Regeling vervallen per 13-11-2013

Verordening rioolheffing 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 12-11-2013

Intitulé

Verordening rioolheffing 2012

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • b.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater en mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater in eigendom, beheer of onderhoud bij de gemeente;

  • c.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater;

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven:

    • a.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel

  • 2. Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel, niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4, voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.

      3Indien geen aanwijzing plaatsvindt volgens het eerste lid, wordt het recht geheven van degene die gelegenheid biedt tot het hebben van een directe of indirecte aansluiting op de gemeentelijke riolering.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van de heffing

  • 1. De heffing als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar het soort perceel conform de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken en het aantal aansluitingen dat het perceel op de gemeentelijke riolering heeft.

  • 2. Voor de toepassing van de in artikel 6 genoemde belastingtarieven, wordt voor de bepaling van het soort perceel volgens het eerste lid, de objectafbakening conform de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken gevolgd.

  • 3. De heffing bedraagt een vast bedrag per aansluiting per perceel.

Artikel 6 Belastingtarieven

1.De heffing als bedoeld in artikel 2, bedraagt per perceel en belastingjaar:

a.

voor iedere woning, per aansluiting:

€ 194,30;

b.

voor iedere niet-woning, naar aard en bestemming toegankelijk voor derden, of waar 5 of meer personen werkzaam zijn, met uitzondering van niet-commerciële sportaccommodaties en jeugdgebouwen, per aansluiting:

€ 388,50;

c.

voor iedere niet-woning, naar aard en bestemming beperkt toegankelijk voor derden, of waar minder dan 5 personen werkzaam zijn, per aansluiting:

€ 194,30;

d.

voor iedere niet-woning, dat minder dan 3 m³ water per jaar verbruikt, per aansluiting:

€ 48,50;

e.

het vaste bedrag van de leden a, b, c en d van dit artikel, wordt voor iedere extra aansluiting vermeerderd met:

€ 48,50;

f.

voor ieder verzorgingstehuis per kamer:

€ 48,50;

g.

voor iedere vaste staanplaats op een camping

€ 145,70;

h.

voor iedere passantenplaats op een camping

€ 19,30.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle maanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,-.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 5. Voor belastingbedragen van minder dan € 5,-- vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 9 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag dan wel bij wege van schriftelijke, gedagtekende kennisgeving geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, voor niet-natuurlijke belastingplichtigen minder dan € 1.100,-- bedraagt en zo lang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt dan één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van rioolheffing.

Artikel 12 Inwerkingtreding

1. De ‘Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2011’, wordt

ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2.Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de datum van

bekendmaking.

  • 3.

    De datum van de ingang van de heffing is 1 januari 2012.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening rioolheffing 2012’.