Regeling vervallen per 01-01-2021

Gemeenschappelijke regeling ombudscommissie Hoeksche Waard

Geldend van 16-11-2005 t/m 31-12-2020

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling ombudscommissie Hoeksche Waard

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

ADVIES VOOR BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

Datum : 13 september 2004

Afdeling/Opsteller : JURIDISCHE EN BESTUURSZAKEN/G.J. NIEUWLAND

Gezien door : Fin: Nummer: :0403219

Onderwerp : gemeenschappelijke regeling extern klachtrecht (instelling ombudscommissie Hoeksche Waard)

Advies secretaris

Burg.

Weth.

Weth.

Weth.

Afdoen

Bespreken

Ondernemingsraad d.d.

Besluit B & W d.d.

Commissie

Grondgebied

Samenleving

Middelen

Datum

Behandeling

Conclusie

Raadsvergadering d.d.

openbopenbaar/niet-openbaar

Openbaar

Advies

·Instemmen met bijgevoegde concept-regeling (+ bijlage).

·In beginsel Strijen aanwijzen als centrum-gemeente.

·Gemeente Korendijk aan te wijzen als gemeente die 3e secretaris benoemt.

·Samenwerkingsverbanden die hun vestigingsplaats hebben in de Hoeksche Waard vragen of men interesse heeft aan te sluiten bij ombudscommissie Hoeksche Waard.(Actie: gemeente Strijen)

·Juristenoverleg Hoeksche Waard opdracht geven eind 2004 te komen met definitief voorstel

OMBUDSCOMMISSIE HOEKSCHE WAARD

Inleiding

Naar verwachting zal op 1 januari 2005 de Wet extern klachtrecht in werking treden. Deze wet verplicht onder meer gemeenten en besturen van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden om een onafhankelijke externe klachteninstantie in het leven te roepen, waar de burger met zijn klachten terecht kan. Voor alle duidelijkheid: het gaat om een “tweedelijns voorziening”: de klagende burger dient eerst zijn klacht in te dienen bij de betreffende overheidsinstantie zelf (intern klachtrecht). Is hij niet tevreden met de uitkomst van die procedure, of heeft hij klachten over de manier waarop zijn klacht wordt behandeld, dan kan hij terecht bij de externe klachteninstantie. Gemeenten kunnen op verschillende manieren uitvoering geven aan de nieuwe wet: ze kunnen zich bijvoorbeeld aansluiten bij de Nationale Ombudsman, zelf een ombudsman aanstellen of gezamenlijk met andere gemeenten een ombudsman of ombudscommissie instellen. Uiterlijk 1 januari 2006 moeten gemeenten/samenwerkingsverbanden een externe klachteninstantie hebben. Is dat niet het geval, dan vallen ze van rechtswege onder de Nationale Ombudsman.

In de Hoeksche Waard hebben de gemeenten Cromstrijen, Oud-Beijerland en Strijen momenteel al een externe klachtencommissie. In 2001 is reeds door de Hoekschewaardse colleges het principe-besluit genomen om te komen tot één externe klachtencommissie in de Hoeksche Waard (op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen). De reden voor de vertraging van de voorbereidingen hiertoe is gelegen in het feit dat het wetsvoorstel ernstige vertraging heeft op gelopen: aanvankelijk zou de wet al op 1 januari 2002 in werking treden. Aangezien onduidelijk was hoe de definitieve wet eruit zou komen te zien, is besloten te wachten totdat de wet door de Tweede Kamer zou zijn vastgesteld. Opgemerkt dient te worden dat op dit moment (juni 2004) behandeling door de Tweede Kamer nog steeds niet heeft plaatsgevonden. De voorbereidingen zijn door het regionaal juristenoverleg echter toch maar weer ter hand genomen.

Concept-gemeenschappelijke regeling

Over een aantal onderwerpen dient nog expliciet een besluit te worden genomen. Het gaat hierbij om het volgende:

·Mogen samenwerkingsverbanden aansluiten, en zo ja, onder welke voorwaarden?

