Regeling vervallen per 01-12-2019

Regeling maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 30-11-2019

Intitulé

Regeling maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard; gelezen het voorstel van 19 december 2017;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6 en 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 8, 9, 15, 18 en 19 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2018;

besluiten vast te stellen de Regeling maatschappelijke ondersteuning Krimpenerwaard 2018

Overwegingen

In de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning 2018, vastgesteld in de raad van 12-12-2017, geeft de gemeente Krimpenerwaard haar juridische kaders voor invulling van de Wmo in de Krimpenerwaard aan. Deze verordening is door de gemeenteraad vastgesteld vanuit hun kaderstellende bevoegdheid.

In de onderhavige Regeling Maatschappelijke Ondersteuning zijn de rechten en plichten van de betrokkenen bij de uitvoering van deze wet verder ingevuld. Onderdelen van de wet die in de verordening afdoende zijn beschreven komen niet terug in de regels. Zowel de rechten en plichten van de gemeente in de uitvoering van de Wmo staan omschreven als de rechten en plichten van inwoners en andere betrokkenen.

In dit document worden eerst de nadere regels Maatschappelijke Ondersteuning beschreven. Hierna volgt een toelichting, om de betrokkenen mee te nemen in het denkkader van het college.

Hoofdstuk 1 Verplichtingen van de budgethouder

Artikel 1 Verplichtingen persoonsgebonden budget begeleiding en hulp bij het huishouden

  • 1. Bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget voor begeleiding en hulp bij het huishouden gelden de voorwaarden die de Sociale Verzekeringsbank stelt aan de betaling van een pgb.

  • 2. De verantwoording bestaat in elk geval uit een overzicht van het aantal uitbetaalde uren, betalingsbewijzen (bankafschriften), het uurtarief, NAW-gegevens inclusief het burgerservicenummer van de zorgverlener.

  • 3. De eisen die gesteld worden aan een zorgverlener die niet verbonden is aan een professionele organisatie zijn:

    • -

      Het college kan van een aanbieder, niet zijnde een aanbieder die hulpmiddelen of woningaanpassingen levert, eisen dat deze in het bezit is van een verklaring omtrent gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens voor beroepskrachten en andere personen die beroepsmatig met zijn cliënten in contact kunnen komen, welke niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken. De zorgverlener dient een ingezetene van Nederland te zijn en te beschikken over een Burgerservicenummer; en

    • -

      De zorgverlener die als zelfstandige professional (ZZP’er) de zorg verleent, dient ingeschreven te staan bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 2 Verplichtingen budget overige voorzieningen

Bij het verlenen van een persoonsgebonden budget voor overige voorzieningen gelden de volgende verplichtingen:

  • 1.

    de voorziening moet voldoen aan het programma van eisen dat is opgesteld door de gemeente en, indien van toepassing, aan het Kwaliteiten Bruikbaarheids Onderzoek van Hulpmiddelen keurmerk en/of komt voor op de lijsten van het TNO-keurmerk dan wel een gelijkwaardig keurmerk goedgekeurde hulpmiddelen.

  • 2.

    in geval van een rolstoel- of vervoersmiddel wordt de voorziening ingekocht bij een leverancier die erkend is volgens de Erkenningsregeling Revalidatietechnisch Bedrijf en voldoet deze aan de eisen van de Revakeur.

  • 3.

    de cliënt of budgethouder verantwoordt een voorziening waarvoor een eenmalige uitkering is verstrekt, binnen drie maanden na aanschaf van de voorziening, aan de hand van het bij de beschikking gevoegde verantwoordingsformulier.

Hoofdstuk 2 Hoogte persoonsgebonden budget

Artikel 3 Hoogte persoonsgebonden budget begeleiding en hulp bij het huishouden

  • 1. De maximale tarieven bedragen:

    • a.

      € 22,80 voor hulp bij het huishouden (per uur) inhuur van een professional via instelling of organisatie

    • b.

      € 17,10 voor hulp bij het huishouden (per uur) inhuur ZZP'er;

    • c.

      € 49,20 voor begeleiding (per uur) inhuur van een professional via instelling of organisatie;

    • d.

      € 36,90 voor begeleiding (per uur) inhuur ZZP'er;

    • e.

      € 57,00 voor begeleiding specialistisch (per uur) inhuur van een professional via instelling of organisatie;

    • f.

      € 42,75 voor begeleiding specialistisch (per uur) inhuur ZZP'er

    • g.

