Bomenverordening Kerkrade 2012

Geldend van 22-11-2012 t/m heden

Intitulé

BOMENVERORENING KERKRADE 2012

Inleiding

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ( Wabo ) brengt een aantal verplichte wijzigingen van artikelen met zich mee in de “Bomenverordening 2006“. De aanvraag voor een kapvergunning valt nu onder het omgevingsrecht en zal de procedure van de Wabo moeten doorlopen.

Alle procedureregels en procedurevoorschriften moeten uit de Bomenverordening worden gehaald omdat deze strijdig zijn met Wabo procedures. Strafbaarstelling van overtreding van het kapverbod of voorschriften zoals “niet gebruik”of “overgang van herplantplicht op een rechtsopvolger” zijn eveneens verwijderd. De Wabo stelt in artikel 2.3 het kapverbod strafbaar en artikel 6 van de Wet Economische Delicten bepaalt de strafmaat. Het standaard voorschrift dat niet tot vellen mag worden overgegaan nadat de bezwaartermijn is afgelopen, is eveneens uit de Bomenverordening gehaald. De Wabo bepaalt in artikel 6.1 dat een omgevingsvergunning voor de activiteit vellen pas na de bezwaartermijn ( 6 weken ) mag worden gebruikt..

Bomenverordening

De bomenverordening is, naast de Boswet, het wettelijk kader dat de instandhouding van het bomenbestand regelt. In deze verordening zijn objectieve afwegingscriteria geformuleerd en wordt tevens aangehaakt bij het in het bomenstructuurplan verwoorde beleid en de vastgestelde lijst van waardevolle en monumentale bomen.

In voorliggende nota van het bomenbeleid van de gemeente Kerkrade, Bomenverordening 2012, wordt de juridische bescherming van bomen in de gemeente Kerkrade weergegeven.

Bomenverordening 2012

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking van het hiervoor gestelde kan de dwarsdoorsnede kleiner zijn dan 20 cm op 1,3 meter boven het maaiveld indien sprake is van:

    • ·

      een monumentale boom of bijzondere beschermwaardige houtopstand als bedoeld in artikel 5;

    • ·

      een houtopstand onderdeel uitmakend van de (hoofd)bomenstructuur;

    • ·

      een houtopstand in het kader van een herplantplicht als bedoeld in de artikelen 9 en 10;

  • b.

    houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, Struweel of een heg hoger dan 3 meter;

  • c.

    boomstructuur: lijnvormige beplanting van houtopstanden dat een functioneel geheel vormt;

  • d.

    boomzone: begrensd gebied met houtopstanden die tezamen een functioneel geheel vormt:

  • e.

    monumentale boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving;

  • f.

    waardevolle boom: Bijzondere beschermwaarde houtopstand met een bijzondere schoonheid– of zeldzaamheidswaarde of een bijzonder functie voor de omgeving;

  • g.

    hakhout: een of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld opnieuw op de stronk uitlopen;

  • h.

    dunning: velling van een deel van een houtopstand, uitsluitend als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand;

  • i.

    vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben, behoudens periodiek knotten, kandelaberen of dunnen;

  • j.

    rooien: het geheel verwijderen van het boven- en / of ondergrondse deel van de houtopstand;

  • k.

    kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

  • l.

    knotten / kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

  • m.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld overeenkomstig artikel 1 lid 5 van de Boswet;

  • n.

    boomwaarde de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen. Deze waarde wordt vastgesteld door een gecertificeerd en erkend boomtaxateur;

  • o.

    bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.

  • p.

    bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de volgende houtopstanden te vellen of te doen vellen:

    • a.

      houtopstanden die als monumentale boom staan vermeld op een bij besluit van burgemeester en wethouders vastgestelde lijst van waardevolle en monumentale bomen Kerkrade;

    • b.

      houtopstanden die als waardevolle boom staan vermeld op de onder sub a genoemde lijst van waardevolle en monumentale bomen Kerkrade;

    • c.

      bomen met een doorsnede groter dan 25 centimeter;

    • d.

      alle overige houtopstanden die onderdeel zijn van de Hoofdgroenstructuur, die is vastgelegd in een Groenstructuurplan Kerkrade of van de Bomenstructuur of boomzone, die is vastgelegd in een Bomenstructuurplan Kerkrade.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstand:

