Regeling vervallen per 25-09-2019

Algemene Subsidieverordening Koggenland 2017

Geldend van 20-10-2017 t/m 24-09-2019

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Koggenland 2017

De raad van de gemeente Koggenland;

heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 september 2017 gelezen en neemt de onderbouwing daarvan over, en

BESLUIT

vast te stellen de Algemene Subsidieverordening Koggenland 2017

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening:

    Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.

  • b.

    College:

    Het college van burgemeester en wethouders de gemeente Koggenland.

  • c.

    Europees steunkader:

    Een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het verdrag heeft vastgesteld.

  • d.

    Professionele instelling:

    Een instelling waarvan de taken voornamelijk worden uitgevoerd door één of meer personen in dienst op grond van een landelijke CAO of een anderszins centraal dan wel decentraal gereguleerde arbeidsovereenkomst, of als zodanig door het college is aangewezen.

  • e.

    Raad:

    De gemeenteraad van de gemeente Koggenland.

  • f.

    Rechtspersoon:

    Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich, zonder winstoogmerk, de behartiging van de belangen van ideële of materiële aard van (een deel van) de bevolking van de gemeente Koggenland ten doel stelt.

  • g.

    Subsidie:

    De aanspraak op financiële middelen zoals geformuleerd in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • h.

    Subsidieprogramma:

    Het door het college vastgestelde overzicht van subsidiabele maxima per beleidsterrein en de verdeling naar de instellingen, een en ander in samenhang met de ingediende subsidieaanvragen.

  • i.

    Verdrag:

    Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • j.

    Wet:

    Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Reikwijdte van de verordening/bevoegdheid.

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college die betrekking hebben op de in het volgende lid genoemde beleidsterreinen.

  • 2. Tot de in lid 1 genoemde beleidsterreinen behoren:

    • a.

      Cultuur en recreatie,

    • b.

      Maatschappelijke zorg,

    • c.

      Onderwijs,

    • d.

      Vrijwilligers- en mantelzorgbeleid,

    • e.

      Welzijn,

    • f.

      Door het college in het subsidieprogramma nader te benoemen andere beleidsterreinen.

  • 3. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 4. Het college is bevoegd nadere uitvoeringsregels (beleidsregels) vast te stellen, waarin kan worden bepaald:

    • a.

      Welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidieverlening,

    • b.

      Welke doelgroepen in aanmerking komen voor subsidieverlening,

    • c.

      De criteria voor de verdeling van de subsidie per beleidsterrein als bedoeld in het tweede lid,

    • d.

      De wijze waarop de subsidie wordt berekend,

    • e.

      De richtlijnen voor het financieren van onderhoud, uitbreiding, renovatie, herbouw en / of nieuwbouw van accommodaties die geen gemeentelijk eigendom zijn.

Artikel 3 Rechtspersoonlijkheid / rechtsbevoegdheid.

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in acht neming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond.

  • 2. Subsidie kan slechts worden verstrekt aan rechtspersonen die staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

  • 3. In bijzondere gevallen kan het college, in afwijking van het gestelde in het tweede lid, subsidie verlenen aan rechtspersonen die niet staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel of (een groep van) natuurlijke personen.

  • 4. De in deze verordening opgenomen bepalingen vinden, voor zover mogelijk, overeenkomstige toepassing op de in lid 3 genoemde instellingen en natuurlijke personen.

Artikel 4 Europees steunkader.

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij nadere regeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Indien bij nadere regeling is bepaald dat toepassing wordt gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de regeling naar het betreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van dat steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het betreffende steunkader.

Artikel 5 Algemene verplichtingen.

  • 1.

    De instelling dient geen winst te beogen met betrekking tot de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    Het college kan nadere voorwaarden stellen inzake:

    • a.

      het werken met beroepskrachten en / of vrijwilligers,

    • b.

      de toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten,

    • c.

      het gebruik van gemeentelijke dan wel door de gemeente gesubsidieerde accommodaties voor de door de gemeente gesubsidieerde activiteiten.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond, begrotingsvoorbehoud en subsidieprogramma

Artikel 6 Vaststelling subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud.

  • 1. De raad stelt jaarlijks, na vaststelling van de begroting voor het komende jaar, het subsidieplafond vast conform afdeling 4.2.2. van de wet.

  • 2. De raad kan het subsidieplafond verlagen als subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor de reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 7 Vaststelling Subsidieprogramma.

  • 1. Nadat de gemeenteraad de begroting en het subsidieplafond heeft vastgesteld, stelt het college het subsidieprogramma vast voor het desbetreffende begrotingsjaar.

  • 2. Het onder lid 1 genoemde programma bevat een overzicht van de activiteiten die in dat jaar voor subsidie in aanmerking komen en het daarvoor maximaal ter beschikking staande subsidiebudget per beleidsveld, eventueel gespecificeerd per instelling.

