Regeling vervallen per 01-01-2021

de Verordening Afstemmingsbeleid IOAW

Geldend van 01-07-2010 t/m 31-12-2020

Intitulé

de Verordening Afstemmingsbeleid IOAW

de Raad van de gemeente Achtkarspelen;

en

de Raad van de gemeente Kollumerland c.a.;

gelet op het bepaalde in artikel 35, lid 1, sub b en artikel 20, lid 2 van de Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers

overwegende dat moet worden vastgesteld in welke gevallen de uitkering blijvend of tijdelijk moet worden geweigerd en voor voor welke gedragingen de uitkering wordt verlaagd en op grond van welke criteria de hoogte van die verlaging wordt bepaald;

besluiten

vast te stellen:

de Verordening Afstemmingsbeleid IOAW

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de IOAW: de Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers;

  • b.

    de belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (Algemene Wet Bestuursrecht) en welke in deze verordening ook wordt aangeduid met "hem";

  • c.

    de uitkering: het verschil tussen het inkomen en de voor belanghebbende vastgestelde grondslag als bedoeld in artikel 5 IOAW;

  • d.

    de arbeidsinschakeling: het totaal van activiteiten van reïntegratiebedrijven en gemeenten op het gebied van de arbeidstoeleiding en arbeidsinschakeling;

  • e.

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Achtkarspelen óf de gemeente Kollumerland c.a.;

  • f.

    de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Achtkarspelen óf de gemeente Kollumerland c.a..

Artikel 2 Toepasbaarheid

Bij het geheel of tijdelijk weigeren van de uitkering als bedoeld in artikel 20, lid 1 IOAW of het toepassen van een verlaging op de uitkering als bedoeld in artikel 20, lid 2 van de IOAW worden de bepalingen van deze verordening in acht genomen.

Hoofdstuk 2. Gedragingen die leiden tot blijvend of tijdelijk weigeren van de uitkering en de afstemming naar de mate van verwijtbaarheid

Artikel 3 Gedragingen die leiden tot blijvend of tijdelijk weigeren van de uitkering

De gedragingen bedoeld in artikel 20, lid 1 van de IOAW worden als volgt onderscheiden:

 

  • 1.

    het krijgen van ontslag door eigen toedoen, waarbij belanghebbende een verwijt kan worden gemaakt.

  • 2.

    het zelf nemen van ontslag, waarbij geconstateerd wordt dat voortzetting van de dienstbetrekking mogelijk was geweest en dat dit redelijkerwijs van belanghebbende had mogen worden gevergd. 

  • 3.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 4.

    het verrichten van te weinig acties richting de arbeidsmarkt, waardoor door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid wordt verkregen. 

Artikel 4 Afstemming naar de mate van verwijtbaarheid

Indien een gedraging als bedoeld in artikel 3 als zeer ernstig verwijtbaar wordt aangemerkt wordt de uitkering blijvend geweigerd.

Indien een gedraging als bedoeld in artikel 3 als ernstig verwijtbaar wordt aangemerkt wordt de uitkering tijdelijk, voor de duur van maximaal 10 jaar geweigerd.

Indien een gedraging als bedoeld in artikel 3 als verwijtbaar wordt aangemerkt wordt is de uitkering tijdelijk, voor de duur van maximaal 5 jaar geweigerd.

Hoofdstuk 3. De categorieën van verwijtbare gedragingen

Artikel 5 Categorieën van verwijtbare gedragingen

1. eerste categorie:

  • a.

    het zich niet als werkzoekende doen inschrijven bij UWV Werkbedrijf, dan wel de inschrijving niet of niet tijdig doen verlengen;

  • b.

    het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor de arbeidsinschakeling of het recht op uitkering hetgeen niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering;

  • c.

    het niet verstrekken van een geldig identificatiebewijs;

     

2. tweede categorie:

  • a.

    het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor de arbeidsinschakeling of het recht op uitkering hetgeen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering tot een bedrag van € 2.000,00 netto;

  • b.

    het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;        

  • c.

    het niet verlenen van medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de IOAW;

     

 

3. derde categorie:

  • a.

    het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

  • b.

    het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor de arbeidsinschakeling of het recht op hetgeen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering tot een bedrag van € 4.000,00 netto;

  • c.

    het geen gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling;

     

4. vierde categorie:

  • a.

    het niet binnen de gestelde termijn verstrekken van informatie die van belang is voor de arbeidsinschakeling of het recht op uitkering hetgeen heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering tot een bedrag tussen € 4.000,00 en € 10.000,00 netto. 

