Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening Maatschappelijke Participatie 2018 gemeente Krimpenerwaard

Geldend van 19-11-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening Maatschappelijke Participatie 2018 gemeente Krimpenerwaard

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      de raad: de gemeenteraad van de Krimpenerwaard;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de Krimpenerwaard;

    • d.

      laag inkomen: het gezinsinkomen dat niet meer bedraagt dan 120% van de uitkeringsnorm zoals bedoeld in paragraaf 3.2 e.v. van de wet, inclusief vakantiegeld;

    • e.

      inwoner: een persoon die ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen van de gemeente Krimpenerwaard;

    • f.

      belanghebbende: de inwoner die behoort tot de doelgroep van deze verordening en voldoet aan de voorwaarden;

    • g.

      kind: een kind tot 18 jaar die ingeschreven staat in de gemeentelijke Basisregistratie Personen en waarvoor de ouder kinderbijslag ontvangt zoals bedoelt in artikel 4 lid 1 onder e van de wet;

    • h.

      schoolgaande kind: een kind in de leeftijd van 4 tot 18 jaar dat een door het rijk erkende basis- of voortgezet onderwijs volgt;

    • i.

      Jongvolwassenen: doelgroep in de leeftijd van 18 tot 21 jaar;

    • j.

      maatschappelijke participatie: deelname aan een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken;

    • k.

      voorziening: financiële dan wel materiele ondersteuning of begeleiding.

Artikel 2 Doel

Deze verordening richt zich op het voorkomen van sociaal-maatschappelijk isolement van inwoners die als gevolg van financiële redenen niet kunnen deelnemen aan een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit.

Artikel 3 Doelgroep

De doelgroep van deze verordening zijn inwoners die om financiële redenen niet kunnen deelnemen aan activiteiten in het maatschappelijk verkeer. Het gaat hierbij om inwoners:

  • a.

    met een laag inkomen tot 120% van de geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld;

  • b.

    die vanwege schulden en een lopende schuldenregeling maandelijks leefgeld tot 120% van de geldende bijstandsnorm tot hun beschikking hebben;

  • c.

    die een beroep doen op de voorziening diplomazwemmen en tevens een inkomen hebben tot 130% van de geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

Artikel 4 Uitvoering maatschappelijke participatie

  • 1.

    Het college draagt zorg voor maatschappelijk participatie van inwoners met een laag inkomen en stelt via beleidsregels vast hoe zij uitvoering geeft aan deze verordening.

  • 2.

    Het college stelt voor de doelgroep voorzieningen beschikbaar in de vorm van een financiële dan wel materiele ondersteuning of begeleiding.

  • 3.

    Het college zorgt voor een voorziening op maat voor kinderen en jongvolwassenen in de leeftijd van 0 tot 21 jaar. Het gaat hierbij om:

    • a.

      voorzieningen om deelname aan een culturele of sportieve activiteit mogelijk te maken voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar;

    • b.

      voorzieningen ten behoeve van schoolkosten en leermiddelen voor kinderen van 4 tot 18 jaar die of wel het basisonderwijs ofwel het voortgezet onderwijs volgen;

    • c.

      overige voorzieningen voor het laten meedoen van kinderen en jongvolwassenen in de leeftijd van 0 tot 21 jaar.

  • 4.

    Het college zorgt voor een voorziening op maat voor volwassenen vanaf 21 jaar gericht op maatschappelijke deelname aan sportieve, sociaal-culturele of educatieve activiteiten die direct of indirect bijdragen aan participatie en/of werk. Het gaat hierbij om volwassenen:

    • a.

      die werken of actief op zoek zijn naar werk;

    • b.

      voor wie werken nog niet mogelijk is, maar die (tijdelijk) op een andere wijze bijdragen aan of actief zijn in de maatschappij.

  • 5.

    Het college verstrekt een voorziening aan inwoners die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt gericht op maatschappelijke deelname aan sportieve, sociaal-culturele of educatieve activiteiten.

