Besluit van de raad van de gemeente Katwijk van 26 september 2019 tot vaststelling van de Financiële Verordening 2019

Geldend van 26-11-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 26-09-2019

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Katwijk van 26 september 2019 tot vaststelling van de Financiële Verordening 2019

De raad van de gemeente Katwijk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 juli 2019;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening Katwijk 2019;

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • -

    Bedrijfsvoeringkosten: kosten voor salarissen (inclusief inhuur), opleidingen, huisvesting, automatisering en informatisering, financiën en archief;

  • -

    Doelmatigheid: realiseren van de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

  • -

    Doeltreffendheid: mate waarin beoogde maatschappelijke effecten daadwerkelijk worden behaald;

  • -

    Componentenmethode: de verschillende onderdelen van een actief worden afzonderlijk geactiveerd als deze als belangrijke bestanddelen van elkaar zijn te onderscheiden. Deze bestanddelen moeten dan ook verschillen in gebruiksduur of verwacht gebruikspatroon. Toepassing van deze benadering houdt in dat deze dan ook afzonderlijk worden afgeschreven;

  • -

    EMU-saldo: het geraamde onderscheidenlijk gerealiseerde saldo van de ontvangsten en uitgaven van een provincie onderscheidenlijk een gemeente, berekend op transactiebasis en overeenkomstig de voorschriften van het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie;

  • -

    Overheadkosten: alle kosten die samenhangen met de sturing en ondersteuning van de medewerkers in het primaire proces;

  • -

    Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • -

    Publiek-Private Samenwerking (PPS)-constructie: constructie waarbij overheid en bedrijven samenwerken aan projecten via geïntegreerde contractvormen;

  • -

    Programma: een samenhangend geheel van taakvelden;

  • -

    Rechtmatigheid: het overeenstemmen van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan met de relevante wet- en regelgeving, zoals omschreven in het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (BADO);

  • -

    Taakveld: een samenhangend geheel van activiteiten conform het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV);

  • -

    Verbonden partij: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk én financieel belang heeft.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Inrichting begroting

  • 1. De raad stelt de programma-indeling vast.

  • 2. In de begroting en de jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de baten en lasten naar programma’s en taakvelden. De overzichten van de algemene dekkingsmiddelen en overhead worden in programma 0 opgenomen.

  • 3. De raad stelt vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen en in extra beleidsindicatoren naaste de verplichte beleidsindicatoren van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt voor 1 juni aan de raad een brief of nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2. De raad stelt deze kaders (begrotingsuitgangspunten incl. de hoogte van de post onvoorzien) vóór 15 juli vast.

  • 3. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de lasten en baten per programma en per taakveld.

  • 4. Het college informeert de raad vooraf als verwacht wordt dat de lasten of de baten van een taakveld met minimaal € 50.000 afwijken van de geautoriseerde bedragen in de eerstvolgende bestuursrapportage of via een afzonderlijk voorstel (met begrotingswijziging).

  • 5. Niet in de begroting geraamde aanwendingen van bestemmingsreserves tot € 50.000 binnen het specifieke doel van de bestemmingsreserve behoeven niet vooraf aan de raad te worden gemeld, tenzij bij de instelling van de reserve en/ of begroting anders is afgesproken.

  • 6. Het college is bevoegd over de gehele post onvoorzien te beschikken als de uitgave onvermijdbaar, onuitstelbaar en niet te voorzien was bij de begrotingssamenstelling, er geen andere dekkingsalternatieven mogelijk zijn, en de uitgaaf een eenmalig karakter heeft of de uitgaaf een structureel karakter heeft waarvoor in het begrotingsjaar geen dekking voorhanden is, terwijl in de jaren daarna wel dekking kan worden gevonden. De raad wordt hierover achteraf geïnformeerd in de bestuursrapportages.

  • 7. Het college is bevoegd om, zonder voorafgaande toestemming van de raad, de centraal gealloceerde budgetten bedrijfsvoeringskosten te heralloceren naar taakveld, zolang het totaalbudget aan bedrijfsvoeringskosten niet wordt overschreden.

