Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2020

Geldend van 27-02-2020 t/m heden

Intitulé

Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2020

Beleidsregels van de burgemeester van Kerkrade voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet bij woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende bouwwerken en/of erven.

Achtergrond

Op 1 december 2007 is een wijziging van de Opiumwet in werking getreden. Met die wijziging heeft de Wetgever een nieuw artikel 13b in het leven geroepen. Dit artikel heeft de burgemeester de bevoegdheid gegeven om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven hard- of softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

De aanleiding van de invoering van het artikel in kwestie was, kort samengevat, gelegen in het feit dat het tot dan toe gebruikte instrument (artikel 174a van de Gemeentewet) niet toereikend werd geacht voor een slagvaardig optreden tegen de aanwezigheid van verdovende middelen in woningen en lokalen. Dit vanwege het feit dat bij de toepassing van artikel 174a Gemeentewet door het bevoegd gezag steeds de verstoring van de openbare orde als gevolg van de aanwezigheid van verdovende middelen aangetoond diende te worden. Voornoemde verstoring hoeft bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet niet meer aangetoond te worden. De enkele constatering van overtreding van het in de artikelen 2 en/of 3 van de Opiumwet bepaalde maakt dat toepassing van artikel 13b Opiumwet mogelijk is.

Naar aanleiding van het voorgaande, heeft de burgemeester reeds in het verleden beleid vastgesteld omtrent de toepassing van artikel 13b Opiumwet. De tot op heden meest actuele versie daarvan betreft het “Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2017.” Dit beleid is vastgesteld op 12 januari 2018, gepubliceerd op 7 februari 2018, in werking getreden op 8 februari 2018 en omvatte een aanscherping ten opzichte van het tot dan geldende beleid.

Gelet op het navolgende, bestaat thans wederom de noodzaak om het “Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2017” te actualiseren.

Verdovende middelen in Kerkrade

De burgemeester van Kerkrade past artikel 13b Opiumwet toe sinds de inwerkingtreding daarvan. De afgelopen jaren ontvangt de burgemeester zeer regelmatig rapportages van politie, waarin melding wordt gemaakt van het aantreffen van verdovende middelen in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven. In 2015 heeft de burgemeester op basis van ontvangen rapportages maar liefst 77 keer (33 waarschuwingen en 44 pandsluitingen) het gemeentelijk damoclesbeleid toegepast. In 2016 betrof dit 68 (17 waarschuwingen en 51 sluitingen) keer. In 2017 is het Damoclesbeleid 60 (20 waarschuwingen en 40 sluitingen) keer toegepast. In 2018 betrof dit 47 (22 waarschuwingen en 25 sluitingen) keer en in 2019 betrof dit 51 (13 waarschuwingen en 38 sluitingen) keer. Per 31 december 2019 waren er bovendien nog 17 lopende sluitingsprocedures in behandeling. De ontvangen rapportages hadden betrekking op zowel de productie van- als handel in verdovende middelen, waarbij het overgrote merendeel betrekking had op hennep.

Verder heeft de gemeente Kerkrade sinds 2011 een gemeentelijk meldpunt waar inwoners drugsoverlast kunnen melden. Voornoemd meldpunt heeft van 2018 tot eind 2019 maar liefst 142 drugsoverlastmeldingen ontvangen, waarvan het merendeel direct te relateren was aan woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven.

Tenslotte heeft de productie c.q. teelt van verdovende middelen in panden in Kerkrade de afgelopen jaren meermaals tot gevolg gehad dat grootschalig optreden van diverse hulpdiensten noodzakelijk is geweest.

Te denken valt daarbij aan het aantreffen van een labs voor de productie van synthetische drugs (december 2015 en september 2019), een grote stroomstoring als gevolg van de aanwezigheid van een hennepplantage (december 2019) en een aantal (grote) woningbranden, veroorzaakt door een hennepplantage (juli 2015, december 2016, oktober 2017, februari en augustus 2019).

