Regeling vervallen per 08-06-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Koggenland houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020 gemeente Koggenland)

Geldend van 01-01-2020 t/m 07-06-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Koggenland houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020 gemeente Koggenland)

De raad van de gemeente Koggenland;

De raad van de gemeente Koggenland;

heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 oktober gelezen en neemt de onderbouwing daarvan over, gelet op artikel 108, tweede lid en artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet; gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, [eerste, tweede,] derde en zevende lid, [2.1.5, eerste lid,] 2.1.6, [2.1.7, 2.3.6, vierde lid,] en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015];

overwegende dat ingezetenen een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van een ingezetene verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat ingezetenen die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

BESLUIT Vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020 gemeente Koggenland.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is en die niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten;

  • 2.

    algemene voorziening: vrij toegankelijk aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat gericht is op maatschappelijke ondersteuning;

  • 3.

    arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van hulp/ondersteuning;

  • 4.

    doel: een concrete actie hoe het resultaat behaald kan worden. Doelen worden opgesteld om toe te werken naar dat gewenste resultaat;

  • 5.

    financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een geïndiceerde maatwerkvoorziening bedoeld om deze aan te schaffen voor het te bereiken resultaat;

  • 6.

    gebruikelijke hulp of zorg: hulp of zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

  • 7.

    intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteiten zijn gekoppeld aan het ondersteuningsprofiel;

  • 8.

    keukentafelgesprek: gesprek dat plaatsvindt in het kader van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de inwoner;

  • 9.

    lokale toegang: zorgteam Koggenland, loket dat het college heeft ingericht om informatie/hulp/ ondersteuning te bieden aan een inwoner;

  • 10.

    maatschappelijke ondersteuning:

    • a.

      bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

    • b.

      ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

    • c.

      bieden van beschermd wonen en opvang;

  • 11.

    maatwerkvoorziening: na zorgvuldig onderzoek aan cliënt toegekend geheel van diensten, hulpmiddelen woningaanpassingen en andere maatregelen die op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon zijn afgestemd, beschikt door het college;

  • 12.

    ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de inwoner;

  • 13.

    persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een inwoner van derden heeft betrokken;

  • 14.

    perspectiefplan: ondersteuningsplan zoals bedoeld in de wet, i.e, een document waarin de ondersteuningsbehoeften van de inwoner zijn vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende leefgebieden de situatie in kaart is gebracht om een effectieve ondersteuning van de inwoner mogelijk te maken;

  • 15.

    resultaat: de uitkomst van de ingezette hulp/ondersteuning welke staat omschreven in een perspectiefplan;

  • 16.

    spoedeisende situatie: een onvoorziene situatie die geen uitstel verdraagt In deze gevallen treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek;

  • 17.

    toezicht: het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren;

  • 18.

    toezichthouder: het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren uitgevoerd door de toezichthouder.

  • 19.

    voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening;

  • 20.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • 21.

    zaak: bijvoorbeeld een hulpmiddel of woning-, of andere benodigde aanpassing volgens de wet;

  • 22.

    zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, de Uitvoeringsregeling maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Procedureregels toegang maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet of een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen omtrent de procedure tot toegang tot een maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 3. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Het college neemt in ieder geval de volgende documenten (indien aanwezig) mee in de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte:

    • a.

      het persoonlijk plan;

    • b.

      het perspectiefplan;

    • c.

      andere documenten die relevant zijn voor de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte die door of namens de inwoner zijn ingebracht.

  • 2. Het college stelt na zorgvuldig onderzoek ten minste vast:

    • a.

      wat de ondersteuningsvraag is;

    • b.

      welke problemen ondervonden worden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich zelfstandig kunnen handhaven in de samenleving;

    • c.

      welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie of het zich kunnen handhaven in de samenleving;

    • d.

      in hoeverre de op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen, door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of door gebruikmaking van andere voorliggende voorzieningen in de ondersteuningsbehoefte kan worden voorzien;

    • e.

      of de inwoner de ondersteuningsbehoefte redelijkerwijs kon voorzien en verwacht mocht worden dat de inwoner zijn handelen en nalaten hierop had aangepast waardoor geen maatwerkvoorziening nodig zou zijn geweest;

    • f.

      of een andere voorziening nodig is dan de voorziening waarom de inwoner vraagt;

    • g.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • h.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening.

