Beleidsnota prostitutiebeleid

Geldend van 01-10-2000 t/m heden

Intitulé

Beleidsnota prostitutiebeleid

1 Inleiding

Per 1 oktober 2000 zal de wijziging van artikel 250 bis van het Wetboek van Strafrecht in werking treden. Deze wijziging kan worden beschouwd als resultaat van een jarenlange discussie waarbij met name zowel het recht van vrouwen op seksuele zelfbeschikking als het recht op fysieke en psychische integriteit centraal stond. Daarnaast heeft het feit dat gemeenten in verband met het formeel bestaande bordeelverbod onvoldoende regulerend kunnen optreden tegen prostitutie-activiteiten een belangrijke rol gespeeld bij de overwegingen van de wetgever. Met het opheffen van het algemeen bordeelverbod en het verbod op souterneurschap wordt de gemeenten de mogelijkheid geboden voor de exploitatie van seksinrichtingen een vergunningstelsel te introduceren. Voor de exploitatie van prostitutiebedrijven en andere seksinrichtingen als seksbioscopen en parenclubs, sekswinkels en escortbedrijven kunnen dan bij verordening regels worden gesteld.

Gevolg van de wetswijziging is dat de exploitatie van prostitutie in algemene zin niet langer strafbaar is maar slechts de exploitatie van onvrijwillige prostitutie en prostitutie van minderjarigen. Ook de exploitatie van prostitutie door personen zonder geldige verblijfstitel is verboden voorzover bij of krachtens de Vreemdelingenwet dan wel gemeentelijke verordening is bepaald. In de APV zijn in een apart hoofdstuk 3 getiteld “Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.” bepalingen opgenomen die de exploitatie van seksinrichtingen aan regels bindt. Voor die inrichtingen waarvoor een vergunningplicht geldt, worden voorwaarden gesteld aan de wijze van exploitatie (gedragseisen en inrichtingseisen). Daarnaast bieden het bestemmingsplan en leefmilieuverordening de mogelijkheid om vanuit ruimtelijk oogpunt regulerend op te treden.

2 Doelstelling afschaffing bordeelverbod en reikwijdte (algemeen).

Door de gemeente Kerkrade zijn in het verleden ten aanzien van prostitutie meerdere beslisdocumenten vastgesteld, waarbij met name moet worden gedacht aan de beleidsnotitie “Prostitutie, een maatschappelijk verschijnsel ter discussie gesteld; aanzet voor een vernieuwd beleid” (1992) en lijst van bordelen ten aanzien waarvan in het verleden geen sluitingsmaatregelen aan de orde zijn geweest en die - mede in het verlengde daarvan - in principe betrokken kunnen worden in een beoordelingsproces van het uit te zetten legaliseringstraject (1998). Desondanks is het gemeentelijk beleid ten aanzien van seksinrichtingen of prostitutie in meer algemene zin tot nu toe fragmentarisch geweest. De APV, zoals deze op dit moment geldt, stelt regels voor bordelen etc. Deze regels zijn opgesteld om verstoring van de openbare orde (overlast) als gevolg van prostitutie of van andere seksinrichtingen te voorkomen. Het aantal prostitutiebedrijven in Kerkrade is in vergelijking met de overige gemeenten in de regio aan de hoge kant. Het verschijnsel straatprostitutie doet zich in de gemeente Kerkrade niet voor en is geconcentreerd op de door gemeente Heerlen aangelegde tippelzone.

Uit de memorie van toelichting op het wetsvoorstel blijkt dat aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod zes hoofddoelstellingen ten grondslag liggen:  

1. Beheersing en regulering van exploitatie van prostitutie, onder andere door het invoeren van een gemeentelijk vergunningenbeleid; Het prostitutiewezen kan beter worden gestuurd en gereguleerd, waarbij de rijksoverheid er van uitgaat dat gemeenten op grote schaal tot invoering van een vergunningenstelsel zullen overgaan.

2. Verbetering van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige exploitatie/mensenhandel; Door strafbaarstelling van onvrijwillige prostitutie en het aanscherpen van reeds bestaande sancties kan strafrechtelijk effectiever worden opgetreden.

3. Bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik; Afzonderlijke strafbaarstelling van het voordeel trekken uit seksuele handelingen van minderjarigen levert een bijdrage aan de bestrijding van seksueel misbruik van deze kwetsbare groep.

4. Bescherming van de positie van de prostituee; Door regulering van de exploitatie en het aanbrengen van een scheiding tussen verboden en niet-verboden vormen van die exploitatie zal verbetering optreden in de rechtspositie en de werkomstandigheden van de prostituee.

5. Ontvlechting van prostitutie en criminele randverschijnselen; 6. Terugdringing van de omvang van illegale prostitutie/prostitutie door personen zonder geldige verblijfstitel.

De opheffing van het algemeen bordeelverbod brengt onderscheid teweeg tussen wel- en niet strafbare exploitatie van prostitutie. Doel daarvan is de exploitatie van overheidswege beter te kunnen sturen en reguleren, waarbij het beleid van gemeenten zal zich met name moeten richten op het beheersen, sturen en saneren van de prostitutiebranche, waarbij tevens aandacht dient te worden geschonken aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Het doel is derhalve meerledig, nl. het beschermen van openbare orde en woon- en leefklimaat en in het verlengde daarvan het voorkomen van overlast, maar tevens het verbeteren van de positie van de prostituee in het bijzonder en de volksgezondheid in het algemeen. Volgens de Memorie van Toelichting zouden onderwerp van het gemeentelijk beleid kunnen zijn de vestiging van prostitutiebedrijven (aard, omvang en aantal), de (arbeids)omstandigheden in prostitutiebedrijven (inrichting, hygiëne en veiligheid) en de wijze van bedrijfsvoering (integriteit van prostituees, aanwezigheid van minderjarige en illegale prostituees). Overigens dienen exploitanten en prostituees zelf over de aard van hun onderlinge werkverhouding te beslissen, dit is volgens de Memorie van Toelichting geen taak voor de overheid.

3 Postitie van de gemeente

Het reguleren van de vormen van prostitutie die niet langer strafbaar zijn heeft de wetgever bewust geen nadere formele wetgeving vastgesteld, doch is dit  overgelaten aan de lokale overheid. De gemeentelijke bevoegdheid om daarover bij verordening voorschriften vast te stellen, heeft daardoor een autonoom karakter. Hoewel autonoom, mag de verordenende bevoegdheid slechts betrekking hebben op “de huishouding van de gemeente” en dient de gemeente zich blijkens artikel 108 van de Gemeentewet daarbij te beperken tot de behartiging van belangen die zijn aan te merken als gemeentelijke (openbare) belangen.

Omdat deze belangen openbaar moeten zijn en niet alle prostitutiehandelingen per definitie een openbaar karakter hebben, is in de Gemeentewet een nieuw artikel 151a opgenomen waarin aan de raad expliciet verordenende bevoegdheid wordt toegekend met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling. De gemeentelijke regelgeving mag bovendien niet treden in regelingen van de hogere wetgever en de grondwettelijk gewaarborgde rechten. De hier voren omschreven beneden- en bovengrens van de huishouding van de gemeente biedt de gemeente voldoende ruimte voor het voeren van een prostitutiebeleid. In het vervolg van deze nota zal per onderdeel worden ingegaan op de wijze waarop deze ruimte ten aanzien van de onderscheidene vormen van prostitutie gestalte kan worden gegeven.

4 Inspraakprocedure

Voordat tot vaststelling van dit beleid is overgegaan is eenieder in de gelegenheid  gesteld schriftelijk te reageren op een in eind juni 2000 onder de exploitanten van seksinrichtingen en in de Zuid-Limburger bekend gemaakte “gespreksnotitie prostitutiebeleid Kerkrade”. Dienaangaande is slechts 1 schriftelijke reactie ingekomen, welke hoofdzakelijk een verzoek tot toelichting op een aantal onderdelen inhoudt en daarnaast een reactie behelst ten aanzien van de aan de exploitanten in het kader van het voorgestane SOA-beleid op te leggen verplichtingen. Daarnaast is genoemde gespreksnotitie behandeld in de op 14 juni 2000 gehouden vergadering van de raadscommissie voor Algemene Bestuurlijke Aangelegenheden, alwaar geen opmerkingen zijn gemaakt die nopen tot bijstelling van de in de gespreksnotitie vervatte uitgangspunten voor beleid.

