeente Kapelle. Een vergunning aanvragen is dan ook niet mogelijk.

Voor de activiteit bouwen is een omgevingsvergunning nodig.

3. Zeeuws beleid

De gemeenten in Zeeland beschikken momenteel niet allemaal over een BIBOB-beleid. De Zeeuwse gemeenten die dit wel hebben, hanteren niet een eenduidig BIBOB-beleid. Dit kan ertoe leiden dat een criminele organisatie die gemeente uitkiest die geen of op dat bepaalde onderdeel geen BIBOB-beleid voert. Te meer daar de West-Brabantse gemeenten als ook de gemeenten in Zuid-Holland Zuid/Rijnmond wel BIBOB-beleid hanteren. Dit wordt ook wel aangeduid als het waterbed effect. Om dit tegen te gaan heeft het Bestuurlijk Overleg Integrale Veiligheid aan het Platform Integrale Veiligheid gevraagd voor de Zeeuwse gemeenten een eenduidig BIBOB-beleid op te stellen. Dat is deze beleidsnotitie. Bestuurlijk trekker van het BIBOB-beleid is burgemeester Verhulst.

4. De Wet BIBOB

De Wet BIBOB geeft bestuursorganen een instrument om zich tegen het risico dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De Wet BIBOB biedt namelijk extra mogelijkheden om deze risico-inschatting op een juiste wijze uit te kunnen voeren. Ook bevat deze een extra weigerings- en/of intrekkinggrond op grond waarvan vergunningen of subsidies geweigerd of ingetrokken kunnen worden.

Welke instrumenten biedt de Wet BIBOB?

  • o

    Het recht om in de aanvraagprocedure aanvullende informatie te vragen en te beoordelen.

  • o

    Een extra grond tot weigering c.q. intrekking:

Artikel 3 van de Wet BIBOB geeft aan wanneer het voor een bestuursorgaan mogelijk is over te gaan tot weigering, dan wel intrekking:

er moet sprake zijn van een ernstig gevaar dat de gevraagde beschikking mede zal worden gebruikt voor:

a) het benutten van voordelen uit strafbare feiten, of

b) het plegen van strafbare feiten.

Daarnaast kan de gevraagde beschikking geweigerd, dan wel ingetrokken worden, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat er een strafbaar feit is gepleegd teneinde de beschikking te verkrijgen (denk bijvoorbeeld aan: valsheid in geschrifte of omkoping).

  • o

    De mogelijkheid om extra voorwaarden te verbinden aan een te verlenen vergunning.

  • o

    De mogelijkheid om voor de beoordeling van de aanvraag het advies in te roepen van het landelijk bureau BIBOB door middel van een in te stellen aanvullend onderzoek.

Bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie is een landelijk bureau BIBOB opgericht. In de Wet BIBOB is bepaald dat aan dit bureau door bestuursorganen om advies gevraagd kan worden indien:

  • 1.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

  • 2.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van het bedrijf;

  • 3.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • 4.

    de Officier van Justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een BIBOB-advies aan te vragen.

    Een toetsing aan de Wet BIBOB met behulp van een advies geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

    De aanvraag om advies noch het advies zelf van het landelijk Bureau BIBOB, zijn een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat dus geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning toegestaan de aanvraag in te trekken.

Het bestuursorgaan kan ook zonder dit advies besluiten over te gaan tot weigering of intrekking. Wel kan het vragen van advies leiden tot een betere informatiepositie van het bestuursorgaan. Het Bureau BIBOB heeft namelijk inzage in een aantal gesloten bronnen (van o.a. de Belastingdienst, de politie, de Centrale Justitiële Documentatie Dienst, de Immigratie en Naturalisatie Dienst etc.) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek verrichten dan het bestuursorgaan.

