Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening regelende de instelling, de samenstelling en de werkwijze van de raadscommissies

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening regelende de instelling, de samenstelling en de werkwijze van de raadscommissies

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.  lid: lid van een raadscommissie of diens vervanger;

b.  voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

c.  commissiegriffier: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger;

d.  griffier: griffier van de raad of diens vervanger;

e.  vergadering: vergadering van een raadscommissie.

Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissies

1.  De instelling van raadscommissies geschiedt bij afzonderlijk raadsbesluit.

2.  In dat besluit worden voor elke raadscommissie de beleidsterreinen en het aantal leden vastgelegd.

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

a. Het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in het apart genomen besluit ingevolge artikel 2 genoemde beleidsterreinen.

b. Voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in het apart genomen besluit ingevolge artikel 2 genoemde beleidsterreinen.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1.

    Een raadscommissie bestaat uit ten minste één en maximaal vier leden per fractie naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3.

    Voor het lidmaatschap van een raadscommissie is het lidmaatschap van de raad vereist, of anders een plaats tijdens de laatste verkiezingen van de raad op de kandidatenlijst van een fractie. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie dat geen lid is van de raad.

  • 4.

    Overeenkomstig het onderzoek van de geloofsbrieven van een nieuw benoemd lid van de raad, onderzoekt de raad of een voorgedragen niet-raadslid voldoet aan de vereisten genoemd in lid 3.

  • 5.

    Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de voorgedragen niet-raadsleden, in handen van de voorzitter, de eed (verklaring en belofte) af overeenkomstig artikel 14 van de Gemeentewet.

  • 6.

    Een lid van de commissie kan bij verhindering worden vervangen door een ander lid van zijn fractie of door een op voordracht van zijn fractie in een andere commissie benoemd niet-raadslid. Van deze vervanging wordt voorafgaande aan de vergadering mededeling gedaan aan de voorzitter.

Artikel 5 Voorzitter

1.  De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden door de raad uit zijn midden benoemd. Indien zowel de voorzitter als zijn plaatsvervanger verhinderd zijn, wordt het voorzitterschap waargenomen door het langstzittende lid van de raad in de commissie. Indien meer leden van de commissie even lang raadslid zijn, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen.

2.  De voorzitter is belast met:

a.  het leiden van de vergadering;

b.  het handhaven van de orde;

c.  het doen naleven van deze verordening;

d. hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

1.  De zittingsperiode van een lid eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

2.  Een raadslid oefent gedurende de zittingsperiode van de raad zijn functie als lid van de raadscommissie uit zolang hij zijn functie als lid van de raad uitoefent. In het geval van tijdelijk ontslag op grond van artikel X 10 van de Kieswet eindigt en herleeft zijn lidmaatschap van de raadscommissie van rechtswege tegelijk met het eindigen en van rechtswege herleven van zijn lidmaatschap van de raad. In het geval van een tijdelijke vervanging op grond van artikel X 12 van de Kieswet eindigt het lidmaatschap van de raadscommissie van de vervanger van rechtswege tegelijk met het van rechtswege eindigen van zijn lidmaatschap van de raad.

3.  De raad kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

4.  De raad kan de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

5.  Een lid, de voorzitter en diens plaatsvervanger kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

6.  Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan.

7.  Indien een fractie blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd, van rechtswege.

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

1. Ter ondersteuning van iedere raadscommissie fungeert een commisiegriffier. Het presidium beslist in overleg met de griffier wie deze functie vervult. De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig. De griffier beslist wie de commissiegriffier bij afwezigheid vervangt.

2. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college, burgemeester en ambtenaren

Artikel 8 Burgemeester en wethouders

1.        De voorzitter kan de burgemeester en één of meer wethouders uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

2.       Indien de burgemeester of een wethouder in een vergadering, waarvoor zij niet zijn uitgenodigd, willen deelnemen aan de beraadslagingen, doen zij hiertoe een verzoek aan de voorzitter. De raadscommissie beslist op dit verzoek.