5 Achtergronden van het tot nu toe gevoerde beleid

De gemeente Kerkrade kent voornamelijk een “traditie” op het gebied van bordelen/privé-huizen. Het huidig aantal bedrijven is de laatste jaren min of meer constant, hetgeen mede het gevolg is van de in 1992 in de discussienota “Prostitutie, een maatschappelijk verschijnsel ter discussie gesteld; aanzet voor een vernieuwd beleid” ten aanzien van seksinrichtingen opgenomen maximum van 14. Ten einde binnen het vastgestelde maximum ongewenste verplaatsingen van seksinrichtingen te voorkomen is in 1998 een lijst vastgesteld van bordelen ten aanzien waarvan in het verleden geen sluitingsmaatregelen aan de orde zijn geweest en die - mede in het verlengde daarvan - in principe betrokken kunnen worden in een beoordelingsproces van het uit te zetten legaliseringstraject. Momenteel zijn van de op bijlage 1 van de gespreksnotitie prostitutiebeleid Kerkrade vermelde seksinrichtingen feitelijk nog 13 inrichtingen als zodanig in gebruik. Ten aanzien van inrichtingen die in strijd met het vastgesteld maximum c.q. lijst van inrichtingen werden geëxploiteerd, is steeds bezien met welke juridische instrumenten aan deze exploitatie op de meest passende wijze een einde kan worden gemaakt (leefmilieu-verordening, bestemmingsplan, discussienota uit 1992 in relatie met de vastgestelde lijst).Bij gemeentelijk optreden stond steeds de aanpak van overlast voorop, niet de zorgbenadering. Binnen de prostitutiebranche staat thans ook de zorgbenadering prominent op de agenda.

Opgemerkt wordt dat de indruk bestaat dat voor de burger de aanpak van overlast en vermindering van subjectieve onveiligheidsgevoelens nog steeds het thema bij uitstek is van waaruit de overheid seksinrichtingen dient te benaderen. Prostitutie wordt veelal nog ervaren als gelieerd aan drugs, criminaliteit etc. Voor zover prostitutie met deze verschijnselen te maken heeft is zijn alleen verwerpelijk mar ook een gevaar voor het woon- en leefklimaat. In de uitwerking van een seksinrichtingenbeleid wordt naast de bescherming en de zorg voor de zwakken in de prostitutiewereld tevens nadrukkelijk rekening gehouden met het overlast-aspect en aantasting van het woon- en leefklimaat. Onderwerpen als spreiding van seksinrichtingen, maximering aantal qua soort, concentratie, worden ook voor de seksinrichtingenbranche, net als bij andere maatschappelijke gevoelige inrichtingen bij de opzet van het seksbeleid betrokken. In het vervolg van deze nota zijn de openbare orde aspecten en de zorgaspecten nader uitgewerkt.

6 Uitgangspunten en doelstellingen toekomstig seksbeleid gemeente Kerkrade

De gemeente Kerkrade zal gezamenlijk met andere partners als politie en GGD-OZL invulling moeten geven aan de realisering van de doelstellingen van de regering. Overigens reiken de mogelijkheden voor de gemeente om hieraan invulling te geven niet zover dat zij alle aspecten kan reguleren. Ten aanzien van de doelstelling om de positie van de prostituee te verbeteren kan zij weliswaar voorwaarden stellen, doch is een tegen deze achtergrond direct ingrijpen in de verhouding tussen exploitant en prostituee niet mogelijk.

Ter voorbereiding op een regionaal gedragen beleid is binnen de politie-regio Limburg Zuid een multi-disciplinaire commissie van Hassel geïnstalleerd, waarin vertegenwoordigers van gemeenten, GGD’en en politie zitting hebben. Deze commissie heeft eind 1999 de nota “van donkerrood naar transparant” gepubliceerd. In deze nota worden algemene uitgangspunten geformuleerd. Ter realisering van de uitgangspunten en de doelstellingen wordt een vergunningplicht ingevoerd voor seksinrichtingen en escortbedrijven. De vergunningplicht is een belangrijk instrument om vanuit de gemeente een bijdrage te leveren aan de positieverbetering van de prostituee, het terugdringen van criminele activiteiten in de prostitutiebranche, waaronder begrepen het laten werken van illegaal van prostituees die zonder geldige verblijfstitel in Nederland verblijven. Het vergunningenstelsel wordt nader uitgewerkt in een in de Algemene plaatselijke verordening op te nemen nieuw hoofdstuk 3 (bijlage 1). Het vergunningstelsel zal er uiteindelijk toe moeten bijdragen dat de prostitutie-branche een normale, beheersbare bedrijfstak  zal worden.

Aan het te voeren seksbeleid zal vanuit vier beleidsterreinen vorm worden gegeven, nl. openbare orde en veiligheid, welzijn, en in meer ondersteunende zin ruimtelijke ordening en bouwen.

Het te voeren Kerkraads beleid zal zijn gebaseerd op vier beleidsuitgangspunten:   

1. Bescherming van de openbare orde en veiligheid en het woon- en leefklimaat in ruime zin.

Tegen strafbare feiten in het algemeen en mensenhandel c.q. inzet van illegalen in het bijzonder, zal ook met bestuursrechtelijke maatregelen worden opgetreden. Dit beleid heeft tevens tot doel overlast voor omwonenden te voorkomen c.q. te bestrijden. Seksinrichtingen sekswinkels horen niet huis in woonbuurten. Vestigingscriteria maken deel uit van dit uitgangspunten.

2. Verbetering van de positie van de prostituee. Primair zijn de prostituee zelf en de exploitant van de inrichting verantwoordelijk voor het realiseren van deze doelstelling. Door het stellen van voorschriften zal de gemeente, waar mogelijk, eveneens een bijdrage dienen te leveren. Overigens zijn de prostituees door politie reeds op uitgebreid schaal voorgelicht over de wetswijziging en de consequenties die dit voor betrokkenen kan hebben.

3. Sanering van de bestaande situatie. De opheffing van het bordeelverbod en het nieuwe beleid is gericht op een sanering van het aantal seksinrichtingen zoals per 1 april 2000 in exploitatie was. Het vorenstaande betekent dat in eerste instantie alleen bestaande seksinrichtingen voor vergunningverlening in aanmerking kunnen komen, op voorwaarde uiteraard dat deze inrichtingen kunnen voldoen aan de gestelde (beleids-) eisen en de exploitanten, beheerders en bedrijfsleiders, geen criminele antecedenten hebben.

Sanering van het aantal seksinrichtingen zal geschieden in de vorm van een uitsterfconstructie door voor de exploitatie van seksinrichtingen die op locaties zijn gesitueerd waar dit niet wenselijk wordt geacht (in woonbuurten) uitsluitend vergunning te verlenen aan de zittende exploitant, dit voor zover de inrichting op 1 oktober 2000 feitelijk in werking is en als zodanig is vermeld op bijlage 1 bij de gespreksnotitie prostitutiebeleid Kerkrade.

4. De regiovisie “naar een regionaal prostitutiebeleid” van regio Parkstad Limburg (bijlage 2) kent een regionaal maximum ten aanzien van de gevestigde vormen van prostitutiebedrijven, parenclubs en straatprostitutie. Een regionale toename van dit aantal bedrijven alsmede uitbreiding van het aantal straatprostitutielocaties wordt na vaststelling van dit regionaal beleid niet toegestaan.

Afgeleid van de uitgangspunten zijn de volgende doelstellingen geformuleerd: 

- legaliseren van prostitutiebedrijven etc. door middel van een vergunningplicht; 

- voorkomen en beperken van overlast door seksinrichtingen; 

- bescherming gezondheid prostituees in het bijzonder en de volksgezondheid in het algemeen; 

- bevorderen van de beheersing en sturing van de bedrijfsmatige prostitutiebranche; 

- bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik; 

- tegengaan criminaliteit in de prostitutiebranche; 

- nulbeleid ten aanzien van diverse vormen van seksinrichtingen; 

- maximumbeleid ten aanzien van diverse soorten seksinrichtingen, zowel lokaal als regionaal.