De informatiepositie van bestuursorganen kan voor de bibobtoetsing ook versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC), als zij deel uitmaken van dit samenwerkings-verband. (zie bij punt 8: interne procedure)

5. Toepassingsbereik van de wet BIBOB

De onderzoeksgroep Fijnaut heeft destijds op verzoek van de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa onderzoek gedaan naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische sectoren. Deze commissie heeft criteria benoemd die kenmerkend zijn voor branches die kwetsbaar zijn voor criminaliteit. Te denken valt aan sectoren die een lage drempel van toetreding kennen (weinig diploma’s vereist) of waarvan de omzetcijfers onduidelijk zijn. Ook economische sectoren waar weinig is geregeld of de regels juist gecompliceerd zijn.

Bij het aanwijzen van de gevallen waarin het BIBOB-instrumentarium zou moeten worden ingezet, heeft de wetgever aansluiting gezocht bij dit onderzoek. Om die reden vallen niet alle bestuurlijke besluiten binnen het bereik van de Wet BIBOB. Onder het bereik van de wet zijn gebracht:

  • 1.

    vergunningen;

  • 2.

    subsidies;

  • 3.

    aan te besteden overheidsopdrachten.

Verder geldt dat slechts een beperkt aantal sectoren of branches binnen het toepassingsbereik van de wet gebracht zijn. Deze sectoren en branches zijn genoemd in de wet of in het bij de wet behorend Besluit BIBOB.

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van kracht geworden. In artikel 2.20, eerste lid van de Wabo, respectievelijk artikel 5.19, vierde lid, onder b, van de Wabo is geregeld dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning (deels) kan worden geweigerd respectievelijk een verleende vergunning (deels) kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

Een bestuursorgaan kan op basis van artikel 3 van de Wet BIBOB een gevraagde beschikking weigeren of intrekken, voor zover hij bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid heeft gekregen.

6. Beleidsuitgangspunten

Bij de bestuursorganen ligt de beslissing al dan niet een BIBOB-toetsing uit te voeren. Vanwege deze keuzevrijheid verdient het de voorkeur dat dit gebeurt op basis van te ontwikkelen beleid, waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen een BIBOB-onderzoek zal plaatsvinden en in welke gevallen dit kan leiden tot een adviesaanvraag bij het Bureau BIBOB. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die potentieel aan een BIBOB-onderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing door de democratische controle-organen van de door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing. Met name de afweging om tot een BIBOB-adviesaanvraag over te gaan, dient - juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument - weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

6.1 Wabo

Uitgaande van het doel van de Wet BIBOB, het tegenhouden van vergunningen waarbij een bepaalde mate van criminele beïnvloeding te verwachten valt, is er gekozen voor een BIBOB-toets voor bepaalde bouwactiviteiten.

Voor de activiteit bouwen geldt in eerste instantie een drempelbedrag. Indien de bouwsom boven dit bedrag uitkomt wordt de BIBOB-toets uitgevoerd. Dit bedrag wordt bepaald op een bouwsom van meer dan € 500.000.

Naast de invalshoek bouwsom, kan ook de gebruiksbestemming van een bouwwerk aanleiding zijn voor een bibobtoetsing. Het gaat dan om een gebruiksbestemming, waarbij sprake is van een risico van criminele invloeden. Als risicocategorieën worden vooralsnog aangewezen:

  • ·

    horecabedrijven (inclusief coffeeshops, hotels, etc.);

  • ·

    prostitutiebedrijven (inclusief seksbioscopen, sekswinkels, massagesalons, etc.);

  • ·

    escortbedrijven;

  • ·

    gezinshuizen;

  • ·

    wisselkantoren;

  • ·

    afval bewerkings- en verwerkingsbedrijven;

  • ·

    speelautomatenhallen;

  • ·

    kapsalons;

  • ·

    cadeauwinkels;

  • ·

    belwinkels;

  • ·

    smart-en growshops;

  • ·

    transportondernemingen;

  • ·

    autohandel;

  • ·

    sloopbedrijven;

  • ·

    im- en exportbedrijven (handelsondernemingen; schoenen, kleren, onderdelen).