  • 8. Het college draagt er zorg voor, dat alle door de raad vastgestelde wijzigingen van de begroting juist en volledig in de budgetten van de programma's en de taakvelden worden verwerkt.

Artikel 4. Autorisatie investeringskredieten

  • 1. Bij de begrotingsbehandeling worden de investeringen van het betreffende begrotingsjaar geautoriseerd en in de meerjarenraming gepresenteerd waarbij de (lopende en nieuwe) investeringen als volgt worden ingedeeld:

    • categorie A: investeringen die al eerder door de raad zijn vastgesteld;

    • categorie B: vervangingsinvesteringen of uitbreidingsinvesteringen;

    • categorie C: investeringen waarvan de raad heeft aangegeven dat hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

  • 2. Bij de behandeling van de bestuursrapportages in de raad bedoeld in artikel 5, lid 1, kan het college voorstellen aan de raad doen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 3. Verwachte kredietoverschrijdingen met meer dan € 100.000 en niet geraamde investeringen worden vooraf door de raad geautoriseerd via een afzonderlijk voorstel (met begrotingswijziging) of tezamen met de overige overschrijdingen in de eerstvolgende bestuursrapportage van het begrotingsjaar aan de raad ter autorisatie voorgelegd.

  • 4. In de bestuursrapportages worden in ieder geval investeringskredieten, die minimaal met een bedrag van € 50.000 of minimaal met 25% van het totale kredietbedrag met een minimum van € 25.000 moeten worden bijgesteld aan de raad ter autorisatie voorgelegd.

  • 5. Het college draagt er zorg voor, dat alle door de raad vastgestelde wijzigingen van de investeringskredieten juist en volledig in de financiële administratie worden verwerkt.

  • 6. In de jaarrekening wordt een overzicht van de af te sluiten kredieten weergegeven.

Artikel 5. Bestuursrapportages

  • 1. Het college informeert de raad door middel van bestuursrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste drie maanden en over de eerste negen maanden van het lopende boekjaar en doet voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten en het bijstellen van het beleid.

  • 2. De bestuursrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering, het bijstellen van het beleid, de autorisatie van collegebesluiten (administratieve wijzigingen) en een overzicht van de wijzigingen van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakveld;

    • b.

      de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden;

    • c.

      de geautoriseerde investeringskredieten;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves.

  • 3. In de bestuursrapportages worden afwijkingen op de ramingen van de baten en lasten van taakvelden in de begroting en investeringskredieten groter dan € 50.000 opgenomen en toegelicht.

Artikel 6. Informatieplicht

Het college besluit niet over het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, over het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen en over omvangrijke meerjarige verplichtingen met aanmerkelijke risico’s dan nadat de raad is hierover is geïnformeerd en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 8. Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG)

  • 1. Het college biedt éénmaal per jaar een MPG aan ter vaststelling door de raad.

  • 2. De geraamde uitgaven binnen een door de raad bij de MPG vastgestelde grondexploitatie worden - voor het komende begrotingsjaar - geautoriseerd bij het vaststellen van de programmabegroting.

  • 3. Voor het gezamenlijke saldo van de grondexploitaties wordt een drempel van € 500.000 gehanteerd waarboven gesaldeerde afwijkingen in ieder geval aan de gemeenteraad gemeld moeten worden.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering, activeren, afschrijving en rente vaste activa

  • 1. Op activa wordt afgeschreven volgens de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen bij deze verordening.

  • 2. Bijdragen in activa van derden worden direct ten laste van de exploitatie gebracht tenzij de raad hierover een besluit tot afschrijving neemt.

  • 3. Kosten voor het afsluiten van geldleningen en een saldo voor agio of disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4. Op vaste activa wordt lineair afgeschreven (vast percentage van de aanschafwaarde gedurende de termijn van afschrijving) - tenzij in bijzondere gevallen in een raadsvoorstel hiervan wordt afgeweken - met ingang van 1 januari van het boekjaar volgend op het jaar waarop minimaal 90% van de investering is gerealiseerd.