Bij de formulering van het gemeentelijke beleid is de aandacht uitgegaan naar alle vormen van besloten prostitutie en aanverwante seksinrichtingen, sekswinkels en escortbedrijven. Volstaan met een beschrijving van uitsluitend vormen van besloten prostitutie geeft een incompleet beeld van alle vestigingen die met seks van doen hebben en geafficheerd kunnen worden met openbare orde en zorgaspecten.

De straatprostitutie, een vorm van open prostitutie, heeft zich tot op heden als zodanig in Kerkrade niet gemanifesteerd. Alhoewel de meningen over de (juridische) vraag of in een gemeente straatprostitutie in zijn geheel verboden mag worden de meningen verschillen, mag onder verwijzing naar de Regiovisie Parkstad Limburg “naar een regionaal prostitutiebeleid” worden geconcludeerd dat de straatprostitutie-voorziening in Heerlen voorziet in een regionale behoefte en gemeenten die thans geen straatprostitutie binnen hun gemeentegrenzen hebben zodanige voorziening niet hoeven in te richten. Tegen de achtergrond van de regiovisie en met het oog op aantal seksinrichtingen binnen de gemeente in relatie tot het voorkomen van verstoring van de openbare orde en woon- en leefklimaat is in de Algemene plaatselijke verordening een algemeen verbod op straatprostitutie opgenomen.

6.1 Soorten seksinrichtingen, sekswinkels, en escortbedrijven en locaties per 1 april 2000

Omwille van de duidelijkheid zijn de verschillende soorten bedrijven onderverdeeld en is aansluiting gezocht bij de nieuwe begripsomschrijving in de APV:

  1. Seksinrichtingen: 

a. Prostitutiebedrijven waartoe behoren: a. bordelen/privé huizen (Besloten vormen)  b. raamprostitutie  c. bedrijfsmatige thuisprostitutie d. seksclubs   e. erotische massagesalons

b. Parenclubs 

c.  Seksbioscopen waartoe behoren:  a. seksbioscopen/-automatenhallen                                                     b. sekstheaters 

2. Sekswinkels

3. Escortbedrijven

4. Straatprostitutie (Open vorm) 

De huidige* seksinrichtingen etc. per stadsdeel.       

Noord

Oost

West

Totaal

prostitutiebedrijf

1 ero-massage

2 bord./privé-huis 1 ero-massage

9 bord./privéhuis **

parenclubs

seksbioscoop

sekswinkels

straatprostitutie

1

3

9

13

*  waar in deze nota wordt gesproken over “huidige” wordt de bekend zijnde situatie van feitelijke exploitatie per 1 april 2000 bedoeld, te weten: Einderstraat 13 en Veldhofstraat 128, zijnde de erotische massage-salons, Nieuwstraat 110, Nieuwstraat 148, Burg. Franssenstraat 4, Drievogelstraat 2, Graverstraat 13, Hammolenweg 15, Industriestraat 13, Industriestraat 56, Kaalheidersteenweg 154, Kapelweg 4 en v.d. Weyerstraat 9, zijnde de prostitutiebedrijven.

** Een van de in West gevestigde bordelen/ privé-huizen is gecombineerd met een sekswinkel. Indien zowel de winkel als bordeel als aparte vestiging wordt aangemerkt, ontstaat een vertekend beeld.

6.2 Nulbeleid prostitutiebedrijven?

De minister van Justitie heeft hierover aangegeven dat “nu een deel van de exploitatie van prostitutie niet langer strafbaar zal zijn, invoering van de mogelijkheid voor gemeenten om exploitatie van prostitutie algeheel te weren niet aan de orde is. Er zijn onvoldoende gronden aanwezig die het treffen van een dergelijke voorziening rechtvaardigen. Een dergelijk verbod is waarschijnlijk in strijd met artikel 19, derde lid, Grondwet. Daarin is het recht op vrije keuze van arbeid neergelegd”.

Alhoewel op basis een uitspraak (tippelzone Heerlen) van de rechtbank Maastricht d.d 30 juni 1999, waarin een algeheel verbod op straatprostitutie niet mogelijk is gebleken  vanwege strijdigheid met artikel 19, derde lid, van de Grondwet, zou kunnen worden verondersteld dat het niet mogelijk moet worden geacht andere vormen van prostitutie, zoals raamprostitutie, te verbieden/weren, moet in voorkomend geval rekening worden gehouden met de bestaande lokale wen regionale omstandigheden. Binnen de Euregio zijn thans reeds meerdere prostitutievormen aanwezig, zoals raamprostitutie in Kerkrade, straatprostitutie in Heerlen en het overgrote deel aan bordelen/privé-huizen in Kerkrade. De Regiovisie Parkstad Limburg “naar een regionaal prostitutiebeleid” inzake straatprostitutie, prostitutiebedrijven en parenclubs geeft voor deze regio de grenzen voor de seksinrichtingen en straatprostitutie aan, in ieder geval voor wat de aantallen per gemeente afzonderlijk en de regio in totaliteit betreft.

6.2.1 Maximering/vestigings(on)mogelijkheden/nulbeleid ten aanzien van bepaalde vormen van prostitutie

6.2.1.1 Prostitutiebedrijven

Zoals uit het op pagina 5 weergegeven overzicht blijkt, kennen prostitutiebedrijven verschillende verschijningsvormen. Het wordt wenselijk geacht het te voeren maximumstelsel te differentiëren naar de aard van het prostitutiebedrijf.

6.2.1.1.1 Raamprostitutie

De gemeente Kerkrade kent thans geen raamprostitutie en heeft dit fenomeen ook nooit gekend. Van enige behoefte of vraag was nooit en is nu ook geen sprake. Door deze vorm van prostitutie wel toe te staan kan een nieuwe aanzuigende werking op inrichtingen ontstaan, hetgeen strijdig is met de doelstelling dat vestiging van nieuwe vormen van (overlast gevende) prostitutie moet worden verhinderd. Bij raamprostitutie is een zekere mate van concentratie van inrichtingen welhaast noodzakelijk, hetgeen strijdig is met het in deze nota verwoord streven om te komen tot een spreiding van seksinrichtingen. Daarnaast geldt dat ten aanzien van andere “gevoelige” /potentieel overlast gevende inrichtingen als coffeeshops en opvang-faciliteiten op basis van de regio-nota Bemoeizorg een stringent beleid wordt gevoerd. Voorkomen moet worden dat de grenzen van het aanvaardbare voor burgers wordt overschreden.

Als uitvloeisel van de genoemde beleidsuitgangspunten en doelstellingen wordt op grond van het bovenstaande een nulbeleid gevoerd voor raamprostitutiebedrijven.

6.2.1.1.2 Seksclubs

Op basis van de bij ons bekende informatie is momenteel in Kerkrade geen seksclub, zijnde een seksinrichting waar naast de reguliere prostitutie-activiteiten vertoningen van erotisch-pornografische aard worden gegeven, gevestigd. Er wordt in zijn algemeenheid van uitgegaan dat een seksclub een grote impact op het woon- en leefklimaat heeft dan andere prostitutiebedrijven. Niet alleen is de toeloop veelal groter, doch wordt hiervan ook openlijker gebruik gemaakt. De uitstraling van een seksclub heeft om genoemde redenen een negatiever effect op de woonomgeving dan bijv. Een bordeel of privé-huis. Vanwege de verdergaande negatieve impact van een seksclub op het woon- en leefklimaat en dit geplaatst naast de andere prostitutiemogelijkheden die Kerkrade kent, wordt op grond van het vorenstaande een nulbeleid gevoerd voor seksclubs.

6.2.1.1.3 Bordelen/privé-huizen/erotische massagesalons

Onder prostitutie wordt verstaan het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Daarbij neemt de erotische massagesalon een aparte positie in. Weliswaar worden seksuele handelingen verricht tegen een vergoeding, doch vindt de prostitutie op een andere wijze plaats dan in een bordeel. De erotische massage-salons zijn dan ook niet vergelijkbaar met bordelen. Vanwege het feit dat erotische massagesalon wel onder de definitie prostitutie is begrepen, is dit soort inrichtingen gerangschikt onder 1a in het op pagina 5 weergegeven overzicht.

