Regeling vervallen per 01-01-2021

Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Kapelle 2015

Geldend van 18-02-2015 t/m 31-12-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Kapelle 2015

Burgemeester en wethouders van de gemeente Kapelle;

overwegende dat de gemeenteraad van Kapelle bij besluit van 25 november 2014, nummer 2014/78 heeft vastgesteld de Verordening jeugdhulp gemeente Kapelle 2015 (hierna: Verordening);

dat de raad in de Verordening heeft bepaald dat het college ter uitwerking van die verordening nadere regels dient te stellen;

gelet op de Wet van 1 maart 2014 inzake regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (Jeugdwet) van 14 maart 2014, Staatsblad 2014, nummer 105, en de artikelen 4, 6 en 13 van de Verordening jeugdhulp gemeente Kapelle 2015;

b e s l u i t e n :

vast te stellen het navolgende:

Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Kapelle 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Aandere voorziening:

voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

B hulpvraag:

behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

C individuele voorziening:

de al dan niet via een verleningsbeschikking toegankelijke op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening die door het college in natura of bij Pgb wordt verstrekt;

D overige voorziening:

overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2.9, onder a, van de wet, waarvoor geen verleningsbeschikking van het college vereist is;

E Pgb:

persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

F wet:

Jeugdwet;

G melding:

melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4;

H Commissie toewijzing Jeugdhulp:

een groep van personen met specialistische inhoudelijke kennis over beperkingen van cliënten die geraadpleegd worden en het mandaat hebben om specialistische hulp in te schakelen;

I vraagverheldering gesprek:

gesprek als bedoeld in artikel 6.

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Artikel 2 Overige voorzieningen

De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Voorzieningen gericht op preventie van opvoed- en opgroeiproblemen;

  • b.

    Gebiedsgericht team voor hulpverlening bij opvoed- en opgroeiproblemen.

Artikel 3 Individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • I.

    Hulp voor jeugdigen met (ernstige) opvoed- en opgroeiproblemen die niet preventief of door een sociaal team geboden kan worden;

  • II.

    Hulp voor jeugdigen met psychische klachten of stoornissen (voorkomen, behandelen en genezen);

  • III.

    Hulp voor jeugdigen met een verstandelijke beperking;

  • IV.

    Begeleiding en persoonlijke verzorging jeugdigen.

Hoofdstuk 3 Toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 4 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het Centrum voor Jeugd en Gezin.

  • 2. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

  • 3. Jeugdigen en ouders kunnen, door het invullen van een drie kolommenmodel, direct toegang hebben tot een overige voorziening.

Artikel 5 Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 6 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en;

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een Pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de Jeugdwet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 4. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 5. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 7 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 5.

  • 2. Het college verstrekt aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 8 Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven en het verslag is voorzien van een dagtekening, van de naam, burgerservicenummer, geboortedatum van de jeugdige.

Hoofdstuk 4 Criteria voor individuele Jeugdhulpvoorziening

Artikel 9 Criteria

Het college kent een individuele voorziening toe indien en voor zover in het gesprek zoals bedoeld in artikel 6 is vastgesteld dat:

  • a.

    een individuele voorziening aangewezen is gezien de aard en ernst van de hulpvraag;

  • b.

    de jeugdige op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

  • c.

    een algemene voorziening niet adequaat is voor de oplossing van de hulpvraag;

  • d.

    de jeugdige of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening.

Hoofdstuk 5 Regels voor persoonsgebonden budget

Artikel 10 Aanvullende criteria persoonsgebonden budget (Pgb)

  • 1. Het college kent in aanvulling op de in artikel 9 genoemde criteria een persoonsgebonden budget toe als in het gesprek als bedoeld in artikel 6 en op basis van een aanvraag als bedoeld in artikel 8 is vastgesteld dat:

    • a.

      de ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen en in staat zijn te achten om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      voldoende is gemotiveerd dat een individuele voorziening in natura niet passend en toereikend wordt geacht;

    • c.

      gewaarborgd is dat de voorziening die met het persoonsgebonden budget betaald wordt van goede kwaliteit is.

