Regeling vervallen per 01-02-2012

Bezoldigingsverordening

Geldend van 01-01-2000 t/m 31-01-2012

Intitulé

BEZOLDIGINGSVERORDENING

Hoofdstuk I Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.ambtenaar:

  • 1.

    de ambtenaar in de zin van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR);

  • 2.

    de werknemer als bedoeld in artikel 2:5:1 van de Uitwerkingsovereenkomst (UWO);

b. salaris:

het salaris, als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder b van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling;

c. uurloon:

het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder o van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling;

d. schaal:

de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder a van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling, opgenomen in bijlage II A van die regeling;

e. maximum salaris:

het hoogste bedrag van een salarisschaal;

f. bezoldiging:

de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling;

g. betrekking:

de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling;

h. conversie:

de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

i. volledige betrekking:

de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling;

j. overwerk:

het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder I van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling;

k. functieschaal:

de salarisschaal, welke - via de conversie - gevonden is met toepassing van de Regeling functiewaardering gemeente Kerkrade 1997;

l. aanloopschaal:

de naast lagere schaal, voorafgaande aan de functieschaal;

m. uitloopschaal:

de naast hogere schaal, volgende op de functieschaal.

n. uitloopperiodieken:

de periodieke verhogingen in de uitloopschaal.

Hoofdstuk II Salaris

Artikel 2 Recht op salaris

  • 1. Het recht op salaris vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2. Het recht op salaris eindigt, ingeval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3 Gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 4 Onvolledige betrekking

Het salaris van een ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 5 Salarisbedragen

De salarissen van de ambtenaren waarvan het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage II A van de CAR.

Artikel 6 Salarisbedragen

  • 1. De bezoldiging van de voor de ambtenaar geldende salarisschaal wordt bepaald met inachtneming van de geformaliseerde resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie, met dien verstande dat:

    • a.

      voor toekenning van de functieschaal er sprake moet zijn van voldoende functioneren en voldoende taakrijpheid in de functie;

    • b.

      indien niet aan een van de onder a genoemde criteria wordt voldaan vindt, gedurende een periode van ten hoogste één jaar, toekenning van de aanloopschaal plaats; in bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders deze termijn verlengen;

    • c.

      toekenning van de uitloopschaal plaatsvindt, indien wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals gesteld in artikel 10, leden 2 tot en met 5 van deze verordening; in zeer uitzonderlijke situaties kan toekenning van de uitloopschaal plaatsvinden indien is gebleken dat het niet mogelijk is een ambtenaar aan te trekken in de functieschaal en bovendien is vastgesteld dat de ambtenaar bij de vervulling van de functie een bepaalde meerwaarde heeft ten opzichte van de gestelde functie-eisen.

  • 2. Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de CAR, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een ander maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 7 Periodieke verhoging van het salaris

  • 1. Het salaris van de ambtenaar die voldoende functioneert en die wordt bezoldigd overeenkomstig de aanloopschaal of de functieschaal, wordt binnen de voor de hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag.

  • 2. Aan de ambtenaar als bedoeld onder 1, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, worden de periodieke verhogingen toegekend voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn aanstelling een jaar is verstreken en nadien telkens na een jaar.

  • 3. Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

Artikel 8 Extra periodieke verhoging van het salaris

  • 1. Aan de ambtenaar, bedoeld in artikel 7, lid 1, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend indien op grond van een geformaliseerde personeelsbeoordeling blijkt, dat er sprake is van een zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking.

  • 2. Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 9 Geen periodieke verhoging

  • 1. Indien op grond van een geformaliseerde personeelsbeoordeling blijkt, dat een ambtenaar onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem de in artikel 7 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

  • 2. Nadien kan worden bepaald dat de salarisverhoging, welke met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

  • 3. Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 10 Bevordering

  • 1. Bevordering vanuit de aanloopschaal naar de functieschaal is mogelijk voor de ambtenaar van wie aan de hand van een geformaliseerde personeelsbeoordeling is vastgesteld, dat hij de functie volledig en op een voldoende wijze uitoefent en voldoet aan de bij de functie behorende vereisten.

  • 2. Bevordering vanuit de functieschaal naar de uitloopschaal vindt - indien wordt voldaan aan het gestelde in lid 4 van dit artikel - plaats zodra de ambtenaar gedurende tenminste twee jaar het maximum salaris van de functieschaal heeft genoten.