Per 1 april 2000 zijn in de gemeente Kerkrade 2 erotische massagesalons en 11 bordelen bekend, verdeeld over de 3 wijken. Er is geen sprake van seksclubs Gelet op het maximumstelsel voor coffeeshops en speelautomatenhallen is een afname/sanering van het huidige aantal bordelen wenselijk. De argumenten hiervoor zijn:    

› onverminderd het feit dat overlast van de bestaande prostitutiebedrijven in objectieve zin meevalt, kan  het komen en gaan van bezoekers een verkeer aantrekkende werking en parkeerproblematiek (lees overlast) opleveren. Dit klemt te meer indien de betreffende bordelen in woonbuurten zijn gesitueerd, waar deze activiteiten als wijkvreemd worden ervaren. Het is met name het subjectieve gevoel van onveiligheid van omwonenden dat speelt. Alles moet er op gericht zijn dit gevoel van subjectieve onveiligheid weg te nemen. 

› het drugstoerisme vanuit met name het aanpalende grensgebied in Duitsland waaraan Kerkrade als grensgemeente blootstaat, heeft tot gevolg dat de openbare orde in het algemeen en het woon- en leefklimaat in delen van Kerkrade onder druk staat/komt te staan. Ongewenste vestigingen, zoals die van bijv. bordelen, kunnen de druk alleen maar opvoeren. Het vast te stellen maximumbeleid kan op die grond een bijdrage leveren aan de bescherming van het woon- en leefklimaat in Kerkrade. 

› het maximumbeleid is een uitstekend instrument voor de beheersing en regulering van de prostitutie in Kerkrade. Niet uitgesloten kan worden dat personen die niet in het bezit worden gesteld van een straatprostitutie-vergunning voor de tippelzone in de gemeente Heerlen, waartoe een maximum is vastgesteld, elders in de regio in een andere vorm dan straatprostitutie hun werkzaamheden wensen voort te zetten. Om te voorkomen dat dit leidt tot vestiging van een “laagdrempelig” prostitutiebedrijf is het vaststellen van een maximum wenselijk. 

› In het kader van de aanstaande gemeentelijke bemoeienis met de seksindustrie zijn tot nog toe door de daartoe aangewezen ambtenaren bij een aantal seksinrichtingen werk- c.q. introductiebezoeken afgelegd. Hieruit mag worden geconcludeerd dat in Kerkrade het aanbod de vraag overstijgt, hetgeen ook overigens blijkt uit een vergelijking met andere gemeenten in de regio Parkstad Limburg en daarbuiten.

De exploitatie van bordelen/privé-huizen/erotische massagesalons wordt door omwonenden overwegend als negatief ervaren (aantasting woon- en leefklimaat en onveiligheidsgevoelens). Naar verwachting zal de legalisering van de branche dit gevoelen niet kunnen wegnemen. Op basis van vorenstaande overwegingen wordt vaststelling van een maximum wenselijk geacht. Voor wat betreft het aantal waarop het maximum wordt vastgesteld wordt het op basis van vorenstaande overwegingen, het inwonertal van 51.462 per 1 januari 2000 en het op sanering van niet wenselijk gesitueerde inrichtingen gericht streven gerechtvaardigd geacht het maximum voor prostitutiebedrijven te bepalen op 7, met dien verstande dat vestiging van raamprostitutie en seksclubs om redenen als omschreven onder 6.2.1.1.1 en 6.2.1.1.2 niet mogelijk is.

6.2.1.1.4 Thuisprostitutie

Van thuisprostitutie is sprake als de op dat adres (zelfstandige woonruimte op grond van de bouwregelgeving) woonachtige en ingeschreven bewoner, alleen, gelegenheid biedt tot prostitutie. Dit is een vorm van prostitutie waarvan de omvang moeilijk kan worden ingeschat. Onderscheid dient te worden gemaakt tussen bedrijfsmatige en niet-bedrijfsmatige thuisprostitutie. Van bedrijfsmatige thuisprostitutie is sprake als het op grond van advertenties, getuigenverklaringen of waarnemingen, dan wel een combinatie daarvan, aannemelijk kan worden geacht de prostitutiehandelingen worden verricht. Uitsluitend de bedrijfsmatige thuisprostitutie wordt meegeteld bij het onder 6.3.1 genoemd maximum aantal toegestane prostitutiebedrijven, omdat deze vorm onder de prostitutie-definitie valt zoals geformuleerd in de begripsomschrijvingen in het nieuwe APV-hoofdstuk 3.

Evenals overige vormen van prostitutie is de bedrijfsmatige thuisprostitutie niet toegestaan in woongebouwen als bedoeld in het Bouwbesluit. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de wooneenheden in een woongebouw zo kort aan elkaar grenzen, naast het feit dat er ruimtes zijn die gemeenschappelijk gebruikt worden, dat verstoring van het woonklimaat zonder meer mogelijk is.

Ter voorkoming van een vlucht van prostituees in de thuisprostitutie in bijv. kamerverhuurbedrijven, appartementcomplexen etc. en de daarmee gepaarde overlast voor omwonenden wordt het vrijlaten van thuisprostitutie-vestigingen geen reële optie geacht.

Door een maximum te hanteren voor alle prostitutiebedrijven, waaronder de bedrijfsmatige thuisprostitutie, en dit maximum te bepalen op 7, laat dit stelsel geen ruimte voor bedrijfsmatige thuisprostitutie. In voorkomend geval zal betrokkene bij constatering van prostitutie-activiteiten onder oplegging van een dwangsom worden aangeschreven de activiteiten te staken.

6.2.1.2 Overige vormen van seksinrichtingen, sekswinkels, escortbedrijven en straatprostitutie

De andere vormen van seksinrichtingen hebben betrekking op parenclubs, seksbioscopen (inclusief automatenhallen en theaters), sekswinkels en de escortbedrijven. Op basis van een inventarisatie kan worden geconcludeerd dat de gemeente Kerkrade per 1 april 2000 de volgende aantallen bekend zijn:

parenclub:            geen

seksbioscoop:       geen

seksautomatenhal: geen 

sekstheater:         geen

sekswinkel:           een

escortbedrijf:        aantal fluctueert 

straatprostitutie:   geen

6.2.1.2.1 Parenclubs

Alhoewel in parenclubs veelal sprake is van seksuele handelingen worden deze verricht zonder dat daar betaling tegenover staat. In die zin kunnen parenclubs niet worden beschouwd als prostitutie-inrichting, maar worden ze wel gerangschikt onder het begrip seksinrichting. Vanwege de met bordelen vergelijkbare uitstraling op het woon- en leefklimaat ligt het voor de hand ook voor parenclubs een maximum vast te stellen. Mede gelet op de reeds aanwezige prostitutiemogelijkheden die Kerkrade kent, wordt een nulbeleid gevoerd voor parenclubs.

6.2.1.2.2 Seksbioscopen (inclusief automatenhallen en theaters)

De gemeente Kerkrade kent thans geen seksbioscopen, seksautomatenhallen en sekstheaters. Op grond van de eerder omschreven argumenten als reeds aanwezig aanbod aan voorzieningen, voorkomen vestiging nieuwe seksinrichtingen en voorkomen van verstoring van het woon- en leefklimaat wordt een nulbeleid gevoerd voor seksbioscopen, seksautomatenhallen en sekstheaters.

6.2.1.2.3 Escortbedrijven

De exploitatie van een escortbureau, veelal vanuit een woning, omvat in de praktijk een mobiel telefoonnummer, al dan niet aangevuld met fotoboek/persoonsbeschrijving. De feitelijke prostitutie-handelingen worden elders in de stad dan wel in een andere gemeente verricht. In die zin is geen sprake van aantasting van het woon- en leefklimaat.

Vaststelling van een maximum voor deze categorie van prostitutie zou bij overschrijding van het maximum in de handhavingssfeer knelpunten opleveren. Sluiting van het bedrijf (de woning!) is niet aan de orde omdat deze maatregel geenszins in verhouding staat met het openbare orde belang dat gediend wordt; daarnaast zou handhaving feitelijk slechts gestalte kunnen krijgen middels het in beslag nemen van de (mobiele) telefoon, persoonsbeschrijvingen en fotoboek. Bovendien zal handhaving bij politie in beginsel minder prioriteit genieten dan andere vormen van prostitutie.

