Regeling vervallen per 01-01-2020

Besluit van de werkgeverscommissie griffie van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende regels omtrent reis- en verblijfkosten Regeling Reis- en verblijfkosten 2019

Geldend van 26-02-2019 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 02-01-2019

Intitulé

Besluit van de werkgeverscommissie griffie van de gemeente Krimpen aan den IJssel houdende regels omtrent reis- en verblijfkosten Regeling Reis- en verblijfkosten 2019

De werkgeverscommissie griffie van Krimpen aan den IJssel

dat de gemeente gehouden is de in het LOGA overeengekomen wijzigingen in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO) ongewijzigd over te nemen;

dat de gemeenteraad op 10 november 2011 heeft besloten de werkgeverscommissie griffie te belasten met de vaststelling van de rechtspositiepersoneel voor het griffiepersoneel Krimpen aan den IJssel;

dat het uitgangspunt is de besluiten van het college over rechtspositionele regelingen voor het gemeentelijk personeel voor het griffiepersoneel ongewijzigd over te nemen, tenzij afwijking voor de griffie gewenst is;

overwegende de noodzaak om de huidige Regeling Reis- en verblijfkosten en de Regeling Verblijfkosten te actualiseren;

dat overeenstemming is bereikt met de commissie voor Georganiseerd Overleg;

gelet op de artikelen 107 tot en met 107e van de Gemeentewet;

besluiten

tot het vaststellen van de navolgende regeling en deze op te nemen in de arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente Krimpen aan den IJssel:

Regeling Reis- en verblijfkosten 2019

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    MedewerkerDe ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, lid 1 onder a van de CAR-UWO.

  • b.

    Bevoegd gezagHet college van burgemeester en wethouders dan wel de door deze in mandaat aangewezen leidinggevende.

  • c.

    DienstreisDe noodzakelijke verplaatsing van een medewerker om, in opdracht van het bevoegde gezag, buiten de plaats van tewerkstelling werkzaamheden te verrichten dan wel een opleiding, cursus, seminar, congres etc. bezoeken en het buiten deze plaats verband houdende verblijf.

  • d.

    Privé vervoermiddelmotorvoertuig, bromfiets, (snor)scooter, of snorfiets en dergelijke die niet door de werkgever beschikbaar is gesteld.

  • e.

    Openbaar vervoerVoor een ieder openstaand personenvervoer per trein, bus, metro, tram, waterbus en dergelijke.

  • f.

    StandplaatsDe gemeente of het met name genoemde gedeelte van de gemeente, waar de medewerker gewoonlijk zijn werkzaamheden op aanwijzen van het bevoegde gezag verricht.

  • g.

    Plaats van tewerkstellingDe werkplek waar de medewerker zijn werkzaamheden verricht overeenkomstig de principes van Het Nieuwe Werken.

  • h.

    Het Nieuwe WerkenDe medewerker kiest de voor hem optimaal activiteit-gerelateerde werkplek

  • i.

    Reisregeling binnenland: de door de minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde regeling.

Artikel 2 Algemene bepalingen

Lid 1

De medewerker heeft voor het maken van een dienstreis vooraf toestemming nodig van het bevoegd gezag.

Lid 2

De plaats van tewerkstelling geldt als het begin- en eindpunt van de dienstreis, tenzij het bevoegd gezag toestemming geeft hiervan af te wijken. Het aantal kilometers wordt naar boven afgerond tot het naast hogere gehele getal.

Lid 3

De dienstreizen kunnen met openbaar vervoer of met een privé vervoermiddel worden gemaakt. Een dienstreis wordt via de kortste route gemaakt, tenzij er redenen zijn om daarvan af te wijken.

Lid 4

Reiskosten voor woon-werkverkeer en verkeersovertredingen worden niet aangemerkt als reiskosten dienstreis.

Lid 5

Afhankelijk van de fiscale bepalingen kunnen de vergoedingen deels onbelast of belast worden uitbetaald.

Toelichting artikel 2

De leidinggevende kan het begrip vooraf toestemming verlenen praktisch invullen door hier afspraken met de medewerker over te maken.

In de praktijk kan het gewenst om af te wijken van het uitgangspunt om de plaats van tewerkstelling te gebruiken als begin- en eindpunt en uit te gaan van de kortste route. De regeling voorziet in deze mogelijkheid.

Artikel 3 Vergoeding reiskosten

Lid 1

De reiskosten openbaar vervoer worden vergoed overeenkomstig artikel 3:21 CAR-UWO.

Lid 2

De kosten van het gebruik van een privé vervoermiddel worden vergoed conform de Reisregeling Binnenland voor wat betreft een motorvoertuig overeenkomstig artikel 2 van deze reisregeling en voor wat betreft een bromfiets, snorscooter of snorfiets overeenkomstig de eerste volzin van artikel 3 van deze reisregeling.

Lid 3

Het gebruik van een fiets komt niet voor vergoeding in aanmerking.