Niet alleen gemeenten, maar ook samenwerkingsverbanden op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen moeten uiterlijk 1 januari 2006 een externe klachtenvoorziening hebben. De gemeenten in de Hoeksche waard nemen deel in vele regelingen, zoals bijvoorbeeld Regionale Sociale Dienst, RAD, WHW-bedrijven, enz. Op zich is er geen bezwaar tegen dat samenwerkingsverbanden aansluiten bij (en meebetalen aan) de ombudscommissie HW, maar de vraag is: onder welke voorwaarden? Er zijn namelijk samenwerkingsverbanden waarin slechts één of twee Hoekschewaardse gemeenten aan deelnemen (bijvoorbeeld Wegschap Tunnel Dordtse Kil), maar er zijn er ook waar veel meer gemeenten aan mee doen dan alleen de gemeenten in de Hoeksche Waard (bijvoorbeeld SVHW uit Klaaswaal). Concreet betekent dit dat bijvoorbeeld een burger uit Bergambacht (aangesloten bij SVHW) die een klacht heeft over het SVHW terecht komt bij de ombudscommissie HW. Het werkgebied (en de hoeveelheid werk) van de commissie zal dus toenemen naarmate er meer en “grotere” deelnemers bijkomen. Het is niet goed mogelijk om bijvoorbeeld alleen klachten uit de Hoeksche Waard te laten behandelen door de commissie; dit zou beteken dat een samenwerkingsverband als bijvoorbeeld SVHW bij meer dan één klachteninstantie moet aansluiten. Bovendien moeten gemeenten ook klachten van buiten de Hoeksche waard in behandeling nemen: immers, een bedrijf uit Rotterdam dat een aanvraag indient bij Korendijk is óók klant van Korendijk en heeft dus het recht om te klagen.

Om het werkgebied van de ombudscommissie nog wel enigszins te beperken wordt voorgesteld om alleen samenwerkingsverbanden toe te laten die gevestigd zijn in de Hoeksche waard. Concreet betekent dit dat de volgende samenwerkingsverbanden kunnen aansluiten:

  • -

    WHW bedrijven

  • -

    Volkshuisvestingsschap HW

  • -

    RAD Westmaas

  • -

    RSD

  • -

    SVHW

  • -

    Groenbeheer HW

  • -

    Samenwerkingsverband primair onderwijs Hoeksche Waard

  • -

    Muziekschool HW (slapende regeling)

en de volgende niet:

  • -

    Wegschap Tunnel Dordtse Kil

  • -

    GGD-ZHE

  • -

    Regio ZHZ

  • -

    Gevudo

Voor wat betreft SVHW wordt voorgesteld een voorbehoud te maken: mocht blijken dat de behandeling van klachten over het SVHW verhoudingsgewijs te veel tijd van de ombudscommissie vergt, dan zal deelname door SVHW aan de ombudscommissie moeten worden heroverwogen.

·Wie wordt centrum-gemeente?

·Uit praktische overwegingen is in de ontwerpgemeenschappelijke regeling gekozen voor constructie van centrumgemeente: er is één gemeentebestuur in de Hoeksche Waard die de ombudscommissie in stand houdt en allerlei praktische zaken regelt. Zo wordt bijvoorbeeld voorkomen dat de benoeming van een commissielid door 6 gemeenteraden en meerdere Algemene Besturen dient plaats te vinden. In de gemeenschappelijke regeling zijn afspraken neergelegd tussen de centrumgemeente en de overige deelnemers over de instelling en werkwijze van de ombudscommissie.

·Afgesproken moet worden welke Hoekschewaardse gemeente als centrumgemeente zal fungeren. Hierbij is wel van belang dat (uit praktische overwegingen) de gemeente die de ambtelijk secretaris levert (zie hieronder) ook centrumgemeente is.

·Wie levert ambtelijk secretaris?

·Op grond van het huidige wetsvoorstel is het niet mogelijk om een ambtelijk secretaris te hebben die onderdeel uitmaakt van de betreffende gemeente. De huidige klachtencommissies in de HW voldoen dus op dit punt niet aan de wet: alle drie commissies hebben een secretaris die afkomstig uit de betreffende gemeente. De VNG is fel gekant tegen dit onderdeel van het wetsvoorstel en probeert Tweede Kamerfracties momenteel te overtuigen van haar standpunt. De kans bestaat dus dat dit onderdeel nog verandert. Bij een intergemeentelijke commissie speelt dit probleem minder: op het moment dat er een klacht wordt behandeld betreffende de organisatie waarvan de secretaris deel uitmaakt, dan moet hij worden vervangen door een ander. Dit is te bereiken door meerdere plaatsvervangende secretarissen aan te wijzen.

·In het juristenoverleg is al duidelijk geworden dat de gemeente Strijen eventueel bereid is de ambtelijke secretaris (alsmede zijn plaatsvervanger) te leveren. Hierbij wordt wel een voorbehoud gemaakt: binnen een proefperiode van 2 jaar zal bekeken moeten worden hoeveel capaciteit hiermee gemoeid. Afhankelijk van de uitkomst hiervan zal bekeken worden of Strijen structureel bereid is ambtelijke ondersteuning te bieden. Gelet op het bovenstaande ligt het voor de hand (vooralsnog) Strijen aan te wijzen als centrumgemeente.