  • 3. Indien een maatwerkvoorziening nodig is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven tenzij:

    • a.

      de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten;

    • c.

      of als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 4. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college verstrekt het college in principe de goedkoopst adequate voorziening.

  • 5. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening voor zover de aanvraag betrekking heeft op een al aangeschafte of ingezette maatwerkvoorziening en waarvan niet meer na te gaan is of deze voorziening noodzakelijk was.

  • 6. Een ingezetene kan in aanmerking komen voor (maatschappelijke) opvang indien deze:

    • a.

      feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en

    • b.

      beperkt redzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en

    • c.

      niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen kunnen opheffen.

  • 7. Het college kan nadere regels stellen omtrent criteria voor een maatwerkvoorziening.

  • 8. Het college kan nadere regels stellen inzake toelating naar aanleiding van afspraken met andere gemeenten over wederzijdse overdracht van cliënten en inzake prioritering van doelgroepen bij de toegang tot opvang en beschermd wonen.

Artikel 4. Advisering

  • 1. Het college kan om deskundigenadvies vragen indien zij dat gewenst vindt. Indien de deskundige niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het college is afdeling 3.3 van de Awb van toepassing. Dit betekent dat het college zich moet vergewissen dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Deze zorgvuldigheid heeft zowel betrekking op de totstandkoming, de vorm en de inhoud van het advies.

    Hiervoor moet het college in ieder geval vaststellen:

    • a.

      Of het onderzoek zich naast de eigen mogelijkheden van cliënt heeft uitgestrekt tot anderen, bijvoorbeeld personen van wie gebruikelijke hulp mag worden verwacht;

    • b.

      dat het advies logisch is opgebouwd;

    • c.

      welke de belangrijkste gebruikte onderzoeksdoelen en -methoden zijn geweest;

    • d.

      dat duidelijk is waarom bepaalde zaken juist niet zijn onderzocht, niet onderzocht konden worden of bepaalde methoden niet zijn gebruikt;

    • e.

      dat het advies logischerwijs voortvloeit uit de onderzoeksbevindingen;

    • f.

      dat het advies antwoord geeft op de geformuleerde onderzoeksvragen;

    • g.

      of door cliënt aangedragen vragen en opmerkingen mee zijn genomen in het onderzoek;

    • h.

      of het advies is voorgelegd aan cliënt en zijn zienswijze is toegevoegd aan het advies.

  • 2. Een advies is niet bindend. Het college blijft zelf eindverantwoordelijk voor het te nemen besluit en de motivering daarvan. Afwijking van de conclusie(s) uit het advies wordt altijd gemotiveerd.

Artikel 5. Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kosteloos een beroep kunnen doen op onafhankelijke cliëntondersteuning waarbij het belang van de cliënt het uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt op de mogelijkheid om hiervan gebruik te maken.

Artikel 6. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking op een aanvraag wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de dagtekening van de beschikking;

    • b.

      tot welke beslissing het college is gekomen;

    • c.

      krachtens welk wettelijk voorschrift de beslissing is genomen;

    • d.

      de motivering van de beslissing;

    • e.

      binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld.

  • 2. Indien de beschikking de beslissing tot het geheel of gedeeltelijk verstrekken van de aangevraagde voorziening(en) betreft wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening(en) in natura of als pgb wordt of worden verstrekt.

  • 3. Het perspectiefplan wordt in de beschikking expliciet benoemd als integraal onderdeel uitmakend van de beschikking.

  • 4. De beschikking vermeldt of een eigen bijdrage van toepassing is op de toegekende voorziening.

  • 5. De beschikking vermeldt dat wijzigingen in de persoonlijke situatie waarvan cliënt of zijn vertegenwoordiger zich redelijkerwijs bewust moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen twee weken, bij de lokale toegang moeten worden doorgegeven.