      € 62,40 voor begeleiding intensief (per uur) inhuur van een professional via instelling of organisatie;

    • h.

      € 46,80 voor begeleiding intensief (per uur) inhuur ZZP'er

    • i.

      € 30,33 voor dagbesteding doorlopend (per dagdeel) bij een instelling;

    • j.

      € 48,34 voor dagbesteding doorlopend specialistisch (per dagdeel) bij instelling;

    • k.

      € 38,78 voor dagbesteding ontwikkeling gericht (per dagdeel);

    • l.

      € 146,00 voor logeeropvang;

    • m.

      € 218,00 voor logeeropvang intensief;

    • n.

      € 107,00 voor logeerverblijf;

    • o.

      € 7,05 voor vervoer naar dagbesteding (per rit);

    • p.

      € 20,00 voor rolstoelgebonden vervoer naar dagbesteding (per rit).

  • 2. Het uurtarief voor het inhuren van een familielid, vrienden, kennissen bedraagt bij hulp bij het huishouden en begeleiding € 13,84

Artikel 4 Hoogte budget overige maatwerkvoorzieningen

De hoogte van het budget voor aanschaf van een:

  • 1.

    rolstoel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate rolstoel, zoals deze door de gemeente wordt aangeschaft bij de gecontracteerde aanbieder. De kostprijs kan zo nodig verhoogd worden met de kostprijs van noodzakelijke individuele aanpassingen.

  • 2.

    individuele vervoersvoorziening is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening. Als de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeursleverancier heeft afgesloten voor onderhoud en reparatie, gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - inclusief eventueel bedongen korting - als uitgangspunt. Als de gemeente geen onderhoudscontract heeft afgesloten, komen de onderhoudskosten voor rekening van de aanvrager.

  • 3.

    losse woonvoorziening is gelijk aan de door het college goedgekeurde offerte. Het budget kan eventueel verhoogd worden met instandhoudingskosten, bedoeld voor reparatie van de desbetreffende voorziening. Als de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeursleverancier heeft afgesloten voor onderhoud en reparatie, gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - inclusief eventueel bedongen korting - als uitgangspunt. Als de gemeente geen onderhoudscontract heeft afgesloten, komen de onderhoudskosten voor rekening van de aanvrager.

Artikel 5 budget woonvoorzieningen

  • 1. Het budget wordt betaald aan de eigenaar van de woning en bedraagt de noodzakelijke en vooraf goedgekeurde kosten op grond van het door het college opgestelde toetsingskader.

    Daarbij geldt een maximum bedrag van € 7.000 voor het bezoekbaar en/of logeerbaar maken van een woning.

  • 2. Bij het vaststellen van de hoogte van het budget in de kosten van een woningaanpassing in de vorm van bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

    • a.

      de aanneemsom (waarin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    • c.

      als het noodzakelijk wordt geacht een architect in te schakelen: het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de Standaardvoorwaarden 1988/Rechtsverhouding opdrachtgeverarchitect van de Bond van Nederlandse Architecten en de kosten van het toezicht op de uitvoering, als dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • d.

      de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • e.

      de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

    • f.

      Het renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van de voorziening;

    • g.

      de kosten van het verwerven van extra bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet gebouwd kan worden binnen de oorspronkelijke kavel;

    • h.

      de door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen die ten tijde van de raming van de kosten niet te voorzien waren;

    • i.

      de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • j.

      de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

    • k.

      de administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van de bouwkundige voorziening, voor zover de kosten onder a tot en met j meer bedragen dan € 1.268,06 voor 10% van die kosten tot maximaal € 490,16.

  • 3. Als er sprake is van sanering van de vloerbedekking niet ouder dan zeven jaar bedraagt de tegemoetkoming maximaal € 35,- per m2 (inclusief arbeid, noodzakelijke materialen en BTW). De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de afschrijvingstermijn van het te vervangen artikel. De vergoeding bedraagt een percentage van de kosten te weten:

    • -

      100% indien als het artikel nieuwer is dan twee jaar;

    • -

      75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

    • -

      50% indien als het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

    • -

      25% indien als het artikel tussen de zes en acht jaar oud is.

  • 4. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte met een maximum van € 652,36 per maand voor de duur van maximaal één jaar.

  • 5. Als er sprake is van tijdelijke huisvesting is de hoogte van de vergoeding:

    • a.

      maximaal € 708,20 per maand bij een zelfstandige woonruimte;

    • b.

      maximaal € 353,57per maand bij een niet-zelfstandige woonruimte.

