Beleidsregel Hogere waarden, 2018 regio Midden-Holland

Geldend van 28-03-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Hogere waarden, 2018 regio Midden-Holland

Samenvatting

Deze beleidsregel beschrijft hoe de gemeente Krimpenerwaard bij ruimtelijke ontwikkelingen geluidsoverlast van wegen, spoorwegen en bedrijven wil beheersen en voorkomen. Een ruimtelijke ontwikkeling is bijvoorbeeld een nieuwbouwplan van woningen of een plan voor het aanleggen of wijzigen van een weg.

Om de mensen te beschermen tegen geluid hebben we in Nederland wetten en regels. Binnen die wetten en regels hebben gemeenten ruimte gekregen om eigen regels op te stellen. De regels die de gemeenten zelf mogen opstellen gelden in situaties waar het geluid van wegen, spoorwegen of bedrijven hoger is dan de wettelijk bepaalde grens. Deze grens is de voorkeursgrenswaarde. De gemeente kan dan een besluit nemen om een zogenaamde ‘hogere waarde’ vast te stellen. De gemeente kan een besluit hogere waarden pas vaststellen als goed is uitgelegd hoe de inwoners binnen de ruimtelijke ontwikkeling tegen geluid worden beschermd. Dit document beschrijft onder welke voorwaarden de gemeente Krimpenerwaard wil meewerken aan ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden waar meer geluid is.

Dit document vervangt de “Beleidsregel Hogere waarden Regio Midden-Holland, versie 2 d.d. 16 april 2012”. Aan de inhoud van de beleidsregel is weinig veranderd. Wel nieuw is dat:

  • er is gewerkt aan de publieksvriendelijkheid. Een hoofdstuk ‘Proces’ is toegevoegd en ook een begrippenlijst. In het proceshoofdstuk staat bijvoorbeeld hoeveel tijd het kost om een besluit te nemen.

  • er extra regels zijn opgesteld voor transformatie. Bij een transformatie krijgt een bestaand pand een geluidsgevoelige bestemming. Bijvoorbeeld een kantoor dat wordt omgebouwd naar woningen. Dit was nodig omdat het Bouwbesluit in dit soort situaties de inwoner minder beschermt dan bij nieuwbouw.

Kortweg komt het beleid hogere waarden er op neer dat als je een woning of ander geluidsgevoelig gebouw mogelijk maakt met een geluidsbelasting op de gevel die 5 decibel of meer boven de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder ligt, dan moet deze woning of dit geluidsgevoelige gebouw beschikken over een geluidsluwe gevel en een geluidsluwe buitenruimte.

Bij transformatie streven we naar een geluidsniveau in het te realiseren geluidsgevoelige gebouw dat overeenkomt met de nieuwbouweisen uit het Bouwbesluit. Als deze eis onhaalbaar blijkt, dan staat het beleid toe om hier gemotiveerd van af te wijken. In het kader van een goede ruimtelijke ordening vraagt de gemeente, naarmate de afwijking ten opzichte van de nieuwbouweis voor het binnenniveau voor geluid groter wordt, een betere onderbouwing over de aanvaardbaarheid. De afwijking is in principe maximaal 5 decibel. Alleen in hele bijzondere situaties kan ook met 10 decibel worden afgeweken van de nieuwbouweis.

Als uit het besluit hogere waarden blijkt dat aanvullende geluiddempende maatregelen nodig zijn, dan neemt de gemeente deze op in de ruimtelijke procedure. In het bestemmingsplan wordt het in de artikelen en op de verbeelding opgenomen, in de omgevingsvergunning in de voorschriften.

De beleidsregel hogere waarden Regio Midden-Holland is geschreven voor lezers met specialistische kennis van geluid. Bij vragen kunt u contact opnemen met de Omgevingsdienst Midden-Holland, team geluid.

1. Inleiding

1.1 Waarom beleid hogere waarden

Wanneer bij ruimtelijke ontwikkelingen woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt, gelden specifieke eisen voor de geluidsbelasting op de gevel. Deze eisen zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). De Wgh gaat uit van een voorkeursgrenswaarde en een maximale grenswaarde op de gevel, zie figuur 1. Uitgangspunt is dat bij alle (nieuwe) situaties de voorkeursgrenswaarde voor geluid wordt gehaald. Dit is echter in veel gevallen niet praktisch haalbaar. Een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde wordt daarom gemotiveerd toegestaan.

afbeelding binnen de regeling

Als de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en het plan wordt desondanks uitgevoerd, dan moet door burgemeester en wethouders van de gemeente een procedure hogere waarden worden doorlopen. Binnen deze procedure wordt nagegaan of de geluidsbelasting kan worden terug gebracht tot onder de voorkeursgrenswaarde én of de geluidsbelasting niet hoger is dan de volgens de Wgh ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Na het doorlopen van de procedure heeft de betrokken geluidsgevoelige bestemming een zogenaamde ‘hogere waarde’ gekregen. Hiermee geven burgemeester en wethouders aan dat een geluidsbelasting boven de voorkeursgrenswaarde acceptabel is.