  • 6. Indien verwacht wordt dat na de in de beschikking genoemde einddatum nog maatschappelijke ondersteuning noodzakelijk is, hiervan uiterlijk acht weken voorafgaand aan genoemde einddatum opnieuw een melding moet worden gedaan.

  • 7. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat het te verstrekken arrangement (profiel en intensiteit) of de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en einddatum van het arrangement/de maatwerkvoorziening is;

    • c.

      indien van toepassing hoe het arrangement/de maatwerkvoorziening wordt verstrekt;

    • d.

      indien van toepassing welk andere arrangement/ (maatwerk)voorziening relevant is of kunnen zijn;

  • 8. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb mag worden aangewend;

    • b.

      dat er kwaliteitseisen van toepassing zijn;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de start- en einddatum van de maatwerkvoorziening of maatschappelijke ondersteuning is waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      dat de besteding van het pgb verantwoord moet worden;

    • f.

      dat de maatwerkvoorziening binnen drie maanden geleverd of aangevangen dient te zijn;

  • 9. Het college van de gemeente Hoorn is door de Westfriese gemeenten gemandateerd om maatwerkvoorzieningen Beschermd Wonen te beschikken en te leveren voor en eventueel binnen een andere Westfriese gemeente.

Artikel 7. Regels voor een pgb en financiële tegemoetkoming

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2. Het college kent een pgb toe als naar het oordeel van het college is vastgesteld dat:

    • a.

      de inwoner (en diens eventuele vertegenwoordiger) voldoende vaardig is tot het beheren een pgb zoals verwoord in artikel 2.3.6 lid 2 onder a. van de wet;

  • 3. Het college verstrekt geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende 3 maanden voorafgaand aan de indiening van de melding heeft gemaakt, en/of waarvan niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was;

  • 4. Het college kent in ieder geval geen pgb toe als:

    • a.

      in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de wet;

    • b.

      er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • c.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

    • d.

      voor zover dit is bedoeld voor de betaling van tussenpersonen, bemiddelingskosten of belangenbehartigers;

    • e.

      voor zover dit is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met het administratieve en regietaken;

    • f.

      de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd;

    • g.

      er opzettelijk foutieve informatie is geleverd door de cliënt, zijn (wettelijke) vertegenwoordiger of zorgaanbieder.

  • 5. Het college weigert in ieder geval een pgb indien zij verwacht dat de budgethouder of zijn vertegenwoordiger niet kan voldoen aan de taken verbonden aan het pgb. Het pgb kan in ieder geval geweigerd worden als:

    • a.

      de aanvrager handelingsonbekwaam is;

    • b.

      de aanvrager geen inzicht in zijn functionele beperkingen heeft;

    • c.

      de aanvrager als gevolg van een verstandelijke handicap of ernstig psychische problemen onvoldoende inzicht heeft;

    • d.

      de aanvrager als gevolg van vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis onvoldoende inzicht heeft;

    • e.

      de aanvrager als gevolg van het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift onvoldoende inzicht heeft;

    • f.

      er sprake is van verslavingsproblematiek;

    • g.

      er eerder misbruik is gemaakt van het pgb;

    • h.

      er sprake is van aangetoonde fraude;

    • i.

      er een schuld is bij de zorgverlener waar de voorziening wordt/zal worden ingekocht;

    • j.

      het perspectiefplan als onvoldoende wordt beoordeeld door het college of het zorgplan of pgb plan niet of onvolledig wordt ingeleverd;

    • k.

      de in te kopen zorg onder een andere wet dan de Wmo valt;

    • l.

      indien aanwezig een wettelijke vertegenwoordiger niet expliciet instaat voor het uitvoeren van de taken die komen kijken bij een pgb;

    • m.

      de zorgaanbieder geregistreerd staat bij het informatie Knooppunt Zorgfraude of het waarschuwingsregister;

    • n.

      de vertegenwoordiger mag geen banden hebben met de in te zetten zorg.

    Bovenstaande opsomming is niet limitatief.