·Aangezien er een onafhankelijke secretaris moet zijn, dient er nog een 3e secretaris te worden aangewezen voor het geval dat er door de ombudscommissie een klacht wordt behandeld over de gemeente Strijen. Voorgesteld wordt af te spreken dat de gemeente Korendijk hiervoor zorg draagt.

·Hoe verdelen we de kosten?

·De instandhouding van een ombudscommissie kent in feite 2 soorten kosten: vaste kosten en variabele kosten. De vaste kosten bestaan uit onder meer personeelskosten van de ambtelijk secretaris i.v.m. het opstellen van het jaarverslag, scholing en opleiding van de leden van de commissie, enz. De variabele kosten bestaan uit de behandeling van de daadwerkelijk ingediende klachten. Het spreekt vanzelf dat de instantie waarover wordt geklaagd de kosten draagt van de behandeling van die klacht door de ombudscommissie. In bijlage 1 bij de concept-regeling wordt een voorstel gedaan voor de verdeling van de kosten. In het kort komt dit neer op het volgende: alle deelnemers betalen voorafgaand aan elk kalenderjaar een algemene vaste bijdrage van € 1.000,- aan de centrum-gemeente en daarnaast betalen ze per (over hun organisatie) ingediende klacht presentiegeld voor de commissieleden (€ 113,- per lid), reiskosten voor de commissieleden en secretaris (€ 0,28 bruto per km) en personeelskosten ambtelijk secretaris (€ 32,85 per uur, alsmede 25% overhead). Hoe één en ander precies in zijn werk zal gaan staat in bijlage 1 van de concept-regeling.

·Voorstel:

  • ·

    Instemmen met bijgevoegde concept-regeling.

  • ·

    In beginsel Strijen aanwijzen als centrum-gemeente.

  • ·

    Gemeente Korendijk aan te wijzen als gemeente die 3e secretaris benoemt.

  • ·

    Samenwerkingsverbanden die hun vestigingsplaats hebben in de Hoeksche Waard vragen of men interesse heeft aan te sluiten bij ombudscommissie Hoeksche Waard.(Actie: gemeente Strijen)

  • ·

    Juristenoverleg Hoeksche Waard opdracht geven eind 2004 te komen met definitief voorstel.

· CONCEPT 19 juli 2004

·(N.B. Dit concept gaat ervan uit dat, op het moment van besluitvorming door raden (februari 2005) Wet extern klachtrecht in werking is getreden)

·De raden van de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, ’s-Gravendeel, Oud-Beijerland en Strijen, alsmede de algemene besturen van de samenwerkingsverbanden ………;

·gelet op artikel 149 Gemeentewet, de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen en titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

·gehoord hebbende (voorzover van toepassing) het oordeel van de Ondernemingsraad;

·(N.B. OR heeft instemmingsrecht, zie artikel 27 1j WOR)

·gezien het voorstel van het college van de gemeente Korendijk d.d. …

·overwegende dat, in aanvulling op de interne klachtvoorziening krachtens titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, gemeenten en samenwerkingsverbanden op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen dienen te voorzien in een externe klachtvoorziening;

·overwegende dat het wenselijk is samen te werken;

·besluiten vast te stellen de gemeenschappelijke regeling:

·GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING OMBUDSCOMMISSIE HOEKSCHE WAARD

·HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

·Artikel 1. Begripsomschrijvingen

·In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • b.

    de deelnemers: de aan deze regeling deelnemende gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk,

    ’s-Gravendeel, Oud-Beijerland en Strijen en de aan deze regeling deelnemende

    samenwerkingsverbanden op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen …..;

  • c.

    verzoekschrift: een schriftelijke uiting van ongenoegen over de wijze waarop een bestuursorgaan

    zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen;

  • d.

    de ombudscommissie Hoeksche Waard: de onafhankelijke, externe klachtinstantie als bedoeld in

    artikel 2 en artikel 3 van deze regeling;

·e plaatsvervanger: plaatsvervangende leden van de ombudscommissie Hoeksche Waard;

  • f.

    verzoeker: degene die het verzoekschrift indient;

  • g.

    centrumgemeente: gemeentebestuur van Strijen.

·HOOFDSTUK 2 DE OMBUDSCOMMISSIE

·Artikel 2. Instelling ombudscommissie Hoeksche Waard

  • 1.

    Er is een ombudscommissie Hoeksche Waard.

  • 2.

    De ombudscommissie is gevestigd in Strijen.

·Artikel 3. Centrumgemeente en doel

1.De centrumgemeente draagt zorg voor de instandhouding van de ombudscommissie Hoeksche Waard. Deze commissie draagt zorg voor een onafhankelijk onderzoek naar de gedragingen van bestuursorganen en geeft een oordeel over deze gedragingen naar aanleiding van klachten.

·Artikel 4. Belangen en bevoegdheden

  • 1.