  • 3. Het subsidieprogramma wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de door de instellingen ingediende activiteitenprogramma’s en begrotingen, het door de raad vastgestelde subsidieplafond en de door het college per beleidsterrein vastgestelde budgetten.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 8 Subsidiesoorten.

  • 1. Als soorten van subsidie worden onderscheiden:

    • a.

      structurele subsidies:

      • Jeugdsubsidie,

      • Maatschappelijke subsidie,

      • Budgetsubsidie.

    • b.

      incidentele subsidie:

      • Investeringssubsidie.

  • 2. De voorwaarden waaronder en de vorm waarin met betrekking tot de verschillende subsidiesoorten subsidie wordt verleend, zijn opgenomen in de beleidsregels als bedoeld in artikel 2.4.

  • 3. Het college bepaalt welke subsidiesoort op welke aanvraag tot subsidieverlening betrekking heeft en kan per subsidiesoort te hanteren aanvraagformulieren vaststellen.

Artikel 9 Tijdstip indiening aanvraag.

  • 1.

    • a.

      een aanvraag tot verlening van een structurele subsidie wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    • b.

      een aanvraag tot verlening van een investeringssubsidie waarvoor een omgevingsvergunning noodzakelijk is, wordt ingediend tenminste zestien weken voorafgaand aan het moment waarop bij de gemeente de omgevingsvergunning wordt aangevraagd.

    • c.

      een aanvraag tot verlening van een investeringssubsidie waarvoor geen omgevingsvergunning noodzakelijk is, wordt ingediend tenminste zestien weken voorafgaand aan het moment waarop de opdracht tot de investering wordt gegeven.

  • 2. Het college besluit de aanvraag buiten behandeling te laten indien de aanvraag tot subsidieverlening niet op het in lid 1 bedoeld tijdstip is ingediend.

  • 3. Lid 2 is van overeenkomstige toepassing op aanvragen die weliswaar tijdig, maar niet correct of volledig zijn ingediend. Alvorens hiertoe te besluiten geeft het college de instelling een termijn waarbinnen men het verzuim kan herstellen. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan, besluit het college de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 10 Vereisten aanvraag.

  • 1. De aanvraag voor subsidie wordt bij voorkeur digitaal ingediend met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag om subsidie bevat de in artikel 4:2, eerste lid van de wet en – indien van toepassing – artikel 4:61 van de wet genoemde gegevens. Ter uitwerking van artikel 4:2, tweede lid van de wet bevat de aanvraag minimaal de volgende gegevens:

    • a.

      samenstelling van het bestuur,

    • b.

      een raming van de inkomsten en uitgaven die samenhangen met de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd,

    • c.

      een financieel overzicht van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend,

    • d.

      gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de instelling, indien de subsidieaanvraag meer dan € 1.000,- betreft.

  • 3. Eerste subsidieaanvraag:

    Indien een instelling voor de eerste keer subsidie aanvraagt, overlegt de instelling naast de gegevens die worden genoemd in het eerste en tweede lid, een exemplaar van de oprichtingsakte, statuten of reglement, alsmede een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 4. Het college is bevoegd:

    • a.

      slechts enkele van de in dit artikel genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag voldoende zijn;

    • b.

      ook andere dan de in dit artikel genoemde gegevens en bijlagen te verlangen indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn;

    • c.

      nadere regels met betrekking tot de subsidieaanvraag vast te stellen.

  • 5. Extra te verstrekken gegevens bij een aanvraag investeringssubsidie:

    Naast de in het eerste, tweede en derde lid genoemde gegevens bevat de aanvraag tevens:

    • a.

      Een materieel en financieel uitgewerkt investeringsplan in de vorm van een programma van eisen en bestek.

    • b.

      Door het college goedgekeurde (bouw)tekeningen alsmede een kadastrale perceelaanduiding indien dat voor de investering vereist is.

    • c.

      Een meerjaren exploitatieopzet waarin de instelling aantoont dat zij de lasten, voortvloeiende uit de investering, gedurende een periode van minimaal vijf jaar kan dragen.

Artikel 11 Hersteltermijn.

Wanneer de aanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals bedoeld in artikel 4:5 lid 1c Awb, wordt een hersteltermijn gehanteerd om de aanvraag aan te vullen.

Hoofdstuk 4 Verlening van de subsidie

Artikel 12 Zekerheden bij investeringssubsidie.

Aan het verstrekken van een investeringssubsidie worden de volgende nadere

voorwaarden gesteld:

  • a.

    De grond dient in beginsel eigendom te zijn van de gemeente.

  • b.

    Indien de grond of accommodatie geen eigendom is van de gemeente moeten zekerheden worden verkregen ten aanzien van

    • -

      de continuïteit van het huisvesten van de door de gemeente gewenste of gesubsidieerde activiteiten;

    • -

      het aanwezig zijn van een sluitende meer jaren exploitatie over een periode van vijf jaar van de (ver)nieuw(d) accommodatie.

