Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2017

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

b motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1, onder ia van het RVV 1990;

c houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

d parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

e vergunning: een door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning of abonnement krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een belanghebbendenplaats of een vergunningplaats;

f vergunninghouder: de natuurlijke- of rechtspersoon aan wie een vergunning als bedoeld onder e is verleend.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

a een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    a degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    b zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat

    1e indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overlegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

    2e indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren;

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend;

Artikel 6 Wijze van heffing en termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt in deze aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 8 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 61,--.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De "Verordening parkeerbelastingen april 2016" , wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de vijfde dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2017".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in openbare raadsvergadering van de gemeente Kerkrade van 21 december 2016.
De voorzitter van de raad, De griffier,
J.J.M. Som. B.W.E. van der Wijst - Triepels.

Bijlage Tarieventabel parkeerbelasting

1 Het tarief van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt voor het parkeren bij parkeerapparatuur:

Locatie I € 1,00 per uur

• plein van Beethovenstraat/Mozartstraat (Theaterplein)*/**

• van Beethovenstraat (tussen Niersprinkstraat en kruising Mozartstraat/J.S. Bachstraat)

• Poststraat

• plein aan het Kloosterraderplein **

• Kloosterraderstraat (tussen Poststraat en Oranjestraat)

• Engerweg

• Kapellaan (tussen kruising Putgang/Casper Sprokelstraat en Markt)

• Parkeerdek Einderstraat

• Kerkplein (naast Lambertuskerk) **

• Parkeerterrein aan de Wijngracht (Atriumterrein) **

* Nog niet van toepassing vanwege bouwwerkzaamheden centrumplan

** Eerste 2 uur gratis parkeren

Locatie II. enkel op zaterdagen € 0,80 per uur

• plein aan Portbeemden

• plein aan Torenstraat

2. Het tarief voor een vergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

• Per maand * € 14,15

• Per dag (zakelijke vergunning) € 3,20

• Per half jaar voor het "Veldhofcomplex" Portbeemden(plein), € 13,45

Torenstraat 17 t/m 37 B en de parkeervakken en een deel van de parkeerstrook (tegenover parkeervakken) in de Pastoor Stevensstraat

• Per jaar voor in Kerkrade woonachtige houders van een invalidenparkeerkaart € 30,40

Toelichting:

Betreft vergunning t.b.v. plekken betaald parkeren conform aanwijzingsbesluit.

Tarief ontheffing i.r.t. “blauwe zone” wordt geregeld in Legesverordening.

3. Het tarief voor een vergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b voor het Parkeerterrein aan de Wijngracht (Atriumterrein), bedraagt:

• Per maand € 40,00