    • a.

      in achtertuinen behorende bij woningen met een perceeloppervlakte kleiner dan 250 m2, tenzij de houtopstand voorkomt op de door het college vastgestelde lijst van waardevolle en monumentale bomen;

    • b.

      die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de Boswet, tenzij de houtopstand voorkomt op de door het college vastgestelde lijst van waardevolle en monumentale bomen.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 6 en 7 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knot­bomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

Artikel 3 Aanvraag omgevingsvergunning activiteit kappen/vellen/rooien

  • 1. De omgevingsvergunning moet schriftelijk en gemotiveerd, onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Wanneer door of namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan burgemeester en wethouders een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningsaanvraag.

Artikel 4 Criteria

  • 1. Bevoegd gezag kan de vergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Een omgevingsvergunning wordt geweigerd indien het belang van verlening niet opweegt tegen één of meer van de volgende waarden van behoud van houtopstand:

    * esthetische waarden;

    * landschappelijke waarden;

    * cultuurhistorische waarden;

    * waarden van stads- en dorpsschoon;

    * ecologische waarden;

    * waarden voor recreatie en leefbaarheid;

    * vitaliteitswaarde.

  • 3. In beginsel wordt geen omgevingsvergunning verleend voor houtopstanden voorkomend op de vastgestelde lijst van waardevolle en monumentale bomen, als bedoeld in artikel 5.

  • 4. Een vergunning tot vellen van een waardevolle of monumentale boom kan verleend worden indien er sprake is van:

    * gevaarzetting;

    * schade aan gebouwen;

    * een groot maatschappelijk belang.

  • 5. In beginsel wordt geen vergunning verleend indien velling in strijd is met het vigerende bestemmingsplan, de Flora en faunawet, de Habitatrichtlijn, of andere regelgeving inzake natuurbescherming.

  • 6. De beslissing op een aanvraag van een omgevingsvergunning tot vellen kan worden opgeschort als de aanvraag is ingediend in samenhang met de realisatie van een ander vergunningplichtig werk, zolang op die andere vergunningaanvraag niet is beslist.

  • 7. Een omgevingsvergunning tot vellen kan worden opgeschort of geweigerd, nadat een omgevingsvergunning, activiteit bouw- of aanleg is verleend, indien de rechthebbende aanvrager van de vergunning tot vellen niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand heeft aangemeld aan Burgemeester en Wethouders.

  • 8. Het bevoegd gezag verwijzen ter motivering van de in lid 2, 3, 4, 5 en 6 van dit artikel genoemde criteria naar de hieraan ten grondslag liggende beleidsregels.

  • 9. De Burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

Artikel 5 Waardevolle / Monumentale bomen

  • 1. De gemeente bezit een lijst, als bedoeld in artikel 2 eerste lid sub a en b waarin o.a. monumentale bomen zijn opgenomen, waarvoor in beginsel geen omgevingsvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.

  • 2. De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, eventueel aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en andere bijzondere houtopstand.

  • 3. De regelmatig bijgewerkte lijst met waardevolle en monumentale bomen omvat in ieder geval een voor een ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.

  • 4. De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van waardevolle en monumentale bomen is verplicht Burgemeester en Wethouders onmiddellijk mededeling te doen van:

    * eigendomsoverdracht van de houtopstand;

    * het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand;

    * de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

  • 5. De gemeente stelt een regeling vast voor het subsidiëren van kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van de monumentale bomen en bijzondere houtopstand.

  • 6. De gemeente heeft een bomenfonds c.q. voorziening voor de instandhouding van waardevolle en monumentale houtopstanden.

Artikel 6 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, kan tot de aan een vergunning tot vellen te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage gestort dient te worden in een gemeentelijk herplantfonds/herplantvoorziening.

  • 3. In het voorschrift als bedoeld in het eerste lid wordt telkens bepaald binnen welke termijn na de herplant  en op welke wijze niet aangeslagen herplant moet worden vervangen.

  • 4. Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn of de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 5. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften behoren aanwijzingen ter bescherming van nabijgelegen houtopstand en voorschriften ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 6. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

  • 7. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 7 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Indien niet ter plaatse kan worden herplant wordt een financiële bijdrage gestort gelijk aan de boomwaarde, conform taxatie volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen, in het gemeentelijk bomenfonds cq voorziening voor instandhouding van de bomenstructuur. 