Gezien de te verwachten handhavingsproblemen en de op basis van opgedane ervaringen te veronderstellen uitermate geringe aantasting van de openbare orde c.q. woon- en leefklimaat, kan dit soort exploitaties zich voorlopig (met vergunning) vrij vestigen.

6.2.1.2.4 Sekswinkels

Op dit moment kent de gemeente Kerkrade 1 sekswinkel in de wijk Kerkrade-West, welke aldaar is gevestigd in combinatie met een prostitutiebedrijf in een specifiek “detailhandels”gebied. Alhoewel in de gespreksnotitie prostitutiebeleid Kerkrade is geopteerd voor het opstellen van vestigingscriteria, bijv. afstandsnormen ten opzichte van scholen, is hiervoor niet gekozen. Door het formuleren van criteria is de kans aanwezig dat vestiging van sekswinkels in winkelcentra niet mogelijk moet worden geacht en deze dienen uit te wijken naar locaties in woonbuurten die zich daar minder voor eigenen.

Het te voeren beleid voor sekswinkels is beperkt tot het aanwijzen van gebieden waar het niet toegestaan is zich te vestigen en regels te stellen t.a.v. het ten toonstellen etc. van goederen en/of afbeeldingen. Ter voorkoming van een aantasting van het woon- en leefklimaat is overigens bepaald dat per wijk de vestiging van maximaal 1 sekswinkel is toegestaan.

6.2.1.2.5 Straatprostitutie

Zoals reeds onder 6 op pagina 5 is verwoord wordt onder verwijzing naar de Regiovisie Parkstad Limburg “naar een regionaal prostitutiebeleid”  geconcludeerd dat de straatprostitutie-voorziening in Heerlen voorziet in een regionale behoefte en gemeenten die thans geen straatprostitutie binnen hun gemeentegrenzen hebben zodanige voorziening niet hoeven in te richten. Tegen de achtergrond van de regiovisie en met het oog op aantal seksinrichtingen binnen de gemeente in relatie tot het voorkomen van verstoring van de openbare orde en woon- en leefklimaat wordt een nulbeleid gevoerd ten aanzien van straatprostitutie. Daartoe is in de APV een algemeen verbod op straatprostitutie opgenomen

Resumerend kan voor hetgeen is verwoord onder 6.2 e.v. worden gesteld dat:    

•  voor prostitutiebedrijven het maximum wordt vastgesteld op 7 met dien verstande dat: 

•  voor raamprostitutie een nulbeleid is vastgesteld;

•  voor bedrijfsmatige thuisprostitutie geen ruimte aanwezig is binnen het vastgesteld maximum; 

•  voor seksclubs een nulbeleid is vastgesteld; 

•  voor parenclubs een nulbeleid is vastgesteld; 

•  voor seksbioscopen, -automatenhallen en -theaters een nulbeleid is vastgesteld; 

•  voor escortbedrijven - met vergunning - geen maximum geldt; 

•  zich per wijk maximaal 1 sekswinkel kan vestigen, met dien verstande dat uitsluitend in of bij het aldaar gelegen winkelcentrum vestiging mogelijk is.

6.3 Toestaan aantal seksinrichtingen, sekswinkels, escortbedrijven en straatprostitutie

In de voorafgaande onderdelen is het toegestane maximum aantal in Kerkrade te vestigingen inrichtingen in het kader van dit beleid reeds aangegeven. Hieronder wordt een overzicht aangegeven van de inrichtingen per wijk: 

› waarvoor een maximum geldt; 

› die zich qua aantal vrij kunnen vestigen.

Mede in relatie tot de voorgestane sanering en de invulling van onderhavige materie vanuit de invalshoek ruimtelijke ordening, waarbij wordt geopteerd voor het in het kader van een vast te stellen facet-bestemmingsplan seksinrichtingen afzien van toekenning van de bestemming seksinrichting aan de huidige inrichtingen die gelegen zijn in woongebieden, wordt gestreefd naar een meer evenredige verdeling van seksinrichtingen over de stad dan thans het geval is. Een en ander is weergegeven in onderstaande matrix.

De toekomstige maximale situatie per stadsdeel* op basis van voorgaande overwegingen 

Aard bedrijf

Noord

Oost

West

Totaal

prostitutiebedrijf ** (ook) bedrijfsmatige thuisprostitutie 

1

2

4

7

parenclubs

0

0

0

0

seksbioscoop c.a.

0

0

0

0

sekswinkels***

1

1

1

3

escortbedrijven

Vrij

Vrij

Vrij

straatprostitutie

0

0

0

0

Totaal per wijk

2

3

5

10

* dit is de situatie na afronding van de sanering

** niet toegestaan is vestiging van raamprostitutie en seksclubs (6.2.1.1.1 en 6.2.1.1.2)

***  binnen de bestemming winkels en met inachtneming van hetgeen is verwoord onder 6.2.1.2.4

6.3.1 Concentratie of spreiding van prostitutiebedrijven

In het voorgaande is uitgegaan van een spreiding van de seksinrichtingen en sekswinkels over de stad.

Een andere optie is concentratie van seksinrichtingen, in welk geval andere woonbuurten gevrijwaard zullen blijven van alle met de exploitatie van seksinrichtingen gelieerde negatieve invloeden op woon- en leefklimaat. Bovendien maakt dit een meer effectieve en efficiënte handhaving door politie en andere handhavingsinstanties mogelijk, alsook zal naar verwachting voor de zorginstellingen een makkelijke ingang aanwezig zijn. Daarentegen mag worden verwacht dat bij omwonenden/ondernemers sprake zal zijn van onrust/verzet vanwege het te verwachten negatief imago voor de buurt. en deze niet zullen schromen alle mogelijke middelen in te zetten ter voorkoming van een concentratiegebied seksinrichtingen. Daarnaast is de aantrekkingskracht op criminaliteit naar verwachting groter dan bij spreiding van seksinrichtingen.

De nadelen van concentratie wegens uiteindelijk zwaarder dan een handhaving van spreiding van seksinrichtingen.

7 Kunnen de huidige seksinrichtingen en sekswinkels ter plaatse blijven exploiteren?

7.1 Mogelijkheden ten aanzien van de huidige locaties

Bij het voeren van toekomstig prostitutiebeleid dient het belang van een goed woon- en leefklimaat voorop te staan. Alhoewel de huidige prostitutie-inrichtingen in zijn algemeenheid tot op heden niet of nauwelijks tot overlast hebben geleid, hebben deze inrichtingen in zijn algemeenheid een negatief uitstralingseffect op de woonomgeving. Uitgangspunt dient dan ook te zijn dat vestiging in een woonbuurt niet gewenst is. Van de huidige 13 prostitutiebedrijven is er een zestal waarvan kan worden gesteld dat deze gelegen zijn in een specifieke woonbuurt, dan wel structurele handhaving om andere redenen niet wenselijk wordt geacht.

In het kader van het ten aanzien van de op “ongewenste” locaties gelegen inrichtingen te formuleren beleid kunnen drie opties aanwezig worden geacht:  

a. verplaatsing.

Hoewel verplaatsing mogelijk is, is dit uit juridisch, praktisch en financieel (nadeelscompensatie) oogpunt gezien niet aan te bevelen. In dit kader speelt mede dat het aantal prostitutie-inrichtingen in Kerkrade - gerelateerd aan zowel de regio Parkstad Limburg als Zuid-Limburg - zeer hoog is. Door verplaatsing wordt bovendien geen recht gedaan aan de met de wetswijziging onder meer voorgestane sanering van de branche.   

b. legaliseren.

Aan legalisering van prostitutie-inrichting kan gestalte worden gegeven middels verstrekking van een APV-vergunning en aanpassing van de bestemmingsplanregeling, hetzij middels een zogeheten paraplu- dan wel postzegelplan. Dit impliceert dat alsdan alle vestigingen, ook de prostitutie-inrichtingen die in woongebieden zijn gesitueerd, voor de toekomst vastliggen, hetgeen niet wenselijk is.

c. handhaven in combinatie met een uitsterfconstructie.

