Beleidslijn voor de toepassing van de wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Kerkrade 2018

Geldend van 25-10-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidslijn voor de toepassing van de wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Kerkrade 2018

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Kerkrade, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende:

dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral is gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit;

dat de integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie, sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten;

dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en zelf de bevoegdheid hebben om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zullen toepassen;

dat door het vaststellen en implementeren van een beleidslijn de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze biedt aan zowel de ambtenaren als aan de burgers;

dat de vergunningen/ontheffingen voortkomende uit gemeentelijke verordeningen opgenomen in dit beleid zijn gekozen op basis van ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door o.a.:

- grote laagdrempeligheid door de geringe functie-eisen voor de onderhavige ondernemingen;

- grootschalig gebruik van contant geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor het witwassen van criminele gelden;

dat op 17 augustus 2004 op grond van de Wet Bibob de ‘Regeling Beleidslijn Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’ is vastgesteld inzake de toepassing van de Wet Bibob, welke beleidslijn bekend is gemaakt op 15 september 2004 en op dezelfde datum in werking is getreden;

dat onderhavig beleid geldt ter vervanging van ‘Regeling Beleidslijn Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’ van de gemeente Kerkrade;

Besluiten:

I. In te trekken de ‘Regeling Beleidslijn Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’;

II. Vast te stellen de ‘Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2018 (Bibob-beleidslijn 2018)’;

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    a. bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Kerkrade.

    b. betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning/ontheffing, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer.

    c. Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

    d. RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum.

    e. Bibob-toets: een onderzoek door het bestuursorgaan naar een ernstige mate van gevaar of een mindere mate van gevaar zoals bedoeld in de Wet Bibob.

Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

Een Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij de volgende aanvragen:

a. vergunningen voor seksinrichtingen en escortbedrijven (artikel 3:3 Algemene Plaatselijke Verordening);

b. exploitatievergunningen bestemd voor coffeeshops (artikel 2:36 Algemene Plaatselijke Verordening);

c. exploitatievergunningen voor smart- en/of headshops (artikel 2:58 Algemene Plaatselijke Verordening);

d. vergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) bij:

1. bouwactiviteiten met bouwkosten van € 500.000, - of meer;

2. bouwactiviteiten met bouwkosten meer dan €25.000,- en minder dan € 500.000, - indien de aanvraag ziet op een gebruiksfunctie die valt binnen een van de navolgende risicocategorieën:

 seksinrichtingen (o.a. prostitutiebedrijven, erotische massagesalons, seksbioscopen, seksautomatenhallen, sekstheaters, parenclubs);

 horeca- inrichtingen;

 massagesalons;

 coffeeshops;

 smart- en headshops;

 afvalopslag-, afvalbewerkings- en afvalverwerkingsbedrijven (waaronder autosloperijen);

 belwinkels;

 autohandelaren;

 transportondernemingen en pakketdiensten;

 kapsalons;

 cadeauwinkels;

 kamerverhuurbedrijven waarbij sprake is van verhuur van 3 kamers of meer;

 zonnestudio's;

 tattooshops;

 bedrijfsmatige sauna’s.

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen die gelegen zijn in risicogebieden

Een Bibob- toets vindt in beginsel plaats bij de volgende aanvragen wanneer die gelegen zijn in aangewezen risicogebied:

a. horecavergunningen (artikel 3 Drank- & Horecawet), met uitzondering van vergunningen voor inrichtingen die geëxploiteerd worden door een paracommerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

b. exploitatievergunning voor openbare inrichtingen (artikel 2:36 Algemene Plaatselijke Verordening).

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen op basis van beschikbare informatie

Een Bibob-toets vindt voorts plaats bij de hierna genoemde aanvragen indien sprake is van ambtelijke

informatie, informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, informatie vanuit het OM als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob of informatie van het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:

a. horecavergunningen voor zover deze niet reeds onder de in artikel 2.2, onder a, van de in deze beleidslijn genoemde regels vallen; (artikel 3 Drank- & Horecawet);

b. exploitatievergunningen voor openbare inrichtingen voor zover deze niet reeds onder de in artikel 2.2, onder b, van de in deze beleidslijn genoemde regels vallen; (artikel 2:36 Algemene Plaatselijke Verordening);

c. aanvragen als bedoeld in artikel 30a van de Drank- en Horecawet;

d. een wijziging van de exploitatievergunning openbare inrichting bestemd voor het toevoegen van een of meer leidinggevende(n) (artikel 2:36 Algemene Plaatselijke Verordening);

e. aanvragen als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet (paracommerciële instelling);

f. aanvragen voor een evenementenvergunning (artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening);

g. aanvragen voor vergunningen voor speelautomatenhallen (artikel 2:84 Algemene Plaatselijke Verordening);

h. aanvragen voor vergunningen voor de verhuur van kamers (artikel 2:77 Algemene Plaatselijke Verordening)

i. aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) voor zover deze niet reeds onder de in artikel 2.1, onder d, van de in deze beleidslijn genoemde regels vallen;

j. de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer);

k. de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).

Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Een Bibob-toets kan plaatsvinden op reeds verleende, in artikel 2.1, 2.2 en 2.3 van dit beleid genoemde beschikkingen, indien:

a. uit eigen informatie dan wel uit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van enige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

b. informatie als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob is verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op enige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

c. bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente of op een andere locatie binnen de gemeente bij een Bibob-toets enige mate van gevaar is geconstateerd.