  • 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herplant en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    * overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    * een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden.

  • 5. Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 8 Schadevergoeding

Burgemeester en Wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.

 

Artikel 9 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 2 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

Artikel 10 Bestrijding van iepenziekte

  • 1. Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepenziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 2. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door Burgemeester en Wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    b. de iepen ter plaatse te ontbasten en de bast te vernietigen;

    c. de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepenziekte wordt voorkomen.

  • 3. a. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben ofte vervoeren.

    b. Het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.

    c. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.

  • 4. Het niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 11 Bescherming publieke houtopstand

  • 1. Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn:

    * te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    * daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen boom­verzorgende taken.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een publieke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 12 Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 10 tweede, derde en vierde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met het bij of krachtens artikel 10, derde en vierde lid, artikel 11, eerste en tweede lid bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechtelijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Artikel 13 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de bij besluit van het bevoegd gezag of door Burgemeester aangewezen personen.

Artikel 14 Uitzicht belemmerende beplanting

De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, op te binden of te verwijderen na aanschrijving door het bevoegd gezag, binnen een door hen te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.

 

Artikel 15 Betreden van gebouwen en terreinen

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze afdeling dit vereist, zijn degene die belast zijn met de zorg voor de naleving van deze verordening of daaraan meewerken, bevoegd gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

Artikel 16 Overgangsbepaling

De omgevingsvergunningsaanvragen, die zijn ingediend voor de in artikel 15 genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

Artikel 17 Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Kerkrade 2012.

  • 2. Zij treedt in werking op de dag na afloop van de termijn van zes weken na die van haar bekendmaking. Op datzelfde tijdstip vervalt de Bomenverordening Kerkrade 2006.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kerkrade op 26 september 2012.

Bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand

Iedere gemeente in Nederland heeft een zekere financiële autonomie (zelfbestuur). Dus hoewel deze bijdrageregeling zich beperkt tot maatregelen voor duurzaam onderhoud, kan men de regeling natuurlijk uitbreiden tot reguliere onderhoudsmaatregelen.

Artikel 1: Bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand

  • 1.

    Bewust is gekozen voor expliciet noemen van bomen en andere houtopstanden vanwege de grotere ecologische waarde die bomen en/of heesters juist in samenhang met elkaar vormen.

  • 2.

    Deze volledig nieuwe bepaling is toegevoegd om de mogelijkheid tot positieve benadering van een kapvergunning en bijdrageregeling aan te geven. Soms zal men immers een kapvergunning aanvragen omdat het onderhoud te duur wordt.

  • 3.

    Dit is een niet limitatief bedoelde lijst van maatregelen.

  • 5.

    Soms zal het praktischer en goedkoper zijn als de gemeente zelf bepaalde werkzaamheden verricht. Het verdient aanbeveling een dergelijke beheersovereenkomst of erfdienst­baarheid voor meer jaren aan te gaan en notarieel vast te leggen en in de daarvoor bestemde registers te laten inschrijven, om in geval van een nieuwe eigenaar of andere zakelijk gerechtigde ook tegenover hen een recht op de houtopstand te hebben. Verstandig is het om het kapverbod nog eens expliciet in een dergelijke overeenkomst te vermelden.

Artikel 2: Procedure bijdrageregeling monumentale bomen

Boomverzorger is verkozen boven boomverzorgingsbedrijf om niet aan het juridische vereiste van een bedrijf/onderneming te hoeven voldoen. De deskundigheid staat immers voorop. De gemeente zal de begroting moeten opstellen bij geringe financiële draagkracht van aanvrager.

Appendix: Bijdrage regeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand

ARTIKEL 1:     Bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere houtopstand

  • 1.

    Burgemeester en Wethouders kunnen een bijdrage verlenen in de kosten van maatregelen, die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van een monumentale boom of       -bomen of andere bijzondere houtopstand.

  • 2.

    De bijdrage bedraagt maximaal 50 % van de goedgekeurde maatregelen met de maximale bijdrage volgens onderstaand schema.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders kunnen een bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, verlenen voor een bepaalde, monumentale houtopstand, indien zij een vergunning tot vellen voor deze houtopstand geweigerd hebben.