Handhaving (tijdelijk met vergunning) in combinatie met uitsterfconstructie is de meest voor de hand liggende oplossing. Alhoewel ook deze optie bij omwonenden weerstand kan oproepen omdat zij zich voor niet nader aan te geven periode geconfronteerd zien met continuering van de prostitutie-activiteiten - met legale status -, heeft deze optie als voordeel dat bedoelde activiteiten op de betreffende locatie zullen eindigen op het moment dat de zittende ondernemer de bedrijfsvoering staakt. In het beleid wordt bepaald dat bedrijfsovername niet aan de orde is: alleen de huidige exploitant mag blijven exploiteren, niemand anders.

7.2 Handhaven in combinatie met uitsterfconstructie

Na bestudering van de onder 7.2.1 omschreven mogelijkheden en de afweging van enerzijds de openbare orde en woon- en leefklimaat-belangen en anderzijds de belangen van de zittende exploitanten, is ten aanzien van de “ongunstig” gesitueerde locaties gekozen voor handhaven van de huidige vergunninglocatie in combinatie met een uitsterfconstructie (vergunning uitsluitende voor de huidige exploitant). Deze keuze wordt beschouwd als minst slechte en als meest haalbare, zowel vanuit juridisch als financieel oogpunt.

Dit handhavingsbeleid in combinatie met uitsterfconstructie betreft met name de locaties Einderstraat 13, Graverstraat 13, Industriestraat 13, Kaalheidersteenweg 154, Kapelweg 4 en v.d. Weyerstraat 9.

De huidige exploitanten van de op genoemde locaties gevestigde inrichtingen kunnen in het bezit komen van een exploitatie-vergunning tenzij niet wordt voldaan aan de in de APV vervatte persoons- en inrichtingseisen dan wel de door burgemeester en wethouders vastgestelde nadere regels.

7.3 Ruimtelijk beleid/bestemmingsplannen

In de op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vast te stellen bestemmingsplannen wordt het ruimtelijk beleid voor de langere termijn vastgelegd. In dat kader wordt afgewogen welke functies in een gebied kunnen worden uitgeoefend en worden de diverse functies tegen elkaar afgewogen. Tot op heden is bij het opstellen van bestemmingsplannen, aangezien prostitutie strafbaar was, nimmer rekening gehouden met vestiging van een prostitutiebedrijf.

Inmiddels is een voorontwerp-facetbestemmingsplan seksinrichtingen gepubliceerd. In dit plan wordt aangegeven dat het met uitzondering van de in bijlage II genoemde locaties verboden is bouwwerken en gronden te gebruiken als seksinrichting. Op het punt van bestemmingsplannen is in de APV bij wijze van overgangsrecht bepaald dat - eventuele - strijdigheid met het bestemmingsplan geen weigeringsgrond is om over te gaan tot weigering van een eerste vergunningaanvraag van de zittende exploitant, dit voor zover het betreft inrichtingen die zijn vermeld in de gespreksnotitie prostitutiebeleid en als zodanig feitelijk in exploitatie zijn. 

8 Vergunningenregime

Mede op basis van de nota van de commissie van Hassel wordt ten aanzien van een aantal vormen van seksinrichtingen en escortbedrijven een vergunningenstelsel ingevoerd. De vergunningplicht heeft zowel preventieve (stellen van eisen en voorschriften) als repressieve (strafbaarstelling overtreding voorschriften, weigerings-, intrekkings- en sluitingsgronden) aspectenten. De vergunningplicht maakt direct bestuurlijk optreden mogelijk.

8.1 Standpunt per categorie inrichting

Uitgaande van de indeling op pagina 5 worden per categorie de volgende standpunten ingenomen: 

 

8.1.1 Prostitutiebedrijven (bordelen, erotische massagesalons en bedrijfsmatige thuisprostitutie)

In de praktijk blijkt veelal dat dit soort inrichtingen niet of nauwelijks overlast veroorzaken. Desondanks zijn er argumenten te noemen, zowel vanuit de openbare orde optiek als zorg, waarom dit soort bedrijven aan een vergunning verbonden worden. Om de eerder in deze nota onder 6.2.1.1.1 en 6.2.1.1.2 omschreven argumenten geldt een nulbeleid voor  prostitutie in de vorm van raamprostitutie en seksclubs en wordt daarvoor geen vergunning verleend.

Zoals reeds eerder in deze nota onder 6.2.1.1.4 is aangegeven vormt bedrijfsmatige thuisprostitutie qua definitie van het begrip prostitutiebedrijf onderdeel daarvan. Mede gelet op het - als gevolg van sanering - op voorkoming van een vlucht van prostituees naar bijv. kamerverhuurbedrijven gericht beleid, wordt ook voor deze vorm van prostitutie een vergunningplicht ingesteld. Daarbij wordt aangetekend dat, gezien het in deze nota vervat maximumstelsel van 7 prostitutiebedrijven, eerst tot vergunningverlening voor deze vorm van prostitutie kan worden overgegaan op het moment dat het aantal prostitutiebedrijven minder bedraagt dan het vastgesteld maximum.

8.1.2 Parenclubs

Zoals reeds onder 6.2.1.2.1 is aangegeven geldt een nulbeleid voor prostitutie en wordt geen vergunning verleend voor vestiging van parenclubs.

8.1.3 Seksbioscopen

Om reeds eerder onder 6.2.1.2.2  omschreven geldt ten aanzien van seksbioscopen, waaronder mede begrepen seksautomatenhallen en sekstheaters, een nulbeleid en wordt voor vestiging van deze inrichting  geen vergunning verleend.

8.1.4 Sekswinkels

Mits het perceel de bestemming “winkel” heeft, kan aldaar vrijelijk, zonder vergunning, een winkel worden gevestigd. Dit geldt evenzeer voor de categorie “sekswinkel”, met dien verstande dat vanuit de invalshoek woon- en leefklimaat gebieden kunnen worden aangewezen alwaar het verboden is sekswinkels te vestigen. Dit zijn met name de gebieden die niet als winkelcentrum kunnen worden beschouwd. Vanuit dezelfde invalshoek is het aantal sekswinkels gemaximeerd tot een per wijk.

8.1.5 Escortbedrijven

Voor escortbedrijven wordt op basis van artikel 151a Gemeentewet een vergunningplicht ingevoerd. Op basis van genoemd artikel is de gemeenteraad bevoegd regels te stellen ten aanzien van prostitutie, ook ten aanzien van de niet-plaatsgebonden prostitutie (bijv. In de uitoefening van een escort-bedrijf).

De reden om de vergunningplicht te laten gelden voor escortbedrijven is met name gelegen in toets van de antecedenten van de exploitanten) en de invalshoek zorg.

8.2 Geldigheid, toetsingscriteria en wijze van inrichting van de vergunning

Vergunningverlening voor prostitutie kan worden beschouwd als een vorm van nieuw gemeentelijk (vergunningen)beleid. Overwogen is om voor een nader vast te stellen periode te bepalen dat de te verlenen vergunningen een geldigheidsduur van bijv. een jaar hebben. Vanwege het gegeven dat het bevoegd orgaan altijd bevoegd kan worden geacht om op goede gronden voorschriften te wijzigen, toe te voegen dan wel over te gaan tot intrekking van een verleende vergunning wordt hiervan afgezien. Door de vergunningen voor onbepaalde tijd te verlenen wordt enerzijds voorkomen dat jaarlijks een herhaling van administratieve werkzaamheden moeten worden verricht en wordt anderzijds tot uitdrukking gebracht dat de prostitutiebranche een even reguliere branche is als bijv. de horecabranche.

8.2.1 Te toetsen aspecten

Het in de APV opgenomen vergunningenstelsel voorziet erin dat een seksinrichting op vier punten wordt beoordeeld, nl.:  

1. De  omgevingsgebonden eisen (de locatie) vanuit de invalshoek bestemmingsplan, openbare orde en woon- en leefklimaat;

2. De objectgebonden eisen (het pand)  in de zin van een toets aan de gestelde inrichtingseisen;

3. De persoonsgebonden eisen in de zin van een toets aan de gestelde persoonseisen van de persoon van exploitant, beheerder en bedrijfsleider; 4. De activiteitgebonden eisen (de bedrijfsvoering) als medische zorg, niet onder dwang laten werken, niet laten werken van minderjarigen.