  • c.

    De afschrijvingstermijn dient te worden gebaseerd op de functionele of economische levensduur van de investering, een en ander ter beoordeling van en goedkeuring door het college.

Artikel 13 Meerjarige subsidie.

  • 1. Het college kan subsidie verlenen voor een periode van meerdere jaren.

  • 2. Deze verlening geschiedt met toepassing van begrotingsvoorbehoud.

  • 3. Indien het college gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde vorm van subsidiëring, kan jaarlijks een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten.

  • 4. Van een uitvoeringsovereenkomst kan slechts sprake zijn bij budgetsubsidies.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen.

Artikel 14 Subsidiebesluit.

  • 1. Het college beslist op de aanvraag voor een structurele subsidie voor 1 januari van het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd. Deze beslissing houdt tevens een beoordeling in van alle door de aanvrager over te leggen bescheiden. De beslissing wordt uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft bekendgemaakt.

  • 2. Het college beslist op de aanvraag voor een investeringssubsidie binnen zestien weken nadat de aanvraag is ontvangen.

  • 3. In de beschikking tot subsidieverlening kan door het college worden aangegeven welk (deel van het) budget verbonden is aan welke activiteiten en voor welk tijdvak, alsmede of, en zo ja op welke wijze verantwoording van de te ontvangen subsidie dient plaats te vinden.

  • 4. Indien een uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten wordt daarin vastgelegd dat de subsidie ontvangende instelling zich verplicht de overeengekomen activiteiten en de prestaties conform de vastgelegde kwalitatieve en kwantitatieve eisen te realiseren. Dit volgens het gestelde in artikel 4:36 lid 2 van de wet.

  • 5. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking te verbinden met betrekking tot beheer en gebruik van de subsidie.

  • 6. Indien de beschikking niet binnen de onder lid 1, of 2 gestelde termijn kan worden afgegeven, deelt het college dit mee aan de aanvrager en noemt daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 7. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 15 Betaling en bevoorschotting.

  • 1. Subsidies, lager dan € 10.000,- worden direct vastgesteld of verleend en in één termijn betaald op een nader door het college te bepalen tijdstip.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen wanneer betaalbaarstelling plaatsvindt.

  • 3. Indien feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 4:46 lid 2 van de wet aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, vindt verrekening zo mogelijk plaats door inhouding op de voorschotbetalingen in het jaar waarin het besluit tot subsidievaststelling wordt genomen.

  • 4. Betaalbaarstelling van subsidies van € 10.000,- of hoger, vindt plaats in termijnen. In de beschikking wordt opgenomen op welke wijze het college de voorschotten verleent.

Hoofdstuk 5 Weigering, intrekking of terugvordering

Artikel 16 Weigeringsgronden.

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet, wordt subsidie in ieder geval geweigerd als:

    • a.

      de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid wordt subsidie in ieder geval geweigerd als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffend steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kan subsidie worden geweigerd indien:

    • a.

      de te subsidiëren activiteiten naar de mening van het college niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      niet kan worden aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor zij wordt gevraagd;

    • c.

      de aanvraag niet voldoet aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      als subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • e.

      de activiteiten van de aanvrager een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap uitdragen;

    • f.

      de instelling subsidie aanvraagt voor activiteiten die binnen de gemeente, naar het oordeel van het college, al door een andere, al dan niet gesubsidieerde, instelling worden verzorgd op een kwalitatief en qua toegankelijkheid tenminste gelijkwaardige wijze;

  • 4. De structurele subsidieverstrekking aan een instelling kan op grond van algemene, financiële of beleidsinhoudelijke overwegingen worden beëindigd of verminderd op grond van een door het college te nemen besluit.

Artikel 17 Intrekkingsgronden.

De subsidiebeschikking wordt ingetrokken wanneer:

  • a.

    de instelling bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden;

  • b.

    bij de instelling conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel daarvan;

  • c.

    aan de instelling surseance van betaling is verleend;

  • d.

    het faillissement over de instelling is uitgesproken.

Artikel 18 Terugvorderingsgronden.

Het Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijk rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 19 Van toepassing verklaring afdeling 4.2.8 van de Algemene wetbestuursrecht.

  • 1. Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op budgetsubsidies. Het college kan bepalen dat deze afdeling van de wet ook op andere aanvragen van toepassing is.

  • 2. De ontvangers van een structurele subsidie, behoeven de toestemming van het college voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de wet.

  • 3. Artikel 4:76 is van toepassing op het financiële verslag van de ontvangers van een budgetsubsidie. Het college kan bepalen dat dit artikel ook op ontvangers van andere vormen van subsidie van toepassing is.

Artikel 20 Administratie.

  • 1. Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 van de wet kan het college de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opleggen:

    • a.

      de instelling verleent aan het college, of de door hem aangewezen personen, desgevraagd inzage in de administratie. Daarnaast verstrekt de instelling inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie en voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden;

    • b.

      de instelling volgt de aanwijzingen op die het college in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie kan geven.