3.       De burgemeester en de wethouders kunnen zich ambtelijk laten ondersteunen.

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

Artikel 9 Vergaderfrequentie

  • 1.

    De raadscommissies vergaderen volgens een jaarlijks vergaderschema.

  • 2.

    Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 10 Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste vijf werkdagen vóór het begin van de eerste commissievergadering van die maand aan de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden uiterlijk tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden. De in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden alleen schriftelijk verzonden.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur vóór aanvang van de vergadering aan de leden gezonden.

Artikel 11 De agenda

  • 1.

    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de voorzitter de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur vóór de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4.

    Stukken die door de burgemeester of burgemeester en wethouders ter informatie aan de raadscommissie zijn aangeboden worden opgenomen op een aparte lijst. Een stuk dat door de voorzitter ter kennisname op de agenda is geplaatst, wordt besproken indien tenminste drie leden van de commissie of twee fracties daarom verzoeken.

  • 5.

    Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt wanneer het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt..

  • 6.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 12 Onderwerpen die meer commissies aangaan

Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat besproken, tenzij de voorzitters van de betrokken raadscommissies in overleg beslissen dat de afzonderlijke raadscommissies het onderwerp behandelen.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

1.  Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 14. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

2.  Een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

3.  In afwijking van het eerste en het tweede lid, liggen de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken slechts voor de leden ter inzage en is het maken van een afschrift van deze stukken niet toegestaan.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

1. De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep ter openbare kennis gebracht op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

2. De openbare kennisgeving vermeldt:

a. de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

c. de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 17.

Artikel 15 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid de presentielijst. Na afloop van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden of hun plaatsvervangers aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 17 Spreekrecht burgers

  • 1.

    Na de opening van de vergadering en de vaststelling van de agenda kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten per termijn het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    a.   een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    b.   benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    c.   een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend; tenzij de commissie anders beslist.

  • 3.  Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit aan de voorzitter van de raadscommissie. Hij vermeldt daarbij  ten minste zijn naam, adres  en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4.  De voorzitter geeft bij het onderwerp de inspreker het woord voorafgaand aan de eerste termijn van de commissieleden, op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering. De voorzitter kan op verzoek van de inspreker voorafgaand aan de tweede termijn van de commissieleden de inspreker gelegenheid geven voor een nadere toelichting op zijn eerste termijn.

  • 5.  Elke inspreker krijgt per termijn maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de insprekers als er meer dan zes insprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6.  De inspreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De inspreker richt zich tot de voorzitter, vanaf een door de voorzitter aangewezen plaats. De raadscommissie kan aan de insprekers nadere toelichting vragen op hun inbreng.

Artikel 18 Notulen

  • 1.

    De ontwerp-notulen van de voorgaande vergadering worden zo snel mogelijk aan de leden toegezonden, uiterlijk gelijktijdig met de schriftelijke oproep. De ontwerp-notulen worden op hetzelfde moment aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2.

    Bij het begin van de vergadering worden de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en alle overige personen die het woord gevoerd hebben, kunnen een voorstel doen tot wijziging van de notulen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot wijziging dient vóór de vaststelling van de notulen te worden ingediend.

  • 4.

    De notulen moeten inhouden:

    a.   de namen van de voorzitter, de andere leden van de commissie, de commissiegriffier, de burgemeester, de wethouders, allen voorzover aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben; afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren;

    b.   een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    c.   een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van hen die het woord hebben gevoerd;

    d.   de conclusie van de beraadslaging;

    e.   bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 26 door de raadscommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5.

    De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6.

    De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 19 Spreekregels

1.  Een lid, de burgemeester, een wethouder en de commissiegriffier spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

2.  Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 20 Volgorde sprekers

1.  Een lid, de burgemeester, een wethouder of de commissiegriffier voeren het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

2.  De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

1.  De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raadscommissie anders beslist.

2.  Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

3.  Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

4.  Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 22 Spreektijd

Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 23 Voorstellen van orde

1.  De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

2.  Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

3.  Over een voorstel van orde beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

1.  Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

a.   de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

b.   een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2.  Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3.  De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

4.  De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 25 Beraadslaging

1.  De raadscommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

2.  Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen ten einde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

1.  De raadscommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

2.  Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 27 Conclusie van de beraadslaging

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of een voorstel voldoende is behandeld, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raadscommissie anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter over de inhoud van de conclusie.

