Regeling vervallen per 30-09-2015

Gedragscodes voor bestuurders

Geldend van 31-03-2004 t/m 29-09-2015

Intitulé

GEDRAGSCODES VOOR BESTUURDERS

Gedragscodes voor bestuurders

I Inleiding

Voor het adequaat functioneren van de overheid zijn gezaghebbende bestuurders noodzakelijk. Bestuurders die het vertrouwen genieten van de burgers omdat ze deskundig, gedreven en integer zijn. Bestuurders moeten het algemeen belang van de gemeente dienen. Zij zijn er voor alle burgers.

De burger dient zich voor vele aangelegenheden tot de gemeente te wenden. Gemeenten verkeren daarbij vaak in een monopoliepositie. Dat stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de gemeente en aan degene die daarin functioneren. Integriteit is daarvan een wezenlijk onderdeel.

Als gevolg van allerlei maatschappelijke ontwikkelingen kan de integriteit van bestuurders onder druk komen te staan. Het is daarom van belang gedragscodes af te spreken die houvast geven aan de bestuurders van Kerkrade. Een groot deel van de regels die gelden voor bestuurders zijn echter al verankerd in wetgeving of gemeentelijk beleid.

In hoofdstuk II wordt een korte opsomming gegeven van de wetgeving en regels die reeds bestaan ten aanzien van integriteit.

In hoofdstuk III worden de kernbegrippen van bestuurlijke integriteit weergegeven waarna tenslotte in hoofdstuk IV de gedragscodes die nog resteren omdat deze nergens expliciet zijn opgenomen, worden weergegeven.

Tot slot: Naast gedragscodes voor bestuurders zijn er onlangs door het college ook regels voor de ambtelijke organisatie vastgelegd. De regels die voor de ambtelijke organisatie gebruikt zijn, zijn waar mogelijk, uniform toegepast voor de bestuurders.

II Bestaande wettelijke en rechtspositionele regels inzake de bestuurlijke integriteit

In dit hoofdstuk zijn per item de bestaande wettelijke en rechtspositionele regels weergegeven. De indeling komt overeen met de indeling zoals gebruikt in hoofdstuk IV waarin de aanvullende codes zijn opgenomen.

2 Belangenverstrengeling en aanbesteding Belangenverstrengeling is grofweg onder te verdelen in onverenigbare betrekkingen en verboden handelingen. In de gemeentewet is voor de onverenigbare betrekkingen voor raadsleden artikel 13 van toepassing, voor wethouders de artikelen 36b, 46 en 47 en voor de burgemeester de artikelen 67 en 68 van de Gemeentewet. In deze artikelen is opgenomen dat men bijvoorbeeld niet tegelijkertijd minister of Nationale ombudsman mag zijn.

In artikel 15 (en via 41c en 69) van de Gemeentewet zijn de zgn. verboden handelingen vermeld die voor raadsleden, wethouders en de burgemeester van toepassing zijn. In artikel15 van de Gemeentewet staan zaken opgenomen als het verbod om het werkzaam te zijn als advocaat in geschillen ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur en het aangaan van een overeenkomst betreffende het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente. In artikel 15 is gekozen voor een expliciete opsomming en niet voor een algemene bepaling ter zake, dit met het oog op de rechtszekerheid van hen op wie het verbod betrekking heeft. In het tweede lid is een ontheffingsmogelijkheid (door GS) opgenomen voor het ‘rechtstreeks’ of ‘middellijk’ aangaan van de daar vermelde overeenkomsten.

Resteren de bepalingen in artikel 28 Gemeentewet rond het al dan niet deelnemen aan stemmingen. Dit artikel bevat het verbod voor een raadslid om mee te stemmen over een voorliggend voorstel waarin hij persoonlijk belang heeft. Dit verbod geldt ook als er gestemd moet worden over de vaststelling of goedkeuring van een begroting/rekening van een bedrijf, instelling e.d. waaraan betreffend raadslid verantwoording verschuldigd is of waarvan hij bestuurslid is. De wetgever wil waarborgen dat raadsleden het gemeenschapsbelang laten prevaleren boven een persoonlijk of zakelijk belang. Een aangelegenheid kan een raadslid rechtstreeks persoonlijk, dan wel indirect persoonlijk aangaan. Er is sprake van indirect aangaan (de wet spreekt van ‘middellijk’), bijv. indien het belang van een naast familielid of echtgeno(o)t(e) in het geding is. Overigens moet artikel 28 eng worden opgevat: het gaat niet om de vraag of een lid van de raad enig belang heeft bij een zaak, maar of hij persoonlijk bij de zaak betrokken is. Als in strijd met artikel 28 Gemeentewet wordt gehandeld, kan de Kroon het genomen besluit vernietigen wegens strijd met het recht (artikelen 268 e.v. Gemeentewet). Dit gebeurt echter alleen indien de ten onrechte uitgebrachte stem van doorslaggevende betekenis is geweest (jurisprudentie).

Aanbesteding Indien er sprake is van aanbesteding zullen hiervoor de geldende regels in acht moeten worden genomen zoals die zijn neergelegd in het Kerkraads aanbestedingsbeleid dat door de raad is vastgesteld tijdens zijn openbare vergadering in december 1999. Het aanbestedingsbeleid is in werking getreden m.i.v. 1 april 2000.