  • 2. De administratie van de instelling wordt op een overzichtelijke wijze gevoerd en is zodanig ingericht dat op eenvoudige wijze inzicht wordt verkregen in de bezittingen, reserves, voorzieningen, vorderingen, schulden en exploitatieresultaten van de instelling.

Artikel 21 Overige verplichtingen.

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. Indien sprake is van opheffing en liquidatie, dient een met subsidie verworven batig liquidatiesaldo, met toepassing van het bepaalde in artikel 4:41 van de wet, zo spoedig mogelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het bedrag dat in totaliteit over de laatste vijf jaren aan subsidie is verstrekt.

  • 4. Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 van de wet legt het college subsidieontvangers in ieder geval de volgende verplichtingen op:

    • a.

      een ruimtelijke voorziening dient naar aard, omvang, inrichting, situering, tariefstelling en openstellingsuren regelmatig en doelmatig gebruikt te kunnen worden voor het laten plaatsvinden van subsidiabele activiteiten.

    • b.

      de instelling dient er zorg voor te dragen, dat waar de activiteiten plaatsvinden in een ruimtelijke voorziening:

      • -

        deze waar mogelijk en nodig geschikt is voor de in zijn bewegingen beperkte mens;

      • -

        de openstellingen zo veel mogelijk afgestemd zijn op de wensen, behoeften en mogelijkheden van de doelgroep(en), de organisatoren en deelnemers van gesubsidieerde activiteiten.

  • 5. Het college kan ook verplichtingen opleggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 22 Aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 1. Met toepassing van de artikelen 4:37 eerste lid sub f. en 4:44 lid 2 van de wet, dient de instelling die een budgetsubsidie ontvangt vóór 1 juni volgend op het boekjaar een inhoudelijk en financieel verslag als bedoeld in artikel 4:75 lid 1 van de wet in te dienen.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde financieel verslag bevat:

    • a.

      een exploitatierekening die betrekking heeft op de gehele instelling;

    • b.

      een balans die betrekking heeft op de gehele instelling.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder, dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 4. Met toepassing van de artikelen 4:37 eerste lid sub f. en 4:44 lid 2 van de wet, dient de instelling die een investeringssubsidie ontvangt binnen drie maanden na oplevering een financieel verslag met betrekking tot de investering te verstrekken.

Artikel 23 Hersteltermijn.

Wanneer de aanvraag tot vaststelling qua verslaglegging niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in de wet en / of hetgeen is gesteld in artikel 22, wordt een hersteltermijn gehanteerd van maximaal vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 24 Vaststelling subsidie.

  • 1. Het college beslist binnen zes maanden op een volledige aanvraag om subsidievaststelling.

  • 2. De termijn genoemd in het vorige lid kan eenmaal voor ten hoogste dertien weken worden verdaagd.

  • 3. Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in artikel 23 de aanvraag tot vaststelling nog steeds niet volledig is, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in artikel 22 lid 1 of lid 4 genoemde tijdstip is ontvangen, gaat het college binnen zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 8 Reservevorming

Artikel 25 Reservevorming.

Op dit hoofdstuk is artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b. wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door het college vastgesteld.

Artikel 26 Egalisatiereserve.

  • 1. Het is een instelling die een budgetsubsidie ontvangt toegestaan een egalisatiereserve te vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2. Het vormen dan wel het voeden van een egalisatiereserve met gemeentelijke subsidiegelden, is uitsluitend mogelijk wanneer er sprake is van een positief jaarresultaat. Dit voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3. Op de egalisatiereserve is artikel 4:72 van de wet van toepassing.

  • 4. Het college kan met betrekking tot het vormen van een egalisatiereserve, of de hoogte daarvan, voor zover opgebouwd uit subsidiegelden, nadere regels vaststellen. Daarbij wordt rekening gehouden met andere inkomsten dan subsidie.

Hoofdstuk 9 Overige bepalingen

Artikel 27 Niet van toepassing verklaren artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4:24 van de wet is niet van toepassing.

Artikel 28 Hardheidsclausule.

  • 1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

  • 2. Het college kan bepalen dat van een of meer artikelen kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebbendie wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen

  • 3. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 29 Bijzondere gevallen.

In gevallen waarin deze verordening niet of niet voldoende voorziet beslist het college.

Artikel 30 Intrekking / Inwerkingtreding.

Onder intrekking van de Algemene Subsidieverordening Koggenland 2016 treedt deze verordening in werking 1 dag na bekendmaking.

Artikel 31 Overgangsbepaling.

Op aanvragen voor subsidie die onder de werking van de Algemene Subsidieverordening 2016 zijn ingediend en waarop nog niet is beslist, is het bepaalde in deze verordening van toepassing, tenzij dit voor aanvrager tot een nadeligere situatie leidt. In dat (laatste) geval zal de aanvraag worden afgehandeld volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 2016.