Dit beleid is geschreven omdat het voordelen biedt op het gebied van kwaliteit en rechtszekerheid. Het beleid zorgt voor een eenduidig en voorspelbaar afwegingskader en leidt tot een betere woonkwaliteit. Omdat zaken gestandaardiseerd zijn levert het ook tijdwinst op.

Deze nieuwe versie vervangt de Beleidsregel Hogere waarden Regio Midden-Holland, versie 2 d.d. 16 april 2012. Naast de al bestaande regels zijn voorwaarden toegevoegd voor de geluidsbelasting in geluidsgevoelige bestemmingen bij transformaties. Bij een transformatie krijgt een bestaand pand een geluidsgevoelige bestemming.

1.2 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 gaat in op het wettelijke kader. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan als een hogere waarde is verleend zijn opgenomen in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 is aangegeven welke motieven ten grondslag liggen aan het opstellen van het beleid hogere waarden. Hoofdstuk 5 gaat in op het proces en hoofdstuk 6 bevat voorbeelden die kunnen worden gebruikt door een initiatiefnemer om aan de voorwaarden te voldoen.

In de bijlagen staat detailinformatie. Er is bijvoorbeeld een begrippenlijst. Ook is opgenomen welke voorkeursgrenswaarden en maximale waarden per situatie gelden.

2. Wettelijk kader

2. 1 Wet geluidhinder

Om geluidsoverlast te beperken heeft de Rijksoverheid wetten en regels geschreven, onder meer de Wet geluidhinder (Wgh). Belangrijk onderdeel van deze wet is het reguleren van het maximale geluidsniveau van industrie en weg- en railverkeer op de gevels van geluidsgevoelige gebouwen. De definitie van een geluidsgevoelig gebouw staat in de Wet geluidhinder. Op het moment van schrijven van dit beleid is het een (bedrijfs-)woning, onderwijsgebouw, ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingstehuis, psychiatrische inrichting of kinderdagverblijf.

De hoofdstukken 5, 6 en 7 van de Wgh gaan in op drie geluidsbronnen: industrielawaai, wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai. Voor ieder van deze typen lawaai staat in het betrokken hoofdstuk hoe hoog de voorkeursgrenswaarden zijn. Ook geven deze hoofdstukken aan dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om bij een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde een hogere waarde te verlenen. De maximale grenswaarde is afhankelijk van het type lawaai én van de betreffende situatie. Bijlage 2 van dit beleid geeft de voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden voor de drie typen lawaai.

Hoofdstuk 8a van de Wgh gaat over het vaststellen van hogere waarden. In dit hoofdstuk staat dat een hogere waarde alleen mag worden verleend als maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn en stuiten op stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële bezwaren.

Hoofdstuk 8b van de Wgh gaat over de geluidsbelasting die de geluidsbron waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld mag veroorzaken binnen een geluidsgevoelig gebouw. De Wgh schrijft niet in alle gevallen een voorwaarde voor het binnenniveau voor. Dit, in combinatie met het feit dat het Bouwbesluit uitgaat van rechtens verkregen niveau bij bestaande panden, is de aanleiding om het beleid hogere waarden te actualiseren. Bijlage 3 van dit beleid bevat de ten hoogste toelaatbare geluidsniveaus binnen in woningen die volgen uit de Wgh of het Bouwbesluit 2012.

2.2 Bouwbesluit 2012

Het Bouwbesluit 2012 (Bb) bevat voorschriften over het (ver)bouwen van bouwwerken. Met betrekking tot geluid geldt voor nieuwbouw een andere aanpak dan voor verbouw. In het Bb staat in artikel 3.3 dat de geluidwerendheid van de gevel het verschil moet zijn tussen de geluidsbelasting op de gevel (de waarde vermeld in het besluit hogere waarden) en 33 dB.

Bij het wijzigen van een bestaand pand in een geluidsgevoelige bestemming (transformatie) is echter niet dit artikel van toepassing, maar artikel 3.5. Volgens dat artikel geldt niet de regel uit 3.3. maar moet men zich houden aan het rechtens verkregen niveau. Wat het rechtens verkregen niveau is verschilt per gebouw en valt daarom ook niet vast te leggen in het Bb. Omdat er geen norm is, is er beleidsvrijheid om de geluidwerendheid van de gevel nader te regelen op basis van het begrip goede ruimtelijke ordening.

