Regeling vervallen per 01-06-2011

Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren gemeente Kapelle

Geldend van 01-07-2007 t/m 31-05-2011

Intitulé

Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren gemeente Kapelle

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

AFSTEMMINGSVERORDENING WET INVESTEREN IN JONGEREN GEMEENTE KAPELLE

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder: A wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

B WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de wet op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

C maatregel: de verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid WIJ;

D benadelingsbedrag: het bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als inkomensvoorziening;

E college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kapelle.

Artikel 2 Maatregel

1. Onverminderd artikel 42 van de wet, verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt. 2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de jongere en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het bedrag waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5 Horen van belanghebbende

1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de jongere in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. 2. Het horen van de jongere kan achterwege worden gelaten indien: a) de vereiste spoed zich daartegen verzet; b) de jongere reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; c) de jongere niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 11, vierde lid, van de wet, werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 44 van de wet; of d) het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel

Onverminderd artikel 41, tweede lid, van de wet, ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien: 1. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden; 2. het college dringende redenen aanwezig acht.

Artikel 7 Ingangsdatum

1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere is bekendgemaakt. 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de ingangsdatum daardoor niet voor de datum van de gesanctioneerde gedraging komt te liggen.

Artikel 8 Samenloop

1. Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd. 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, niet verantwoord is.

HOOFDSTUK 2 NIET NAKOMEN VAN DE VERPLICHTINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 45 VAN DE WET

Artikel 9. Indeling in categorieën

Artikel 9. Indeling in categorieën Gedragingen van de jongere inhoudende het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën: 1. Eerste categorie: a. het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling; b. het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard; 2. Tweede categorie: a. het stellen van onredelijke eisen in verband met door de jongere te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren; b. het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid; c. het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling; d. het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel

Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel 1. De maatregel wordt vastgesteld op: a. 20 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de eerste categorie; b. 40 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de tweede categorie. 2. In afwijking van het eerste lid kan van het opleggen van een maatregel worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing is gegeven. 3. De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand. 4. In afwijking van het vorige lid kan de duur van de maatregel worden verdubbeld, indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid. 5. Indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd op grond van het vorige lid, wederom schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie, kan met toepassing van artikel 42, lid c, van de WIJ worden besloten tot het beëindigen van het recht op inkomensvoorziening.

HOOFDSTUK 3 NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT BEDOELD IN ARTIKEL 44 VAN DE WET

Artikel 11 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente

Artikel 11 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente 1. Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet, niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt een volstaan met het geven van een waarschuwing. 2. In afwijking van het eerste lid kan van het geven van een waarschuwing worden afgezien en wordt een maatregel opgelegd van 5% bij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing is gegeven. 3. De duur van de maatregel bedoeld in het tweede lid wordt vastgesteld op een maand.

Artikel 12 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag. 2. De maatregel bedoeld in het eerste lid wordt op de volgende wijze vastgesteld: a. bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,--: 10 procent van de WIJ-norm; b. bij een benadelingsbedrag van € 1.000,-- tot € 2.000,--: 20 procent van de WIJ-norm; c. bij een benadelingsbedrag van € 2.000,-- tot € 4.000,--: 40 procent van de WIJ-norm; d. bij een benadelingsbedrag van € 4.000,-- of meer: 100 procent van de WIJ-norm. 3. De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand. 4. Van een maatregel wordt afgezien: a. zodra terzake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen; b. zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

HOOFDSTUK 4 ZEER ERNSTIGE MISDRAGINGEN

Artikel 13 Zeer ernstige misdragingen

1. Indien de jongere zich tegenover het college zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van de wet, wordt een maatregel opgelegd van 20% van de WIJ-norm. 2. De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand. 3. Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan, indien sprake is van verbaal geweld, worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twee jaar Gemeente Kapelle Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren (WIJ) 4 te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven. 4. In afwijking van het eerste lid kan een maatregel worden opgelegd van 100 procent van de WIJ-norm, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd, sprake is van eenzelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren gemeente Kapelle.