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet limitatief. De toetsing zal in beginsel plaats vinden voor deze risicocategorieën.

Tot slot kan in bijzondere gevallen ook een BIBOB-toets worden uitgevoerd bij een bouwactiviteit met een lagere bouwsom dan de gestelde norm en/of een andere gebruikbestemming dan de genoemde risicocategorieën. De bibobtoets is dan gebaseerd op specifieke informatie, afkomstig uit de eigen gemeentelijke organisatie dan wel vanuit andere overheidspartners.

Uitzondering op bibobbeleid bij WABO.

Van de toepassing zijn in beginsel uitgezonderd:

  • ·

    overheidsinstanties;

  • ·

    semi-overheidsinstanties;

  • ·

    toegelaten woning(bouw)corporatie;

  • ·

    Door het College van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

6.2 Andere vergunningen

Waar het gaat om uitvoering van rijksregelgeving vallen vergunningen in het kader van de Drank- en horecawet (hierna: DHW) en de Wet op de kansspelen onder de Wet BIBOB. In het Besluit BIBOB worden lokale vergunningen als de exploitatievergunning voor horeca (droge en natte horeca), de vergunningen voor prostitutiebedrijven, seksinrichtingen, grow- smart- en coffeeshops en speelautomatenhallen onder de werking van de wet gebracht. Op al deze vergunning is dit beleid van toepassing.

Het gaat in de gemeente Kapelle om de volgende vergunningen:

  • ·

    vergunning op grond van artikel 3 van de DHW voor het uitoefenen van een horecabedrijf.

  • ·

    vergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening (APV) voor de exploitatie van een horeca-inrichting.

  • ·

    vergunning op grond van APV voor de exploitatie van een seksinrichting en/of escortbedrijf.

Slijterijen (artikel 3 DHW) en paracommerciële horeca-inrichtingen (artikel 4 DHW) zoals een dorpshuis, buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen in beginsel niet onder het BIBOB-beleid.

7. Interne procedure

7.1 Voortraject

Een vergunningaanvraag moet compleet zijn wil deze door de gemeente in behandeling worden genomen. Dit betekent dat de volgende vergunningen alleen compleet zijn met de

bijbehorende Bibob-formulieren en bijlagen:

  • -

    wabovergunningen met een bouwsom van € 500.000,- ;

  • -

    wabovergunning die voldoen aan het risicoprofiel;

  • -

    exploitatievergunningen voor horeca-inrichtingen;

  • -

    drank- en horecavergunningen;

  • -

    exploitatievergunningen voor seksinrichtingen en/of escortbedrijven.

Daarnaast kan de gemeente na indiening van de vergunningaanvraag besluiten alsnog te vragen de bibob-formulieren en bijbehorende bijlagen aan te leveren.

Indien de vergunningaanvraag niet compleet is wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. De aanvrager krijgt een termijn om de ontbrekende informatie alsnog aan te leveren. Dit schort wel de beslistermijn op.

Nadat alle relevante stukken zijn ontvangen zal er gestart worden met de vergunningstoets en de bibobtoets. Zodra beiden toetsen positief worden bevonden zal de vergunning worden verleend. Voor de verlening van de vergunning staat een termijn van 8 of 12 weken, afhankelijk van de soort vergunning en de complexiteit van de vergunning.

7.2 De bibob-toets

Het van toepassing verklaren van de Wet BIBOB op de hierboven genoemde categorieën betekent dat het bevoegd gezag zowel bij de verlening van de vergunning alsook bij het toezicht op de naleving ervan, zal onderzoeken of de weigerings- of intrekkingsgronden uit artikel 3 van de wet BIBOB van toepassing zijn. Op grond van dit artikel kan het bevoegd gezag een vergunning weigeren of intrekken indien er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede gebruikt wordt c.q. zal worden voor:

  • ·

    het benutten van voordelen uit strafbare feiten;

  • ·

    het plegen van strafbare feiten;

  • ·

    dan wel er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel verleende vergunning een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