    De regeling wordt getroffen om een ieder de gelegenheid te geven om, in aanvulling op de interne klachtprocedure, een verzoekschrift in te dienen bij een externe instantie.

  • 2.

    De ombudscommissie behandelt verzoekschriften betreffende gedragingen van bestuursorganen van een van de deelnemers.

  • 3.

    De ombudscommissie is niet ondergeschikt aan enig bestuursorgaan.

  • 4.

    De ombudscommissie ontvangt ter zake van de uitoefening van zijn werkzaamheden geen instructies in het algemeen of voor een enkel geval.

·Artikel 5. Huisvesting

  • 1.

    De vergaderingen van de ombudscommissie worden in beginsel gehouden in het gemeentehuis van de centrumgemeente. De centrumgemeente stelt hiervoor de benodigde faciliteiten ter beschikking, waaronder in ieder geval adequate vergaderruimte.

  • 2.

    De ombudscommissie kan in bijzondere gevallen besluiten om elders te vergaderen.

·Artikel 6. Samenstelling en benoeming ombudscommissie

  • 1.

    De ombudscommissie bestaat uit drie leden die worden benoemd, geschorst en ontslagen door de raad van de centrumgemeente;

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde raad benoemt de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van de ombudscommissie.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde raad benoemt een genoegzaam aantal plaatsvervangers.

  • 4.

    De centrumgemeente stelt vooraf een profielschets op voor de benoeming van de leden van de

    ombudscommissie. Deze profielschets wordt toegezonden aan de overige deelnemers. Binnen twee maanden na ontvangst van de profielschets kunnen zij hun zienswijze hierover kenbaar maken.

  • 5.

    Voordat leden, plaatsvervangende leden of de voorzitter worden benoemd, geschorst of ontslagen, worden de raden en de algemeen besturen van de deelnemers door de centrumgemeente hiervan in kennis gesteld. Binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving kunnen zij hun zienswijze omtrent het voorgenomen besluit kenbaar maken.

  • 6.

    Bij verhindering van de leden worden ze vervangen door een plaatsvervanger. Deze regeling is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangers: waar in deze regeling gesproken wordt over “leden” worden ook de plaatsvervangende leden bedoeld.

·Artikel 7. Onverenigbare betrekkingen

·De leden van de ombudscommissie vervullen geen betrekkingen en verrichten geen werkzaamheden

·waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van hun functie of op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

·Artikel 8. Eed of verklaring en belofte

·Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de ombudscommissie op grond van artikel 81s Gemeentewet in de vergadering van de raad van de centrumgemeente, in de handen van de voorzitter van de raad van de centrumgemeente de eed of verklaring en belofte af.

·Artikel 9. Geheimhoudingsplicht

·De leden van de ombudscommissie zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen bij de uitoefening van hun taak bekend is geworden, voor zover dat uit de aard der zaak volgt.

·Artikel 10. Zittingsduur en vergoeding

  • 1.

    De leden van de ombudscommissie worden benoemd voor een periode van 6 jaar.

  • 2.

    De leden van de ombudscommissie kunnen telkens voor eenzelfde periode worden herbenoemd.

  • 3.

    De afgetreden leden blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien,

  • 4.

    De leden van de ombudscommissie ontvangen via de centrumgemeente een vergoeding voor de werkzaamheden en een tegemoetkoming in de onkosten.

·Artikel 11. Ontslag

  • 1.

    De leden van de ombudscommissie worden door de raad van de centrumgemeente ontslagen:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      wanneer zij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt zijn hun functie te vervullen;

    • c.

      bij de aanvaarding van een betrekking als bedoeld in artikel 81r, eerste lid Gemeentewet; d. wanneer zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf zijn veroordeeld, dan wel hen bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; e. wanneer zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele zijn gesteld, in staat van faillissement zijn verklaard, ten aanzien van hen de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, zij surseance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld; f. indien zij naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengen aan het in hen gestelde vertrouwen.

·Artikel 12. Schorsing

  • 1.

    De raad van de centrumgemeente schorst de leden van de ombudscommissie indien zij:

    • a.

      zich in voorlopige hechtenis bevinden; b. bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf zijn veroordeeld, dan wel hen bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft; c. onder curatele zijn gesteld, in staat van faillissement zijn verklaard, ten aanzien van hen de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, surseance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.

·Artikel 13. Secretariële ondersteuning

  • 1.

    Het college van de centrumgemeente verschaft de ombudscommissie adequate middelen ten behoeve van de uitoefening van haar taak.

  • 2.

    Het college van de centrumgemeente wijst, op voordracht van de ombudscommissie, een ambtelijk secretaris en een eerste plaatsvervangend secretaris aan.

  • 3.