Noodzaak tot aanscherping bestaand beleid m.b.t. toepassing art. 13b Opiumwet

Mede gelet op het voorgaande, moge duidelijk zijn dat de aanwezigheid van verdovende middelen in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende bouwwerken en/of erven de nodige impact heeft voor de gemeente Kerkrade en haar inwoners. Als gevolg van deze aanwezigheid ontstaan er gevoelens van onveiligheid en komt op diverse plaatsen binnen de gemeente de openbare orde en veiligheid, alsmede het geordend woon- en leefmilieu in het geding.

Tegelijk signaleert de burgemeester dat bovenstaande ontwikkeling zich voordoet, ondanks het feit dat zij reeds geruime tijd, conform het tot op heden geldend “Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2017” , gebruik maakt van de mogelijkheden die artikel 13b van de Opiumwet biedt. Een oorzaak hiervan kan gelegen zijn in het gegeven dat de gemeente Kerkrade een grensgemeente is en daarmee een aanzuigende werking heeft op gebruikers, producenten en de handel van verdovende uit het buitenland, met name Duitsland. Voorts heeft het overschot aan leegstaande bedrijfs- en woonruimte en de relatief goedkope huur- en koopprijzen in Kerkrade mogelijk tot gevolg dat woon- en bedrijfsruimte in Kerkrade aantrekkelijk zijn voor criminelen. Het voorgaande maakt een strenge handhaving noodzakelijk teneinde de openbare orde en veiligheid en een geordend woon- en leefmilieu te borgen.

Daarnaast heeft de Wetgever begin 2019 artikel 13b van de Opiumwet zodanig aangepast dat het mogelijk is geworden om ook tot sluiting over te gaan in gevallen waarin geen daadwerkelijke verdovende middelen, maar wel stoffen, materialen, voorwerpen en dergelijke worden aangetroffen, die bedoeld zijn voor de productie en/of handel van verdovende middelen. Het tot op heden geldende Damoclesbeleid voorzag niet in de toepassing van die verruimde sluitingsmogelijkheden, terwijl de noodzaak daartoe – gelet op het bovenstaande – wel wordt onderkend.

Tenslotte is het tot op heden geldende Damoclesbeleid relatief gedateerd. Bij een actualisering kunnen opgedane ervaringen bij de toepassing daarvan en ontwikkelingen, die zich in de jurisprudentie hebben voorgedaan, worden meegenomen.

Het voorgaande maakt dat de burgemeester een actualisering en aanscherping van het tot op heden geldende beleid ten aanzien van de toepassing van artikel 13b Opiumwet noodzakelijk acht.

Inhoud van de actualisatie en aanscherping

Kort samengevat, omvat de huidige actualisatie en aanscherping van het tot op heden geldende beleid ten aanzien van de toepassing van artikel 13b Opiumwet het volgende:

- de implementatie van de verruimde sluitingsmogelijkheden ten aanzien van de aanwezigheid van

stoffen, materialen, voorwerpen en dergelijke, die bedoeld zijn voor de productie en/of handel van verdovende middelen;

- de “herhalingstermijnen” worden van 24 maanden naar 36 maanden verlengd;

- tekstuele aanpassingen op basis van opgedane ervaringen in de toepassing van het tot op heden geldende damoclesbeleid.

Verbanden met het Kerkraadse Coffeeshopbeleid en Victoriabeleid

Voorliggend beleid is niet van toepassing op de legale verkooppunten van softdrugs c.q. coffeeshops. Met een legaal verkooppunt van softdrugs wordt bedoeld een verkooppunt dat zowel over een van gemeentewege verleende rechtsgeldige exploitatievergunning beschikt als over een van gemeentewege verleende gedoogverklaring. Op legale verkooppunten van softdrugs is het “Handhavingsbeleid gedoogde coffeeshops Kerkrade 2013” van toepassing.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat voorliggend beleid wel van toepassing is op illegale verkooppunten van softdrugs c.q. coffeeshops die niet over voornoemde exploitatievergunning en gedoogverklaring beschikken.

In gevallen waarin - naast voorliggend beleid - tevens het gemeentelijk Victoriabeleid (beleid omtrent toepassing van art. 174a van de Gemeentewet) van toepassing is, gaat toepassing van het voorliggend beleid voor op de toepassing van het gemeentelijk Victoriabeleid.