  • 5. Bij de berekening van de kapitaallasten wordt geen rekening gehouden met restwaarden.

  • 6. De rentelasten worden toegerekend op basis van de boekwaarde per 1 januari.

  • 7. Investeringen met een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd waarbij, indien investeringen “verzameld” plaatsvinden, dit criterium geldt voor de totale investering en niet per stuk.

  • 8. De componentenmethode wordt niet toegepast, tenzij in een raadsvoorstel anders wordt besloten.

  • 9. Kosten van onderzoek en ontwikkeling worden niet geactiveerd, tenzij in een raadsvoorstel anders wordt besloten.

  • 10. Kredieten waarvan de investeringsomvang zich over meerdere jaren uitstrekt, kunnen worden gesplitst in een voorbereidingskrediet en een later aan te vragen uitvoeringskrediet.

  • 11. Het college legt afwijkingen van de bij of krachtens dit artikel vastgestelde regels over waardering en afschrijving van activa ter vaststelling aan de raad voor.

  • 12. Met het vaststellen van de jaarrekening worden kredieten die langer dan drie jaar openstaan afge-sloten, tenzij wordt gemotiveerd waarom het betreffende krediet nog beschikbaar moet blijven.

  • 13. Bij afboeken van boekwaarden grondposities worden tolerantiedrempels gehanteerd waarbij tot afboeking wordt overgegaan indien de afwijking tussen boekwaarde en taxatiewaarde groter is dan:

    • 5% voor boekwaarden tot € 500.000;

    • 3% voor boekwaarden hoger dan € 500.000 met een minimum van € 25.000.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a)

      onroerendezaakbelastingen;

    • b)

      afvalstoffenheffing;

    • c)

      precariobelasting;

    • d)

      toeristenbelasting;

    • e)

      hondenbelasting;

    • f)

      begraafrechten;

    • g)

      parkeerbelasting;

    • h)

      Havengelden;

    • i)

      rioolheffing.

    wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 2. Voor de overige (individuele) privaat- en publiekrechtelijke vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op oninbaarheid van de openstaande vorderingen groter dan € 5.000 en ouder dan 3 maanden.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar ter vaststelling een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota behandelt de vorming en besteding van reserves en voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij, tenzij de maximale looptijd met gegronde redenen éénmalig wordt verlengd, en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en dienstendie worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rentekosten van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden de voorzieningen betrokken voor de noodzakelijke vervanging van de betreffende activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de afvalstoffen-heffing en rioolheffing, waarmee kosten in rekening worden gebracht voor verrichte prestaties, wordt ook de compensabele BTW en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken. Bovendien wordt per heffing 40% van de kosten van het schoonhouden van straten toegerekend.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die:

    • a.

      kunnen worden toegerekend aan activiteiten die geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten, volgens een methodiek op basis van personeelsformatie (uren) per activiteit;

    • b.

      kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend;

    • c.

      aan de kostprijs van rechten en heffingen worden toegerekend en aan goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in lid a en lid b betreffen, berekend op een consistente wijze van toerekening van een aandeel in de totale overheadkosten op basis van de geraamde directe kosten;

    • d.

      kunnen worden toegerekend aan grondexploitaties, zelfrealisatieprojecten met kostenverhaal op grond van de WRO en investeringen bedrijfsgebouwen, GWW-werken, gronden en terreinen binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten, volgens een methodiek op basis van personeelsformatie (uren) per activiteit.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten over urenbesteding van intern personeel op grondexploitaties, zelfrealisatieprojecten met kostenverhaal op grond van de WRO en investeringen bedrijfsgebouwen, GWW-werken, gronden en terreinen wordt jaarlijks in de begroting een opslagpercentage bepaald. Bij inzet van extern personeel bedraagt dit 50% van dit opslagpercentage.

  • 5. De percentages van de omslagrente voor de toerekening van rentekosten aan de in gebruik zijnde materiële vaste activa en grondexploitaties worden jaarlijks met de kaderbrief of kadernota vastgesteld.

