Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening Ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Krimpenerwaard 2017

Geldend van 01-01-2017 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening Ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Krimpenerwaard 2017

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder peuterspeelzaal hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet kinderopvang en Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

Artikel 2 Groepsspeelruimte

  • 1. In een peuterspeelzaal is voor ieder kind, bij voorkeur 4,5 m2, doch minimaal 3,5 m2 bruto-oppervlakte aan groepsspeelruimte beschikbaar.

  • 2. Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Artikel 3 Buitenspeelruimte

  • 1. De peuterspeelzaal beschikt over een aangrenzend en veilig toegankelijke buitenspeelruimte.

  • 2. De buitenspeelruimte voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar;

    • b.

      een oppervlakte van bij voorkeur 7 m2, doch minimaal 3 m2 bruto-oppervlakte speelruimte per aanwezig kind;

    • c.

      ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen.

Artikel 4 Aanwijzing toezichthouders

  • 1. Burgemeester en wethouders zien toe op de naleving van de bij deze verordening gestelde regels.

  • 2. Burgemeester en wethouders wijzen de directeur van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden (RDOG) aan als toezichthouder.

Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder

  • 1. De toezichthouder onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen of de instandhouding redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften uit deze verordening.

  • 2. Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de exploitatie van een peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften uit deze verordening.

  • 3. Naast het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving van de bij deze verordening gestelde voorschriften.

Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten

  • 1. De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport.

  • 2. Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de bij of krachtens artikel 2 en 3 gegeven voorschriften niet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.

  • 3. Alvorens het rapport vast te stellen, stelt de toezichthouder de houder in de gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.

  • 4. De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de houder, die een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

  • 5. De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na de vaststelling daarvan openbaar.

  • 6. De toezichthouder stelt burgemeester en wethouders in kennis van de vaststelling van het rapport.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen artikel 2 en 3 buiten toepassing laten of daarvanafwijken, voor zover toepassing, gelet op het belang van kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8 Intrekking oude regelingen

Op de dag van inwerkingtreding van deze verordening, worden de volgende verordeningen ingetrokken:

  • ·

    Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen, gemeente Bergambacht (2011) inclusief Afwegingsmodel 2010;

  • ·

    Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen, gemeente Nederlek (2011) inclusief Afwegingsmodel 2010;

  • ·

    Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen, gemeente Ouderkerk (2013) inclusief Afwegingsmodel 2010;

  • ·

    Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen, gemeente Schoonhoven (2011) inclusief Afwegingsmodel 2012;

  • ·

    Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen, gemeente Vlist (2011) inclusief Afwegingsmodel 2012;

  • ·

    Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen, gemeente Bergambacht (2008);

  • ·

    Verordening wet kinderopvang, gemeente Ouderkerk (2005);

  • ·

    Verordening wet kinderopvang, gemeente Vlist (2004).

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen 2017.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op 13 december 2016.
de griffier, drs. K.E. Driehuijs
de voorzitter,mr. R.S. Cazemier

Toelichting

Algemene toelichting

Op 1 augustus 2010 is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: de Wet) in werking getreden. Het doel van deze Wet is om jonge kinderen in peuterspeelzalen en kindercentra een veilig en stimulerende omgeving te bieden.

Eén van de onderliggende doelstellingen van deze Wet is de regelgeving over peuterspeelzalen te harmoniseren met de kinderdagopvang. Hierdoor ontstaat een landelijk kwaliteitskader voor zowel de peuterspeelzalen als de kinderdagopvang met minimum kwaliteitseisen. In de Wet zijn dan ook een aantal minimale eisen voor de peuterspeelzalen vastgelegd en is tevens aan de minister de bevoegdheid gegeven aanvullende regelgeving voor de kwaliteit in een Algemene maatregel van Bestuur vast te leggen (AmvB). Van deze bevoegdheid is tot op heden geen gebruik gemaakt omdat de partijen een convenant hebben afgesloten waarin de kwaliteitseisen voor de houders van peuterspeelzalen nader zijn uitgewerkt 1 .

De eisen in het convenant hebben als uitgangpunt gediend voor de Beleidsregels kwaliteit peuterspeelzalen (hierna: Beleidsregels) van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Echter, in deze Beleidsregels zijn geen eisen opgenomen ten aanzien van ruimte en inrichting van de peuterspeelzalen. Gemeenten kunnen ruimte- en inrichtingseisen vastleggen in een gemeentelijke verordening. De gemeente Krimpenerwaard heeft dit vastgelegd in de Verordeningen Ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen, waarbij is aangesloten bij het Convenant en de beleidsregels kwaliteit peuterspeelzalen.

Ruimte en inrichting

Kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen kan niet zonder het stellen van kwaliteitseisen. Eisen inzake ruimte en inrichting vormen hier een essentieel onderdeel van. De eerste levensjaren van een kind zijn belangrijk voor de ontwikkeling van de cognitieve, de sociaal-emotionele en de motorische vaardigheden. De opvoeding door de ouders legt daarvoor de basis, maar ook de rest van de omgeving waarin het kind opgroeit is van belang. Veel kinderen brengen enkele uren per dag door in peuterspeelzalen en andere kindercentra. Ze moeten daar veilig kunnen spelen en voldoende ruimte hebben.

Bestaande eisen over veiligheid en gezondheid die algemeen geldend zijn en volgen uit andere wet- en regelgeving zoals bouwvoorschriften, brandveiligheidsvoorschriften, eisen aan speeltoestellen, keukenhygiëne en dergelijke zijn van kracht.