Artikel 32 Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene Subsidieverordening Koggenland 2017”.

Ondertekening

De raad van de gemeente Koggenland,
9 oktober 2017, agendapunt 3.06.04
de griffier,
mevrouw drs. P.M. Tromp
de voorzitter,
R. Posthumus

Algemene toelichting

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de landelijk te hanteren grondslag voor subsidieverlening. Zij laat de gemeente veel vrijheid bij de invulling van het subsidiebeleid.

Om de Awb op lokaal niveau in te vullen stelt de gemeenteraad de Algemene Subsidie Verordening (ASV) vast. Dat is vooral een juridisch stuk, waarin de algemene regels en procedures, de ‘werkafspraken’, zijn opgenomen die van toepassing zijn op de subsidieverstrekking. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan de algemene voorwaarden, de te hanteren termijnen, de subsidiesoorten en het al dan niet van kracht laten zijn van bepaalde (facultatieve) artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Regels die alleen betrekking hebben op speciale onderwerpen of beleidsterreinen worden vastgelegd in beleidsregels. Deze worden vastgesteld door het college.

Bij subsidieverstrekking is er sprake van het ‘eenzijdig’ afgeven van een beschikking (een specifiek besluit). Subsidiegeld is bestemd voor de uitvoering van door het college benoemde activiteiten die direct gericht zijn op de bevolking. Er is geen heffing van omzetbelasting (BTW) van toepassing.

Het leveren van goederen en diensten aan het college, zoals pc’s of adviezen, valt dus niet onder het begrip subsidie. Dit betreft immers een tweeledige contractrelatie, waarbij sprake is van een (privaatrechtelijke) inkooprelatie.

Ook gemeenschappelijke regelingen vallen niet onder het subsidiebeleid.

In de nota subsidiebeleid is een hoofdstuk opgenomen waarin het subsidiebegrip wordt gedefinieerd.

Ten slotte nog speciale aandacht voor “wachtgeldverplichtingen”.

Hoewel dit niet in de ASV is geregeld, is het wellicht toch van belang hier enige aandacht aan te schenken.

Er is namelijk een breed verbreid misverstand over wachtgeldverplichtingen.

De regelgeving is dat een gemeente die niet specifiek anders heeft geregeld in haar wet- en regelgeving, niet aansprakelijk is voor wachtgeldverplichtingen, of uitkeringen die aanvullend zijn op de bij enigerlei wet vastgestelde uitkeringen. Ook niet als die rechtstreeks voortvloeien uit een besluit tot vermindering en / of beëindiging van subsidie. In die gevallen treedt namelijk ‘alleen’ artikel 4:51 van de Awb in werking: het verlagen van een structurele subsidie mag alleen met inachtneming van een redelijke termijn. Kosten die uit een eventueel deeltijdontslag voortvloeien, komen niet in aanmerking voor een gemeentelijke tegemoetkoming!

Artikelsgewijze toelichting.

1. In dit artikel wordt een aantal begrippen omschreven die in de verordening worden gehanteerd. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar tevens voor de hierop te baseren beleidsregels.

2. De ASV is van toepassing op alle subsidieaanvragen. ‘Donaties’ en ‘giften’ zijn niet bekend binnen het bestuursrecht en moeten dan ook worden beschouwd als subsidies. Zij moeten daarom voldoen aan de daaraan gestelde voorwaarden.

In dit artikel staan de beleidsterreinen opgenomen waarop de ASV van toepassing is. Het subsidieprogramma, vastgesteld door het college, omvat het totaaloverzicht van alle ingediende aanvragen en de besluitvorming daarover door het college. Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen te besluiten binnen de door de raad vastgestelde kaders. Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASV in beginsel niet van toepassing. Het derde lid geeft het college de bevoegdheid de ASV (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat.

3. Bij een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of bij een stichting, is een bestuurslid niet persoonlijk aansprakelijk voor schade of schulden.

Bij een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid (niet opgericht bij notariële akte) is een bestuurslid wel hoofdelijk aansprakelijk als de organisatie schulden maakt of als er iets mis gaat.

Om de hoofdelijke aansprakelijkheid zoveel mogelijk te beperken wordt de voorwaarde gesteld dat slechts organisaties die staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel in aanmerking kunnen komen voor subsidieverlening. Alleen als de vereniging niet aan de verplichtingen kan voldoen is de bestuurder dan nog hoofdelijk aansprakelijk.

Alleen in uitzonderingsgevallen kan een ‘groep van natuurlijke personen’ subsidie ontvangen. Zij zijn dan zelf persoonlijk aansprakelijk voor het geval een activiteit bijvoorbeeld ‘letterlijk (of figuurlijk) in het water valt’ en voor de daaruit voortvloeiende (meestal nadelige) financiële gevolgen. Ook zijn zij persoonlijk en hoofdelijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor de aan de naleving van de aan het subsidiebesluit verbonden verplichtingen.

4. Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijks steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

5. Geen subsidie wordt verstrekt aan instellingen die uit zijn op het maken van winst door middel van gesubsidieerde activiteiten. Overigens kan het college voorwaarden stellen die te maken hebben met het bevorderen van het uitvoeren van haar beleid door middel van het verstrekken van subsidie.

6. De gemeenteraad stelt jaarlijks het subsidieplafond vast. Het is niet toegestaan dit plafond te overschrijden.

Het college dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies is verplicht, om indien toepassing wordt gegeven aan artikel 6, dat op te nemen in de verleningsbeschikking.

7. Nadat de gemeenteraad de gemeentebegroting en het subsidieplafond heeft vastgesteld, stelt het college het subsidieprogramma vast. Dit omvat een totaaloverzicht van de subsidiebedragen die naar verwachting zullen worden verleend op basis van de ingediende aanvragen.

8. Er zijn twee soorten subsidies: de structurele en de incidentele.

Om een duidelijk verschillende aanpak te kunnen realiseren tussen de vrijwilligersorganisaties en de professionele instellingen, is binnen de categorie ‘structurele subsidies’ een scheiding aangebracht tussen enerzijds de jeugd- en maatschappelijke subsidies en anderzijds de budgetsubsidies.

Structurele subsidies:

a. jeugdsubsidies en maatschappelijke subsidies worden met name verstrekt aan vrijwilligersorganisaties. Ze zijn bedoeld om die organisaties mede in stand te houden.

Dit ten behoeve van het uitvoeren van in het gemeentelijk beleid passende activiteiten. De bedragen hoeven qua hoogte geen relatie te hebben met de aard en omvang van de activiteiten. De afhandeling is zo veel mogelijk vereenvoudigd; verlenen en vaststellen van de subsidie gebeurt in één handeling.

b. de budgetsubsidie is vooral van toepassing op professionele instellingen zoals bijvoorbeeld de bibliotheek. Met aanvragers van deze subsidiesoort worden concrete afspraken gemaakt over de te verzorgen activiteiten / producten / prestaties en de daaruit voortvloeiende prestaties en effecten. Over het algemeen zijn hier hogere bedragen mee gemoeid waarvoor adequate verantwoording moet worden afgelegd met betrekking tot de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van de subsidiegelden!

Incidentele subsidie:

investeringssubsidie:

Deze subsidie is een tegemoetkoming in de kosten die gepaard gaan met het doen van investeringen. Voor kosten die worden gemaakt voor het verwerven, nieuw bouwen, dan wel verbouwen van opstallen kan een investeringssubsidie worden verstrekt onder de voorwaarde dat deze primair wordt gebruikt voor het huisvesten van door de gemeente gewenste en gesubsidieerde activiteiten. Een en ander is uitgewerkt in de beleidsregel “Accommodatiebeleid in Koggenland”.

Aan deze subsidiesoort worden relatief hoge eisen gesteld omdat het vaak over respectabele bedragen gaat met een lange doorlooptijd en daaruit voortvloeiende langjarige verplichtingen.

9. Structurele aanvragen dienen uiterlijk 30 september voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, in het bezit te zijn van de gemeente. Voor incidentele aanvragen geldt een afwijkende bepaling. Een aanvraag die, eventueel na toepassing van een hersteltermijn, te laat is ingeleverd of onvolledig is ingevuld, neemt het college in principe niet in behandeling.

Een besluit om de aanvraag niet te behandelen moet aan de aanvrager bekend gemaakt worden binnen vier weken nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld het gebrek te herstellen en de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (art 4:5 Awb).

‘Een beetje te laat’ geldt niet in het bestuurs- en subsidierecht!

10. Een aanvraag tot subsidieverlening moet aan een aantal eisen voldoen.

De basisgegevens zijn voor alle aanvragen gelijk, maar per subsidiesoort variëren de eisen. Instellingen die een jeugd- of maatschappelijke subsidie ontvangen kunnen volstaan met een globale omschrijving van de activiteiten en een eenvoudig ingericht financieel overzicht.

Deze eisen zijn aanzienlijk lager dan die worden gesteld aan bijvoorbeeld een budgetsubsidie of een investeringssubsidie. De specifieke eisen zijn zoveel mogelijk verwerkt in de aanvraagformulieren.

Een extra eis die bijvoorbeeld wordt gesteld bij een investeringssubsidie is dat er sprake moet zijn van een sluitende meerjaren exploitatie.

Lid 4 biedt het college de ruimte genoegen te nemen met minder gegevens indien dat volstaat om te besluiten op de aanvraag.

Op grond van het vijfde lid kan het college ook vragen om meer gegevens dan gevraagd op het aanvraagformulier, indien dat nodig is om te beslissen op een aanvraag.

