Regeling vervallen per 01-01-2015

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Krimpen aan den IJssel 2013

Geldend van 01-04-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Krimpen aan den IJssel 2013

De raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 januari 2013

overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid sub c WWB, de gemeenteraad bij

verordening regels stelt met betrekking tot het verhogen en verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 30 WWB.

besluit:

  • 1.

    de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2008 in te trekken

  • 2.

    vast te stellen de volgende

TOESLAGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND 2013

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder :

  • a.

    de wet: de Wet Werk en Bijstand (hierna te noemen: WWB);

  • b.

    alleenstaande: de ongehuwde van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  • c.

    alleenstaande ouder : de ongehuwde van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  • d.

    gehuwden: de personen die gehuwd zijn en beiden 21 jaar of ouder zijn en beiden jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd zijn;

  • e.

    kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind;

  • f.

    ten laste komend kind: het kind jonger dan 18 jaar voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;

  • g.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

  • h.

    woning: een woning, een woonwagen en een woonschip;

i.

woonkosten:

-

indien een huurwoning wordt bewoond: de geldende huurprijs per maand verschuldigd als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag (conform artikel 5 en artikel 27 Wht);

  • -

    indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar de omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;

  • -

    onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de onroerende-zaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten.

    • j.

      nettominimumloon: het minimumloon per maand, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimum vakantiegeld, verhoogd met de aanspraak op vakantiegeld waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wet over dat minimumloon ten minste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonheffing, premies volksverzekeringen, premies zorgverzekeringswet.

    • k.

      verzorgingsbehoevende: de persoon die:

      • 1.

        volgens een AWBZ-indicatie is aangewezen op tien of meer uren zorg per week;

      • 2.

        geen persoonsgebonden budget ontvangt of geen zorg door een zorgaanbieder zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel j Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten ontvangt, voor tenminste tien van de uren zorg per week waarop hij is aangewezen; en

      • 3.

        zorg ontvangt van de verzorgende voor ten minste tien van de uren zorg per week waarop hij is aangewezen.

    • l.

      verzorgende: de persoon die de zorg verleent aan de zorgbehoevende.

De loonbelasting en premies volksverzekeringen worden berekend overeenkomstig de bepalingen in artikel 37 van de Wet Werk en Bijstand.

2.Als gehuwd of als echtgenoot wordt mede aangemerkt de ongehuwde van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die met een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte.

3 Als ongehuwd wordt mede aangemerkt degene van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij is gehuwd.

Artikel 2 Categorieën

  • 1. Voor belanghebbenden aan wie bijstand volgens de wet als toeslag kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.

  • 2. De categorieën worden aangeduid als:

    • a.

      alleenstaande;

    • b.

      alleenstaande ouder;

    • c.

      gehuwde.

Hoofdstuk 2. Toeslagen- en kortingenbeleid

Artikel 3 Toeslag voor alleenstaanden en alleenstaande ouders

  • 1. De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met de tot zijn last komende kinderen, in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, bepaald op het in artikel 25, tweede lid, van de wet genoemde maximumbedrag.

  • 3. De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder, op wie het tweede lid niet van toepassing is, 10% van het netto minimumloon.

  • 4. Indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder niet aantoont dat hij zijn kosten niet kan delen met een ander wordt geen toeslag verstrekt.

  • 5. Inwonende eigen kinderen van 18, 19 en 20 jaar, alsmede inwonende eigen kinderen van 21 jaar en ouder die een financiering op grond van de Wet studiefinanciering dan wel een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten of een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand met verlaging op grond van artikel 6 van deze verordening ontvangen, hebben geen invloed op de te verstrekken toeslag.

  • 6. De uitwonende alleenstaande van 18 tot en met 20 jaar ontvangt geen toeslag, maar een door burgemeester en wethouders in de richtlijnen vast te stellen bijzondere bijstand, indien de individuele omstandigheden daartoe noodzaken.

Artikel 4 Verlaging voor gehuwden

  • 1. De bijstandsnorm voor gehuwden van 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, wordt lager vastgesteld indien de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2. Inwonende eigen kinderen van 18, 19 en 20 jaar alsmede inwonende eigen kinderen van 21 jaar en ouder die een financiering op grond van de Wet op studiefinanciering, dan wel een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming studiekosten ontvangen, hebben geen invloed op de te verstrekken bijstandsnorm.

  • 3. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het netto minimumloon.

  • 4. Indien de gehuwden niet aantonen dat zij de kosten niet kunnen delen met een ander wordt een verlaging van 20% toegepast.

    Artikel 5 Verlaging in verband met ontbreken van woonkosten

    • 1.

      De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen kosten zijn verbonden.

    • 2.

      De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor personen van 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd 20% van het netto minimumloon.

    • 3.

      De in het tweede lid bedoelde verlagingen vinden bij voorrang plaats op de toeslag.

Artikel 6 Verlaging toeslag voor alleenstaanden van 21 jaar

  • 1.

    De toeslag als bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt voor een alleenstaande van 21 jaar, die geen woning deelt met een ander, vastgesteld op 10% van het netto minimumloon.