    • a.

      Het percentage van de omslagrente voor materiële vaste activa wordt bepaald uit het saldo van de externe rentelasten en baten dat aan de taakvelden wordt toegerekend uitgedrukt in een percentage van de totale vaste activa. De gehanteerde omslagrente mag maximaal een half procent afwijken van de berekende omslagrente;

    • b.

      Het percentage van de omslagrente voor grondexploitaties wordt bepaald op basis van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille van de gemeente, naar verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen. De gehanteerde omslagrente mag maximaal een half procent afwijken van de berekende omslagrente.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van kapitaal, leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 3. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van een:

    • a.

      levering van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      bevoordeling van publieke media-instellingen;

    • g.

      bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, heffingen en rechten.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. De raad stelt een Treasurystatuut vast, waarin een formeel kader vastligt waarbinnen de financieringsactiviteiten van de organisatie plaatsvinden.

  • 2. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de kaders en bepalingen van het Treasurystatuut in acht.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

Artikel 16. Grondbeleid

  • 1. De raad stelt een nota grondbeleid vast – die als gevolg van wetswijzigingen of gewenste beleidswijzigingen naar behoefte wordt geactualiseerd – waarin wordt aangegeven hoe het grondbeleid wordt toegepast en wanneer welke grondbeleidsinstrumenten worden ingezet bij locatieontwikkelingen.

  • 2. De raad stelt een nota Kostenverhaal vast, die als gevolg van wetswijzigingen of gewenste beleidswijzigingen naar behoefte wordt geactualiseerd, waarin de toepassing van in de Wro gegeven mogelijkheden voor kostenverhaal van bovenwijkse voorzieningen is opgenomen.

Artikel 17. Verbonden partijen

De raad stelt een nota verbonden partijen vast, die als gevolg van wetswijzigingen of gewenste beleidswijzigingen naar behoefte wordt geactualiseerd. De nota bevat kaders voor de keuzeprocessen bij bestuurlijke samenwerking in afzonderlijke rechtspersonen:

  • a.

    voor het aangaan van de samenwerking;

  • b.

    voor de evaluatie;

  • c.

    voor het handelen in het samenwerkingsverband.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 18. Paragrafen algemeen

  • 1. In de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte paragrafen op grond van artikel 9 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) op.

  • 2. De raad kan desgewenst voor specifieke onderwerpen een paragraaf laten opnemen.

Artikel 19. Paragrafen specifiek

  • 1. In de begroting en de jaarstukken maakt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen de kostentoerekening aan de rechten en heffingen en de mate van kostendekkendheid inzichtelijk.

  • 2. In de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf grondbeleid naast de verplichte onderdelen verslag van:

    • a.

      de uitvoering van de nota grondbeleid: onder andere door het informeren omtrent de verwerving en uitgifte in grondexploitaties;

    • b.

      de deelname in Publiek-Private samenwerking (PPS)-constructies;

    • c.

      de toepassing van de richtlijn van het BBV over winstneming bij de grondexploitaties.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering in de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen in ieder geval op:

    • 1.

      de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

    • 2.

      de kosten van inhuur derden;

    • 3.

      het huisvestingsbeleid;

    • 4.

      het informatiserings- en informatiebeveiligingsbeleid;

    • 5.

      de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.

  • 4. In de paragraaf Verbonden partijen in de begroting en de jaarstukken licht het college naast de verplichte onderdelen in ieder geval alle mutaties van verbonden partijen op.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 20. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • 1.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente.

  • 2.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, reserves en voorzieningen, schulden en contracten.

  • 3.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties.

  • 4.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 5.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 21. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • 1.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de onderscheiden organisatie-eenheden.

  • 2.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden.

  • 3.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

  • 4.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie.

  • 5.

    de te maken afspraken met de organisatie-eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

  • 6.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

  • 7.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

  • 8.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 22. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 3. Het college stelt jaarlijks een intern controleplan vast en informeert de raad daarover. De interne toetsing stelt vast dat gestelde kaders en interne regelgeving worden nageleefd in de gemeentelijke organisatie. Indien daartoe aanleiding is informeert het college de raad.