  • 2. Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren:

    • a.

      indien aan de jeugdige of zijn ouders in de afgelopen drie jaren, voorafgaand aan de datum van het (eerste) gesprek een persoonsgebonden budget is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet voldaan is aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget;

    • b.

      voor zover dit bedoeld is voor begeleidingskosten (bemiddelingskosten) of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget.

  • 3. De budgethouder legt verantwoording af over de besteding van het persoonsgebonden budget in overeenstemming met de wet, de verordening jeugdhulp gemeente Kapelle 2015, deze nadere regels en de door het college vastgestelde beleidsregels.

Artikel 11 Hoogte van het persoonsgebonden budget (Pgb)

  • 1. Het persoonsgebonden budget bedraagt ten hoogste 75% van de kostprijs van de individuele voorziening in natura. De kostprijs van de individuele voorzieningen in natura zijn vastgesteld in het financieel besluit. Meerkosten worden betaald door de ouders.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college een hoger persoonsgebonden budget toekennen als voor deze hulpvraag geen passende individuele voorziening in natura beschikbaar is en 75% van de kostprijs van de meest vergelijkbare individuele voorziening in natura niet toereikend is om de bij de hulpvraag passende jeugdhulp in te kopen. De kostprijs van de individuele voorzieningen is vastgesteld in het financieel besluit. Het persoonsgebonden budget dat het college toekent, bedraagt maximaal 100% van de meest vergelijkbare individuele voorziening in natura.

  • 3. Pgb voor inzet van sociaal netwerk wordt slechts toegekend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      het leidt aantoonbaar tot betere en effectieve ondersteuning;

    • b.

      er is voldaan aan regelgeving rondom de te verlenen zorg;

    • c.

      de te verlenen zorg via het sociaal netwerk werd niet verleend op het tijdstip of voorafgaand aan de aanvraag en de te verlenen zorg overstijgt het niveau van de algemeen gebruikelijke zorg;

    • d.

      de zorgverlener is op basis van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht werkzaam;

    • e.

      de zorgverlener heeft in de overeenkomst verklaard dat het verlenen van de zorg niet leidt tot (dreigende) overbelasting van hem;

    • f.

      de inzet van sociaal netwerk goedkoper is dan de inzet van een professionele kracht;

    • g.

      er een zorgplan is opgesteld voor de in te zetten zorg, waarin omschreven is hoe het Pgb wordt ingezet om een veilige, doelmatige, cliëntgerichte en kwalitatief goede jeugdhulp inclusief vervoer te bereiken.

  • 4. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor ondersteuning in de vorm van dienstverlening uit het sociale netwerk bedraagt maximaal 75% van de kostprijs van de individuele voorziening in natura.

  • 5. Het persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt in de vorm van een trekkingsrecht.

  • 6. Geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor bemiddelingskosten.

Artikel 12 Einde van de toekenning van het persoonsgebonden budget

De toekenning eindigt wanneer:

  • a.

    de budgethouder verhuist;

  • b.

    de budgethouder overlijdt;

  • c.

    de indicatieperiode of geldigheid verstreken is;

  • d.

    de situatie van de budgethouder wijzigt;

  • e.

    het college vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

  • f.

    de budgethouder niet of niet tijdig of niet volledig verantwoording aflegt;

  • g.

    het college om andere redenen de toekenning intrekt.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 13 Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntengroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen en bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. De reguliere adviesraden van het college worden eveneens betrokken bij de voorbereiding van het beleid op het gebied van jeugdhulp.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze nadere regels worden aangehaald als “Nadere regels jeugdhulp gemeente Kapelle 2015”.

Ondertekening

Kapelle, 16 december 2014
Burgemeester en wethouders van Kapelle,
De secretaris,
mevrouw ir. M. Quapp
De burgemeester,
mr. A.B. Stapelkamp