Dit gebeurt in een tweetal stappen:

1.De aanvrager voor een nieuwe vergunning wordt verzocht bij de aanvraag aanvullende informatie te verstrekken. Omwille van eenduidigheid binnen de regio zal in de toepassing daarbij door elke gemeente hetzelfde bibob-vragenformulier worden gehanteerd. De bezitter van een reeds verleende beschikking wordt alleen verzocht aanvullende informatie te verstrekken indien hiertoe een aanleiding bestaat. Invoering van het beleid betekent dus niet dat voor alle verstrekte beschikking automatisch een BIBOB-toets start.

In het kader van de Wet BIBOB onderzoekt het bevoegd gezag eerst zelf of er sprake is van een van de hierboven geschetste situaties. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • ·

    de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde vragen;

  • ·

    de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • ·

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, overlegde documenten of informatie;

  • ·

    open bronnen onderzoek.

Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Zuid-West Nederland (RIEC ZWN)

Voor de uitvoering van het eigen onderzoek, kan al in een vroegtijdig stadium ondersteuning worden gevraagd van het RIEC ZWN. In eerste aanleg kijken zij mee naar de juiste opbouw van het bibobdossier en toepassing van de mogelijkheden conform de Awb. Zij beoordelen tevens de aangereikte extra informatie op volledigheid en adviseren in voorkomende gevallen tot het stellen van extra vragen. Zodra een aanvraag formeel in behandeling is genomen, kan vanuit het RIEC ZWN de relevante informatie bij Politie en Belastingdienst worden opgevraagd. Door het RIEC ZWN wordt vervolgens het totale aanvraagdossier beoordeeld op de risico's zoals genoemd in artikel 3 Wet BIBOB. Daarvoor beschikt het RIEC ZWN, naast een uitgebreide BIBOB-ervaring, over specifieke expertise op financieel en fiscaal gebied. Ook kunnen complexe organisatiestructuren worden geanalyseerd. De gemeente ontvangt vanuit het RIEC ZWN een rapport, waarin alle bevindingen worden aangegeven. Tevens adviseert zij hoe de aanvraag voor de vergunning verder af te wikkelen.

De BIBOB-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen. Deze kunnen overigens ook (net als de BIBOB-gronden) betrekking hebben op de integriteit van de vergunningaanvrager/-houder, zoals de eis niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn of de eisen genoemd in het Besluit eisen zedelijk gedrag, behorend bij de DHW.

Als het bevoegd gezag op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen heeft dat een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB zich voordoet, zal het de vergunning weigeren of intrekken. Bij een “mindere mate van gevaar” dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Een weigering om de gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het niet in behandeling nemen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

Voor het nemen van een besluit op een aanvraag gelden beslistermijnen op grond van bijzondere wetten dan wel aanvullend op grond van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het niet halen van de beslistermijn kan er toe leiden dat het bestuursorgaan dat op de aanvraag moet beslissen, in gebreke wordt gesteld en na twee weken een dwangsom verbeurt. Ook kan in bepaalde gevallen de vergunning van rechtswege zijn verleend. Het is daarom van belang om binnen de beslistermijn de termijn de verdagen dan wel te verlengen.

  • 2.

    Aanvullend op de beoordeling van de extra verstrekte informatie t.b.v. de bibobtoetsing, zal een advies bij het landelijke bureau BIBOB worden gevraagd indien:

    • ·

      na het eigen onderzoek en/of na ondersteuning vanuit het RIEC vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming,

    • ·

      na het eigen onderzoek en/of na ondersteuning vanuit het RIEC vragen blijven bestaan over de financiering van het bedrijf,

    • ·

      na het eigen onderzoek en/of na ondersteuning vanuit het RIEC vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

    • ·

      de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een BIBOB-advies aan te vragen.