Lid 4

Boven op de vergoeding als bedoeld in voorgaande leden van dit artikel, worden aan de medewerker vergoed hetgeen door hem is betaald voor parkeer-, veer- en tolkosten.

Toelichting artikel 3

De hogere reiskostenvergoeding geldt voor een motorvoertuig en de lagere reiskostenvergoeding voor een bromfiets, snorscooter of snorfiets. Op iedere werklocatie staan dienstfietsen en is er geen vergoeding voor gebruik van de (privé) fiets.

Artikel 4 Fiscale saldering reiskosten woon-werkverkeer en overige zakelijke kilometers

Lid 1

Op verzoek van de medewerker wordt in de maand december van het lopende kalenderjaar beoordeeld of hij in aanmerking komt voor de fiscale saldering van de in dat kalenderjaar betaalde kilometers.

Lid 2

De fiscale saldering zorgt voor optimale benutting van de fiscale ruimte 1 door het middelen van de feitelijk gedeclareerde hogere vergoeding voor reiskosten dienstreizen met de lagere vergoeding voor reiskosten woon-werkverkeer.

Lid 3

Als de dienstbetrekking in de loop van de maand eindigt, wordt het gemiddelde van de hogere en lagere kilometervergoedingen berekend in de maand waarin de dienstbetrekking eindigt.

Toelichting artikel 4

Toepassing van de fiscale saldering mogelijk kan leiden tot toekomstige lagere uitkeringen die voortvloeien uit de sociale verzekeringswetgeving. Daarom dient de medewerker zelf te kiezen voor fiscale saldering.

Artikel 5 Vergoeding verblijfkosten

Lid 1

De redelijk gemaakte verblijfkosten in het kader van deze regeling worden vergoed. Deze vergoeding bedraagt niet meer dan de vergoedingen wegens verblijfkosten als bedoeld in artikel 5 van de Reisregeling binnenland met uitzondering van de kleine uitgaven overdag en ’s avonds (dag- en nachtcomponent). Deze kleine uitgaven komen niet voor vergoeding in aanmerking komen.

Lid 2

De medewerker die in het belang van de dienst opdracht krijgt werkzaamheden te verrichten op tijdstippen, waardoor hij niet in staat is zijn maaltijd te gebruiken, kan in aanmerking komen voor een verblijfkostenvergoeding. De leidinggevende geeft zijn toestemming wanneer sprake is van dienstbelang en hij de noodzaak voor de maaltijd heeft vastgesteld.

Artikel 6 Declaratie

Lid 1

Declareren van de in deze regeling genoemde kosten geschiedt achteraf door het inleveren bij de salarisadministratie van de door de leidinggevende geaccordeerde declaratie onder overlegging van originele, deugdelijke bewijsstukken van de daadwerkelijk gemaakte kosten.

Lid 2

De aanspraak op een vergoeding vervalt, indien de medewerker de declaratie niet indient binnen drie maanden na de maand waarop de declaratie betrekking heeft.

Artikel 7 Aansprakelijkheid bij schade

Bij schade aan het privé vervoermiddel tijdens uitoefening van de dienst, als gevolg van eigen verwijtbaar gedrag van de medewerker, is de werkgever niet aansprakelijk te stellen voor die schade. Het al of niet verwijtbaar zijn wordt vastgesteld door de verzekeringsmaatschappij waar het privé voertuig is verzekerd.

Artikel 8 Hardheidsclausule

De griffier kan in individuele gevallen bepalingen in deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken.

Artikel 9 Overgangsrecht

Lid 1

In bijlage 1 van de vorige Regeling Reis- en verblijfkosten waren functionarissen aangewezen die in verband met hun functie-uitoefening gebruik maakten van hun eigen vervoermiddel.

Zij ontvingen de vergoeding reiskosten dienstreizen voor de eerste 10 kilometer per dag woon-werkverkeer.

Lid 2

Degene die op 31 december 2018 in dienst is en was aangewezen in een functie als bedoeld in bijlage 1 van de vorige Reis- en verblijfkostenregeling, behoudt de aanspraak op reiskosten dienstreizen als bedoeld in lid 1 van dit artikel voor zolang hij deze functie blijft vervullen én de noodzaak om de eigen vervoermiddel te gebruiken aanwezig is. Voorwaarde hierbij is dat de aangewezen medewerker in 2017 een vergoeding voor deze reiskosten heeft ontvangen.

Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding

Lid 1

Deze regeling kan worden aangehaald als de Regeling Reis- en verblijfkosten 2019.

Lid 2

  • a.

    De Regeling Reis- en verblijfkosten 2019 vaststellen.

  • b.

    De Regeling reis- en verblijfkosten van 9 december 2008 en de Regeling Verblijfkosten intrekken.

  • c.

    Dit besluit treedt in werking de dag na de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2019.

Ondertekening

Krimpen aan den IJssel, 24 januari 2019

De werkgeverscommissie Krimpen aan den IJssel,

De voorzitter,


Noot
1

Handboek Loonheffingen paragraaf 21.1, in 2017: € 0,19 per km. Bij aanpassing belastingregime kan dit tarief wijzigen.