Toezicht

In deze verordening is het kader voor het toezicht en de wijze van vastleggen van de onderzoeksresultaten van een inspectie beschreven. Op de handhaving zijn de algemene handhavingsbevoegdheden uit de Awb van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepaling

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 2 Groepsspeelruimte

In dit artikel wordt bepaald dat voor elk kind 3,5m² bruto oppervlak speelruimte aanwezig moet zijn, bij voorkeur 4,5 m2. Dit is regionaal afgesproken met de gemeenten en de RDOG. Speelruimtes dienen passend te zijn ingericht voor spelen en rusten. Bij de inrichting van de binnenruimte dient rekening te worden gehouden met zowel het aantal kinderen dat van een ruimte gebruik maakt als de leeftijd van de kinderen. Het gaat om het totale aantal vierkante meters die beschikbaar zijn in de groepsruimten. Dus de lengte vermenigvuldigd met de breedte van de ruimtes waar de kinderen spelen.

Daarnaast is de houder van een peuterspeelzaal gehouden aan de eisen die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit 2003. Het Bouwbesluit bevat bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken minimaal moeten voldoen. Peuterspeelzalen vallen onder de categorie ’bijeenkomstfunctie voor kinderopvang’. De eisen uit het Bouwbesluit hebben betrekking op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.

Artikel 3 Buitenspeelruimte

Dit artikel geeft aan dat de buitenspeelruimte voor kinderen die gebruik maken van de peuterspeelzaal aangrenzend aan de peuterspeelzaal of veilig toegankelijk dient te zijn gesitueerd. Evenals de binnenruimte dient de buitenruimte voor spel geschikt te zijn en ingericht in overeenstemming met de behoeften en mogelijkheden van de kinderen. Ook voor de buitenspeelruimte geldt dat bij de inrichting rekening dient te worden gehouden met het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen die gebruik maken van de ruimte. De speelruimte bestaat per aanwezig kind uit minimaal 3m² bruto oppervlakte, bij voorkeur 7m2. Ook deze voorkeursmaat is regionaal afgesproken met de RDOG. Met aanwezig kind wordt gedoeld op in de peuterspeelzaal aanwezige kinderen, niet noodzakelijkerwijs buiten spelend.

Artikel 4 Aanwijzing toezichthouders

Dit artikel maakt burgemeester en wethouders (hierna B&W) verantwoordelijk voor de naleving van deze verordening. B&W wijzen de directeur van de RDOG aan als toezichthouder. Dit is in overeenstemming met het systeem van de wet. De directeur van de RDOG oefent aldus het toezicht uit onder het gezag van de burgemeester en wethouders. Afdeling 5.2. van de Algemene wet bestuursrecht bevat een algemene regeling van de bevoegdheden van toezichthouders, zoals het recht op het betreden van plaatsen, op het vorderen van inlichtingen en het inzien van schriftelijke stukken.

Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder

In dit artikel worden drie soorten van onderzoek onderscheiden. In de eerste plaats onderzoekt de toezichthouder naar aanleiding van een aanvraag voor de exploitatie van een peuterspeelzaal of aan de voorschriften uit deze verordening zal worden voldaan. Daarnaast voert de toezichthouder jaarlijks regulier onderzoek uit bij bestaande peuterspeelzalen. Voorts beschikt de toezichthouder op grond van lid 3 over de mogelijkheid om incidenteel onderzoek te verrichten naar de naleving van de voorschriften uit deze verordening.

Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten

De resultaten van het onderzoek uit artikel 5 worden door de toezichthouder schriftelijk vastgelegd in een inspectierapport. Er wordt per peuterspeelzaal één inspectierapport opgesteld, conform het landelijk toetsingskader. De toezichthouder zendt het ontwerp-inspectierapport aan de houder van de peuterspeelzaal. De houder wordt hiermee in de mogelijkheid gesteld om een reactie te geven op de inhoud van het rapport. De toezichthouder dient de reactie van de houder als bijlage bij het rapport te voegen. De houder zorgt er voor dat zowel ouders van kinderen in de peuterspeelzaal als het personeel inzage hebben in het inspectierapport van de toezichthouder. Uiterlijk 3 weken na ontvangst maakt de toezichthouder het inspectierapport openbaar. Het ligt voor de hand dat de toezichthouder voor de openbaarmaking een breed toegankelijk medium kiest. Gedacht kan worden aan de mogelijkheden die het internet biedt. Van deze vaststelling worden burgemeester en wethouders door de houder op de hoogte gebracht. In de praktijk zal het veelal betekenen dat de toezichthouder het inspectierapport naar burgemeester en wethouders toezendt.

Artikelen 7 Hardheidsclausule

Het opnemen van een hardheidsclausule in deze verordening opent de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om, in gevallen waarin toepassing van een artikel van de verordening een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, artikel 2 en 3 buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Het afwijkende besluit van burgemeester en wethouders moet altijd binnen de doelstellingen van de verordening passen. De toepassing van de hardheidsclausule moet beperkt blijven tot individuele gevallen. Het gebruik van dit artikel is slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk.

Artikel 8 Intrekking oude regelingen

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze bepaling spreekt voor zich.

Artikel 10 Citeertitel

Deze bepaling spreekt voor zich.


Noot
1

Verantwoord peuterspeelzaalwerk: een eerste stap naar de toekomst, Convenant Kwaliteit peuterspeelzaalwerk,  9 november 2009.