  • 6. Als een woonvoorziening tot meerwaarde van de woning heeft geleid en de woning binnen zes jaar verkocht wordt, dan geldt volgens onderstaand schema het bedrag dat door de aanvrager aan het college terugbetaald moet worden:

    • a.

      voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • b.

      voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    • c.

      voor het derde jaar 70% van de meerwaarde;

    • d.

      voor het vierde jaar 60% van de meerwaarde;

    • e.

      voor het vijfde jaar 40% van de meerwaarde;

    • f.

      voor het zesde jaar 20% van de meerwaarde.

  • 7. De kosten voor onderhoud en reparatie van de onderstaande woonvoorzieningen worden volledig vergoed, mits geen sprake is van nalatigheid van de zijde van de cliënt (dit ter beoordeling aan de gemeente).

    • -

      Stoelliften (het Liftinstituut spreekt van traplift)

    • -

      Rolstoelliften (het Liftinstituut spreekt van hefplateaulift voor personen)

    • -

      Woonhuisliften (met kooi)

    • -

      Staplateaulift of hefplateauliften (het Liftinstituut spreekt van een hefplateau voor personen zonder schacht tot maximaal 1.80 meter hoogte)

    • -

      Badlift

    • -

      Plafondlift

    • -

      De mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • -

      Electromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren.

  • 8. Als bijlage is bij deze regeling gevoegd een lijst met standaard woonvoorzieningen, waarin opgenomen de maximaal uit te keren bedragen per woonvoorziening.

  • 9. Indien het verhuisprimaat geldt als benoemd in artikel 7, derde lid, sub e, is de maximale vergoeding voor verhuiskosten op declaratiebasis maximaal € 2.700. De verhuiskostenvergoeding mag tevens gebruikt worden voor het zelf (laten) aanpassen van de woning.

  • 10. Het bedrag voor de financiële tegemoetkoming verhuiskosten aan een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen, de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd bedraagt maximaal € 5.000,--. Voor deze tegemoetkoming is geen verantwoording noodzakelijk.

Artikel 6 budget sportvoorziening

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een sportvoorziening bedraagt maximaal € 3.550,38. Het bedrag is bedoeld als bijdrage in aanschaf (maximaal € 2.853,35) en onderhoud (€ 697,03) van een sportrolstoel of vergelijkbare voorziening voor een periode van ten minste 3 jaar.

  • 2. Onderhoud, keuring, reparatie en overige maatwerkvoorzieningen worden één keer per (ten minste) drie jaar vergoed.

Artikel 7 budget vervoersvoorzieningen

  • 1. Voor de vaststelling van de hoogte van de vervoersvergoeding wordt uitgegaan van de volgende normbedragen op jaarbasis:

    • a.

      voor een persoonsgebonden budget de kosten van het gebruik van een taxi geldt een normbedrag van € 3.210,-- op declaratiebasis.

    • b.

      voor een persoonsgebonden budget voor de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een normbedrag van € 4.178,-- op declaratiebasis.

  • 2. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor het aanpassen van een eigen auto wordt bepaald aan de hand van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten. Deze vergoeding bedraagt maximaal de kosten van de goedkoopst aanpasbare auto.

  • 3. Als er sprake is van aanpassingskosten van de eigen auto geldt als afschrijvingstermijn van de voorziening ten minste zeven jaar. Met uitzondering van overzetbare voorzieningen wordt deze voorziening daarom slechts toegekend als de aan te passen auto niet ouder is dan drie jaar. De kosten van de noodzakelijke aanpassingen worden gebaseerd op de goedkoopst aanpasbare auto. De opties met betrekking tot de uitrusting van de auto, zoals automatische transmissie, stuurbekrachtiging en airco, zijn van vergoeding uitgesloten.

  • 4. Collectief vervoer bestaat uit een regiotaxipas waarmee tegen gereduceerd tarief maximaal 2000 km per jaar kan worden gereisd.

  • 5. Voor de sociaal begeleider van de gebruiker van het collectief vervoer gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de sociaal begeleider mag geen Wmo-geïndiceerde zijn;

    • b.

      de sociaal begeleider dient zelfstandig te kunnen reizen en niet aan een rolstoel of scootmobiel gebonden te zijn;

    • c.

      er mag maximaal één sociaal begeleider per (enkele) rit meegaan;

    • d.

      de sociaal begeleider reist vanaf hetzelfde opstapadres naar dezelfde bestemming;

    • e.

      er mogen maximaal 20 enkele ritten per jaar worden gemaakt tegen het gereduceerde tarief. Daarbuiten dient de sociaal begeleiding het volledige tarief te betalen;

    • f.

      de rit van de sociaal begeleider wordt gelijktijdig geboekt met dezelfde reservering als de rit van de Wmo-pashouder.