  • 6.

    Niet tot de doelgroep behoort de persoon die:

    • a.

      in detentie verkeert zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 van de wet;

    • b.

      niet als Nederlander kan worden aangemerkt, tenzij er sprake is van een uitzondering, zoals bedoeld in artikel 11 lid 2 en lid 3 van de wet;

    • c.

      18 jaar of ouder is en die onderwijs volgt of kan volgen dat recht geeft op een studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000, Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten of kinderbijslag, tenzij aantoonbaar sprake is van belemmeringen om onderwijs te volgen;

    • d.

      18 of ouder is en in een inrichting verblijft zoals bedoeld in de Wet op de langdurige zorg.

Artikel 5 Voorwaarden

Indien de inwoner behoort tot de doelgroep, dan is er aanspraak op een voorziening zoals bedoeld in artikel 4 als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    op de datum van aanvraag is het gezinsinkomen of maandelijks leefgeld lager dan 120% van de geldende bijstandsnorm zoals bedoeld in de wet, of 130% bij een aanvraag voor de voorziening diplomazwemmen; en

  • b.

    de belanghebbende heeft een vermogen lager of gelijk aan het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 van de wet; en

  • c.

    het vermogen in de eigen koopwoning wordt vrijgelaten als de belanghebbende de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt en zelf de woning bewoont.

Artikel 6 Onvoorziene situaties

In situaties en omstandigheden waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 7 Intrekking

De verordening Maatschappelijke Participatie Gemeente Krimpenerwaard 2017 vastgesteld op 13 december 2016 wordt ingetrokken per 1 januari 2018.

Artikel 8 Inwerkingtreding

De Verordening Maatschappelijke Participatie 2018 gemeente Krimpenerwaard treedt in werking op 1 januari 2018.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Maatschappelijke Participatie 2018 gemeente Krimpenerwaard.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op dinsdag 12 december 2017.
de griffier, drs. K.E. Driehuijs
de voorzitter, mr. R.S. Cazemier

TOELICHTING

ALGEMEEN

De Verordening maatschappelijk participatie richt zich op de financieel zwakkeren en heeft tot doel sociaal-isolement te voorkomen. Het sluit aan bij het uitgangspunt van de Participatiewet, waarbij geldt dat iedereen een steentje kan bijdragen aan de maatschappij en dat ondersteuning vanuit de lokale overheid gericht moet zijn op het vergroten van de zelfredzaamheid. Het maatschappelijk participeren moet dan ook worden gezien in het licht van de Participatienota 2016 – 2018 “Krimpenerwaard maakt er werk van” en notitie Minimabeleid 2016 – 2018 “Van minima tot maximaal”, waarbij het minimabeleid enerzijds sterk activerend is en een bijdrage wil leveren aan het verbeteren van de eigen leefomstandigheden door ondersteuning te bieden aan activiteiten gericht op scholing, re-integratie of overige sociaal-maatschappelijk deelname en anderzijds gericht is op bestrijding van armoede door financiële of materiele ondersteuning te bieden.

De verordening sluit ook aan bij het beleid van de centrale overheid om te streven naar een participatiesamenleving waarin zelfredzaamheid, de onderlinge solidariteit van burgers en sociale cohesie van belang zijn. Door invoering van deze verordening wordt hier expliciet aandacht aan besteed. Dit gebeurt door het bieden van gerichte ondersteuning om de zelfredzaamheid te vergroten en de ‘eigen kracht’ te versterken.

Voor de uitvoering van de verordening is het college verantwoordelijk. De verordening geeft houvast om effectief beleid te kunnen maken en uitvoering te geven aan het voorkomen van sociaal isolement als men om financiële redenen niet kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.

Bij de uitvoering van de verordening wordt aandacht besteed aan het kunnen meedoen in de samenleving door maatschappelijke activiteiten op het gebied van sportieve, sociaal-culturele en educatieve activiteiten voor de laagste inkomensgroepen bereikbaar te maken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Geen verdere toelichting.