Artikel 6 Zeer ernstige misdragingen

Zeer ernstige misdragingen jegens het college als bedoeld in artikel 20, lid 2 van de IOAW dienen, afhankelijk van de ernst, in het kader van deze verordening te worden gezien als gedraging als bedoeld in artikel 5, lid 2, sub c van deze verordening.

Hoofdstuk 4. De verlagingen

Artikel 7 Hoogte van de verlaging

  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 20, lid 2 van de WWB wordt vastgesteld op:

    • a.

      vijf procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      tien procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      twintig procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      honderd procent van de uitkering gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2. De periode van verlaging van de uitkering genoemd in het eerste lid en afgestemd met inachtneming van artikel 8 van deze verordening wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie (recidive).

Artikel 8 Afstemming

  • 1. Bij de vaststelling van de verlaging wordt een beoordeling gemaakt van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin belanghebbende verkeert.

  • 2. Ten aanzien van de afstemming van de verlaging van de uitkering op de mate van verwijtbaarheid geldt het volgende:

    • a)

      indien een gedraging als verwijtbaar wordt aangemerkt wordt de periode van verlaging vastgesteld op een maand.

    • b)

      indien een gedraging als ernstig verwijtbaar wordt aangemerkt wordt de periode van verlaging vastgesteld op twee maanden.

    • c)

      indien een gedraging als zeer ernstig verwijtbaar wordt aangemerkt wordt de periode van verlaging vastgesteld op drie maanden.

  • 3. Indien het feitelijk onmogelijk is om de verlaging over twee of drie maanden, als bedoeld in voorgaand lid, toe te passen, wordt ter vervanging daarvan de verlaging over één maand verdubbeld, danwel verdrievoudigd.

  • 4. Bij de toepassing van voorgaande leden dient artikel 12 van deze verordening in beschouwing te worden genomen.

Artikel 9 Dringende redenen

Indien er dringende redenen aanwezig zijn kan worden afgezien van het toepassen van een verlaging als bedoeld in artikel 20, lid 2 van de IOAW. Hiervan wordt de belanghebbende schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 10 Horen van belanghebbende

  • 1. Voordat een verlaging wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2. Het horen van de belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a)

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b)

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c)

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 34, lid 3 IOAW werkzaamheden heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13, lid 1 van de IOAW;

    • d)

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 11 Besluit tot verlaging

Het besluit tot verlaging dient belanghebbende bij beschikking onverwijld na het constateren van de verwijtbare gedraging te worden toegezonden. Hierin dient in ieder geval te worden vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het percentage van de verlaging, het bedrag van de verlaging en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardverlaging. Overigens dienen hierbij de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur in acht te worden genomen.

Artikel 12 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De verlaging wordt, voor zover mogelijk, in principe opgelegd met ingang van de kalendermaand waarin de verwijtbare gedraging is geconstateerd. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkering.

  • 2. Indien de verlaging niet conform het eerste lid kan plaatsvinden wordt deverlaging opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de verlaging aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkering.

  • 3. Indien oplegging van de verlaging niet conform het eerste en het tweede lid kan plaatsvinden kan de verlaging met terugwerkende kracht met toepassing van artikel 17, lid 3 IOAW worden opgelegd, voor zover het verwijtbaar gedrag, dat tot de verlaging heeft geleid, in deze periode heeft plaatsgevonden. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand(en) geldende uitkering.

Artikel 13 Cumulatie

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende verwijtbare gedragingen, dan vindt voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlagingen cumulatie plaats.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 14 Uitvoering

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Afstemmingsbeleid IOAW.

Artikel 16

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Achtkarspelen op en de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Kollumerland c.a. op
De Raden voornoemd,
de Raadsgriffier,
mr. R. van der Heide
de Voorzitter,
T.J. van der Zwan
de Raadsgriffier,
mw. N.A Ynema
de Voorzitter,
B. Bilker