    Het college van gemeente Korendijk wijst, op voordracht van de ombudscommissie, een tweede plaatsvervangend secretaris aan. Deze functionaris verzorgt in ieder geval de secretariële ondersteuning in het geval de ombudscommissie een verzoekschrift behandelt of een onderzoek instelt betreffende een bestuursorgaan van de centrumgemeente.

  • 4.

    De aangewezen functionarissen zijn in de uitoefening van de functie uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de ombudscommissie .

·HOOFDSTUK 3 WERKWIJZE

·Artikel 14. Werkwijze onderzoek

  • 1.

    De ombudscommissie onderzoekt verzoekschriften en beoordeelt of het bestuursorgaan zich in de door haar onderzochte aangelegenheid al dan niet behoorlijk heeft gedragen.

  • 2.

    De ombudscommissie kan gedurende een onderzoek de verzoeker en het bestuursorgaan of de personen werkzaam onder diens verantwoordelijkheid voorstellen doen teneinde onderling tot een oplossing van de grieven te komen.

  • 3.

    De ombudscommissie is, tenzij artikel 20 van deze regeling van toepassing is, bevoegd uit eigen beweging een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen.

  • 4.

    De ombudscommissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter nodig acht, waarbij de

    vergaderfrequentie mede afhankelijk is van het aanbod van de te behandelen verzoekschriften.

  • 5.

    Ter afsluiting van het onderzoek stelt de ombudscommissie een rapport op, waarin zij haar

    bevindingen en haar oordeel weergeeft.

·Artikel 15 Quorum

·Voor het houden van een vergadering of een hoorzitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.

·Artikel 16. Recht indiening verzoekschrift

·Een ieder heeft het recht de ombudscommissie schriftelijk te verzoeken een onderzoek in stellen naar de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen.

·Artikel 17. Verplichte voorprocedure

  • 1.

    De verzoeker dient, alvorens het verzoek aan de ombudscommissie te doen, over de gedraging een klacht in bij het betrokken bestuursorgaan, tenzij dit redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet indien het verzoek betrekking heeft op de wijze van klachtbehandeling door het betrokken bestuursorgaan.

· Artikel 18. Indienen verzoekschrift1. Het verzoekschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de verzoeker; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de gedraging waartegen het verzoek is gericht, een aanduiding van degene die zich aldus heeft gedragen en een aanduiding van degene jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden, indien deze niet de verzoeker is; d. de gronden van het verzoek; e. de wijze waarop een klacht bij het bestuursorgaan is ingediend, en zo mogelijk de bevindingen van het onderzoek naar de klacht door het betrokken bestuursorgaan, zijn oordeel daarover alsmede de eventuele conclusies die het bestuursorgaan hieraan verbonden heeft.

· 2. Indien het verzoekschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het verzoek noodzakelijk is, draagt de verzoeker zorg voor een vertaling.

3.Indien niet is voldaan aan de in dit artikel gestelde vereisten, stelt de ombudscommissie de verzoeker in de gelegenheid het verzuim binnen een door haar daartoe gestelde termijn te herstellen.

·Artikel 19. Ontvangstbevestiging en toezending verzoekschrift

·De artikelen 9:6 en 9:9 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

·Artikel 20. Niet bevoegd tot instellen onderzoek

·De ombudscommissie is niet bevoegd een onderzoek in te stellen of voort te zetten indien het verzoek betrekking heeft op:

  • a.

    een aangelegenheid die behoort tot het algemeen regeringsbeleid, daaronder begrepen het

    algemeen beleid ter handhaving van de rechtsorde, of tot het algemeen beleid van het betrokken bestuursorgaan;

  • b.

    een algemeen verbindend voorschrift;

  • c.

    een gedraging waartegen beklag kan worden gedaan of beroep kan worden ingesteld, tenzij die gedraging bestaat uit het niet tijdig nemen van een besluit, of waartegen een beklag-, of beroepsprocedure aanhangig is;

  • d.

    een gedraging ten aanzien waarvan door een administratieve rechter uitspraak is gedaan;

  • e.

    een gedraging ten aanzien waarvan een procedure bij een andere rechterlijke instantie dan een

    administratieve rechter aanhangig is, dan wel beroep openstaat tegen een uitspraak die in een

    zodanige procedure is gedaan;

  • f.

    een gedraging waarop de rechterlijke macht toeziet.

·Artikel 21. Niet verplicht tot instellen onderzoek

  • 1.