Artikel 23. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt in hun besluit “Inkoop en aanbestedingsbeleid” de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van leveringen, werken en diensten vast. De regels waarborgen, dat wordt gehandeld in overeenstemming met de Europese en nationale (aanbestedings) wet- en regelgeving.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 24. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De “Financiële verordening gemeente Katwijk” vastgesteld op 21 december 2017 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. Op investeringen, die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn gestart, blijft de “afschrijvingstabel van de Financiële verordening gemeente Katwijk”, vastgesteld op 21 december 2017, van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 26 september 2019.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Katwijk 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 26 september 2019.

De voorzitter,

De griffier,

Afschrijvingstabel behorend bij de Financiële Verordening 2019

Categorie

Investeringsobject

Termijn

Gebouwen

Algemeen

Nieuwbouw en uitbreiding

40

Restauratie, renovatie, verbouwing, duurzaamheidsmaatregelen

20

Elektrische installatie

40

Klimaatinstallatie

20

Specifieke bepalingen

Parkeergarage Dijk in Duin

50

Huisvesting Katwijkse Reddings Brigade

50

Technische installaties Zwembad Aquamar

20

Inrichting Zwembad Aquamar

15

Noodlokalen onderwijs; gemiddeld 10 jaar; maximaal 15 jaar

10

Meubilair scholen (eerste inrichting)

25

GWW werken

Sportvelden / -voorzieningen

1ste aanleg sporttechnische laag

30

Kunstgras en natuurgrasvelden

10

Installaties (trafo/besproeiing)

15/20

Afrasteringen sportvelden

25

Energiemaatregelen/duurzaamheidsmaatregelen

20

Riolering

Rioolleidingen, (druk)rioleringsputten, zinkers, rioolgemalen

60

Mechanische – en elektronische/elektrische componenten

15

Drainage (standaard)

20

Drainage (hoogwaardig)

40

Reiniging

Terreinvoorziening

40

Ondergrondse betonnen put

30

Ondergronds milieupark en minicontainers/rolcontainers

12

Perscontainer, apparatuur milieustraat

10

Begraafplaats

1ste aanleg en uitbreiding

40

Wegen / Straten / Pleinen/Rotondes /Fietspaden

Aanleg, reconstructies, herinrichting, rehabilitatie wijken:

- elementen verharding

60

- beton verharding

50

- asfalt verharding

45

- IGA (gemengde bestrating)

45

- IGA (gebakken klinkers)

60

Verkeer

Lichtmasten

40

Armaturen LED en openbare verlichting

20

Bewegwijzering, afhankelijk van soort

10/15

Abri

20

VRI installaties

12

Bruggen / Viaducten

Aanleg, herstel/renovatie Julianabrug en soortgelijke bruggen

60

Aanleg, herstel/renovatie houten fietsbruggen

30

Aanpassingen

20

GWW werken

Waterwerken

Duikers

60

Kademuur

50

Loswal

40

Keringen, damwanden, vissteigers, recreatievoorzieningen

vaarverbindingen en remmingswerken

30

Maatregelen waterkwaliteit en grondwateroverlast

20

Beschoeiing

15

Parken en plantsoenen

Aanleg en reconstructies

20

Overige voorzieningen, incl hekwerken

10

Speelplaatsen

Speelplaatsen / -terreinen

12

Speeltoestellen

8

Vervoermiddelen

Vervoermiddelen en rijdend materieel

10

Machines, apparaten en installaties

Zonnepanelen

20

Netwerk (actieve componenten), telefooninstallatie

7

Hardware, software

4

Mobiele telefoons

2

Preventiesysteem computer ruimte

15

Parkeerautomaten

10

Cameratoezicht

5

Pollers

10

Overige

Gereedschap

5

Bureau-opstellingen en kasten

10

Bureaustoelen

5

Overige inventaris

5-15