  • 3.

    De conclusie bevat beknopt de standpunten van de fracties, of desgewenst van de leden.

  • 4.

    Als de conclusie een advies aan de raad betreft om een voorstel in een raadsvergadering te behandelen, vermeldt de conclusie ook de standpunten van de fracties, of desgewenst van de leden, over de behandelwijze in de raad.

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 28 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 29 Wanneer besloten vergadering

1.  De deuren worden gesloten als tenminste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

2.  De raadscommissie beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

3.  De raadscommissie kan slechts besloten vergaderen over onderwerpen die personen betreffen en over zaken die de financiële belangen van de gemeente of derden kunnen schaden indien ze op dat moment openbaar zouden worden behandeld en over zaken die de gemeente in het kader van de WOB niet openbaar hoeft te maken.

4.  Indien in bijzondere situaties andere dan de in lid 3 genoemde onderwerpen vertrouwelijk aan de orde dienen te komen, wordt de besloten vergadering voortgezet als tenminste driekwart van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend, vervolgens hiertoe beslist.

Artikel 30 Notulen

De notulen worden zo spoedig mogelijk ter vaststelling aangeboden. Bij de vaststelling neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van deze notulen.

Artikel 31 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 32 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

Artikel 33 Toehoorders en pers

1.  De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2.  Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

3.  De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 34 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 35 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 36 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 37 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: ‘Verordening raadscommissies’.

Artikel 38 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Katwijk

in zijn openbare vergadering van 16 december 2010.

TOELICHTING

Toelichting op de verordening regelende de instelling, de samenstelling en de werkwijze van de raadscommissies

 

In de Gemeentewet wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.

 

Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 3 Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester.

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

De raadscommissie bepaalt evenals de raad haar eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Hierover vindt uiteraard ook overleg plaats in het presidium.

 

Artikel 4 Samenstelling

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van artikel 4 voor dat een raadscommissie bestaat uit ten minste één en maximaal vier leden per fractie naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Om tot een evenwichtige verdeling te komen is gekozen voor een minimumaantal en een maximumaantal leden.

 

Zoals ook uit het derde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze bepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen. Daarnaast moeten de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan.

Op grond van het derde lid moeten niet-raadsleden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15.

 

Lid 4 regelt het onderzoek naar het voldoen aan deze vereisten, namelijk zoals de raad de toelating van nieuwe raadsleden onderzoekt, zodat de raad op de bekende wijze voorafgaand aan een benoeming van een burgerlid een advies krijgt over de benoembaarheid.

 

De eed of verklaring en belofte die burgerleden op grond van lid 5 moeten afleggen, luidt naar analogie van artikel 14 van de Gemeentewet:

"Ik zweer (verklaar)  dat ik, om tot burgerlid benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de commissie naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"

(Dat verklaar en beloof ik!")

 

Om er voor te zorgen dat iedere fractie en met name ook de kleine fracties in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie, voorziet het zesde lid in de mogelijkheid van vervanging.

 

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid.

De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raadscommissie bezit. Het ontslag betreft het (plaatsvervangend) voorzitterschap, niet het lidmaatschap van de commissie.

 

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen.

 

Artikel 8 Burgemeester en wethouders

De burgemeester en de wethouders zijn geen lid van raadscommissies (artikel 82, tweede lid). Hun aanwezigheid is daardoor niet vanzelfsprekend. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt. In de regel zullen ze veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie. De burgemeester of de wethouders kunnen desgewenst ambtelijke ondersteuning meenemen.

 

Artikel 9 Vergaderfrequentie

Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier.