  • 4.

    Onder duurzame maatregelen, als bedoeld in het eerste lid, zijn in elk geval begrepen:

    • a.

      het onderzoek naar de veiligheid van de houtopstand en de groeiplaats;

    • b.

      kroonsnoei (herstel- en stabilisatiesnoei);

    • c.

      kroonverankering.

  • 5.

    De bijdrage kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar van de grond waarop zich houtopstand bevindt;

    • b.

      een natuurlijk of rechtspersoon die krachtens een persoonlijk of zakelijk recht het feitelijke gebruik heeft van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

    • c.

      Burgemeester en Wethouders kunnen, naast het in het eerste tweede en derde lid van dit artikel bepaalde, diensten verlenen voor het onderhoud en de instandhouding van een hout­opstand. Desgewenst kunnen zij hiervoor een schriftelijke, meerjarige overeenkomst sluiten.

Maximale bijdrage monumentale bomen en bijzondere houtopstand

Soort element

Max. bijdrage per 10 jaar per boom

Monumentale boom

€  500,00

Waardevolle boom

€  250,00

ARTIKEL 2:      Procedure bijdrageregeling monumentale bomen en bijzondere hout­opstand

  • 1.

    Een aanvraag om een bijdrage of dienstverlening als bedoeld in het eerste lid, respectie­velijk vijfde lid van artikel 1 moet schriftelijk worden ingediend bij Burgemeester en Wethouders.

  • 2.

    De aanvraag dient ondertekend te zijn door zowel de eigenaar als de gebruiker van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

  • 3.

    De bijdrage wordt slechts verleend indien een Visual Tree Assessment ( VTA ) rapportage en een begroting van de kosten, opgesteld door een deskundig boomverzorger, wordt bijgevoegd en vooraf door burgemeester en wethouders is goedgekeurd.

  • 4.

    De bijdrage wordt éénmaal per 10 jaar verleend. Voor de elementen ( boomstructuur en boomzone ) geldt dat de bijdrage éénmaal per 10 jaar, per element wordt verleend.

  • 5.

    Burgemeester en Wethouders kunnen nadere voorwaarden stellen aan vorm en inhoud van de aanvraag en de aanvraagprocedure.

ARTIKEL 3:     Hoogte van de bijdrage

  • 1.

    Burgemeester en Wethouders stellen bijdragen vast voor de in artikel 1 bedoelde maatregelen. Zij kunnen een maximumbijdrage vaststellen voor de maatregelen ter verrichten aan één boom of één andere houtopstand.

  • 2.

    De bijdrage wordt alleen toegekend voor de kosten, die vooraf door Burgemeester en Wethouders zijn goedgekeurd.

  • 3.

    De bijdrage wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de maatregelen worden uitgevoerd door een deskundig boomverzorger;

    • b.

      de maatregelen binnen 1 jaar na toekenning worden uitgevoerd;

    • c.

      de boom in alle opzichten behoorlijk in stand wordt gehouden.

    • d.

      Aan het verlenen van de bijdrage kunnen door de Burgemeester en Wethouders nadere voorwaarden worden gesteld. Één van de voorwaarden kan zijn dat de eigenaar wordt gevraagd, afhankelijk van de gesteldheid van de boom, jaarlijks een VTA rapportage te overleggen.

ARTIKEL 4:     Uitbetaling bijdrage

De bijdrage wordt uitbetaald indien:

  • 1.

    Burgemeester en Wethouders is gebleken dat de maatregelen naar behoren zijn getroffen;

  • 2.

    binnen 15 maanden na toekenning van de bijdrage de rekening van de boomverzorger is overgelegd.

ARTIKEL 5:     Het vervallen van de bijdrage

  • 1.

    De toekenning van de bijdrage vervalt, zodra:

    • a.

      degene aan wie de bijdrage is toegekend ophoudt eigenaar te zijn of anderszins onbevoegd wordt over de houtopstand te beschikken;

    • b.

      de houtopstand teniet is gegaan;

    • c.

      niet wordt voldaan aan de bepalingen van deze bijdrageregeling;

    • d.

      niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij toekenning van de bijdrage;

    • e.

      de eigenaar een privaatrechtelijke rechtspersoon is, die ontbonden wordt.

    • 2.