  • 6. Aanvullende regels voor pgb bij:

    • a.

      Noodzakelijke reiskosten van zorgverleners naar een pgb-houder toe mogen vanuit het pgb worden betaald als dit in de beschikking is opgenomen.

    • b.

      De pgb-houder mag geen vaste maandlonen afspreken met hun zorgverlener(s). De zorgverlener wordt via een declaratie of factuur uitbetaald door de SVB.

Artikel 8. Wijze van berekenen van een pgb

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld perspectiefplan waarin is opgenomen hoe cliënt het pgb gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

    • c.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • d.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopst adequate in de regio beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 2. De hoogte van een pgb voor een zaak wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de zaak die de cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijvingen alsmede de onderhouds- en verzekeringskosten indien noodzakelijk;

    • a.

      Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven.

    • b.

      Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting. Bij de bepaling moet tevens rekening gehouden worden met de kosten van onderhoud en verzekering.

  • 3. De hoogte van een pgb inclusief vakantie toeslag (v.t) voor een resultaat gericht geïndiceerd arrangement bedraagt:

    • a.

      maximaal 100 % van het toepasselijk tarief per -arrangement indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

    • b.

      maximaal 100 % van het toepasselijk tarief per arrangement indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst als ZZPer, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

    • c.

      maximaal 100% van het toepasselijke tarief zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de regeling langdurige zorg indien uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning.

    • d.

      indien met een pgb zorg wordt ingekocht waarbij er sprake is van een combinatie van zorg door een professionele zorgverlener en ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk (stapeling):

      • i.

        levert het college maatwerk met een passend tarief;

      • ii

        wordt ervoor gekozen het gangbare tarief voor een persoon uit het sociaal netwerk te hanteren zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg.

    • e.

      indien een arrangement wordt toegewezen waarbij een deel wordt verstrekt via pgb en een deel via ingekochte aanbieders:

      • i.

        levert het college maatwerk met een passend tarief,

      • ii.

        bij de inzet van een persoon uit het sociaal netwerk wordt als maximum het gangbare tarief gehanteerd zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg.

    • f.

      Lid 3 sub e geldt enkel voor de groep cliënten die vóór 1 januari 2020 een maatwerkvoorziening toegekend heeft gekregen beschikt met samenloop van de verstrekkingsvormen ZIN en pgb.

  • 4. Het uurtarief voor Huishoudelijke Ondersteuning, geleverd door iemand uit het sociaal netwerk bedraagt maximaal 100% van het tarief zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg.

  • 5. taxi- en rolstoelvervoer: stelt het college vast in op basis van een reëel tarief via het financieel besluit Wmo.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen omtrent indexering van pgb-tarieven.

  • 7. Het college stelt jaarlijks de pgb-tarieven voor maatwerkvoorzieningen, forfaitaire vergoedingen en financiële tegemoetkomingen vast via het ‘financieel besluit Wmo’.

Artikel 9. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1. Een cliënt kan een bijdrage verschuldigd zijn voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 2. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 3. De beschikking bevat een vermelding of een eigen bijdrage van toepassing is.

  • 4. In die gevallen waarin het opleggen van een eigen bijdrage er toe bijdraagt dat de inwoner zorg mijdt, kan het college in uitzonderlijke gevallen besluiten af te zien van het opleggen van een eigen bijdrage.

  • 5. Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde onafhankelijke cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage is verschuldigd;

    • b.

      welke voorzieningen en doelgroepen zijn uitgezonderd van het bepaalde in het tweede lid;

    • c.

      wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is;

    • d.

      dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders/verzorgers.

  • 6. De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19,00 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 7. Bovenstaande bijdragen uit de Wet abonnementstarief worden namens het college berekend en geïnd door het CAK.

  • 8. Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      Op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald, en;

    • b.

      Door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wet de bijdragen voor een maatwerkvoorziening worden vastgesteld en geïnd.