  • 3. Het toekennen van de uitloopperiodieken vindt - indien wordt voldaan aan het gestelde in lid 4 van dit artikel - plaats met tussenpozen van twee jaren.

  • 4. Aan de bevordering vanuit de functieschaal naar de uitloopschaal alsmede aan het toekennen van de uitloopperiodieken dient telkenmale een geformaliseerde personeelsbeoordeling ten grondslag te liggen; deze beoordeling richt zich op de volledige inhoud van de organiek vastgelegde functie. De beoordeling dient in haar geheel, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht, als "goed" gekwalificeerd te zijn.

  • 5. De termijnen, genoemd in de leden 2 en 3 van dit artikel kunnen door burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen verkort worden tot één jaar.

Artikel 11 Salaris bij bevordering naar hogere schaal

  • 1. Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd, wordt - behoudens het bepaalde in lid 2 - het salaris bepaald op het schaalbedrag, dat naast hoger ligt dan het bedrag, dat na toekenning van de eerstvolgende periodieke verhoging zou gelden.

  • 2. Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd, wordt - behoudens het bepaalde in lid 2 - het salaris bepaald op het schaalbedrag, dat naast hoger ligt dan het bedrag, dat na toekenning van de eerstvolgende periodieke verhoging zou gelden.

Hoofdstuk III Instrumenten van flexibele beloning

Artikel 12 Gratificatie

  • 1. Indien een ambtenaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan aan hem een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 CAR worden toegekend.

  • 2. De hoogte van de gratificatie bedraagt maximaal euro 907,56 bruto.

Artikel 13 Groepsgratificatie

  • 1. Aan een groep ambtenaren die een uitstekende collectieve prestatie hebben geleverd kan een groepsgratificatie worden toegekend.

  • 2. De hoogte van de groepsgratificatie bedraagt maximaal euro 158,82 bruto per medewerker.

Artikel 14 Tijdelijke persoonlijke toelage

  • 1. Aan een ambtenaar, die gedurende een tijdvak van tenminste één jaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt 3% van het salaris gedurende een periode van ten hoogste één jaar.

Artikel 15 Functietoelage

De ambtenaar die tijdelijk - op basis van vrijwilligheid dan wel op grond van artikel 15:1:10 UWO - een andere betrekking vervult, ontvangt, indien voor die betrekking een hogere schaal geldt dan voor zijn betrekking, een tijdelijke functietoelage. Deze functietoelage wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:1:2, lid 2 UWO. Onder het vervullen van een andere betrekking wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan het tijdelijk vervullen van een betrekking buiten de organisatie van de gemeente Kerkrade.

Artikel 16 Arbeidsmarkttoelage

  • 1. Aan de ambtenaar kan om redenen van werving of behoud een toelage worden toegekend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld, met een maximum van drie jaar.

  • 3. De hoogte van de toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt maximaal 9%, met dien verstande dat de som van het salaris en deze toelage het hoogste bedrag van de naast hogere salarisschaal niet mag overschrijden.

  • 4. De toelage als bedoeld in het eerste lid eindigt op de ingevolge het tweede lid vastgestelde vervaldatum. Wanneer de arbeidsmarktsituatie waarop de toelage is gebaseerd nog steeds bestaat, kan opnieuw een toelage als bedoeld in het eerste lid aan de ambtenaar worden toegekend.

Artikel 17 Nadere regels instrumenten flexibele beloning

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibel beloning als bedoeld in dit hoofdstuk.

Artikel 18 Geen afbouwregeling

Bij het beëindigen van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geen afbouwregeling toegepast.

Hoofdstuk IV Overige toelagen en vergoedingen

Artikel 19 Waarnemingstoelage

  • 1.

    Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de UWO en met inachtneming van het hierna bepaalde:

    De opdracht tot het volledig waarnemen van een andere betrekking wordt schriftelijk verstrekt door de directeur van de betreffende organisatorische eenheid;

  • 2.

    Onder een volledige waarneming wordt niet verstaan het vervangen van een ambtenaar gedurende vakantie en in gevallen, waarbij de waarneming slechts bestaat uit het lopende houden van de zaken en het eventueel afdoen van een enkele dringende aangelegenheid;

  • 3.

    Onder het waarnemen van een andere betrekking, die voor vergoeding in aanmerking komt, wordt mede begrepen de waarneming in het geval van een vacature;

  • 4.