      Ingeval de eigendom van de houtopstand gedeeltelijk overgaat of de houtopstand gedeel­telijk teniet gaat, bepalen burgemeester en wethouders of en in hoeverre voor het overblijvende deel van de houtopstand verdere verlening van de bijdrage plaatsvindt.f

Nota-toelichting

Artikelsgewijze toelichting Bomenverordening 2012Artikel 1:        Begripsomschrijvingen

  • 1.

    a.        Boom: 

    Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. De minimale diktemaat is de meest gangbare en meest heldere vorm van afbakening. Andere vormen, zoals het vrijgeven van bepaalde boomsoorten of gebieden (erven, tuinen of wijken), leiden sneller tot misverstanden en vergissingen. Voor de maat van minimaal 20 cm is gekozen om invulling te geven aan de wens de hoeveelheid regels en bureaucratie te verminderen en de verantwoordelijkheid en zeggenschap van burgers en samenleving te versterken.

    Door de minimale doorsnede en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken ook juridisch beschermd zijn. Beeld­bepalende heesters of klimplanten, alsook pasgeplante herdenkings- of toekomstbomen, die niet de minimale doorsnede hebben, kunnen óf binnen de hoofdbomenstructuur staan óf opgenomen zijn in de lijst met monumentale bomen en bijzondere houtopstand op deze wijze beschermd zijn. Zie verder artikel 5.

  • b.        Houtopstand:                 

    Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

    Hoofdbomenstructuur: Vastgestelde opbouw en onderlinge samenhang van houtopstand in een bepaald gebied, in relatie tot het desbetreffende gebied.

    Boomvormer: Een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester - struik - struikachtige boom - (meerstammige) boom.

    Hakhout: Eén of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

    Houtwal: Lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.

    (Lint)begroeiing: Vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat ‘begroeiing’ in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden.

    Bosplantsoen: Aanplant van jong bos, bestaande uit hoofd­zakelijk heesters, struiken en boomvormers.

    Struweel: Een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.

    Heg: Een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid, met een minimale lengte van 3 meter.

    Klimplant: Verhoutend, overblijvend gewas dat zich hecht aan een dragend element, zoals een wand of muur. Bedoeld zijn beeldbepalende verticale begroeiingen van één of meer klimplanten van meer dan twee verdiepingen hoog.

    Dode bomen: Met ‘zowel vitaal als afgestorven’ is bedoeld ook het vellen van dode of bijna dode bomen vergunning­plichtig te maken. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of ‘bij vergissing’ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

  • c.         Boomstructuur:              

    Een verzameling houtopstanden die samen een –al dat niet onderbroken- lijn of  andere verbindingsstructuur vormen door het gebied. Bijvoorbeeld laanbomen, lintbegroeiingen, houtwallen, oeverbeplanting, wegbeplanting of dijkbeplanting.

  • d.        Boomzone:                     

    Een begrensd gebied van houtopstanden met een specifieke waarde of kwaliteit, dat een samenhangend geheel vormt. Bijvoorbeeld een landschap, streek, stadsdeel, wijk, plantsoen, begraafplaats, park of buitenplaats.

  • e.         Vellen:                            

    Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergun­ningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.

  • f.         Hakhout:                         

    De definitie kan als volgt worden geïnterpreteerd: een of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld als deel van het (vroegere) (bedrijfs)huishouden (nu veelal ten behoeve van behoud van cultuurhistorische, natuur- en / of landschaps­waarden) opnieuw op de stronk uitlopen.

  • g.       Dunning:                         

    Het begrip dunning is conform artikel 1 lid 1 Boswet toegevoegd.

  • h.       Monetaire boomwaarde:           

    De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

  • i.         Bomen effect analyse:   

    Waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn van de Bomenstichting voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.