  • 6. Indien noodzakelijk kan op medische gronden een tweede persoon worden geïndiceerd voor het CVV. Gronden om voor een indicatie van medisch begeleider in aanmerking te komen zijn:

    • a.

      noodzakelijke zorg tijdens de rit voor het toedienen van medicatie of bedienen van medische apparatuur;

    • b.

      gedragsproblemen of angst die door begeleiding worden opgeheven; of

    • c.

      noodzakelijke lijf gebonden zorg tijdens de rit.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage

Artikel 8 Regels voor bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening of pgb

Periode dat eigen bijdrage is verschuldigd

  • 1.

    De bijdrage in de kosten is verschuldigd zolang de cliënt gebruik maakt van een maatwerkvoorziening of pgb. Er wordt geen eigen bijdrage gevraagd bij:

    • a.

      Rolstoelen;

    • b.

      Woonvoorzieningen ten behoeve van minderjarigen met een beperking.

Kostprijs

  • 2.

    De basis voor de berekening van de eigen bijdrage is de kostprijs van de voorziening;

    • a.

      De kostprijs voor een voorziening in natura is gelijk aan de prijs waarvoor het college de voorziening betrekt van de aanbieder.

    • b.

      De kostprijs van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

Inkomen

  • 3.

    De bijdrage wordt berekend aan de hand van het inkomen. Het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon dan wel de gehuwde personen tezamen, en bedraagt:

  • -

    indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen in het peiljaar, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • -

    in de overige gevallen: het belastbaar loon in het peiljaar, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964.

Omvang van het huishouden en leeftijd

  • 4.

    De hoogte van de bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening of pgb, met uitzondering van die voor beschermd wonen en opvang, wordt volgens de volgende tabel vastgesteld:

Groepen huishoudens

A. Maximale periodebijdrage

B.

Inkomensbedrag

C. Marginaal tarief

1.Eenpersoonshuishoudens, niet

AOW-gerechtigde leeftijd

€ 17,50

€ 22.632,00

12,5%

2.Eenpersoonshuishoudens, AOW-

gerechtigde leeftijd

€ 17,50

€ 17.033,00

12,5%

3.Meerpersoonshuishoudens, niet

AOW-gerechtigde leeftijd

€ 0,00

€ 35.000,00

12,5%

4.Meerpersoonshuishoudens,

AOW-gerechtigde leeftijd

€ 17,50

€ 23.525,00

12,5%

Deze tabel is niet van toepassing voor de bijdrage in de kosten van opvang.

Bedrag per voorziening waarover een eigen bijdrage wordt berekend

  • 5.

    Voor hulp bij het huishouden, begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf en beschermd wonen gelden de volgende bijdragen in de kosten:

    • a.

      hulp bij het huishouden en begeleiding in pgb: het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het persoonsgebonden budget tarief, zoals opgenomen in artikel 3.

    • b.

      begeleiding in Zorg in Natura (ZIN): het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het uurtarief van € 42,49 deze bedragen staan in deelovereenkomst begeleiding.

    • c.

      begeleiding specialistisch: het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het uurtarief van € 70,10.

    • d.

      kortdurend verblijf in ZIN: het aantal ontvangen etmalen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het tarief per etmaal van € 210,00.

    • e.

      dagbesteding gericht op participatie in ZIN: het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het tarief per dagdeel van € 31,13.

    • f.

      gespecialiseerde dagbesteding gericht op activering: het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het tarief per dagdeel van € 46,81.

    • g.

      De bijdrage in de kosten voor Beschermd Wonen wordt berekend zoals aangegeven in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, hoofdstuk 3.

Woonvoorzieningen in eigendom

  • 6.

    Voor maatwerkvoorzieningen die verstrekt worden in eigendom van de aanvrager (bouwkundige woningaanpassingen) wordt een bijdrage in de kosten opgelegd. Deze bijdrage wordt opgelegd totdat de geldswaarde van de verstrekte maatwerkvoorziening (de kostprijs of huurprijs) volledig is terugbetaald.

Maatschappelijke opvang

  • 7.

    De hoogte van de bijdrage in de kosten voor opvang wordt vastgesteld en geïnd door de opvanginstellingen. De instellingen die opvang verlenen zijn De Reling, het Leger des Heils en Kwintes Vrouwenopvang MH.