    De ombudscommissie is niet verplicht een onderzoek in te stellen of voort te zetten indien:

    • a.

      het verzoekschrift niet voldoet aan de vereisten, genoemd in artikel 18, eerste en tweede lid;

    • b.

      het verzoek kennelijk ongegrond is;

    • c.

      het belang van de verzoeker bij een onderzoek door de ombudscommissie dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is;

    • d.

      de verzoeker een ander is dan degene jegens wie de gedraging heeft plaatsgevonden;

    • e.

      het verzoek betrekking heeft op een gedraging waartegen door de verzoeker bezwaar had kunnen worden gemaakt, beroep had kunnen worden ingesteld of beklag had kunnen worden gedaan;

    • f.

      het verzoek betrekking heeft op een gedraging ten aanzien waarvan door een andere rechtelijke instantie dan een administratieve rechter uitsprak is gedaan;

    • g.

      niet voldaan is aan het vereiste van artikel 17, eerste lid;

    • h.

      een verzoek, dezelfde gedraging betreffende, bij haar in behandeling is of - behoudens indien een nieuw feit of een nieuwe omstandigheid bekend is geworden en zulks tot een ander oordeel over de bedoelde gedraging zou kunnen leiden - door haar is afgedaan;

    • i.

      ten aanzien van een gedraging van het bestuursorgaan die nauw samenhangt met het onderwerp van het verzoekschrift een procedure aanhangig is bij een rechterlijke instantie, dan wel ingevolge bezwaar, administratief beroep of beklag bij een andere instantie;

    • j.

      het verzoek betrekking heeft op een gedraging die nauw samenhangt met een onderwerp, dat door het instellen van een procedure aan het oordeel van een andere rechterlijke instantie dan een administratieve rechter onderworpen is;

    • k.

      na tussenkomst van de ombudscommissie naar diens oordeel alsnog naar behoren aan de grieven van de verzoeker tegemoet is gekomen;

    • l.

      het verzoek, dezelfde gedraging betreffende, ingevolge een wettelijk geregelde klachtvoorziening bij een onafhankelijke klachteninstantie niet zijnde een ombudsman in behandeling is of daardoor is afgedaan.

  • 2.

    Voorts is de ombudscommissie niet verplicht een onderzoek in te stellen of voort te zettwen, indien het verzoek wordt ingediend later dan een jaar:

    • a.

      na de kennisgeving door het bestuursorgaan van de bevindingen van het onderzoek, of;

    • b.

      nadat de klachtbehandeling door het bestuursorgaan op andere wijze is geëindigd, dan wel ingevolge artikel 9:11 van de Algemene wet bestuursrecht beëindigd had moeten zijn.

·Artikel 22. Mededeling bij niet in behandeling nemen of voortzetten onderzoek

  • 1.

    Indien de ombudscommissie op grond van artikel 20 en 21 geen onderzoek instelt of dit niet voortzet, deelt zij dit onder vermelding van de redenen zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de verzoeker mede.

  • 2.

    In het geval dat zij een onderzoek niet voortzet, doet zij de in het eerste lid bedoelde mededeling tevens aan het bestuurorgaan en, in voorkomend geval, aan degene op wiens gedraging het onderzoek betrekking heeft.

·Artikel 23 Niet-deelneming aan de behandeling

·De leden van de ombudscommissie nemen niet deel aan de behandeling van een verzoekschrift of het instellen van een onderzoek indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

·Artikel 24. Horen

  • 1.

    De ombudscommissie stelt het bestuursorgaan, degene op wiens gedraging het verzoek betrekking heeft, en de verzoeker in de gelegenheid hun standpunt toe te lichten.

  • 2.

    De ombudscommissie beslist of de toelichting schriftelijk, electronisch of mondeling en al dan niet in elkaars tegenwoordigheid wordt gegeven.

  • 3.

    De ombudscommissie kan ook anderen, indien zij dit noodzakelijk acht voor het onderzoek, in de gelegenheid stellen om van een klacht kennis te nemen en daarover mondeling of schriftelijk verklaring af te leggen.

  • 4.

    Indien een onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan werkzaam persoon geen gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid als bedoeld in het eerste en het tweede lid, kan het college respectievelijk het dagelijks bestuur deze hiertoe op verzoek van de ombudscommissie verplichten.

·Artikel 25 Openbaarheid

  • 1.

    De hoorzittingen van de commissie zijn openbaar.

  • 2.

    De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien het bestuursorgaan, degene op wiens gedraging het verzoek betrekking heeft, of de verzoeker hierom vraagt.

  • 3.

    Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

  • 4.

    De beraadslagingen van de commissie zijn niet openbaar.

·Artikel 26. Verstrekking inlichtingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan, de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen - ook na het beëindigen van de werkzaamheden, getuigen alsmede de verzoeker verstrekken de ombudscommissie de benodigde inlichtingen . De ombudscommissie kan betrokkenen die zijn opgeroepen gelasten om in persoon te verschijnen.

  • 2.