    Voor de ambtenaar die wordt bezoldigd in schaal 7 of hoger van bijlage II A behorende bij de CAR, bestaat aanspraak op een vergoeding wegens waarneming indien een waarneming tenminste zes aaneengesloten weken heeft geduurd, in welk geval de waarnemingstoelage met terugwerkende kracht vanaf de eerste dag wordt uitbetaald;

  • 5.

    Indien de waarneming van een betrekking aan meerdere ambtenaren wordt opgedragen, ontvangen deze gezamenlijk over de tijd van de waarneming een vergoeding, die gelijk is aan het bedrag, dat de hoogst gesalarieerde ambtenaar van de groep aan vergoeding zou hebben ontvangen, indien hij alleen met de waarneming belast zou zijn geweest. De verdeling van het bedrag van de vergoeding geschiedt ponds-ponds-gewijs naar verhouding van het salaris, dat door ieder van de ambtenaren, belast met de waarneming, wordt genoten.

Artikel 20 Overwerkvergoeding

Aan de ambtenaar wordt in geval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 CAR en artikel 3:2:1 UWO en met inachtneming van het hierna bepaalde:

  • 1.

    om voor vergoeding van overwerk in aanmerking te komen moet de ambtenaar vóór aanvang van het overwerk een uitdrukkelijke opdracht tot het verrichten daarvan hebben ontvangen van de directeur van de betreffende organisatorische eenheid of namens deze van zijn directe chef;

  • 2.

    geen vergoeding van overwerk wordt toegekend aan de directeuren van de organisatorische eenheden alsmede aan de leidinggevenden, tenzij een leidinggevende in opdracht van zijn directeur overwerk verricht.

Artikel 21 Verschuivingsvergoeding

Een verschuivingsvergoeding wordt toegekend indien wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3:4 CAR en artikel 3:4:1 UWO.

Artikel 22 Ambtsjubileumgratificatie

De ambtsjubileumgratificatie wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:5 CAR en artikel 3:5:1 UWO en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel:

  • 1.

    het bedrag van de gratificatie wordt verdubbeld indien dezelfde diensttijd uitsluitend in dienst van de gemeente Kerkrade werd doorgebracht;

  • 2.

    voor de berekening van de ambtsjubileumgratificatie wordt onder bezoldiging verstaan, de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, lid 2 CAR, vermeerderd met de vakantietoelage, berekend op de voet van artikel 6:3 CAR en het voor de maand van uitbetaling van de gratificatie geldende percentage van de eindejaarsuitkering, als bedoeld in artikel 3:6 CAR;

  • 3.

    voor de berekening van het voor jubileum in aanmerking komend aantal jaren gelden de regels in deze voor het burgerlijk rijkspersoneel;

  • 4.

    de jaren bij de gemeente Kerkrade dienen zonder wezenlijke onderbreking te zijn doorgebracht, waarbij onder wezenlijke onderbreking wordt verstaan een onderbreking van het dienstverband, welke langer dan een half jaar heeft geduurd;

  • 5.

    de ambtenaar die wordt ontslagen op grond van artikel 8:3 CAR en artikel 8:3:1 UWO komt eveneens in aanmerking voor toekenning van de proportionele gratificatie, mits wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3:5:1 UWO.

Artikel 23 Ontslaguitkering

  • 1. Aan de ambtenaar, die wordt ontslagen op grond van de artikelen 8:2, 8:3, 8:4, 8:5 - voor zover het niet mogelijk is gebleken de ambtenaar andere arbeid op te dragen - 8:10 en 8:11 CAR , wordt een uitkering toegekend ten bedrage van de bezoldiging over één maand. Onder bezoldiging wordt hier verstaan de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1:1 UWO, vermeerderd met de vakantietoelage, berekend op de voet van artikel 6:3 CAR en het voor de maand van uitbetaling van de uitkering geldende percentage van de eindejaarsuitkering, als bedoeld in artikel 3:6 CAR.

  • 2. Aan de ambtenaar, die wordt ontslagen op voet van het bepaalde in artikel 8:4 CAR wordt geen ontslaguitkering als bedoeld in lid 1 toegekend, indien bij c.q. als gevolg van de reorganisatie een nieuwe c.q. bestaand, privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon in het leven wordt geroepen waarbij de betrokken ambtenaar met ingang van de datum van ontslag in dienst kan treden.

Artikel 24 Toeslag onregelmatige dienst

  • 1. Aan de ambtenaar voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform artikel 3:3 CAR wordt een toelage toegekend op grond van en met inachtneming van het bepaalde in artikel 3:3 CAR en artikel 3:3:1 UWO.