11. Als de aanvraag onvolledig is wordt een hersteltermijn gehanteerd. De aanvrager krijgt dan een periode (normaliter maximaal vier weken) de tijd om de aanvraag conform de eisen aan te vullen. Als aan die eis niet wordt voldaan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen (zie artikel 9 lid 3).

12.

In dit artikel zijn enkele voorwaarden opgenomen waaraan moet worden voldaan ter verkrijging van een investeringssubsidie. Deze behoeven geen nadere toelichting.

13. Het college kan besluiten tot subsidieverlening over een periode langer dan één jaar. Als dat gebeurt vindt dat plaats onder ‘begrotingsvoorbehoud’. Dat wil zeggen dat de raad ieder jaar het laatste woord heeft en dus kan afwijken van de verlening. De aanzienlijke en niet voorspelbare financiële risico’s (loon- en prijsontwikkelingen versus de inkomsten vanuit het gemeentefonds) blijven dan voor zowel de gemeente als de professionele instellingen beperkt.

14. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie.

In dit artikel is opgenomen dat organisaties die een structurele subsidie aanvragen, voor 1 januari van het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft, weten welk subsidiebedrag wordt verleend. Dat is ruim binnen acht weken (de wettelijke “redelijke termijn”) nadat de gemeentebegroting door de raad is vastgesteld.

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie worden aangemeld, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen. Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

15. Indien op een aanvraag voor een subsidie een beschikking wordt gegeven lager dan € 10.000,- vindt betaling van het gehele bedrag in één keer plaats in de maand april van het jaar waarvoor de subsidieaanvraag is bedoeld. De manier van bevoorschotting van het verleende subsidiebedrag wordt in de beschikking vermeld.

Indien een beschikking wordt gegeven van € 10.000,- of meer, vindt betaling plaats in vier gelijke termijnen. De eerste termijn wordt begin april betaald, de tweede begin juli, de derde begin oktober en de laatste begin december van het jaar waarvoor de subsidie is bedoeld.

Het college kan besluiten om maximaal 80% te bevoorschotten en af te rekenen na verantwoording en vaststelling van de subsidie. In dat geval vindt uiteindelijke betaling plaats nadat de subsidie is vastgesteld, waarbij de verstrekte voorschotten worden verrekenend.

16. In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen.

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid zou opleveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het Europese steunkader, of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders niet had uitgevoerd. Het beginsel houdt ook in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.

In lid 3 is onder meer aangegeven dat subsidieverlening slechts mogelijk is indien de activiteiten passen binnen het gemeentelijke beleid. Bovendien dient een aanzienlijk deel van de doelgroep van de inwoners uit de gemeente deel te nemen aan de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

De statuten van een organisatie zijn leidend voor de activiteiten die de organisatie uitvoert of wil uitvoeren. De gemeente bepaalt echter of een activiteit in aanmerking komt voor subsidie en zo ja, hoe hoog die zal zijn en onder welke voorwaarden die wordt verstrekt.

Vanwege de scheiding tussen kerk en staat, komen kerkelijke, politieke en levensbeschouwelijke activiteiten (kerkkoren, politieke actiegroepen, zondagschool en dergelijke) niet in aanmerking voor subsidie. Ook activiteiten die niet voor iedereen openstaan, komen niet voor subsidieverlening in aanmerking.

Voorts kan subsidiëring slechts plaatsvinden indien de instelling niet zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan.

17. In dit artikel staan de intrekkingsgronden van de beschikking vermeld.

18. In dit artikel is opgenomen op welke gronden het college subsidie terugvordert.

19. Dit artikel bepaalt dat instellingen die een budgetsubsidie ontvangen moeten voldoen aan de eisen zoals die zijn gesteld in afdeling 4.2.8. van de Awb. Hierin zijn onder meer eisen opgenomen met betrekking tot de aanvraag, inrichting van de administratie, verantwoording en subsidievaststelling.

Andere organisaties hoeven niet te voldoen aan de daarin opgenomen zware eisen, tenzij het college die eis oplegt.

Wel van een bredere toepassing is artikel 4:71 van de Awb. Besluitvorming over zaken als fuseren, het wijzigen van de statuten, het vaststellen van de tarieven die gelden voor gesubsidieerde activiteiten en het opheffen van de organisatie mag alleen maar na toestemming van de gemeente.

20. Aanvragers van subsidie moeten aan een aantal algemene eisen voldoen. Deze gaan over de toegankelijkheid en de inzichtelijkheid van de administratie. Het college kan ook aanwijzingen geven over de wijze waarop de administratie moet zijn ingericht.

21. Dit artikel bevat een meldings- een en informatieplicht die geldt voor alle subsidieontvangers.

De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens de daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht.

In dat geval wordt de subsidie lager of op nihil vastgesteld.

