Parkeerverordening gemeente Kerkrade 1993

Geldend van 14-12-2010 t/m heden

Intitulé

PARKEERVERORDENING GEMEENTE KERKRADE 1993

De Raad van de gemeente Kerkrade;

gezien het voorstel van het college d.d. 18-11-1992, nr. 344;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6 van de Wegenverkeerswet;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor het parkeren.

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel A

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. vervallen;

b. het RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

c. motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

d. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

e. houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moeten worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

f. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder p

arkeerapparatuur wordt verstaan;

g. parkeerapparatuurplaats: parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

h. belanghebbendenplaats:

1. een parkeerplaats, die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd.

i. vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen;

j. vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel B

  • 1. Het college kan bij openbaar te maken besluit weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Het college kan bij openbaar te maken besluit, die tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel C

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig (voertuig) wanneer deze

    a. woont in een gebied waar belanghebbenden plaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, dan wel

    b. een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig (voertuig) te parkeren.

  • 3. De eigenaar of houder van een motorvoertuig (voertuig) die voldoet aan beide in het tweede lid gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder a. genoemde voorwaarden.

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen (voertuigen) die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

  • 5. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

  • 6. Het college kan aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mos en alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel D

  • 1. Het college kan, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 2. Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van een aanvraag om vergunning met inachtneming van artikel 4:15 Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste 4 weken verrlengen.

Artikel E

  • 1. Een vergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    a. de periode waarvoor de vergunning geldt;

    b. het gebied waarvoor de vergunning geldt

    c. de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel F

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

a. op verzoek van de vergunninghouders;

b. wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

c. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

d. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

e. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

f. Wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

g. om redenen van openbaar belang;

h. wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel G

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig (voertuig) te plaatsen of te laten staan: a. op een parkeerapparatuurplaats; b. op een belanghebbendenplaats;

  • 2. Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik ervan belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel H

  • 1. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel I

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig (voertuig) te parkeren of geparkeerd te houden:

    a. zonder vergunning

    b. zonder dat het motorvoertuig (voertuig} duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    c. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel J

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs-en slotbepalingen

Artikel K

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel L

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Parkeerverordening gemeente Kerkrade 1993".

Artikel M

Deze verordening treedt in werking op een door het college bij openbaar besluit bekend te maken datum.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van d.d. 25-11-1992 en gewijzigd d.d. 16-03-1994, d.d. 02-11-1994 en d.d. 24-11-2010.
De raad voornoemd,
De voorzitter,
De secretaris,