  • 2. De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

    • a.

      20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur;

    • b.

      40% voor de uren op zaterdag tussen 06.00 en 22.00 uur;

    • c.

      40% voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 00.00 en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;

    • d.

      65% voor de uren op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, derde en vierde lid UWO;

  • 3. met dien verstande dat de genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris per uur over het maximumbedrag van schaal 6 van bijlage II A, behorende bij de CAR.

Artikel 25 Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

  • 1. Aan de ambtenaar die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in de artikel 4:1 en 4:2 CAR ingevolge een schriftelijke aanwijzing van de sectordirecteur zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moeten houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten als bedoeld in artikel 15:1:10 tweede lid onder c UWO, wordt een toelage toegekend.

    De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per uur van bereikbaarheid en beschikbaarheid een percentage van het salaris per uur en wel:

    • a.

      5% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 00.00 en 07.00 uur;

    • b.

      10% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 18.00 en 24.00 uur;

    • c.

      6% voor de uren op zaterdag tussen 00.00 uur en 09.00 uur;

    • d.

      12% voor de uren op zaterdag tussen 09.00 en 24.00 uur;

    • e.

      7,5% voor de uren op zondag tussen 00.00 en 09.00 uur;

    • f.

      15% voor de uren op zondag tussen 09.00 en 24.00 uur;

    met dien verstande dat de genoemde percentages over ten hoogste het maximumbedrag van schaal 5 van bijlage II A, behorende bij de CAR, worden berekend.

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling worden met de zondag gelijk gesteld de feestdagen als bedoeld in artikel 4:2:1, derde en vierde lid CAR.

  • 3. In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die het bepaalde in dit artikel aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 26 Afbouwregeling

  • 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in de artikelen 24 en 25 een blijvende verlaging ondergaat, wordt een aflopende toelage toegekend, indien:

    • a.

      die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelagen, als bedoeld in de artikelen 24 en 25 en

    • b.

      de ambtenaar de toelage - als bedoeld in de artikelen 24 en 25 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 55 jaar of ouder wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage - als bedoeld in de artikelen 24 en 25 - een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de ambtenaar de toelage - als bedoeld in de artikelen 24 en 25 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van die toelage gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage - als bedoeld in de artikelen 24 en 25 - heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

Artikel 27

    • 1.

      Voor de aflopende toelage als bedoeld in artikel 26 geldt als berekeningsbasis het bedrag dat wordt verkregen door het bedrag, dat de ambtenaar over de 12 kalendermaanden, onmiddellijk voorafgaand aan de datum, waarop de in artikel 26 bedoelde blijvende verlaging van zijn bezoldiging intreedt, gemiddeld per maand aan toelage onregelmatige dienst heeft genoten, te verminderen met het bedrag, dat hij daarna in totaal per maand gaat genieten aan toelage onregelmatige dienst en aan verhoging van het salaris, anders dan die wegens algemene salarisverhogingen.

    • 2.

      De uitkeringsperiode voor de aflopende toelage is gelijk aan het, naar boven op een maand afgeronde één vierde gedeelte van de tijd, gedurende welke de ambtenaar, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van de in artikel 26 bedoelde blijvende verlaging van de bezoldiging en toelage wegens onregelmatige dienst zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten. Aan de uitkeringsperiode voor de aflopende toelage is een maximum verbonden van drie jaren.

    • 3.

      De uitkeringsperiode voor de aflopende toelage wordt in drie gelijke delen gesplitst, waarbij - te beginnen met het eerste deel - afronding naar boven op een hele maand plaatsvindt, met dien verstande, dat hierdoor de ingevolge het vorige lid vastgestelde totale duur van de uitkeringsperiode van de toelage niet mag worden overschreden. Gedurende deze drie deelperioden bedraagt de toelage achtereenvolgens 75%, 50% en 25% van de voor de desbetreffende maand(en) van toepassing zijnde berekeningsbasis.

    • 4.

      De in artikel 26 bedoelde aflopende toelage vangt aan op de dag, waarop de blijvende inkomstenvermindering ingevolge artikel 26 intreedt. Wijzigingen van de aflopende toelage, voortvloeiende uit mutaties, gaan in op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin die mutaties hebben plaatsgevonden.

    • 5.