Beleidsregels

Artikel 1. Toepassing art. 13b Opiumwet

  • 1. Indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven of bouwwerken:

    a. een handelshoeveelheid van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) of lijst II (softdrugs) van de Opiumwet wordt vervaardigd of geteeld, verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is;

    maakt de burgemeester gebruik van de haar ingevolge art. 13b van de Opiumwet toekomende bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang. Indien een voornoemd middel, voorwerp of stof wordt aangetroffen op een erf of in een bouwwerk behorende bij een woning of lokaal, dan vindt de toepassing van bestuursdwang tevens plaats ten aanzien van de woning of het lokaal waartoe het erf of bouwwerk naar het oordeel van de burgemeester redelijkerwijs behoort.

  • 2. In afwijking van het in lid 1 bepaalde, vindt toepassing van de in lid 1 genoemde bevoegdheid niet plaats indien:

    - er sprake is van een geval als bedoeld in art. 13b, lid 2 van de Opiumwet; of

    - het naar het oordeel van de burgemeester aannemelijk is dat de betreffende verdovende middelen een hoeveelheid voor eigen gebruik – en daarmee aldus geen handelshoeveelheid – betreft. Voor wat betreft de betekenis van de termen “hoeveelheid voor eigen gebruik” en “handelshoeveelheid” wordt aansluiting gezocht bij de heersende lijn in de jurisprudentie omtrent dat onderwerp. Een hoeveelheid verdovende middelen, waarvan naar het oordeel van de burgemeester redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze bedoeld is c.q. was voor de handel, wordt – ongeacht de feitelijke hoeveelheid – te allen tijde gezien als een handelshoeveelheid.

  • 3. Toepassing van de in lid 1 genoemde bevoegdheid vindt, afhankelijk van de vragen:

    - of het hard- dan wel softdrugs betreft;

    - of het een lokaal dan wel woning betreft;

    - of het middelen als bedoeld in artikel 13b, eerste lid onder a dan wel voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 13b, eerste lid onder b van de Opiumwet betreft;

    plaats conform de in Bijlage I opgenomen Handhavingsmatrix A (harddrugs in/bij lokalen en woningen), B (softdrugs in/bij lokalen), C (softdrugs in/bij woningen) of D (voorbereidingshandelingen in/bij woningen en lokalen).

  • 4. Indien tegelijkertijd zowel een middel als bedoeld in Lijst I als Lijst II van de Opiumwet wordt aangetroffen, dan vindt toepassing van de in lid 1 genoemde bevoegdheid plaats conform de wijze die de betreffende Handhavingsmatrix voor middelen als bedoeld in Lijst I voorschrijft (handhavingsmatrix A).

  • 5. Indien tegelijkertijd zowel een middel als bedoeld in Lijst I of Lijst II van de Opiumwet als een stof of voorwerp als bedoeld in de artikelen 10a, eerste lid onder 3 en/of 11a van de Opiumwet wordt aangetroffen, dan vind toepassing van de in lid 1 genoemde bevoegdheid plaats conform de wijze die de betreffende Handhavingsmatrix voor middelen als bedoeld in Lijst I of Lijst II voorschrijft.

Artikel 2. Algemene regels m.b.t. toepassing art. 13b Opiumwet

  • 1. Er wordt enkel toepassing gegeven aan de sluitingsbevoegdheid op basis van artikel 13b Opiumwet en de daarmee samenhangende maatregelen op basis van schriftelijke bewijsstukken c.q. rapportage(s) van een bevoegde opsporingsinstantie.

  • 2. Behoudens gevallen als bedoel in artikel 4:11 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt de burgemeester belanghebbenden in kennis van zijn voornemen om artikel 13b Opiumwet toe te passen en stelt zij hen in de gelegenheid om een zienswijze tegen de voorgenomen toepassing in te dienen. De te bieden termijn voor het indienen van een zienswijze bedraagt in beginsel één week.