    Inlichtingen die betrekking hebben op het beleid, gevoerd onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan, kan de ombudscommissie bij de daarbij betrokken personen of colleges slechts inwinnen door tussenkomst van het verantwoordelijk bestuursorgaan.

  • 3.

    Nadat zij hier schriftelijk toe heeft verzocht worden de voor het onderzoek benodigde stukken binnen een door de ombudscommissie te bepalen termijn aan haar overlegd.

  • 4.

    De personen die krachtens het eerste lid van dit artikel worden opgeroepen onderscheidenlijk de personen die ingevolge het derde lid verplicht zijn stukken te overleggen kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, dit weigeren of de ombudcommissie mededelen dat uitsluitend zij kennis zal mogen nemen van de stukken onderscheidenlijk de inlichtingen.

  • 5.

    De ombudscommissie beslist of de in het vierde lid genoemde weigering of beperking van kennisneming gerechtvaardigd is.

  • 6.

    Indien de ombudscommissie heeft beslist dat de weigering gerechtigd is, vervalt de verplichting.

·Artikel 27. Bevindingen

  • 1.

    Bevindingen worden bij meerderheid van stemmen vastgelegd. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.

  • 2.

    In het rapport, genoemd in artikel 14, geeft de ombudscommissie gemotiveerd haar bevindingen en haar oordeel weer.

·Artikel 28 Mededelingen bevindingen

  • 1.

    De ombudscommissie zendt haar rapport aan het betrokken bestuursorgaan, alsmede aan de verzoeker en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.

  • 2.

    De stukken die van de ombudscommissie uitgaan worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

·Artikel 29 Evaluatie en jaarverslag

·De ombudscommissie brengt jaarlijks vóór 1 mei aan de deelnemers schriftelijk verslag uit van haar werkzaamheden in het voorgaande kalenderjaar.

·HOOFDSTUK 4 ALGEMENE BEPALINGEN

·Artikel 30 Toetreding

  • 1.

    Toetreding tot de regeling door een andere gemeente of samenwerkingsverband kan plaats vinden bij besluit van de raad van die gemeente, respectievelijk het algemeen bestuur van dat samenwerkingsverband, indien ten minste twee derde van de deelnemers daarmee instemt.

  • 2.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin het door Gedeputeerde Staten goedgekeurde besluit tot toetreding is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 27, lid 2, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    De centrumgemeente zorgt voor toezending van het besluit aan Gedeputeerde Staten.

·Artikel 31 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemende gemeente of samenwerkingsverband kan uittreden uit de regeling door een daartoe strekkende besluit van de raad van de betreffende gemeente, respectievelijk het algemeen bestuur van dat samenwerkingsverband.

  • 2.

    De centrumgemeente regelt de financiële en andere gevolgen van de uittreding en zorgt voor toezending van het besluit aan Gedeputeerde Staten.

·Artikel 32 Opheffing

  • 1.

    De regeling wordt opgeheven, wanneer de raden respectievelijk algemeen besturen van ten minste twee derde van het aantal deelnemers daartoe besluiten.

  • 2.

    In geval van opheffing van de regeling regelt de centrumgemeente de financiële gevolgen van de opheffing in een liquiditeitsplan. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquiditeitsplan wordt niet vastgesteld dan nadat de raden en de algemene besturen van de deelnemers zijn gehoord.

  • 4.

    Het liquiditeitsplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

    5.Het besluit tot opheffing van de regeling wordt door de centrumgemeente ter kennis van Gedeputeerde Staten gebracht.

·Artikel 33 wijziging regeling

  • 1.

    De regeling kan op voorstel van één of meerdere deelnemers worden gewijzigd.

  • 2.

    De regeling kan alleen worden gewijzigd indien de meerderheid van de deelnemers daartoe besluit.

  • 3.

    De wijziging van de regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgend op de

    maand waarin de wijziging is opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet

    gemeenschappelijke regelingen.

  • 4.

    De centrumgemeente zorgt voor toezending van de wijzigingsbesluiten aan Gedeputeerde Staten.

·Artikel 34 Kostenverdeling

  • 1.

    De kosten verband houdend met het functioneren van de klachtencommissie, worden vergoed door de deelnemers. Elke deelnemer betaalt een vast bedrag per jaar alsmede de kosten per ingediende klacht, voorzover betrekking hebbende op betreffende deelnemer, een en nader zoals is aangegeven op de bij deze regeling behorende bijlage. Deze, voor het eerste jaar geraamde kosten, zijn vermeld op de genoemde bijlage. De bijlage kan door de centrumgemeente, indien de meerderheid van de overige deelnemers hiermee instemt, worden gewijzigd.

  • 2.