      De aflopende toelage wordt niet uitbetaald over een maand waarop een berekeningsbasis van toepassing is lager dan 3% van de som, als bedoeld in artikel 26, eerste lid onder a, zoals deze gold op de dag, voorafgaande aan die waarop de in artikel 26 bedoelde blijvende inkomstenvermindering intrad.

    • 6.

      Ingeval van een algemene salariswijziging wordt voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met een fictieve wijziging van het in het eerste lid bedoelde bedrag, van het door de ambtenaar gemiddeld per maand genoten bedrag aan toelage onregelmatige dienst, alsmede van de in artikel 26, eerste lid onder a bedoelde som, zulks tot het percentage van deze algemene wijziging of tot een bedrag naar rato indien de salariswijziging niet of niet volledig in percenten plaatsvindt.

    • 7.

      In geval binnen één jaar na de ingangsdatum van een aflopende toelage aanspraak ontstaat op een nieuwe aflopende toelage, geldt voor laatstbedoelde toelage in zoverre een afwijkende berekeningsbasis, dat hiervoor in lid 1 van dit artikel, in plaats van de zinsnede "over de 12 kalendermaanden, onmiddellijk voorafgaande aan de datum, waarop de in artikel 26 bedoelde blijvende verlaging van zijn bezoldiging intreedt" wordt gelezen "over de periode, liggende tussen de aanvangsdatum van de reeds bestaande aflopende toelage en de eerste dag van de maand, waarin een inkomensvermindering intreedt in de zin van artikel 26, eerste lid welke aanspraak geeft op een nieuwe aflopende toelage."

    • 8.

      Het bepaalde in het eerste, vierde en zesde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de blijvende toelage.

  • 9. De blijvende toelage bedraagt 100% van de berekeningsbasis welke voor de desbetreffende maand(en) van toepassing is. Bij overgang van de aflopende toelage in een blijvende toelage, als bedoeld in artikel 26, derde lid, blijft laatstgenoemde toelage echter bepaald op het percentage van de berekeningsgrondslag dat voor de berekening van de aflopende toelage ingevolge het bepaalde in artikel 27, derde lid laatstelijk van toepassing was.

Hoofdstuk V Overige bepalingen

Artikel 28 Onvoorziene gevallen

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treffen burgemeester en wethouders een bijzondere regeling.

Artikel 29 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2000 en kan worden aangehaald als Bezoldigingsverordening.

  • 2. De Algemene Bezoldigingsverordening, zoals vastgesteld op 24 november 1982 en zoals sindsdien gewijzigd, wordt ingetrokken.

Ondertekening

Kerkrade, 20 december 1999.
Burgemeester en wethouders, De secretaris,
Drs. M.A.M. Wöltgens. Mr. C.M. Kuikman.

Nota-toelichting Toelichting behorende bij de Bezoldigingsverordening gemeente Kerkrade

1. Algemeen

Deze bezoldigingsverordening is een geactualiseerde versie van de oude algemene bezoldigings­verordening uit 1982. De actualisering van de bezoldigingsverordening behelst niet alleen technische aanpassingen (aanpassingen aan nieuwe regelgeving) en modernere begrippen, maar ook meer beleidsrijke wijzigingen. Bovendien zijn omwille van de overzichtelijkheid in deze bezoldi­gingsveror­dening een aantal onderwerpen opgenomen, welke voorheen in diverse andere regelingen en aanvullende bepalingen waren opgenomen.

2. Artikelsgewijs

Artikel 6

De basis voor de bezoldiging is de functiewaardering. Toekenning van de functieschaal vindt plaats bij voldoende functioneren en voldoende taakrijpheid. Het voldoende functioneren moet blijken uit een geformaliseerde personeelsbeoordeling. Bij de taakrijpheid komen aspecten aan de orde zoals, het voldoen aan de functie-eisen, het beschikken over de nodige ervaring en het beheersen van alle functie-onderdelen.

Dit betekent, dat bij degenen die niet aan deze criteria voldoen, in de regel gedurende een periode van één jaar, inpassing in de aanloopschaal plaatsvindt; welke termijn in bijzondere gevallen kan worden verlengd.

Toekenning van de uitloopschaal vindt primair plaats indien wordt voldaan aan de criteria, gesteld in de Regeling toekenning uitloopschaal.

Bovendien kan toekenning van de uitloopschaal om wervingstechnische redenen plaatsvinden; in dit geval moet er wel sprake zijn van een bepaalde meerwaarde van de betreffende medewerker ten opzichte van de gestelde functie-eisen.

