Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2018 gemeente Krimpenerwaard

Geldend van 19-11-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2018 gemeente Krimpenerwaard

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand;

  • b.

    peildatum: datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

  • c.

    referteperiode: periode van drie jaar voorafgaand aan de peildatum;

  • d.

    Vermogen: het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de wet.

Artikel 2. Recht op individuele inkomenstoeslag

Het College verleent een persoon op verzoek individuele inkomenstoeslag indien hij voldoet aan de voorwaarden als opgenomen in artikel 36 van de wet en de verordening individuele inkomenstoeslag.

Artikel 3. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het College vastgesteld formulier.

Artikel 4. Langdurig laag inkomen

Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 120 procent van de toepasselijke bijstandsnorm, waarbij de kostendelersnorm buiten toepassing blijft.

Artikel 5. Vervallen

Artikel 6. Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    Een individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

    • a.

      € 412 voor een alleenstaande;

    • b.

      € 516 voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      € 619 voor gehuwden.

  • 2.

    Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3.

    Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4.

    De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.

Artikel 7. Onvoorziene situaties

In situaties en omstandigheden waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8. Intrekken oude verordening

Op de dag van inwerkingtreding van deze verordening, wordt de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Krimpenerwaard 2017, vastgesteld d.d. 13 december 2016 ingetrokken.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

Artikel 10. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op woensdag 12 december 2017.
de griffier, drs. K.E. Driehuijs
de voorzitter, mr. R.S. Cazemier

Toelichting op de VERORDENING Individuele Inkomenstoeslag 2018

Toelichting Algemeen

De financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen komt onder druk te staan als er na verloop van enkele jaren geen perspectief is om door arbeid het inkomen te verhogen. Bij de invoering van de Wet werk en bijstand (WWB) in 2004 werd daarom de "Langdurigheidstoeslag" in het leven geroepen. Op 1 januari 2009 werd deze toeslag gedecentraliseerd en een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. De mogelijkheid van toekenning van de toeslag op basis van groepskenmerken is per 1 januari 2015 afgeschaft. De categoriale toeslag is vervangen door een individuele inkomenstoeslag voor personen tot de AOW gerechtigde leeftijd waarbij het College (net als bij verlening van individuele bijzondere bijstand) aan de hand van de individuele omstandigheden van geval tot geval beoordeelt of er al dan niet sprake is van "zicht op inkomensverbetering".

  

Omdat een beoordeling van de individuele omstandigheden van de belanghebbende door het College nodig is, gaat het om een "kan-bepaling" (artikel 36 WWB). De gemeenteraad geeft in een verordening in elk geval de hoogte van de individuele toeslag aan en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

  

De regering heeft ervoor gekozen om in de wet op te nemen welke individuele omstandigheden de College in ieder geval in de beoordeling van het recht op een individuele inkomenstoeslag moeten betrekken. Het gaat om: de krachten en bekwaamheden van de desbetreffende persoon, evenals de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Daarnaast kan het College aangeven wanneer sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Hiertoe stelt het college een beleidsregeling vast, waarin het College aangeeft wanneer de betreffende persoon al dan niet "zicht op inkomensverbetering" heeft en recht heeft op een individuele inkomenstoeslag. Hoewel de tendens is om de cliënt te beoordelen op wat hij nog wel kan, wordt hier de uitdrukking 'geen uitzicht op inkomensverbetering' overgenomen omdat deze de juridische grondslag is (art. 36 Participatiewet) voor de toeslag. Als een uitkeringsgerechtigde volledig is ontheven van de arbeidsverplichting is er reden om te spreken van geen uitzicht op inkomensverbetering.

  

De individuele inkomenstoeslag wordt toegekend tegen een peildatum. Zaken die na de peildatum gebeuren hebben geen betekenis voor het recht op een dergelijke toeslag. Wie op een datum gelegen vóór 1 januari 2015 op basis van de toepasselijke verordening recht had op vroegere ‘langdurigheidstoeslag’, behoudt dat onverkort, ongeacht of hij voldoet aan de voorwaarden die per 1 januari 2015 zijn gesteld in artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening. Toekenning van het recht op individuele inkomenstoeslag tegen een datum gelegen op of ná 1 januari 2015 is uitsluitend mogelijk als wordt voldaan aan de in artikel 36 van de Participatiewet en deze verordening opgenomen voorwaarden.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

  

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag.

De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet.

  

Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

Artikel 2 Recht op individuele inkomenstoeslag

Deze bepaling is opgenomen omdat het verlenen van de individuele inkomenstoeslag een bevoegdheid is en geen verplichting. Artikel 36 lid 1 van de Participatiewet spreekt van een kan-bepaling, dat wil zeggen dat het College ook kan afzien van de toekenning, ook al voldoet iemand wel aan de voorwaarden voor een dergelijke toeslag. Daarom bepaalt artikel 2 dat het College individuele inkomenstoeslag moet verstrekken als een persoon aan de voorwaarden daarvoor voldoet.

Artikel 3 De aanvraag

Artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet is dusdanig gewijzigd dat een persoon een verzoek tot verlening van individuele inkomenstoeslag kan indienen. Voorheen was de langdurigheidstoeslag alleen op aanvraag verkrijgbaar.

  

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het College vastgesteld formulier. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag.

Artikel 4 Langdurig laag inkomen

Er is sprake van een laag inkomen als het inkomen niet hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, waarbij de kostendelersnorm buiten toepassing blijft.

  

De toepassing van de kostendelersnorm leidt er toe dat de uitkering lager wordt al naar gelang er meer volwassenen in dezelfde woning wonen. Als de individuele inkomenstoeslag wordt gekoppeld aan de kostendelersnorm komen veel werkenden niet in aanmerking, om dat zij minimaal het wettelijk minimumloon verdienen en bij inwoning een hoger inkomen hebben dan de kostendelersnorm. Wij willen voorkomen dat werkende armen geen IIT kunnen krijgen.

  

De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, mag niet al te rigide worden beoordeeld. Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven, dan is er sprake van een meer dan marginale overschrijding van de bijstandsnorm. Het gaat dan niet meer om een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten.

Artikel 6 Hoogte individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.

  

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag. Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.

  

De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden de inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten over de hele referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen, zowel gezamenlijk als afzonderlijk.

  

In het vierde lid is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexering van de bedragen.