  • 2.

    De toeslag als bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt voor een alleenstaande van 21 jaar, die een woning deelt met een ander, vastgesteld op nihil.

Artikel 7 Anti-cumulatiebepaling

Indien voor de belanghebbende een combinatie van een lagere toeslag en één of meer verlagingen in verband met het delen van respectievelijk het ontbreken van woonkosten of samenloop van deze verlagingen onderling van toepassing is, bedraagt de totale verlaging niet meer dan 25% van het netto minimumloon.

Hoofdstuk 3. Categoriale bijzondere bijstand

Artikel 8 Bijzondere bijstand

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn belast met de verstrekking van bijzondere bijstand op individuele en categoriale wijze.

  • 2.

    Het college is bevoegd de bijzondere bijstand vorm te geven binnen de wettelijke kaders en is tevens bevoegd beleidsregels vast te stellen ter uniformering van de bijzondere bijstandsverlening in de vorm van richtlijnen.

Hoofdstuk 4. Overige tegemoetkomingen

Artikel 9 Tegemoetkomingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn belast met de verstrekking van tegemoetkomingen, bijdragen en toeslagen die de raad uit oogpunt van aanvullende inkomensondersteuning verantwoord vindt.

  • 2.

    Artikel 8, tweede lid geldt dienovereenkomstig voor de vorengenoemde tegemoetkomingen, bijdragen en toeslagen die uit de wet of door de raad vastgestelde inkomensvoorzieningen voortvloeien.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 10 Richtlijnen

In aanvulling op artikel 8 en 9 is het college bevoegd om de algemene bijstand vorm te geven binnen de wettelijke kaders en is tevens bevoegd beleidsregels vast te stellen ter uniformering van de algemene bijstandsverlening in de vorm van richtlijnen.

Artikel 11 Uitvoering en mandatering

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het nemen van de door burgemeester en wethouders te nemen bijstandsbesluiten, voor zover het individuele aanspraken op uit kering betreft:

    • -

      Volgens de WWB.

    • -

      Volgens de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand.

    • -

      Volgens de uitkerings- en uitvoeringsvoorschriften van de minister SZW, alsmede volgens de door het college vastgestelde richtlijnen, te mandateren aan de directeur Afdeling Samenleving (ASL), zulks onder nader door de burgemeester en wethouders te stellen regels met betrekking tot de verantwoording van de mandatering.

    • -

      Voorts zijn burgemeester en wethouders bevoegd ondermandaat te verlenen. De reikwijdte van het mandaat betreft tevens het instellen van bezwaar en beroep namens de gemeente, met inbegrip van procesmandaat.

  • 3.

    De onder het tweede lid genoemde mandaatregeling geldt niet voor:

    • -

      het vaststellen van de beleidsregels in de vorm van richtlijnen;

    • -

      het nemen van besluiten op ingekomen bezwaarschriften.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het nemen van beheersbesluiten inzake de verlenging van bijstand, evenals het nemen van besluiten met betrekking tot de inrichting van de administratieve organisatie, te mandateren aan de directeur SSL, zulks onder nader door burgemeester en wethouders te stellen regels met betrekking tot de verantwoording van de mandatering. Voorts zijn burgemeester en wethouders bevoegd ondermandaat te verlenen.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Krimpen aan den IJssel 2013.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2013.

  • 2.

    Gelijktijdig wordt ingetrokken de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2008.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel in zijn openbare vergadering van 21 maart 2013
De griffier, De voorzitter,

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

ARTIKELGEWIJZETOELICHTING

Artikel 1. Begripsomschrijving

De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de WWB.

Artikel 2 Categorieën

Artikel 30 van de WWB schrijft voor dat de verordening vaststelt voor welke categorieën de bijstandsnorm wordt verlaagd of verhoogd. De categorie-indeling is gebaseerd op de categorieën genoemd in artikel 21 WWB en heeft betrekking op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.

Artikel 3 Toeslag voor alleenstaanden en alleenstaande ouders

Bij de vaststelling van de basisnorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, is de wetgever ervan uitgegaan dat deze de bestaanskosten geheel met een ander kan delen, net zoals dat bij gehuwden het geval is. De gehuwdenuitkering dient dan ook als uitgangspunt bij de vaststelling van de hoogte van de toeslag.

Artikel 30, tweede lid WWB schrijft voor dat de toeslag, onverminderd het bepaalde in artikel

27, 28 en 29 van de wet, voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt bepaald op het maximumbedrag, genoemd in artikel 25, tweede lid, van de WWB. De maximale toeslag komt neer op 20% van het netto minimumloon.

In deze verordening wordt volstaan met een verwijzing naar het bedrag zoals dat in de wet is genoemd. Dit bedrag wordt regelmatig, veelal (half)jaarlijks, bijgesteld. De artikelen 27, 28 en 29 WWB geven de gemeente de bevoegdheid om voor bepaalde categorieën de bijstandsnorm of de toeslag lager vast te stellen. Dit betekent dat indien aanvrager voldoet aan de voorwaarde genoemd in artikel 25 van de wet, het toch kan zijn dat er geen recht op een toeslag bestaat van 20% van het netto minimumloon, indien de gemeente daarnaast tevens gebruik maakt van de mogelijkheid om de bijstandsnorm of de toeslag te verlagen (zie ook de artikelen 4 tot en met 6 van deze verordening).