  • 3. In het besluit tot toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt een datum opgenomen waarop de effectuering van het betreffende besluit van gemeentewege feitelijk plaats zal vinden. Deze effectueringstermijn bedraagt voor lokalen, of indien er sprake is van gelijkstelling als bedoeld in artikel 3, in beginsel minimaal twee werkdagen. De effectueringstermijn voor woningen bedraagt in beginsel minimaal vijf werkdagen. Indien spoedeisende bestuursdwang noodzakelijk wordt geacht, kan van voornoemde termijnen worden afgeweken.

Artikel 3. Gelijkstelling niet bewoonde woningen met lokalen

  • 1.

    Indien het naar het oordeel van de burgemeester niet aannemelijk is dat een woning, waarin een middel als bedoeld in Lijst II van de Opiumwet is aangetroffen, ten tijde van het aantreffen daarvan feitelijk als zodanig in gebruik was c.q. feitelijk en bestendig bewoond werd, dan past zij de Handhavingsmatrix toe die van toepassing is op lokalen (Handhavingsmatrix B).

  • 2.

    Indicatoren die kunnen leiden tot het in lid 1 genoemde oordeel zijn onder andere, doch niet uitsluitend:

    - geen inschrijvingen in de Basisregistratie Personen op het adres in kwestie;

    - het feit dat een persoon, die stelt op het adres in kwestie te wonen, blijkens de Basisregistratie Personen elders staat ingeschreven;

    - een lopend of afgerond onderzoek van de gemeentelijke bevolkingscontroleur ten aanzien van één of meer van de op het adres in kwestie blijkens de Basisregistratie Personen ingeschreven bewoners;

    - geen bij de gemeente bekend zijnde WOZ-gebruiker van het adres in kwestie;

    - het bestaan van een achterstand in de betalingen van de gemeentelijke belastingen met betrekking tot het adres in kwestie, tenzij ten tijde van het aantreffen van de middelen als bedoeld in Lijst II van de Opiumwet reeds bij de gemeente Kerkrade bekend was c.q. gemeld was dat deze achterstand te wijten is aan financieel onvermogen;

    - geen- of duidelijk minder ledigingen dan normaliter gebruikelijk is van de gemeentelijke c.q. RD4 huisvuil- en/of GFT inzamelmiddelen.

    - het retour ontvangen van naar het betreffende adres verzonden gemeentelijke correspondentie;

    - beschrijvingen van eigen waarnemingen, waaruit redelijkerwijs aanwijzingen blijken dat de woning in kwestie niet feitelijk en/of bestendig wordt bewoond;

    - beschrijvingen in van een opsporingsinstantie ontvangen rapportage(s), waaruit redelijkerwijs aanwijzingen blijken dat een woning niet feitelijk en/of bestendig wordt bewoond.

Artikel 4. Bijzondere bepalingen m.b.t. Handhavingsmatrix C

  • 1. Indien in een woning een middel als bedoeld in Lijst II van de Opiumwet wordt aangetroffen, terwijl er nog geen 36 maanden zijn verstreken na het einde van een sluiting ingevolge artikel 13b Opiumwet wegens het aantreffen van een middel als bedoeld in Lijst I van de Opiumwet, dan wordt het aantreffen van een dergelijk middel bij de toepassing van Handhavingsmatrix C gezien als 2e overtreding. In een dergelijk geval volgt dan ook geen waarschuwing of – in gevallen zoals bedoeld in artikel 4, lid 2 – een sluiting voor de duur van 20 weken, maar een sluiting voor de duur van 35 weken.

  • 2. Indien, in geval van een eerste overtreding, het aantreffen van middel als bedoeld in Lijst II van de Opiumwet in een woning naar het oordeel van de burgemeester leidt tot een situatie waarin redelijkerwijs verondersteld mag worden dat de openbare orde en veiligheid en/of het geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woning in kwestie, ernstig in het geding is, dan volgt geen schriftelijke waarschuwing, maar een sluiting voor de duur van 20 weken.