  • j.         bevoegd gezag;              

    De wet algemene bepalingen omgevingsrecht ( Wabo )geeft de term “bevoegd gezag “ weer. Nu de aanvraag tot vergunning of ontheffing tot het vellen van houtopstanden voortaan een aan­vraag tot een omgevingsvergunning is, dient de term “bevoegd gezag “          gehanteerd te worden i.p.v. Burgemeester en Wethouder. De Wabo schrijft voor dat de omgevingsvergunning wordt ver­leend door één bevoegd gezag en dat één procedure wordt door­lopen met één procedure van rechtsbescherming mogelijkerwijs in twee instanties. Niet altijd is het bevoegd gezag, om te oor­delen over een             omgevingsvergunningaanvraag, het college van Burgemeester en Wethouders. Het kan voorkomen dat het college van gedeputeerde Staten het bevoegd gezag is of de minister. De verantwoordelijkheid voor het besluit en de handhaving op grond van de verordening ligt bij hetzelfde bevoegd gezag. Ook wijzigingen of intrekking van de omgevingsvergunning ligt dan bij datzelfde bevoegd gezag.

 Artikel 2:       Kapverbod

  • 1.

    Dit verbod is in verschillende opzichten ruimer dan het lijkt. Vellen is meer dan alleen omzagen en houtopstand is meer dan alleen een boom (zie artikel 1).

    2a.  De vrijstelling voor tuinen of erven kleiner dan 250 m2 komt voor uit het feit dat bomen het gebruik van relatief kleine (stads)tuinen sterk kunnen beperken. Evenals de beperking van een diktemaat wordt ook hier de eigen verantwoordelijkheid en zeggenschap van de burgers benadrukt.

    Met een bij een woning behorende achtertuin wordt bedoeld een bij die woning bedoeld perceel of perceelgedeelte dat in gebruik is als tuin of erf en waarbij de woning de tuin voor minimaal de helft van de perceelbreedte afschermt van de openbare weg.

    In principe wordt hierbij de achtergevelrooilijn conform bestemmingsplan gehanteerd.

    Bomen in voor- of zijtuinen zijn doorgaans bepalend voor het beeld van de straat of buurt derhalve ze gelijkgesteld worden met bomen in openbaar groen.

2b.  De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstand:

  • - populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

  • - fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

  • - fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • - kweekgoed;

  • - houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

  • * ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

  • * ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

De zinsnede ‘die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd’ bedoelt de alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht of fruitbomen zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel omgevingsvergunning, activiteit kapplichtig. Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.

Artikel 3:        Aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    Schriftelijke aanvraag voor de uitgebreide procedure is vanzelfsprekend noodzakelijk. Een situatieschets, op te stellen door de aanvrager, blijkt in de praktijk nodig aangezien men anders een tweede maal de omgevingsvergunning activiteit kap voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken.

Artikel 4:        Criteria

Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden. Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria kunnen in een afwegingsmodel worden geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten. Ook de door derde-belanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden.

Als voorbeelden van de weigeringsgronden kunnen worden genoemd:

  • * esthetische waarden, zoals het hebben van een bijzondere groeivorm;

  • * landschappelijke waarden, zoals het benadrukken van belangrijke lijnen in het landschap; het beeldbepalend zijn vanuit de standplaats in relatie met de omgeving;

  • * cultuurhistorische waarden, zoals het hebben van een specifieke gebruiksvorm, het verwijzen naar een specifieke historische gebeurtenis, het aanwezig zijn op een plek met bijzondere betekenis, het aanwezig zijn op een markeringsplek, het hebben van een mythologische betekenis, het behoren tot een bijzonder fruitras, het geadopteerd zijn door bijvoorbeeld een vereniging;

  • * waarden van stads- en dorpsschoon zoals het bepalend zijn voor het straatsbeeld of stadsbeeld; het versterken van de architectonische betekenis van één of meer gebouwen;

  • * ecologische waarden, zoals het innemen van een bijzondere plaats in het ecosysteem, milieukundig gezien het hebben van een bijzondere waarde vanwege het beïnvloeden van het microklimaat, het behoren tot een bijzondere vertegenwoordiger van één soort (genenreservoir);

  • * waarden voor recreatie en leefbaarheid;

  • * vitaliteitswaarde, in die zin dat de houtopstand zijn matige tot goede kwaliteit zeker gedurende de komende tien jaar behoudt.

 

Aangezien voor waardevolle en monumentale bomen in beginsel geen vergunning tot vellen wordt afgegeven (art. 4 lid 3) is het wenselijk vooraf helderheid te scheppen in de criteria op grond waarvan voor dergelijke bomen wel een vergunning tot vellen verleend kan worden.