Soms is het mogelijk nadere afspraken te maken over het aanpassen van de verplichtingen (bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten). Bij het niet voldoen aan de meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb de subsidievaststelling alsnog worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist of behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het gehele subsidiebedrag, kan in een dergelijk geval proportioneel worden geacht. De ontvanger maakte immers misbruik van het gegeven vertrouwen dat ten grondslag ligt aan de subsidieverordening.

Naast een aantal in de Awb opgenomen wettelijke verplichtingen moeten gesubsidieerde instellingen bovendien zorgen voor een goede huisvesting van hun activiteiten en voor een zo doelmatig mogelijk gebruik van hun accommodaties. Verder zijn voorschriften opgenomen die van kracht worden bij het staken van de activiteiten.

Bij liquidatie zijn de voorschriften omtrent de verantwoording alsmede die betreffende de vaststelling van de subsidie, van overeenkomstige toepassing.

Het vijfde lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit, maar daar wel verband mee houden. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichtingen om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen.

22. Bij budgetsubsidies en investeringssubsidies vindt het verstrekken van subsidie plaats in twee fasen: de fase van de subsidieverlening en de fase van de subsidievaststelling na afloop ervan. Het zijn twee gescheiden trajecten met aparte besluitvorming waarbij in beide fasen sprake is van de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar.

De beschikking tot de subsidievaststelling is gebaseerd op de inhoudelijke en financiële verantwoording (jaarverslag en jaarrekening) door de subsidieontvanger.

Daarin moet expliciet worden vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed in overeenstemming met het bepaalde in of krachtens de ASV. Bovendien moet aandacht worden besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten.

23. Indien een aanvraag tot subsidievaststelling niet volledig is, geldt een hersteltermijn van maximaal vier weken.

24. Het merendeel van de aanvragen zal binnen de beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn voor de duur van de hoogste dertien weken, biedt dan uitkomst.

Als de aanvraag tot subsidievaststelling ook na de hersteltermijn nog niet voldoet aan de eisen wordt de subsidie ‘ambtshalve’ vastgesteld. Dat kan, zo blijkt uit jurisprudentie, leiden tot het volledig moeten terugbetalen van de al ontvangen subsidie.

25. Instellingen mogen in principe een reserve vormen.

26. Een egalisatiereserve dient om tekorten in het ene jaar te compenseren met overschotten in het andere jaar. Zo kan worden gekomen tot een gelijkmatige verdeling van lasten. Zij mag niet worden opgebouwd vanuit niet bestede subsidiegelden die het gevolg zijn van het niet of niet geheel doorgang gevonden hebben van activiteiten. In die gevallen moet subsidie worden terugbetaald aan de gemeente.

Het college bepaalt het bedrag van de toegestane egalisatiereserve. De berekening wordt mede gerelateerd aan de hoogte van andere inkomsten dan subsidie.

Hoe hoger de inkomsten vanuit andere bronnen, des te hoger is vaak het risico! Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld de bibliotheek waar de lidmaatschappen een belangrijke bron van inkomsten vormen.

In de ASV is niets bepaald met betrekking tot bestemmingsreserves, voorzieningen en afschrijvingen. De reden daarvan is dat instellingen zou worden voorgeschreven om investeringen waarvoor subsidie wordt verleend te activeren, terwijl de subsidie normaliter wordt gebruikt om direct te betalen en niet te activeren. Bovendien moet op grond van artikel 12 sub b al worden aangetoond dat de lasten de komende vijf jaar kunnen worden gedekt.

27. Op grond van dit wetsartikel zou de gemeente minimaal iedere vijf jaar een verslag moeten publiceren over doeltreffendheid en effecten van de subsidies in de praktijk. Dit artikel is niet van toepassing verklaard, gezien de aard en omvang van de subsidieverstrekking.

28. De hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen, die vooraf niet zijn te voorzien, vasthouden aan de ASV of de beleidsregels wegens bijzondere omstandigheden onevenredig kan zijn tot de daarmee te dienen belangen. Een onderdeel van de regeling kan dan buiten toepassing blijven of er kan van worden afgeweken. Toepassing van de hardheidsclausule is daarom in zeer beperkte mate aangewezen.

De hardheidsclausule onderscheidt zich van ontheffingen omdat het bij een ontheffing juist van meet af aan de uitdrukkelijke bedoeling is om in bepaalde, individuele, voorzienbare gevallen een uitzondering te maken op de wettelijke regel. Dat is in het geval van subsidieverstrekking niet aan de orde.

Tegen de afwijzing van de aanvraag om toepassing van de hardheidsclausule staat beroep open bij de administratieve rechter.

29. Het college heeft het recht te beslissen in die gevallen waarin de verordening niet of niet voldoende voorziet.

30. Een dag nadat deze ASV bekend is gemaakt, treedt deze in werking.

31. De overgang van de oude naar de nieuwe ASV wordt hierin geregeld. Deze ASV is van toepassing op aanvragen die zijn ingediend voor of worden ingediend vanaf het subsidiejaar 2018.