  • 3. Indicatoren die kunnen leiden tot het in lid 2 genoemde oordeel zijn o.a., doch niet uitsluitend:

    - 1. een grote hoeveelheid van de aangetroffen middelen als bedoeld in Lijst II van de Opiumwet;

    - 2. bij de gemeente Kerkrade dan wel politie binnengekomen drugs- en of overlastmeldingen met betrekking tot het adres in kwestie. Hieronder worden mede verstaan MMA-meldingen;

    - 3. het bestaan van toeloop richting het adres in kwestie en/of een concrete handelsindicatie;

    - 4. het bestaan van een (brand)gevaarlijke situatie (bijv. bij een hennepplantage);

    - 5. het feit dat in de nabije omgeving van het pand in kwestie in het recente verleden:

    a. reeds middelen als bedoeld in Lijst I of Lijst II in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven zijn aangetroffen; en/of

    b. voorwerpen en/of stoffen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 of artikel 11a van de Opiumwet in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven zijn aangetroffen.

    - 6. het feit dat in de betreffende kwestie, naast de vondst van een middel als bedoeld in Lijst II van de Opiumwet, tevens wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie ter plaatse zijn aangetroffen. Dit voor zover het geen wapens betreft waar een verlof, als bedoeld in artikel 28 van de Wet wapens en munitie, voor is verleend of wapens welke kennelijk niet bedoeld zijn om als zodanig gebruikt te worden;

    - 7. het feit dat de woning in kwestie naar het oordeel van de burgemeester in overwegende mate gebruikt wordt voor de productie, distributie en/of handel in verdovende middelen en redelijkerwijs aangenomen mag worden dat de mate van bewoning daar ondergeschikt aan is;

    - 8. overige feiten of omstandigheden op basis waarvan de burgemeester redelijkerwijs mag aannemen dat de openbare orde en veiligheid c.q. een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van de woning in kwestie in het geding is.

Artikel 5. Bijzondere bepalingen m.b.t. Handhavingsmatrix D

  • 1. Indien in een woning of lokaal voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 en/of artikel 11a van de Opiumwet worden aangetroffen, terwijl er nog geen 36 maanden zijn verstreken na het einde van een sluiting of het uitgaan van een schriftelijke waarschuwing wegens het aantreffen van een middel als bedoeld in Lijst I of Lijst II van de Opiumwet, dan wordt het aantreffen van dergelijke voorwerpen of stoffen bij de toepassing van Handhavingsmatrix D gezien als 2e overtreding. In een dergelijk geval volgt dan ook geen waarschuwing of – in gevallen zoals bedoeld in artikel 5, lid 2 – een sluiting voor de duur van 20 weken, maar een sluiting voor de duur van 27 weken.

  • 2. Indien, in geval van een eerste overtreding, het aantreffen van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 en/of artikel 11a van de Opiumwet naar het oordeel van de burgemeester is aan te merken als een ernstig geval, dan volgt geen schriftelijke waarschuwing, maar een sluiting voor de duur van 20 weken.

  • 3. Bij de afweging rond het al dan niet bestaan van een ernstige situatie, zoals bedoeld in lid 2, worden o.a., doch niet uitsluitend, de volgende indicatoren betrokken:

    - 1. de aard van de aangetroffen stoffen en/of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen, welke niet of nauwelijks anders worden toegepast dan bij de productie c.q. teelt, handel of transport van verdovende middelen;

    - 2. de mate waarin de stoffen en/of goederen erop wijzen bestemd te zijn voor de productie c.q. teelt van- of handel in verdovende middelen;

    - 3. de combinatie van de aangetroffen stoffen en/of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk aanwezig hebben van diverse goederen en/of stoffen die voor (grootschalige) productie c.q. teelt, verwerking of transport van verdovende middelen bedoeld zijn.

    - 4. de hoeveelheid aangetroffen stoffen en/of goederen;

    - 5. de mate van bekendheid van het pand waar stoffen en/of goederen aanwezig zijn;

    - 6. de mate van risico of gevaar voor de openbare orde en veiligheid, het woon- en leefmilieu in de omgeving en/of voor omwonenden. Hierbij kan gedacht worden aan een buurt die door drugscriminaliteit reeds zwaar onder druk staat of het gevaar dat bijvoorbeeld een drugslab met zich meebrengt.

Artikel 6. Samenloop toepassing 13b Opiumwet bij vergunningplichtige woningen of -lokalen

Voorliggend beleid ziet enkel toe op de toepassing van de aan de burgemeester toekomende sluitingsbevoegdheid op basis van artikel 13b Opiumwet en laat eventueel bij het bevoegd gezag berustende plichten of bevoegdheden tot intrekking van verleende vergunningen onverlet.