    • a.

      Verblijf in de opvang: gehanteerd wordt het uitgangspunt dat in ieder geval de norm voor zak en kleedgeld, zoals genoemd in artikel 23 van de Participatiewet, wordt overgehouden. Daartoe worden de volgende categorieën gehanteerd:

Eigen bijdrage incl.

voeding

Eigen bijdrage excl.

voeding

Alleenstaande

€ 445,-

€ 245,-

Alleenstaande ouder

€ 705,-

€ 405,-

Gezin

€ 755,-

€ 455,-

Uitvoering vaststellen en innen eigen bijdrage

  • 8.

    Behoudens de eigen bijdrage voor opvang, berekent en int het Centraal Administratie Kantoor (CAK) de hoogte van de eigen bijdrage naar wettelijke richtlijnen.

Hoofdstuk 4 Mantelzorgwaardering

Artikel 9 Waardering mantelzorgers

  • 1. Aan mantelzorgers wordt als waardering voor de door hen geboden ondersteuning een kortingspas verstrekt waarmee op producten en dienstverlening korting kan worden verkregen.

  • 2. Mantelzorgers die in aanmerking willen komen voor de kortingspas (genaamd mantelzorgpas Krimpenerwaard) kunnen zich registreren bij de Welzijnsstichtingen.

  • 3. De mantelzorger kan de pas digitaal aanvragen bij “Mantelzorgpas Krimpenerwaard” (https://samenindekrimpenerwaardpas.nl/aanvragen/)

  • 4. De mantelzorger komt in aanmerking als:

    • a.

      degene voor wie hij/zij zorgt in de gemeente Krimpenerwaard woont;

    • b.

      de mantelzorger geregistreerd staat bij één van deze welzijnsstichtingen: SWOB/V, SWOS of stichting WON;

    • c.

      de zorg in ieder geval een periode beslaat van drie maanden en gemiddeld acht uur per week;

    • d.

      de zorgontvanger en de mantelzorger, toestemming geven voor de registratie van de contactgegevens.

Hoofdstuk 5 Intrekking, inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 10 Intrekking

Tegelijk met inwerkingtreding van deze regeling worden de nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Krimpenerwaard 2015 (datum 29-3-2016) en het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Krimpenerwaard (datum 29-3-2016) ingetrokken.

Artikel 11 overgangsperiode

  • 1. Aanvragen die zijn ingediend in 2017 maar waarop in 2018 nog geen besluit is genomen, worden beoordeeld op grond van huidige verordening en ontvangen gedurende hun indicatie het huidige tarief.

  • 2. Vanaf 1 januari 2018 maken we onderscheid tussen twee groepen:

    • a.

      Inwoners die erop vooruit gaan: zij ontvangen het nieuwe tarief.

    • b.

      Inwoners die erop achteruit gaan: zij ontvangen het oude tarief uit 2017 gedurende hun indicatieduur en in de beschikking wordt het nieuwe tarief aangekondigd. Betreft inwoners waarvan de indicatie afloopt in het eerste kwartaal 2018.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze Regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 13 Citeertitel

Deze Regeling wordt aangehaald als: Regeling Wmo Krimpenerwaard 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en wethouders van 19-12-2017.
Burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard,
de secretaris, Mw. mr. M. Plantinga
de burgemeester, mr. R.S. Cazemier

Toelichting

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 1

Het betaalbaar stellen van een persoonsgebonden budget voor begeleiding en hulp bij het huishouden door de Sociale Verzekeringsbank is een wettelijke verplicht.

Zorgverleners uit het eigen netwerk en zorgverleners die woningaanpassingen en hulpmiddelen leveren wordt over het algemeen niet gevraagd om een Verklaring omtrent gedrag te overleggen.

Artikel 2

Het betaalbaar stellen van een persoonsgebonden budget voor overige voorzieningen gebeurt door de gemeente.

Artikel 3

In dit artikel zijn de uurtarieven voor begeleiding en hulp bij het huishouden voor het inhuren van een familielid, vrienden, kennissen opgenomen. Als een cliënt niet in staat is zelf naar dagbesteding of kortdurend verblijf te reizen kan een pgb voor de vervoerskosten toegekend worden. Het tarief voor deze vervoerskosten is gelijk aan het ZIN-tarief.