Deze criteria zijn als volgt geformuleerd:

 

  • * Gevaarzetting. Bij acuut gevaar kan de burgemeester toestemming geven tot direct vellen (art 4, lid 9). Bij geen acute gevaardreiging dient een beoordeling plaats te vinden door een gediplomeerd en erkent boomtaxateur.

 

  • * Schade aan gebouwen. Bomen kunnen aanzienlijke schade berokkenen aan bouwwerken. De grootte van de schade is veelal afhankelijk van de standplaats, de boomsoort en de kwaliteit van de constructie. Reeds aanwezige schade is doorgaans vrij eenvoudig te constateren (bijv. scheuren ) Moeilijker is het wanneer nog geen sprake is van schade doch men mogelijke toekomstige schade wenst te voorkomen. Specialistisch onderzoek dient dan aan te geven wat het schaderisico is. Een dergelijk onderzoek dient plaats te vinden door een gespecialiseerd boomtechnisch bedrijf in opdracht van de vergunningaanvrager. Er is hier duidelijk gekozen voor de term ‘gebouwen’ in plaats van bouwwerken aangezien bouwwerken zoals tuinmuren, keerwanden of infrastructurele voorzieningen ondergeschikt worden geacht aan waardevolle en monumentale bomen. In dit kader kan bij de beoordeling nog onderscheid gemaakt worden tussen waardevolle en monumentale bomen. 

 

  • * Groot maatschappelijk belang. Het belang van waardevolle en monumentale bomen kan ondergeschikt zijn aan ontwikkelingen van groot maatschappelijk belang. Daarbij is dit onder invloed van de maatschappelijke ontwikkelingen tijdgebonden en kan enig besluit in tegenspraak zijn met een jaren eerder genomen besluit. In deze situaties zal de afweging steeds door het college plaats dienen te vinden.

 

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46 - 3:50 en 4:82 - 4:84) dient de motivering van het besluit van Burgemeester en Wethouders te verwijzen naar gemeentelijke beleidsregels zoals bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën en beleidskaarten.

Met Habitatrichtlijn is bedoeld de EU richtlijn van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (92/43).

Artikel 5:        Waardevolle en Monumentale bomen en bijzondere houtopstand

  • 1.

    De lijst met monumentale bomen bevat bijzondere beschermwaardige bomen en andere houtopstand. De lijst kan ook houtopstand bevatten met een kleinere dwarsdoorsnede dan in artikel 1 genoemd. Op deze wijze kan een (landschappelijk) waardevolle houtopstand,  nieuw aangeplante herdenkingsbomen met een kleinere diktemaat toch bescherming genieten. Duurzaam behoud van houtopstand op de lijst van monumentale bomen heeft een hoge prioriteit. De houtopstand is extra beschermd doordat alleen bij hoge uitzondering een kapvergunning wordt verleend. Verder is het beleid erop gericht de monumentale (niet de waardevolle) bomen op te nemen in bestemmingsplannen waarbij de opname precies uitgewerkt wordt in de bestemmingsplanvoorschriften en de (toekomstige) kroonprojectie zorgvuldig ingetekend wordt op de plankaart. Door het dwingend karakter van het bestemmingsplan zijn deze bomen direct in beeld bij iedere herbestemming. Er kunnen dus geen bouw- en aanlegactiviteiten plaatsvinden zonder dat dit aan de boombestemming getoetst wordt.

  • 2. Dit artikel geeft gemeenten een aantal algemene richtlijnen waaraan een lokale monumen­tale bomenlijst minimaal moet voldoen. Het is belangrijk om de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en het kadastraal perceelsnummer te weten.

  • 5.

    De geïnde boetes en schadevergoedingen op grond van deze verordening zullen in het bomenfonds te storten. Dit fonds of deze voorziening dient gebruikt te worden voor specifieke maatregelen voor de instandhouding van monumentale bomen of voor de subsidiëring van instandhoudingsmaatregelen.

Artikel 6:        Bijzondere vergunningsvoorschriften

Herplantplicht:

De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.