De onder 1 en 2 genoemde vervatte toetsen gelden niet ten aanzien van de uitoefening van het escortbedrijf. Voor deze categorie van bedrijven zal de vergunning beperkt blijven tot een toetsing van de persoon van de exploitant en bepaalde voorschriften met betrekking tot de activiteiten van het escortbedrijf.

8.2.2 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden staan vermeld in artikel 3.3.2 van de APV. Het handelen in strijd met dit beleid houdt in dat de vergunning geweigerd wordt op grond van laatstgenoemd artikel.

8.2.3 Nadere regels

Op basis van artikel 3.1.3 van de APV kunnen nadere regels worden gesteld. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt. De exploitanten zullen ter verkrijging van een vergunning aan de in de nadere regels (bijlage 3) vervatte eisen moeten voldoen. Deze nadere regels dienen ter ondersteuning van de in deze nota genoemde beleidsdoelen.

8.2.4 Gebruiksvergunningplicht

In het kader van de bouwverordening wordt het prostitutiebedrijf, voor zover het een bepaalde grootte te boven gaat,  vergunningplichtig. Bij de in prostitutiebedrijven gehouden introductieronde is gebleken dat alhoewel voldoende brandbestrijding-apparatuur aanwezig is:    

›  er voldoende kennis bij het personeel aanwezig is deze apparatuur te bedienen; 

› de inrichting doorgaans leidt tot een verhoogd risico op het ontstaan en verspreiden van brand; 

› de herkenbaarheid van vluchtwegen doorgaans onvoldoende is.

Het wordt wenselijk zo niet noodzakelijk geacht grip te krijgen op de brandveiligheid van prostitutiebedrijven. Een wijziging van de Bouwverordening zal voor 1 oktober a.s. plaatsvinden.

8.2.5 Sluitingsuur

In het belang van het woon- en leefklimaat wordt voor deze nieuwe categorie vergunningplichtige inrichtingen in de APV een sluitingsuur opgenomen. Omdat in een aantal seksinrichtingen alcoholische dranken worden verstrekt, heeft het merendeel van de Parkstad Limburg-gemeenten in het kader van het ten aanzien van prostitutie meermaals ambtelijk gevoerd overleg, de voorkeur uit aan te haken bij de lokale sluitingstijden voor de reguliere horeca: 02.00 uur respectievelijk 03.00 uur (weekend).

9 Prostitutiebeleid in relatie tot volksgezondheid

9.1 Algemene inleiding

De legalisering van de seksinrichtingen biedt voor de gemeente kansen om regels op het gebied van de volksgezondheid aan seksinrichtingen te stellen. Binnen deze branche zijn de gezondheidsrisico’s groot, waarbij met name moet worden gedacht aan de kans op besmetting met Seksueel Overdraagbare Aandoeningen. Zo blijkt èèn op de vijf SOA-besmettingen herleidbaar tot het prostitutiebedrijf.

Zoals reeds eerder genoemd is in de regio Zuid-Limburg een commissie van Hassel werkzaam (geweest), welke tot taak had het voor de regio ontwikkelen van eenduidige vergunningsvoorwaarden en eenduidige handhaving betreffende het prostitutiemilieu na opheffing van het bordeelverbod. In deze commissie van Hassel hebben naast vertegenwoordigers van de gemeenten, politie en justitie ook de GGD’en zitting gehad. De Limburgse GGD’en hebben een notitie “gezondheidszorg m.b.t. prostitutiebedrijven” opgesteld welke in december jl. is verschenen. De GGD-OZL heeft deze nota in haar advies aan de gemeenten volledig overgenomen (bijlage 4). Onderstaand wordt nader ingegaan op de producten die de GGD aanbiedt om vanuit de invalshoek zorg een bijdrage te leveren aan het prostitutiebeleid. 

9.2 Producten GGD

9.2.1 Technische hygiëne zorg

Algemeen.

Technische hygiënezorg heeft met name betrekking op het voorkomen of beperken van de overbrenging van ziektekiemen. Hierbij kan gedacht worden aan drinkwatervoorziening, afvalwaterzuivering, woningbouw, luchtbehandeling en sanitaire voorzieningen. Dit kan meer in concreto zowel begeleiding van mensen op het gebied van individueel hygiënegedrag, begeleiding van mensen bij het gebruik van technische hygiënevoorzieningen en toezicht op de aan/afwezigheid van technische hygiënevoorzieningen betreffen.

In de GGD-nota wordt aangegeven dat deze vorm van zorg geboden moet worden daar waar veel personen van gemeenschappelijke (collectieve) voorzieningen gebruik maken. De inspecties zal de GGD uitvoeren aan de hand van de hygiëne-eisen die vanuit een collectief belang aan de inrichting gesteld worden. Voor wat betreft de kosten en financiering wordt verwezen naar onderdeel 9.3 van deze nota. De dienaangaande door de GGD bij de gemeente in rekening te brengen kosten kunnen aan de exploitanten worden doorberekend.

Op basis vaneen risico-analyse wordt een rapportage gemaakt waarin bevindingen en zo nodig aanbevelingen ter verbetering van hygiënische omstandigheden worden opgenomen. De inspectie gebeurt aan de hand van een hygiëne protocol.

Overeenkomstig advies van de GGD zal deze inspectie een keer per jaar plaatsvinden. Overigens zal de daarmee belaste GGD-functionaris niet dezelfde zijn als de persoon die optreedt als vertrouwenspersoon bij SOA-preventie en SOA-screening. Dit om problemen ten gevolge van een mogelijke dubbelrol te voorkomen.

Vergunningsvoorwaarden.

De inspectie vindt plaats voorafgaande aan de beoordeling op de vergunningaanvraag en dient vervolgens jaarlijks plaats te vinden. In de vergunningsvoorwaarden zal de exploitant verplicht worden gesteld om maatregelen te treffen in het belang van de veiligheid, hygiëne en bescherming van de gezondheid van de in het bedrijf werkzame prostituees, alsmede bescherming van de volksgezondheid, het voldoen aan de in het hygiëne protocol GGD vervatte hygiëne-eisen, het toegang verlenen van de GGD tot de seksinrichting en het meewerken aan het bezoek van de medewerker van de GGD die de inspectie uitvoert.

9.2.2 Onderwerp seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA)

Seksueel overdraagbare aandoeningen (geslachtsziekten) worden beschouwd als een belangrijk volksgezondheidsprobleem. Te meer omdat volgens onderzoek 1 op de 5 aandoeningen herleidbaar is tot het prostitutiebedrijf verdient dit onderwerp zeer zeker aandacht. Door onder meer een nog altijd bestaand maatschappelijk taboe en het ontstaan van geheel nieuwe infectieziekten, neemt de bestrijding van deze aandoeningen een geheel eigen plaats in binnen de algemene infectieziektenbestrijding door de GGD.

SOA-preventie.

Veilig seksueel gedrag kan een wezenlijke bijdrage leveren aan het beperken of voorkomen van seksueel overdraagbare aandoeningen. Alhoewel in zijn algemeenheid kennis over veilige seks voldoende aanwezig mag worden geacht, laat de praktijk met name in de prostitutiesector een ander beeld zien. Het financieel aspect dan wel dwang door de exploitant kunnen voor een prostituee aanleiding zijn voor onveilig seksueel contact. Het in het GGD-rapport omschreven product omvat het minimaal op jaarbasis door de GGD, hetzij individueel hetzij groepsgewijs, aan de werknemers in een inrichting verstrekken van voorlichting.

Het doel hiervan is kennis en vaardigheden over te brengen op de prostituees om veilig seksueel gedrag te bevorderen ten einde besmetting met en overbrenging van SOA te voorkomen. Daarnaast zal ook aandacht worden besteed aan andere werk gerelateerde (gezondheidsrisico’s) en de meer algemene maatschappelijke situaties van prostituees. De medewerker van de GGD kan voor de prostituee  optreden als vertrouwenspersoon en verwijzer naar andere hulpverlenende organisaties. Tot heden heeft de GGD in de bestaande seksinrichtingen nog geen actief preventiebeleid gevoerd. Vergunningsvoorwaarden.