Het gezamenlijk bewonen van een woning levert schaalvoordelen op. Deze schaalvoordelen treden op omdat de woonlasten kunnen worden gedeeld. De kosten van huur, heffingen, belastingen, verzekeringen, vastrecht nutsbedrijven en dergelijke zijn voor personen die een woning delen lager, omdat deze kosten per woning slechts eenmaal in rekening worden gebracht. Deze schaalvoordelen worden geraamd op 10% van het minimumloon. Dientengevolge wordt de toeslag als gevolg van de optredende schaalvoordelen vastgesteld op 10% van het netto minimumloon.

Indien er sprake is van het niet mee werken aan een huisbezoek en hierdoor niet kan worden vastgesteld of belanghebbende de kosten kan delen met iemand anders wordt geen toeslag verstrekt.

Artikel 4 Verlaging voor gehuwden

Ook gehuwden kunnen schaalvoordelen genieten aangezien zij de kosten van het bestaan kunnen delen omdat zij de door hen bewoonde woning niet alleen bewonen. Deze schaalvoordelen leiden ertoe dat de gehuwdenuitkering wordt verlaagd met 10% van het netto minimumloon.

Indien er sprake is van het niet mee werken aan een huisbezoek en hierdoor niet kan worden vastgesteld of belanghebbende de kosten kan delen met iemand anders wordt een verlaging toegepast van 20%.

Artikel 5 Verlaging in verband met ontbreken van woonkosten

De bijstandsuitkering dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. De kosten van het wonen maken daar deel van uit. Indien betrokkene geen woonkosten heeft, wordt de uitkering verlaagd.

Uitgangspunt voor de verlaging is het bedrag dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hanteert als minimumbedrag bij het toepassen van huursubsidie. Omgerekend naar een percentage van het netto minimumloon bedraagt deze verlaging, afgerond, 17% van het netto minimumloon.

Artikel 6 Verlaging toeslag voor alleenstaanden van 21 jaar

De uitkering voor een alleenstaande komt, bij verstrekking van de maximale toeslag van 20% van het netto minimumloon, vrijwel overeen met het netto minimumjeugdloon voor een 21-jarige en zou daardoor een belemmering kunnen vormen voor het aanvaarden van arbeid. Daarom is er aanleiding met toepassing van artikel 29 WWB de toeslag voor deze groep op een lager niveau vast te stellen.

Als gevolg van fiscale maatregelen is de afstand tussen de netto inkomsten uit dienst- betrekking en de hoogte van de bijstandsuitkering in de afgelopen jaren vergroot. Voor 22-jarigen is inmiddels een aanmerkelijk verschil ontstaan, zodat voor deze leeftijdsgroep er geen sprake meer is van een belemmering voor het aanvaarden van arbeid.

Artikel 7 Anti-cumulatiebepaling

Indien gebruik wordt gemaakt van de verlagingsmogelijkheden zoals die in de verordening zijn genoemd dient rekening te worden gehouden met de effecten van cumulatie van factoren. Een dergelijke cumulatie kan er toe leiden dat de uitkering die overblijft onvoldoende is om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Dit artikel voorziet in een beperking van bedoelde cumulatie voor zover het gaat om het toeslagenbeleid.

Gedacht is uitsluitend aan verlagingen als gevolg van:

  • -

    woningdelen;

  • -

    ontbrekende woonkosten;

  • -

    de lagere toeslag als bedoeld in artikel 6.

Dit betekent in het geval dat de uitkering wordt verlaagd als gevolg van andere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor zelfstandige voorziening in het bestaan, dat de anticumulatie volgens artikel 7 niet van toepassing is.

Artikel 10 Richtlijnen

Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke beleidsregels vast te stellen in de vorm van richtlijnen, die in het Handboek SSL worden gepubliceerd. Het betreft niet alleen de bijstandsverlening sec, maar ook de door de raad noodzakelijk geachte aanvullingen uit hoofde van verantwoorde inkomensvoorzieningen.

Artikel 11 Uitvoering en mandatering

Met dit artikel wordt de bestuurlijke verantwoordelijkheid van het college gehandhaafd, maar wordt het uit oogpunt van een efficiënte inrichting van werkprocessen noodzakelijk geacht de dagelijkse besluitvorming te mandateren aan de directeur sector Samenleving.

In principe worden alle individuele uitvoeringsbesluiten gemandateerd. Voortschrijdende ontwikkelingen kunnen aanleiding geven tot het vaststellen van nadere regels in de sfeer van het afleggen van verantwoording achteraf. Daartoe kan onder andere worden gerekend de verplichting van de directeur om bij klachten de portefeuillehouder te informeren over de klacht en het onderzoek daar naar.

Het derde lid van artikel 11 somt limitatief enige uitzonderingen op. Het is op deze onderdelen gewenst niet te volstaan met een ambtelijke afdoening.