 

Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze verordening geen bepaling, aangezien Gemeentewet artikel 82, vijfde lid, hierin voorziet. In deze bepaling wordt Gemeentewet artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Zie verder artikel 29 van de Verordening raadscommissies.

 

Artikel 11 De agenda

Het presidium heeft vooraf overlegd gevoerd over de agendering van de verschillende raadscommissies. De voorzitter stelt echter de agenda van de desbetreffende raadscommissievergadering voorlopig vast. Dit doet hij vóór het verzenden van de oproep van een raadscommissie. Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie echter haar eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde, vijfde en zesde lid.

 

 

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

Door het gebruik van de vertrouwelijke kast in de leeskamer hebben alle leden van de raad inzage in stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd.

 

Artikel 14 Openbare kennisgeving

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen.

 

Artikel 15 Presentielijst

De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de aanspraak op vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.

 

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 16 voorziet hierin. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

 

Artikel 17 Spreekrecht burgers

Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie. Doordat het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken over onderwerpen die een raadscommissie aangaan. Als een burger zich meldt voor een onderwerp dat een andere raadscommissie aangaat, ligt het voor de hand dat de commissiegriffier de betreffende persoon naar de juiste raadscommissie verwijst.

In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen – de belangen van – kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers. De commissie kan besluiten af te wijken van deze uitzonderingen en het spreekrecht wel van toepassing verklaren.

Op basis van artikel 18, eerste lid, wordt het verslag (ontwerp-notulen) toegezonden aan de burgers die hebben ingesproken.

 

Artikel 18 Notulen

Alle personen die het woord hebben gevoerd, hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie de notulen vaststelt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).

De vermelding van aanwezige en afwezige leden, zoals voorgeschreven in lid 4 sub a, houdt ook in dat op de van toepassing zijnde plaatsen in de notulen ten behoeve van duidelijkheid over de advisering de namen staan aangegeven van leden die tussentijds de vergadering binnenkomen of verlaten.

 

Artikel 19 Spreekregels

Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de voorzitter vanaf welke plaats zij spreken.

 

Artikel 20 Volgorde sprekers

Het tweede lid bewerkstelligt dat een lid of de voorzitter op ieder gewenst moment een voorstel van orde kan doen. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Artikel 23 geeft een regeling voor een voorstel van orde. Het tweede lid heeft geen betrekking op interrupties.

 

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een lid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de commissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan zij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

 

Artikel 22 Spreektijd

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat een raadscommissie op eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. Hetzelfde geldt voor de spreektijd van overige sprekers. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak om de orde tijdens de vergadering te handhaven wel voorstellen de spreektijd te beperken.

 

Artikel 23 Voorstellen van orde

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 20, tweede lid). De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie.

 

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies.

Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 33 van deze verordening.

 

Artikel 25 Beraadslaging

Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen.

Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).

 

Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de commissiegriffier, de griffier, de burgemeester, de wethouders en de ondersteunende ambtenaren.

 

Artikel 27 Conclusie van de beraadslaging

Een raadscommissie bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. De leden beslissen over de inhoud van de conclusie van de beraadslagingen. De commissie kenmerkt zich door een debat waarin de standpunten van de diverse fracties, of leden, zo duidelijk mogelijk worden gepresenteerd. De conclusie bevat daarom de standpunten van de fracties, of desgewenst de leden. De conclusie van de beraadslagingen over een raadsvoorstel is dus niet gericht op een inhoudelijk standpunt waar de gehele commissie of een meerderheid van de commissie mee kan instemmen. Pas in de raadsvergadering is er de noodzaak om tot formuleringen van inhoudelijke besluiten te komen waar een meerderheid mee kan instemmen.

 

Artikel 28 Algemeen

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn op besloten vergaderingen kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

 

Artikel 30 Notulen

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist.

 

Artikel 31 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.

 

Artikel 32 Opheffing geheimhouding

Zoals uit de toelichting op artikel 31 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Artikel 33 Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

 

Artikel 34 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

 

 

Artikel 35 Verbod gebruik mobiele telefoons

Artikel 35 heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.