Om SOA zoveel als mogelijk te voorkomen, worden de exploitanten door middel van vergunningsvoorwaarden een aantal verplichtingen opgelegd. Deze hebben betrekking het toegang verlenen van de GGD tot het bedrijf en medewerking verlenen aan de preventie-activiteiten, het aanwezig hebben van voldoende materiaal dienaangaande, het voeren en bevorderen van een veilig seksbeleid, waaronder het beschikbaar zijn van voldoende goedgekeurde condooms.

SOA-surveillance.

De surveillance heeft betrekking op het continue verzamelen, analyseren en interpreteren van infectieziektegegevens ten behoeve van planning, uitvoering en evaluatie van beleid, gekoppeld aan tijdige verspreiding aan belanghebbenden (bijv. exploitanten en prostituees). Epidemiologisch en toegepast wetenschappelijk onderzoek en actieve opsporing van infecties bij risico-groepen is hierbij noodzakelijk. Het verzamelen van gegevens geschiedt met gebruikmaking van een bestaand registratiesysteem van de SOA-stichting, waarin onder meer de anonieme gegevens van de SOA-screening zijn verwerkt.

Aan dit door de GGD te leveren product zijn geen vergunningvoorwaarden verbonden.

SOA-screening.

De doelstelling van de SOA-screening is het aanbieden van toegespitste zorg op maat. Enerzijds is er een individueel doel om SOA-screening te realiseren, anderzijds is sprake van een collectief doel om verspreiding van SOA te beperken in de groep prostituanten en daarvan afgeleid de bevolking. In dat kader is het van belang dat de prostituees zich periodiek, nl. kwartaalgewijs, laten onderzoeken op SOA op basis van een daarvoor geldende richtlijn van de stichting SOA-bestrijding.

Elk kwartaal zal gescreend worden op chlamydia en gonorroe, halfjaarlijks op syfilis en op navraag/indicatie op hepatitis B of HIV. Het geven van voorlichting over de preventie van SOA vormt een vast onderdeel van de te verrichten onderzoeken.

Bij klachten en constateren van SOA van meer dan huisartsgeneeskundige aard vindt doorverwijzing naar een dermatoloog plaats.

Indien door de exploitant/prostituee ervoor wordt gekozen de screening niet bij de GGD te laten uitvoeren, dient de arts die het SOA-onderzoek uitvoert bij de GGD bekend te zijn, voor GGD bereikbaar te zijn en te handelen volgens de richtlijnen van de stichting SOA-bestrijding en op anonieme basis de uitslag van het onderzoek ten behoeve van surveillance-doeleinden aan de GGD ter beschikking te stellen.

Vergunningsvoorwaarden.

In de te verlenen vergunningen zullen met betrekking tot SOA-screening voor de exploitant een aantal verplichtingen worden opgenomen. Deze hebben betrekking het in de gelegenheid te stellen van de prostituees om zich minimaal 1 keer per kwartaal door de GGD of een aldaar bekende arts op SOA te laten onderzoeken en een verbod om op enigerlei wijze aan te geven dat de in de inrichting werkzame prostituees gegarandeerd vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Gemeentelijke verantwoordelijkheid.

De Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid stelt de gemeenten in artikel 3 verantwoordelijk voor de uitvoering van de collectieve preventie die betrekking heeft op onder meer seksueel overdraagbare aandoeningen, Aids of een epidemie van infectieziekten.

9.3 Kosten en financiering

De kosten van de diverse producten zijn door de GGD vermeld in bijlage 6 van haar rapport. Drie van de vier producten worden thans niet uitgevoerd door de GGD en dus ook niet gefinancierd door de deelnemende gemeenten. Technisch hygiëne onderzoek bij seksinrichtingen is een geheel nieuw product. SOA-preventie als zodanig is geen nieuw product voor de GGD, maar wordt momenteel zeer minimaal uitgevoerd. De tot nog toe door de GGD te verrichten voorlichting is door de beperkte middelen niet actief gericht p de doelgroep, maar kent een meer algemeen karakter. Intensievere voorlichtingsactiviteiten per bedrijf brengen extra kosten met zich mee.

De kosten van het technisch hygiëne onderzoek bestaan uit personeelskosten met overhead. De prostitutiebedrijven dienen te voldoen aan de eisen als opgenomen in het Hygiëne Protocol.

In de APV is bepaald dat de exploitant bij het indienen van de vergunningaanvraag een aantal bescheiden dient te overleggen, waaronder een technisch hygiëne-rapport met bijbehorende verklaring van de GGD-OZL, houdende dat de seksinrichting voldoet aan de in het rapport gestelde eisen.

De kosten van de SOA-preventie en SOA-screening komen niet ten laste van de gemeente maar zijn voor rekening van de exploitant en/of prostituee welke daarover met GGD afspraken dienen te maken.

SOA-surveillance behoort thans reeds tot het reguliere takenpakket van de GGD en wordt (mede-) gefinancierd door de gemeentelijke bijdrage aan de GGD.

10 Overgangsregeling

Zoals reeds eerder aangehaald heeft de gemeenteraad reeds in 1998 besloten het eerder in het kader van de discussienota “Prostitutie, een maatschappelijk verschijnsel ter discussie gesteld, aanzet voor een vernieuwd beleid” in 1992 vastgestelde maximum nader in te vullen in die zin dat ten aanzien van de “zittende inrichtingen” is bepaald dat deze in beginsel zullen worden meegenomen in het op te starten legaliseringstraject. In het in de APV onder overgangsbepalingen opgenomen artikel is in lid 3 bepaald dat tegen de inrichtingen die zijn vermeld in bijlage I van de Gespreksnotitie prostitutiebeleid Kerkrade d.d.dmaart 2000 en bovendien op de datum van inwerkingtreding van dit beleid en wijziging van de APV niet zal worden opgetreden. Tegen eventueel nog voor de datum van inwerkingtreding op te starten seksinrichtingen zal worden opgetreden.

11 Handhaving

De naleving van de vergunningplicht door de branche en de handhaving daarvan door de overheid is bepalend voor het succes van het in deze nota omschreven beleid. Eenduidige handhaving is van essentieel belang om duidelijkheid te scheppen voor de branche en mede daardoor zo snel mogelijk een normalisering te verwezenlijken.

Bij de handhaving is niet uitsluitend de lokale overheid betrokken, maar evenzeer - allen vanuit hun eigen deskundigheid en verantwoordelijkheid - politie, Openbaar Ministerie en de GGD. Voor wat betreft de lokale overheid moet worden gedacht aan brandweer, sector Stad (Milieu en Bouwen) en sector Burgers (Openbare Orde en Veiligheid). Deze gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt tot uitdrukking gebracht in een handhavingsconvenant (bijlage 5), ten aanzien waarvan binnen de lokale driehoek overeenstemming is bereikt. In de convenant  is vastgelegd welke partner bij geconstateerde overtredingen tot welke maatregelen overgaat. Op deze wijze is sprake van doelmatig en doeltreffend justitieel en bestuurlijk optreden.

De handhaving is gericht op het voorkomen en bestrijden van de op grond van artikel 250a verboden vormen van prostitutie (onvrijwillige en/of minderjarig en/of prostitutie door illegalen) en naleving van de vergunningplicht en -voorschriften. Ten aanzien van de wijze waarop het bevoegd orgaan omgaat met het beleid zijn beleidsregels geformuleerd, alsook is een gedragscode opgesteld voor de controlerende ambtenaren.

Bij politie en de met handhaving van gemeentelijke voorschriften ten aanzien van seksinrichtingen belaste gemeente-ambtenaren bestaat behoefte aan een dwingende mogelijkheid om de identiteit van prostituees te kunnen controleren. Inmiddels is dienaangaande door het kabinet spoedwetgeving in procedure gebracht die er toe strekt deze ambtenaren de bevoegdheid te geven om van een prostituee inzage te vorderen in een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Naar verwachting zal het ingediend voorstel gelijktijdig met de inwerkingtreding van de afschaffing van het bordeelverbod in werking kunnen treden. Alsdan zal de handhavingsconvenant in die zin aangevuld.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Kerkrade in zijn openbare vergadering van 27 september 2000.
De voorzitter,          De secretaris,
F. Krasovec (l.b.).    mr. C.M. Kuikman