      Een toetsing aan de Wet BIBOB met behulp van een adviesverzoek bij het Landelijk Bureau BIBOB(LBB) geldt in beginsel als een uiterst middel om het integriteitsrisico voor de gemeente bij een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het weigeren of intrekken van de vergunning middels een adviesverzoek bij het LBB evenredig zijn met de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het landelijk bureau BIBOB is geen beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

De kosten voor een advies van het landelijk bureau Bibob bedragen € 500,-. Deze kosten zullen door middel van de legesverordening doorgerekend worden aan de aanvrager van de vergunning.

8.Landelijke procedure bureau BIBOB

Het bevoegd gezag doet het verzoek tot een BIBOB-advies bij het landelijk bureau BIBOB. De houder / aanvrager van de vergunning wordt over een dergelijke adviesaanvraag geïnformeerd door het bevoegd gezag. Het landelijk bureau BIBOB moet in beginsel binnen vier weken adviseren aan het bevoegd gezag. Deze termijn kan met nog eens vier weken worden verlengd. Het landelijk bureau BIBOB zal het bevoegd gezag hiervan in kennis stellen. Het bevoegd gezag stelt op haar beurt de aanvrager hiervan in kennis. De beslistermijn voor het bevoegd gezag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het landelijk bureau BIBOB, doch niet langer dan acht weken.

In het voorliggende wetsvoorstel Wijziging Wet BIBOB wordt voorgesteld om de termijn voor het Landelijk Bureau BIBOB te wijzigen in acht weken met een verlengingsmogelijkheid met vier weken tot totaal twaalf weken.

Het advies van het landelijk Bureau BIBOB wordt gebruikt ter onderbouwing van het besluit tot verlening, weigering of intrekking van de vergunning. Het bevoegd gezag motiveert zelf haar besluit en mag daarbij slechts de gegevens uit het advies gebruiken die noodzakelijk zijn voor de onderbouwing van de verlening, weigering of intrekking van de vergunning.

Het bevoegd gezag stelt, indien het voornemens is een negatieve beslissing te nemen op grond van een BIBOB-advies, de betrokkene in de gelegenheid zijn of haar zienswijze naar voren te brengen. Betrokkene kan dan het BIBOB-advies inzien. Derden die genoemd zijn in het voorgenomen besluit worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb. Zij worden ook in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze over het voorgenomen besluit naar voren te brengen, indien te verwachten is dat zij hiertegen bedenkingen hebben. Derden hebben overigens niet het recht om het BIBOB-advies in zijn geheel in te zien; zij mogen slechts de passage lezen, die op hen betrekking heeft.

In het voorliggende wetsvoorstel Wijziging Wet BIBOB wordt voorgesteld om de inzagebevoegdheid te wijzigen en aan betrokkene een afschrift van het adviesrapport van het Landelijk Bureau BIBOB te verstrekken.

Tegen het uiteindelijke besluit van het bevoegd gezag staat bezwaar en beroep open. Op eenieder die de beschikking krijgt over gegevens uit het advies, die betrekking hebben op anderen dan hemzelf, rust een geheimhoudingsplicht, behoudens voorzover de Wet BIBOB mededelingen toelaat.

Het landelijk Bureau BIBOB kan drie soorten adviezen afgeven:

  • ·

    Er is geen sprake van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB.

  • ·

    Er is sprake van een ernstige mate van gevaar.

  • ·

    Er is sprake van een mindere mate van gevaar.

Het bevoegd gezag zal in ieder concreet geval afwegen of het BIBOB-advies aanleiding geeft om de vergunning te verlenen, te weigeren of in te trekken. Indien het bevoegd gezag bij een ernstige mate van gevaar dan wel bij enige mate van gevaar toch de vergunning verleent, kan het hier extra voorwaarden aan verbinden, zoals de voorwaarde om periodiek de boekhouding te overleggen ten behoeve van een betere controle.

9.Slotbepaling

Deze beleidsregels treden in werking een dag na publicatie.

Burgemeester en wethouders van Kapelle,

De secretaris, De burgemeester,

mevrouw ir. M. Quapp mr. A.B. Stapelkamp