3 Nevenfuncties De artikelen 41b en 44 voor wethouders en 66 en 67 Gemeentewet voor de burgemeester, hebben tot doel het ongewenst karakter van een nevenfunctie te benadrukken indien de uitoefening van deze functie ongewenst is met het oog op de goede vervulling van het wethouders- c.q. burgemeestersambt. Indien overigens nevenfuncties worden verricht uit hoofde van het ambt (q.q.-nevenfunctie) en daarvoor vergoedingen worden uitgekeerd, dan worden deze vergoedingen in de gemeentekas gestort.

4 Informatie Met betrekking tot (gemeentelijke) informatie gelden de algemene regels ten aanzien van geheimhouding zoals weergegeven in artikel 25 en 55 Gemeentewet voor respectievelijk de geheimhouding van de raad en van het college. Leidraad daarbij is altijd artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur.

5 Aannemen van geschenken en giften Via de eed of de belofte van achtereenvolgens artikel 14, 41a en 65 van de Gemeentewet, zweert of verklaart een raadslid, wethouder of burgemeester dat hij/zij geen geschenk heeft aangenomen om tot lid van de raad benoemd te worden en ook geen geschenken of giften zal aannemen om iets in dit ambt te doen.

6/7/8 Bestuurlijke uitgaven/declaraties/gebruik van gemeentelijke voorzieningen De algemene regels m.b.t. bezoldiging en vergoedingen van bestuurders bevinden zich in de artikelen 44, 66 en 95, 96, 97 en 99 van de Gemeentewet.

9 Reizen en werkbezoeken Nadere regels over onkostenvergoedingen voor wethouders zijn opgenomen in paragraaf 3 van het Besluit rechtspositie wethouders (KB 22.03.1994), Stb 243. Voor de burgemeester zijn de reiskosten geregeld in art. 33 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters 1994 (KB 15.06.1994, Stb. 462). Met betrekking tot reiskosten wordt aangesloten bij de vergoedingen op grond van het Reisbesluit binnenland (Besluit d.d. 01.03.1993, Stb 1993,144) en de Reisregeling buitenland (Regeling van 16 maart 1993. Stcrt. 1993, 56). Nadere regels voor onkosten vergoedingen voor raads- en commissieleden bevinden zich in hoofdstuk 2 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (KB 22.03.1994, Stb 244). Op grond van art. 97 van de Gemeentewet ontvangen de raadsleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten die zij moeten maken voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente.

III Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit

Leden van colleges van burgemeester en wethouders stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.

Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders, de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.

Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:

Dienstbaarheid Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

IV Gedragscodes bestuurlijk integriteit

1. Algemene bepalingen

1.1. Onder het college wordt verstaan: Het college van burgemeester en wethouders.

1.2. Deze gedragscode geldt voor de voorzitter en alle leden van het college. De code wordt naar analogie toegepast op raadsleden.

1.3. In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college dan wel in het seniorenconvent.

1.4. De code is openbaar.

1.5. De leden van het college en de leden van de raad ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code.

2. Belangenverstrengeling en aanbesteding

2.1. Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar.

2.2. Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

2.3. Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

2.4. Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

2.5. Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

3. Nevenfuncties

3.1. Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven of de functie wel of niet bezoldigd is. Deze gegevens zijn openbaar.

4. Informatie

4.1. Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

4.2. Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

4.3. Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

5. Aannemen van geschenken en giften

5.1. Geschenken en giften die een waarde van meer dan € 50,-- vertegenwoordigen die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd.

5.2. Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan € 50,-- vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

6. Bestuurlijke uitgaven

6.1. Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

6.2. Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd. a Met de uitgave is het belang van de gemeente gediend. b De uitgave vloeit voort uit de functie.

7. Declaraties

7.1. Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe geldende procedure.

8. Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

8.1. Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé doeleinden is niet toegestaan.

8.2. Bestuurders kunnen op basis van een overeenkomst ter zake voor zakelijk gebruik een mobiele telefoon en computer in bruikleen ter beschikking krijgen.

8.3. Als het belang van de gemeente daarmee is gediend kan het college besluiten dat door de burgemeester en de wethouders gebruik wordt gemaakt van de dienstauto met chauffeur met prioriteit voor de burgemeester.

9. Reizen en werkbezoeken

9.1. a Een collegelid dat het voornemen heeft een meerdaagse, aan de functie gerelateerde reis te maken, heeft toestemming nodig van het college. b Een raadslid dat het voornemen heeft een meerdaagse, aan de functies gerelateerde reis te maken, heeft toestemming nodig van het seniorenconvent.

9.2. Een bestuurder die het voornemen van een meerdaagse reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

9.3. a Van de meerdaagse reis van een collegelid wordt verslag uitgebracht aan het college. b Van de meerdaagse reis van een raadslid wordt verslag uitgebracht aan het seniorenconvent.

9.4. Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college dan wel het seniorenconvent betrokken.

9.5. Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan.

9.6. Het verlengen van een meerdaagse reis voor privé doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college dan wel het seniorenconvent. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor eigen rekening van de bestuurder.

9.7. De in verband met de meerdaagse reis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente Kerkrade in zijn openbare vergadering van 31 maart 2004.
De voorzitter van de raad, De griffier,
J.J.M. Som mr. drs. H.J.W. van Dongen