Artikel 2.5 Toepassingsbereik bij subsidies

Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een aanvraag voor dan wel de intrekking van een reeds verleende subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling, indien:

a. uit eigen informatie dan wel uit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van enige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

b. informatie als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob is verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op enige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

c. bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente of op een andere locatie binnen de gemeente bij een Bibob-toets enige mate van gevaar is geconstateerd.

Artikel 2.6 Vrijstellingen

In afwijking van het in artikel 2.1 tot en met artikel 2.5 gestelde wordt de Wet Bibob niet toegepast ingeval de aanvraag afkomstig is van:

a. Overheidsinstanties;

b. Semioverheidsinstanties;₁

c. Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

₁ Semioverheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten organisaties die dicht tegen de overheid aan zitten. Kenmerken van semioverheid zijn:

a. wettelijke taken of het dienen van een uitgesproken publiek belang en

b. een (aanzienlijke) publieke financiering

Artikel 2.7 Weigeren invullen Bibob-vragenformulier

  • 1. Bij weigering om het Bibob-vragenformulier volledig ingevuld te retourneren bij de aanvraag van een nieuwe beschikking, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden.

  • 2. Bij weigering om het Bibob-vragenformulier volledig ingevuld te retourneren bij een reeds verleende beschikking, zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 eerste lid juncto artikel 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De gemeente kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1 onder o van de Wet Bibob, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst bij een ernstige mate van gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 van de Wet kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.

De Bibob-toets wordt beperkt tot de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

- hoge mate van financiële complexiteit;

- hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

- exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

Het besluit tot uitvoering van het Bibob onderzoek kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

a. informatie verkregen van het Bureau;

b. informatie verkregen van het OM conform artikel 26 van de wet (OMtip);

c. informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC;

d. eigen ambtelijke informatie.

Indien de Bibobprocedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

De gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren bij overheidsopdrachten ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, indien:

a. uit eigen informatie dan wel uit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van enige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

b. informatie als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob is verkregen, vanuit het OM, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op enige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

c. bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente of op een andere locatie binnen de gemeente bij een Bibob-toets enige mate van gevaar is geconstateerd.

De gemeente past de Bibob-toets conform het bovenstaande alleen toe binnen de sectoren waarin de wet Bibob en aanverwante regelgeving voorziet.

Paragraaf 4: Uitvoering

Artikel 4.1 Bibob-toets

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen zal betrokkene, naast de gebruikelijke (aanvraag)formulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

Het niet of niet volledig aanleveren van de in het kader van de Wet Bibob gevraagde gegevens leidt op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, dan wel op grond van artikel 4 eerste lid juncto artikel 30 Wet Bibob tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning, dan wel de ontbinding van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht, dan wel de opschorting of ontbinding van een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie.

Het Bibob-vragenformulier en bijbehorende documenten stellen het bestuursorgaan in staat om het eigen onderzoek te verrichten. Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van het door de aanvrager/houder van de vergunning ingevulde Bibob-vragenformulier (incl. bijlagen), justitiële en politiële gegevens, extra aangeleverde informatie en een onderzoek van open bronnen.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het overgaan tot:

a. intrekking van een eerder verleende beschikking;

b. weigering van de aangevraagde beschikking;

c. het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet;

d. afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht;

Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

Voor zover uit het eigen onderzoek blijkt dat geen sprake is van ‘ernstig gevaar’ als bedoeld in de Wet Bibob kan het bestuursorgaan bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

Artikel 4.2 Bibob-advies

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

a. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd dan wel waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft;

b. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking/vastgoedtransactie te verbinden onderneming(en);

c. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking/vastgoedtransactie te verbinden activiteiten;

d. de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De betrokkene wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.

Artikel 4.3 Beslissing na advies

  • 1. Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:

    a. intrekking van een eerder verleende beschikking;

    b. weigering van de aangevraagde beschikking;

    c. het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet;

    d. afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht, dan wel ontbinding van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht;

    Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2. Indien uit het afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat sprake is van een 'mindere mate van gevaar' als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan overgaan tot:

    a. verbinden van risico mitigerende voorschriften aan de beschikking;

    b. het niet aangaan van een vastgoedtransactie, dan wel het inroepen van een ontbindende voorwaarde als bedoel in artikel 5a onder b. van de Wet;

    c. afwijzing van een inschrijving op een overheidsopdracht dan wel ontbinding van de overeenkomst inzake een overheidsopdracht;

    Daarbij kan in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde mindere mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

Paragraaf 5: Geheimhouding

Artikel 5.1 Geheimhoudingsplicht

Het advies van het Bureau zal worden gebruikt ter onderbouwing van de uiteindelijke beslissing omtrent de vergunning, subsidie, aanbesteding of vastgoedtransactie. In geval aan betrokkene op grond van de Wet Bibob een kopie van het adviesrapport van het Bureau ter hand wordt gesteld, is betrokkene gebonden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet Bibob.

Een ieder die krachtens de Wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededeling toelaat.

Paragraaf 6: Invoering

Artikel 6.1 Invoeringsdatum

Deze beleidslijn is vastgesteld door de Burgemeester respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders op en treedt in werking de dag na publicatie.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, in de vergadering van 02 oktober 2018.

De burgemeester,

J.J.M. Som

Het college, de secretaris,

J.J.M. Som H.J.M. Coumans MPM