Artikel 2 Doel

Het doel van deze verordening is het voorkomen of doorbreken van een sociaal-maatschappelijk isolement vaninwoners met een laag inkomen.

Artikel 3 Doelgroep

De doelgroep is gedefinieerd op:

  • a.

    het hebben van een laag inkomen, schuldenaren met een maandelijks leefgeld tot 120% dan wel 130% van de geldende bijstandsnorm, niet werkenden en

  • b.

    het daardoor niet mee kunnen doen aan allerlei sociaal-maatschappelijke activiteiten.

 

In de begripsbepaling staat reeds aangegeven dat een inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm wordt gezien als het hebben van een laag inkomen. Hierdoor kan een persoon die werk heeft of inkomen heeft uit een sociale zekerheidsuitkering ook aanspraak maken op een voorziening ter voorkoming van sociaal isolement.

Voor de voorziening diplomazwemmen voor kinderen geldt een hogere inkomensgrens van 130% van de geldende bijstandsnorm.

Artikel 4 Uitvoering maatschappelijke participatie

Het college is verantwoordelijk voor de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan deze verordening. De verordening geeft voorrang aan kinderen van ouders met een laag inkomen en pensioengerechtigden met een laag inkomen. Ook is aandacht voor inwoners met schulden. Bij deze groep kan er sprake zijn van een schuldenlast waardoor deelname aan de samenleving niet meer lukt. De genoemde groepen lopen het risico niet deel te kunnen nemen aan allerlei activiteiten en kunnen daardoor buiten de samenleving komen te staan. Een financiële dan wel materiele ondersteuning of begeleiding kan in dat geval het risico wegnemen of verminderen.

Het hebben van werk is voor een volwassene de beste manier om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Werklozen die langdurig een laag inkomen hebben lopen een risico op sociaal-maatschappelijk isolement. Het bieden van begeleiding of financiële dan wel materiele ondersteuning kan dit risico wegnemen. Het zorgt voor de binding met een actieve maatschappij en door de tegemoetkoming kan het individu bijdragen aan een vitale samenleving.

Inwoners met een betaalde baan en een laag inkomen kunnen ook tot deze categorie behoren. Zij hebben uitzicht op inkomensverbetering, maar kunnen door omstandigheden niet volledig werken. Denk bijvoorbeeld aan mantelzorgers die deeltijd werken en resterende tijd voor zijn of haar partner zorgen. Ook deze groep kan actief op zoek zijn naar (ander) werk of actief bezig zijn om zijn of haar inkomenspositie te verbeteren door bijvoorbeeld cursussen te volgen.

Artikel 5 Voorwaarden

In dit artikel zijn een aantal randvoorwaarden gesteld om in aanmerking te komen voor een voorziening. In elk geval mag op datum aanvraag het inkomen niet hoger zijn dan 120% of 130% bij een aanvraag voor de voorziening diplomazwemmen, van de geldende netto bijstandsnorm inclusief vakantiegeld en mag het vermogen niet hoger zijn dan het vrij te laten vermogen.

Vermogen gebonden in de woning wordt niet meegeteld, indien de belanghebbende de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld AOW’ers met een hypotheekvrij huis en een laag inkomen ook in aanmerking komen voor een voorziening voor maatschappelijke activiteiten.

De vrijlating betreft alleen de eigen woning die door de belanghebbende zelf wordt bewoond. Is er sprake van meerdere bezittingen in de vorm van een huis, woonboot of wooncaravan, dan worden deze niet vrijgelaten maar meegeteld als vermogen.

Let wel: als er sprake is van woningopbrengsten, bijvoorbeeld doormiddel van (kamer)verhuur, dan wordt dit gerekend tot inkomsten.

Bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 1 van de wet wordt niet als voorliggende voorziening beschouwd.