    Tot die kosten worden in ieder geval gerekend:

    • a.

      de presentievergoeding van de voorzitter en de overige (plaatsvervangende) leden van de ombudscommissie;

    • b.

      de salariskosten van de in artikel 7 bedoelde secretariële ondersteuning;

    • c.

      de overheadkosten inhoudende 25% van het bedrag genoemd onder b;

    • d.

      de reiskosten van de leden en de secretaris van de ombudscommissie.

  • 3.

    De centrumgemeente is belast met de financiële administratie. De deelnemers ontvangen van de centrumgemeente een factuur voor de door hen te betalen bijdragen. De vaste bijdrage wordt voorafgaand aan het kalenderjaar betaald, de (eventuele) variabele bijdrage achteraf, op declaratiebasis.

·HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

·Artikel 35 Archief

·De centrumgemeente is gehouden tot het aanhouden en verzorgen van een archief naar de voorschriften waarop het archief van de centrumgemeente wordt bijgehouden en verzorgd.

·Artikel 36 Citeertitel

·De regeling wordt aangehaald als: “Gemeenschappelijke regeling ombudscommissie Hoeksche Waard”.

·Artikel 37 Slotbepaling

  • 1.

    De regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de

    goedkeuring van de regeling door Gedeputeerde Staten is ontvangen en de regeling in de registers,

    bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, is opgenomen

  • 3.

    De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten nemen de regeling terstond na de goedkeuring door Gedeputeerde Staten als bedoeld in artikel 29 van deze regeling op in de door hen bij te houden registers, bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 4.

    Het college van de centrumgemeente zendt een volledig ondertekend exemplaar van deze regeling, alsmede besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling, toe aan het college van gedeputeerde staten.

·Artikel 38 Interne bekendmaking

·De colleges en de dagelijks besturen van de deelnemers maken de inhoud van deze regeling na de inwerkingtreding op de gebruikelijke wijze binnen hun organisatie bekend.

·Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van ... in zijn openbare vergadering van ... (datum)

·De voorzitter, de secretaris,

·Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van …in zijn vergadering van…

·De voorzitter, de secretaris,

·Bijlage 1, behorende bij de gemeenschappelijke regeling ombudscommissie Hoeksche Waard

·De verdeling van de kosten van de ombudscommissie Hoeksche Waard is als volgt:

·Vaste kosten:

  • 1.

    Elke deelnemende gemeente of samenwerkingsverband betaalt vooraf per kalenderjaar een vast bijdrage van € 1000,-. aan de centrumgemeente. De centrumgemeente zal dit bedrag aanwenden voor algemene secretariële kosten en bureaukosten die worden gemaakt voor de ombudscommissie (bijvoorbeeld: opstellen reglement van orde, opstellen jaarverslag, correspondentie met overige deelnemers, enz.) en voor scholing en opleiding van de leden van de ombudscommissie.

  • 2.

    De centrumgemeente legt na afloop van elk kalenderjaar aan de overige deelnemers verantwoording af over de besteding van dit budget. Blijkt het budget in dat jaar niet toereikend te zijn geweest, dan worden de extra kosten bij de deelnemers in rekening gebracht. Is het budget niet (volledig) gebruikt, dan wordt het overschot aan de deelnemers uitgekeerd dan wel verrekend met de jaarlijkse vaste bijdrage.

·Variabele kosten

  • 1.

    De leden van de ombudscommissie ontvangen presentiegeld voor elke in behandeling genomen verzoekschrift. Deze vergoeding bedraagt € 120,- per verzoekschrift.

  • 2.

    De leden van de ombudscommissie en de secretaris ontvangen reiskostenvergoeding van € 0,28 (bruto) per km.

  • 3.

    De loonkosten van de ambtelijk secretaris bedragen € 32,85 (prijspeil 2004) per uur. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de loonontwikkeling voor gemeentepersoneel. Indien naar verwachting meer dan 10 uur nodig zal zijn voor de behandeling van een bepaald verzoekschrift, zal de secretaris, in overleg met de voorzitter van de ombudscommissie, de betreffende deelnemer hierover informeren.

  • 4.

    De overheadkosten bedragen 25% van het bedrag genoemd onder punt 3.

  • 5.

    Kosten gemaakt op basis van artikel 9:33 Algemene wet bestuursrecht (getuigen, deskundigen, tolken, enz.)

  • 6.

    Conform het bepaalde in artikel 34 van de regeling brengt de centrumgemeente de kosten genoemd onder punt 1 t/m 5 achteraf in rekening bij de deelnemer waarover het verzoekschrift handelt.

  • 7.

    Indien de 3e secretaris ambtelijke ondersteuning heeft verleend, brengt de betreffende gemeente waar die functionaris werkzaam is, bovengenoemde kosten (voorzover van toepassing) in rekening bij de centrumgemeente.