Natuurbescherming: Lid 4 maakt het mogelijk op grond van de geldende natuurbeschermings­regels, waaronder de Flora- en Faunawet (wet van 25 mei 1998, Stb. 402), Europese vogel- en habitatrichtlijnen, nadere concrete voorschriften op te leggen, bijvoorbeeld het niet vellen zolang er vogels broeden in de bomen of niet vellen op zodanige wijze dat nabije beschermde soorten planten of paddestoelen vernield worden. Het niet mogen vellen in het broedseizoen dient in een vergunningsvoorschrift uitgewerkt te zijn. De bescherming van broedende vogels geldt reeds op grond van de wet (art. 12 Flora- en Faunawet), maar soms is er de behoefte van concretere afbakening van begrippen als broedseizoen of wijze van vellen. Soms geeft men onder de vergunning een uitleg hoe de aanvrager met dit onderwerp om kan gaan. Indien er aanleiding toe is, kan de uitvoering van deze bepaling wel door voorschriften bij de vergunningverlening worden geregeld.

Andere werken: Lid 5 verwoordt de bevoegdheid van het bevoegd gezag om de vergunningverlening afhankelijk te stellen van andere vergunningplichtige werken en de uitvoering daarvan. Soms kan in een eerdere fase dan bij vergunning om te vellen al tot een aanhouding van het kapbesluit besloten worden op grond van artikel 4 van deze verordening. Uitvoering van deze bepalingen is afhankelijk van de wijze waarop de communicatie tussende verschillende sectoren is geregeld. Ook hiervoor is een beleidsmatige uitwerking gewenst.

 

Artikel 7:        Herplant-/instandhoudingsplicht

Voorschriften: Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, vraagt dus om beleidsmatige uitwerking. Deze uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant. Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in artikel 14.

Financiële herplant: Let op dat een financiële herplantplicht daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt dient te worden blijkens de rechtspraak en niet voor extra snoeien of iets dergelijks. Bovendien moet die herplant zo nabij als mogelijk uitgevoerd worden.

Artikel 8:        Schadevergoeding

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.

Artikel 9:        Afstand van de erfgrenslijn

De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude B.W. toegevoegd: tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten’. Daarom is in deze modelverordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleind. Met ‘nihil’ voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische mogelijkheden in burenruzies zijn hiermee enigszins verminderd.

Artikel 10:      Bestrijding iepenziekte

Dit artikel is toegevoegd, hoewel reeds soortgelijke artikelen in den lande van kracht zijn, meestal met ‘ontschorsen’ in plaats van ‘ontbasten’. De bast is het levende weefsel onder de schors en het is noodzakelijk de gehele bast te verwijderen. Belangrijk is dat na velling ter plaatse wordt ontbast, om potentieel broedhout en verspreiding van de besmetting te voorkomen. Onder artikel 2 lid 3 is al kort toegelicht dat dit iepenziekte nodig is geworden nu het Besluit bestrijding iepenziekte is opgeheven en de Minister de gemeenten zelf de bevoegdheid heeft gelaten om tegen deze ziekte op te treden. Optreden is dringend gewenst om nog enige iepen in ons land over te houden (vgl. de situatie in Engeland).

In het vierde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen met name voor een afdeling ‘Groen’.

Straf- en slotbepalingen

Het apart bijeenzetten van de strafbepalingen levert meer overzichtelijkheid op.

Artikel 12:      Strafbepaling

De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door Burgemeester en Wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schade­vergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand.

Ratio: De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele straf­vervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld. Soms kan de rechter overgaan tot bijzondere maatregelen, zoals publicatie van een vonnis of voordeeltoekenning (d.w.z. dat justitie afziet van strafvervolging indien verdachte de schade vergoedt).

Samenloop: Ook een samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz.) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken.

De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door Burgemeester en Wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schade­vergoeding wegens schade aan publieke bomen of houtopstanden.

Schadevergoeding: De ingestelde strafvervolging staat het instellen van een privaatrechtelijke schadevordering als gevolg van waardevermindering of verlies van de boom niet in de weg. Wel blijken rechters en officieren in de praktijk terughoudend in het tweemaal juridisch aanpakken van hetzelfde feit.

Artikel 13:      Toezichthouders

Ter toezicht op de naleving en het toezicht op de uitvoering en handhaving van het verbod een houtopstand te vellen of te doen vellen zonder omgevingsvergunning (art. 5.13 Wabo ) zijn de aangewezen toezichthouders bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. Hierbij dienen toezichthouders tevens te beschikken over een machtiging tot betreden verstrekt door Burgemeester en Wethouders.