Artikel 7 t/m 9

Artikel 7 regelt het toekennen van de jaarlijkse periodieke verhogingen; de data 1 januari en 1 juli zijn hierbij niet meer aan de orde.

Artikel 8 regelt het toekennen van een extra periodieke verhoging op basis van een geformaliseerde personeelsbeoordeling bij zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking. Op grond van artikel 9 kan een periodieke verhoging worden onthouden indien op basis van een geformaliseerde personeelsbeoordeling blijkt, dat er sprake is van onvoldoende functioneren.

Artikel 10

Lid 1 van dit artikel geeft aan wanneer bevordering vanuit de aanloopschaal naar de functieschaal mogelijk is.

Lid 2 regelt de bevordering vanuit de functieschaal naar de uitloopschaal, alsmede het toekennen van de periodieke verhogingen in de uitloopschaal.

Artikel 11

Dit artikel handelt over de inpassing bij bevorderingen.

Lid 1 geeft de inpassing bij bevorderingen weer, indien het maximum salaris van de oude schaal nog niet is bereikt.

Lid 2 handelt over de inpassing vanuit het maximum salaris; in dit geval wordt een minimale vooruitgang gegarandeerd van tenminste 75% van het verschil tussen het laatstelijk genoten salaris en het naast lagere schaalbedrag in de oude schaal. Dit kan leiden tot toekenning van een extra periodieke verhoging.

Artikel 12

Dit artikel regelt het toekennen van een individuele gratificatie.

Artikel 13

Op grond van dit artikel wordt het mogelijk groepsgratificaties toe te kennen.

Artikel 14

In het geval iemand gedurende tenminste een jaar uitstekend functioneert kan een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend van 3% gedurende maximaal een jaar. Hierbij is niet van belang of iemand bezoldigd wordt volgens de functie- dan wel de uitloopschaal.

Artikel 15

Deze functietoelage is primair bedoeld ter stimulering van de mobiliteit, zowel intern als extern. Bovendien kan deze toelage worden toegepast in het geval iemand tijdelijk een andere functie - al dan niet in combinatie met de eigen functie - vervult. De tijdelijke toelage wordt berekend overeen­kom­stig de waarnemingstoelage.

Artikel 16

Indien blijkt, dat het om wervingstechnische reden niet mogelijk is een vacature in te vullen biedt dit artikel de mogelijkheid tot het toekennen van een toelage bovenop het reguliere salaris. In principe wordt deze toelage toegekend voor een periode van maximaal drie jaar; verlenging van deze termijn is mogelijk. Deze toelage kan ook worden gebruikt als instrument om medewerkers met een duidelijke meerwaarde voor de organisatie te behouden, dit uiteraard afgezet tegen de krapte op de arbeidsmarkt.

Artikel 17

Dit artikel regelt, dat bij beëindiging van de instrumenten van flexibele beloning geen afbouwregeling wordt toegepast.

Artikel 19 t/m 25

In de artikelen 19 t/m 25 worden respectievelijk geregeld: de waarnemingstoelage, de overwerkver­goeding, de verschuivingsvergoeding, de ambtsjubileumgratificatie, de ontslaguitkering, de toelage wegens onregelmatige dienst en de toelage voor bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten.

Deze toelagen/vergoedingen hebben - met uitzondering van de ontslaguitkering - een grondslag in de CAR/UWO.

De ontslaguitkering wordt toegekend, bij ontslag wegens: ouderdomspensioen, f.l.o., reorganisatie, arbeidson­ge­schiktheid, pré-vut, vut en f.p.u, met dien verstande dat de ontslaguitkering niet wordt toegekend bij een reorganisatie-ontslag, onmiddellijk gevolgd door een indiensttreding bij een privaatrech­telijke dan wel publiekrechtelijke werkgever.

Artikel 26

In artikel 26 wordt de afbouwtoelage voor het wegvallen of verminderen van de toelage onregelmati­ge dienst en de toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst geregeld. Er is voor gekozen om bij deze toelagen een afbouw toe te kennen, omdat deze toelagen sterk zijn gerelateerd aan de uitoefening van bepaalde functies en het wegvallen of verminderen van deze toelagen de betreffende ambtenaar onevenre­dig veel schade berokkent (ervan uitgaand, dat het buiten zijn toedoen gebeurt). Veelal is er sprake van een stapsgewijze afbouw in drie jaar: het eerste jaar 75%, het tweede jaar 50% en het derde jaar 25%. december 1999.