Artikel 7. Inwerkingtreding, vervallen oud beleid en overgangsrecht

  • 1. Deze beleidsregel, inclusief bijbehorende Handhavingsmatrices, treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

  • 2. Deze beleidsregel treedt in de plaats van de eerder vastgestelde beleidsregel “Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2017”, die hiermee komt te vervallen. Het voorgaande met inachtneming van het in lid 3 bepaalde.

  • 3. Handhavingsprocedures met betrekking tot de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet die zijn opgestart c.q. kwesties waarin handhavingsstappen zijn gezet ten tijde van de geldigheid van de thans in te trekken beleidsregels “Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2017”, worden voortgezet op basis van deze nieuwe beleidsregel met bijbehorende handhavingsmatrices.

Ondertekening

Kerkrade, 18 februari 2020

De Burgemeester,

dr. T.P. Dassen-Housen

BIJLAGE I (behorende bij Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2017):

Handhavingsmatrix A: harddrugs in lokalen c.q. niet-woningen en woningen en daarbij behorende erven (behorende bij “Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2020”).

Overtreding(en) Opiumwet Lijst I (harddrugs)

Politie/toezichthouder (APV en/of Opiumwet)

Gemeente

1e overtreding:

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor 52 weken

2e overtreding (binnen 36 maanden na einde 1e sluiting):

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor 78 weken

3e overtreding (binnen 36 maanden na einde 2e sluiting):

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor 104 weken

Volgende overtredingen (binnen 36 maanden na einde vorige sluiting)

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor onbepaalde tijd

Handhavingsmatrix B: softdrugs in lokalen c.q. niet-woningen en daarbij behorende erven (behorende bij “Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2020”)

Overtreding(en) Opiumwet Lijst II (softdrugs)

Politie/toezichthouder (APV en/of Opiumwet)

Gemeente

1e overtreding:

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor 20 weken

2e overtreding (binnen 36 maanden na einde 1e sluiting):

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor 35 weken

3e overtreding (binnen 36 maanden na einde 2e sluiting):

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor 52 weken

Volgende overtredingen (binnen 36 maanden na einde vorige sluiting

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor onbepaalde tijd

Handhavingsmatrix C: softdrugs in woningen en daarbij behorende erven (behorende bij “Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2020”)

Overtreding(en) Opiumwet Lijst II (softdrugs)

Politie/toezichthouder (APV en/of Opiumwet)

Gemeente

1e overtreding:

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Schriftelijke waarschuwing (indien sprake van geval als bedoeld in artikel 4, lid 2, dan sluiting voor de duur van 20 weken)

2e overtreding (binnen 36 maanden na verzenddatum waarschuwing of na einde sluiting (bij toepassing art. 4, lid 2):

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor 35 weken

3e overtreding (binnen 36 maanden na einde vorige sluiting):

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor 52 weken

Volgende overtredingen (binnen 36 maanden na einde vorige sluiting

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor onbepaalde tijd

Handhavingsmatrix D: voorwerpen of stoffen als bedoeld in art. 10a, 1e lid onder 3 en/of art.11a Opiumwet in woningen of lokalen c.q. niet-woningen en daarbij behorende erven (behorende bij “Damoclesbeleid gemeente Kerkrade 2020”)

Overtreding(en) Opiumwet Lijst II (softdrugs)

Politie/toezichthouder (APV en/of Opiumwet)

Gemeente

1e overtreding:

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Schriftelijke waarschuwing (indien sprake van geval als bedoeld in artikel 5, lid 2, dan sluiting voor de duur van 20 weken)

2e overtreding (binnen 24 maanden na verzenddatum waarschuwing of na einde sluiting (bij toepassing art. 4, lid 2):

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor 27 weken

3e overtreding (binnen 24 maanden na einde vorige sluiting):

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor 52 weken

Volgende overtredingen (binnen 24 maanden na einde vorige sluiting

Rapport t.b.v. gemeente en PV t.b.v. OM.

Sluiting voor onbepaalde tijd