Regeling vervallen per 01-01-2017

Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2015

Geldend van 29-05-2015 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2015

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • §

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • §

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • §

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • §

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • §

    kapitaal: het deelnemen in het vermogen van een derde partij, zowel in activa als eigen vermogen.

  • §

    nota: een beschrijving van het beleid van een bepaal onderwerp. Beleid is het aangeven van de richting en de middelen waarmee men gestelde organisatiedoelen wil gaan realiseren.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt in de raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt in de raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten de onderverdeling van de programma’s vast.

  • 3. De raad stelt in de raadsperiode op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 4. De raad stelt in de raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per programma weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per programma weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt voor 1 juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota vast voor het zomerreces.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden, , bij een afwijking van meer dan 10% van het (krediet)bedrag met een minimum van €50.000,-- of maximum van €500.000,--. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan €1.000.000,-- informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

1.Het college informeert de raad door middel van een tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de zes maanden van het lopende boekjaar.

De tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van

  • a.

    de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar programma;

  • b.

    het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar programma’s;

  • c.

    het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

  • d.

    de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en

  • e.

    het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d,

alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 2.

    In de tussenrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan €50.000,-- toegelicht.

  • 3.

    Het college biedt per ultimo van het lopende boekjaar de slotwijziging aan de raad aan. De slotwijziging biedt inzicht in de realisatie en raming van de uitputting van investeringskredieten. Door middel van de slotwijziging kunnen budgetten worden overgeheveld.

  • 4.

    Het college rapporteert minstens twee keer per jaar aan de raad over de in artikel 2 lid 3 genoemde indicatoren.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over (niet zijnde vooraf door de raad geautoriseerde uitgaven):

  • a)

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan €500.000,--;

  • b)

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan €250.000,--;

  • c)

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

1.De raad stelt in de raadsperiode de nota investeringen en afschrijvingen vast.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. Openstaande vorderingen groter dan €10.000 worden individuele beoordeeld. Van de overige vorderingen die langer dan 1 jaar openstaan wordt 50% voorzien, bij langer dan 2 jaar wordt 100% voorzien

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende belastingen en leges wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van de nota oninbaarheid sociale zaken, de beleidsregels van de uitvoeringsorganisatie voor innen van de belastingen en heffingen. Indien de gemeente zelf invordert geldt het beleid van lid 1. Het collegebesluit wordt in de raadsperiode ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt in de raadsperiode een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a)

      de vorming en besteding van reserves;

    • b)

      de vorming en besteding van voorzieningen; en

    • c)

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a)

      het specifieke doel van de reserve;

    • b)

      de voeding van de reserve;

    • c)

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d)

      de maximale looptijd.

  • 3. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3. Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a)

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b)

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c)

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d)

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen

    • e)

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f)

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g)

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks bij de begroting een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten en heffingen. De raad stelt deze vast.

  • 2. Het college biedt in de raadsperiode een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a)

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b)

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 4. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

  • 5. De uitvoering van de financieringsfuctie is uitgewerkt in het treasurystatuut. Het college stelt in de raadsperiode het treasurystatuut vast.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geval op.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a)

      de solvabiliteitsratio;

    • b)

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • c)

      de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • d)

      de ontwikkeling van de som van de voorraden bouwgrond, de voorraden onderhanden werk en overige voorraden als percentage van de gemeentelijke inkomsten;

    • e)

      de ontwikkeling van de som van de leningen aan derden en de leningen aan verbonden partijen als percentage van de gemeentelijke inkomsten; en

  • 2. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a)

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b)

      de omvang van het (eventuele) achterstallig onderhoud.

  • 2. Het college biedt de raad in de raadsperiode een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad in de raadsperiode een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 4. Het college biedt de raad in de raadsperiode een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a)

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b)

    de kosten van inhuur derden;

  • c)

    de huisvestingskosten;

  • d)

    de automatiseringskosten;

  • e)

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a)

      het verloop van de grondvoorraad;

    • b)

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten

  • 2. Het college biedt in de raadsperiode een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a)

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b)

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c)

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d)

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a)

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b)

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, garanties;

    • c)

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d)

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e)

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f)

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a)

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b)

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c)

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d)

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e)

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f)

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g)

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h)

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i)

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. Het college informeert de raad hierover.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26 Intrekking oude regeling

Op de dag van inwerkingtreding van deze verordening, worden de volgende verordeningen ingetrokken:

  • -

    Financiële verordening gemeente Bergambacht 2009 (oorspronkelijk vastgesteld op 8-12-2009 en zoals sindsdien gewijzigd)

  • -

    Financiële verordening gemeente Nederlek 2011, gemeente Nederlek (23-11-2010)

  • -

    Financiële verordening artikel 212 Gw 2011, gemeente Ouderkerk (30-06-2011)

  • -

    Financiële verordening 2006 – gemeente Schoonhoven (21-12-2006)

  • -

    Financiële verordening gemeente Vlist 2010, gemeente Vlist (26-01-2010)

  • -

    Financiële verordening K5, gemeenschappelijke regeling K5 gemeenten (22-11-2004)

Artikel 27 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie en heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2015.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2015

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard gehouden op 19 mei 2015.
de griffier,
drs. K.E. Driehuijs
de voorzitter,
mr. T.P.J. Bruinsma