  • 9. Startmoment eigen bijdrage

    • a.

      datum van beschikking vormt start eigen bijdrage bij pgb en financiële tegemoetkoming;

    • b.

      datum van levering ondersteuning door zorgaanbieder vormt start eigen bijdrage bij gecontracteerde zorgaanbieders;

    • c.

      datum van levering van het hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatwerkvoorziening;

    • d.

      de eigen bijdrage wordt geheven vanaf de maand waarin het startmoment valt.

  • 10. Stopmoment eigen bijdrage:

    • a.

      datum van aflopen indicatie vormt het stopmoment van eigen bijdrage ;

    • b.

      datum dat kostprijs is afbetaald is stopmoment eigen bijdrage;

    • c.

      in geval van een doorlopend servicecontract of verzekering via de gemeente kan het stopmoment van de eigen bijdrage wordt verlengd;

    • d.

      in geval van een doorlopend servicecontract of verzekering bedraagt de jaarlijkse eigen bijdrage de kostprijs hiervan (bijvoorbeeld 3x € 19,-);

    • e.

      de eigen bijdrage is verschuldigd tot en met de maand waarin het stopmoment valt.

Artikel 10. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Het college neemt in de contracten en subsidieafspraken met aanbieders op aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning moet voldoen. Hierbij sluit het college zoveel als mogelijk aan bij artikel 3.1 van de wet en de kwaliteits- en deskundigheidseisen die in de desbetreffende branche gelden.

  • 2. Als en voor zover geen kwaliteits- en deskundigheidseisen gedefinieerd en vastgesteld zijn stelt het college in aanvulling of afwijking daarvan nadere eisen vast met betrekking tot de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Hierbij neemt het college minimaal de volgende eisen mee:

    • a.

      de voorzieningen worden afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      de voorzieningen worden afgestemd met andere vormen van zorg en welzijn;

    • c.

      beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 3. Onverminderd de bestuursrechtelijke en civielrechtelijke toezicht en handhavingsbevoegdheden handhaaft het college deze nadere regels van lid 2 door periodieke overleggen met de aanbieder(s) en de cliëntenra(a)den, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

  • 4. Indien een zorgaanbieder diensten aanbiedt via een pgb, gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor ingekochte zorg.

  • 5. Indien het een maatwerkvoorziening via een pgb betreft toetst het college het budgetplan van de cliënt en beoordeelt of de kwaliteit door de gewenste zorgaanbieder geboden kan worden.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen omtrent kwaliteitseisen.

Artikel 11. Indexering

  • 1. Het college kan ieder jaar besluiten om bedragen te indexeren op basis van het prijsindexcijfer zoals bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit wordt via het ‘financieel besluit Wmo’kenbaar gemaakt.

  • 2. Toegekende maatwerkvoorzieningen in de vorm van een pgb worden gedurende de looptijd van de individuele voorziening niet geïndexeerd.

Artikel 12. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de uitvoering van maatschappelijke ondersteuning door een professionele hulpverlener.

  • 2. Zowel gecontracteerde aanbieders als aanbieders die vanuit een pgb zorg leveren doen onverwijld melding van calamiteiten en geweld bij de toezichthouder. De verantwoordelijkheid van de aanbieder blijft om passende maatregelen te treffen ter zake van de melding en van het voorkomen van meldingen in de toekomst.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

Artikel 13. Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt of zijn (wettelijke) vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • f.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt;

    • g.

      de zorgverlener onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6. Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7. Bij herhaalt en ernstig wangedrag bij het ontvangen van diensten dan wel herhaalde onzorgvuldige omgang met verstrekte voorzieningen, kan het college al dan niet tijdelijke maatregelen ten aanzien van de cliënt treffen ter bescherming van de medewerker van een aanbieder dan wel voorkomen van (verdere) schade.

  • 8. Zorgaanbieders bij wie de afgelopen drie jaar het contract is ontbonden en/of een onderzoek loopt van een toezichthouder en/of niet verlengd is op basis van het resultaat van het onderzoek door de toezichthouder komen niet in aanmerking voor het aanbieden van maatschappelijke ondersteuning op basis van pgb.

  • 9. Het college kan nadere regels stellen omtrent kwaliteitseisen.