In artikel 3 lid 2 wordt het tarief voor de inhuur van een mantelzorger aangegeven. Dat kan een familielid of een buurvrouw zijn. In de hoogte van de vergoeding tussen de tarieven die opgenomen zijn bij artikel 3 lid 1 en 2 zit een verschil. Een cliënt die met zijn persoonsgebonden budget een familielid, buurvrouw of particuliere hulp inhuurt wordt niet geconfronteerd met hoge overheadkosten. Dit is wel het geval als er een zelfstandige zonder personeel of zorgverlener via een instantie wordt ingehuurd. Het persoonsgebonden budget om familieleden en vrienden in te huren is dan ook lager.

Artikel 4

Het budget wordt na ontvangst van de factuur en het betalingsbewijs binnen vier weken verstrekt. Indien de voorziening wordt gehuurd wordt nooit meer verstrekt dan de huurprijs.

Artikel 5

Bij het vaststellen van het primaat van verhuizen wordt een grens gehanteerd van € 7000,- Het gaat hier om nagelvaste woonvoorzieningen die specifiek voor die woning gerealiseerd moeten worden. Voorzieningen zoals een douchestoel, tillift of plafondlift worden ongeacht de woning niet meegenomen bij het bepalen van het primaat van verhuizen.

Als de aanvrager niet wenst te verhuizen, is het mogelijk om de verhuiskostenvergoeding te gebruiken om huidige woning aan te passen, mits voldaan wordt aan het door de gemeente opgestelde programma van eisen.

Uitbetaling vindt plaats na toestemming van het college en na ontvangst van een kopie van het definitieve huurcontract/koopcontract.

Bij de in het vijfde lid opgenomen huurderving valt te denken aan de situatie dat de gemeente in samenspraak met een verhuurder een aangepaste woning reserveert voor hergebruik. In dit lid is de maximale vergoeding voor dergelijke kosten opgenomen.

In het zesde lid is geregeld dat indien sprake is van verkoop van de woning en de woonvoorziening heeft geleid tot meerwaarde van de woning, deze meerwaarde – afhankelijk van de periode die verstreken is na het aanbrengen van de voorziening – terugbetaald moet worden. Voor het vaststellen van de meerwaarde als gevolg van de woonvoorziening, kan een taxateur geraadpleegd worden.

In het achtste lid is bepaald dat de bedragen, die zijn opgenomen in de standaardlijst voor woonvoorzieningen, maximaal per woonvoorziening uitgekeerd mogen worden. Deze lijst is opgesteld aan de hand van landelijk gemiddelde prijzen.

Lid negen. Uitbetaling vindt plaats nadat betrokkene ingeschreven staat op nieuwe woonadres of na ontvangst van betaalbewijzen van realisatie woningaanpassingen.

Artikel 6

Voor een sportvoorziening wordt alleen een forfaitaire bedrag verstrekt. Dit bedrag is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van minimaal drie jaar. Na drie jaar kan beoordeeld worden of de sportvoorziening opnieuw moet worden toegekend.

Uitbetaling vindt plaats na ontvangst van een kopie van het definitieve koopcontract.

Artikel 7

Bedragen opgenomen in het eerste lid voor de auto- en taxikosten worden maandelijks op declaratiebasis uitbetaald.

In lid 3 wordt er gesproken over de goedkoopst aanpasbare auto. Als de aanpassingskosten duurder worden omdat er voor een duurdere auto wordt gekozen, anders dan de goedkoopst aanpasbare auto, dan worden de meerkosten niet vergoed.

Het vierde lid houdt in dat elke inwoner gebruik mag maken van het collectief vervoer. Een inwoner met een Wmo-indicatie mag dit echter tegen een gereduceerd tarief doen. Er wordt een bijdrage in de kosten gevraagd per zone. Alleen de eerste zone kent ook een opstaptarief waardoor men dan voor 1 enkele zone 2x de bijdrage moet betalen. Alle zones daarna worden steeds verhoogd met het tarief voor 1 zone. Reist men alleen binnen de gemeente Krimpenerwaard dan betaalt men altijd maar voor 1 zone de eigen bijdrage met daarbovenop het opstaptarief.

Het vijfde lid regelt dat een inwoner met een Wmo-indicatie op jaarbasis ook op 20 enkele ritten een sociaal begeleider mag meenemen. De achterliggende gedachte bij het hanteren van een sociaal begeleider is dat de Wmo geïndiceerde zich op de plaats van bestemming kan laten begeleiden.

Bijvoorbeeld bij ziekenhuisbezoek, bij het winkelen, bij bankzaken, etc.