Artikel 14. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb aan een zorgverlener voor ten hoogste een door het college vastgestelde periode, als er ten aanzien van een cliënt of zorgverlener een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb aan een zorgverlener voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 11, derde lid, onder d van deze verordening.

  • 3. Het college stelt inwoner en zijn budgethouder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 15. Toezichthouder

  • 1. Het college wijst met inachtneming van artikel 6.1 van de wet personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet.

  • 2. Aanbieders verlenen alle medewerking aan de toezichthouder, die hij redelijkerwijs kan vragen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de door het college gecontracteerde aanbieders en aanbieders die via een pgb worden betaald.

  • 4. De toezichthouder adviseert aan de colleges WF7, die gezamenlijk besluiten over vervolgacties.

  • 5. De toezichthouder informeert het college via een jaarverslag.

Artikel 16. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regels waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Artikel 17. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Het college verstrekt in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet, en de nader vastgestelde regeling aan personen met een beperking of chronische psychische of psycho-sociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

  • 6. Het college kan bij het verlenen van de opdracht voor te leveren diensten rekening houden met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 7. Het college houdt bij het verlenen van de opdracht voor te leveren overige maatwerkvoorzieningen, rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening;

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

      • ii.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        onderhoud van de voorziening;

      • iv.

        verzekering van de voorziening.

  • 8. Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

Artikel 19. Klachtregeling en medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebbenop de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3. Aanbieders stellen een regeling vast voor de participatie en medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 4. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klacht- en medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 20. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 21. Bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen voor de inwoner

Het college kan, indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.

Artikel 22. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt na afloop van het beleidsplan geëvalueerd.

Artikel 23. Overgangsbepalingen

De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020 Koggenland is van toepassing op alle aanvragen die vanaf 1 januari 2020 worden ingediend.

  • 1.

    Een aanvraag die is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening wordt afgehandeld met inachtneming van de verordening Wmo 2019 of wordt afgehandeld conform de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020 Koggenland afhankelijk van de noodzakelijke startdatum van de ondersteuning.

  • 2.

    Beschikkingen van cliënten die doorlopen tot na 31-12-2020, worden herbeoordeeld conform deze verordening, het Besluit en Beleidsregels van de gemeente Koggenland. Op grondslag van deze herbeoordeling geeft het college een beschikking af.

    • a.

      Indicaties van inwoners in bezit van een Wmo-indicatie geldig na 31-12-2020 en zorg ontvangen van 1 aanbieder voor enkelvoudige zorg worden administratief omgezet naar het arrangementenmodel.

    • b.

      Indicaties van inwoners in bezit van een Wmo-indicatie geldig na 31-12-2020 en zorg ontvangen van 1 aanbieder voor meervoudige zorg worden administratief omgezet naar het arrangementenmodel / opgeroepen voor een herindicatie voor een passende omzetting naar het arrangementenmodel.

    • c.

      Indicaties van inwoners in bezit van een Wmo-indicatie geldig na 31-12-2020 en zorg ontvangen van meer dan 1 zorgaanbieder worden in de loop van 2020 opgeroepen voor een herindicatie voor een passende omzetting naar het arrangementenmodel.

  • 3.

    Indien de beschikking na herbeoordeling conform deze verordening, het Besluit en de Beleidsregels van de gemeente Koggenland inbreuk maakt op de beschikking die afgegeven is, wordt een overgangstermijn van minimaal drie maanden gehanteerd binnen welke termijn de beschikkingen doorlopen.

  • 4.

    In aanvulling op lid 2 en 3 ontvangen cliënten aan wie een pgb is toegekend, voor de periode dat de afgegeven beschikking in 2020 nog doorloopt of tot aan de nieuwe beschikking na een herbeoordeling, een budget conform de afgegeven beschikking.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020 gemeente Koggenland.

  • 3. De Verordening Wmo Gemeente Koggenland 2019 wordt per gelijke datum ingetrokken.

Ondertekening

De raad van de gemeente Koggenland,

DATUM 28oktober, agendapunt 3.05.

de griffier,

mevrouw drs. G.C.I. Kager

de voorzitter,

J. Franx