2.3 Overige regelgeving

In diverse wetgeving staat dat het college van burgemeester en wethouders in bestuurlijke beslissingen zorg moet dragen voor het bewaken van gezondheidsaspecten. Door in een ruimtelijke procedure geluid af te wegen in het kader van een goed woon- en leefklimaat wordt hieraan gevolg gegeven. Hierbij wordt ook aandacht geschonken aan het geluidsniveau binnen een woning. Denk bijvoorbeeld aan de Wet publieke gezondheidszorg en het advies van het Europees Comité van de Regio’s over Gezondheid in steden (Publicatie PbEU 2017, C 306/37).

In de Regio Midden Holland is in de ‘Strategische Agenda Regio Midden-Holland’ beleid vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Regio Midden-Holland op 6 juli 2016, waarin aandacht is voor gezondheid. In paragraaf 4.3.6 van de strategische agenda wordt uitgelegd wat de gemeente verstaat onder een vitale en duurzame woningvoorraad en dat de regio Midden-Holland inzet op een stevige ontwikkeling van de kwaliteit van de woningbouw. Dit beleid is een uitwerking van die strategische agenda op het onderdeel geluid bij woningbouw.

2.4 Bevoegd gezag

De gemeente is het bevoegd gezag voor het verlenen van een hogere waarde. In uitzonderingsgevallen kan dit de provincie zijn. Het verlenen van de hogere waarde is in de regio Midden-Holland gemandateerd naar de directeur en afdelingshoofden van de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH).

2.5 Procedure

Om een hogere waarde te krijgen moet een wettelijke procedure worden doorlopen. Deze paragraaf beschrijft de procedure die moet worden gevolgd bij de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen. Deze paragraaf gaat niet in op de procedure die moet worden doorlopen bij de aanleg of wijziging van een (spoor-)weg of industrieterrein met een geluidszone.

Een besluit hogere waarden kan in de volgende situaties voorkomen:

  • 1.

    Omgevingsvergunning RO kruimelgeval (art 2.12 lid 1, onder a, onder 2 wabo): procedure als bedoeld in titel 4.1 van de Awb;

  • 2.

    Omgevingsvergunning RO (art 2.12 lid 1, onder a, onder 3 wabo): uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afgekort UOV; afdeling 3.4 Awb);

  • 3.

    Bestemmingsplan: uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afgekort UOV; afdeling 3.4 Awb)

Vaste onderdelen zijn het indienen (door initiatiefnemer) en toetsen (door de gemeente / ODMH) van de aanvraag voor een hogere waarde en het vaststellen en het bekendmaken van het (ontwerp-)besluit (door de gemeente / ODMH). Als afronding meldt ODMH het besluit hogere waarden bij het Kadaster.

Ad 1. Procedure als bedoeld in titel 4.1 van de Awb

Deze procedure wordt alleen gevolgd als een besluit hogere waarden wordt genomen bij een zogenaamd kruimelgeval. Kruimelgevallen kunnen voorkomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning in combinatie met een afwijking van het bestemmingsplan, overeenkomstig artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° van de Wet algemene bepalingen van het omgevingsrecht.

In deze procedure neemt het bevoegd gezag binnen 8 weken een besluit hogere waarden. Deze termijn kan worden verlengd met ten hoogste 6 weken. Belanghebbenden kunnen binnen 6 weken na bekendmaking bezwaar indienen bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. Het besluit ligt niet formeel ter inzage. Het besluit en de daarbij behorende stukken kunnen op afspraak worden ingezien. De bezwaar- en beroepscommissie van de gemeente behandelt het bezwaar. Bij de Raad van State kan in beroep worden gegaan.

Ad 2 en 3. Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afgekort UOV; afdeling 3.4 Awb)

In deze procedure neemt het bevoegd gezag in principe binnen 26 weken een besluit. Deze termijn kan met 6 weken worden verlengd. In deze procedure wordt een ontwerpbesluit ter inzage gelegd. Hierop kunnen belanghebbenden inspreken. Door de inspraak is het mogelijk dat een termijn langer duurt dan de hierboven genoemde aantallen weken. Na het ontwerpbesluit en de eventuele insprekers wordt het besluit genomen, dat ook ter inzage wordt gelegd. Beroep staat open bij de Raad van State.

De Wgh schrijft voor alle drie de situaties voor dat de omgevingsvergunning of het bestemmingsplan en het besluit hogere waarden tegelijk ter inzage moeten liggen. Het besluit hogere waarden moet steeds als eerste worden vastgesteld. Met deze volgorde borgen we dat geluiddempende maatregelen die volgen uit het besluit hogere waarden als voorschrift worden opgenomen in de omgevingsvergunning of als voorwaarde in het bestemmingsplan (in de artikelen en op de verbeelding).

Bijlage 4 bevat stroomschema's. De schema’s geven de relatie aan met de omgevingsvergunning of het bestemmingsplan waar het besluit hogere waarden betrekking op heeft.

2.6 Overgangstermijn

Ten opzichte van het vorige beleid hogere waarden is beleid toegevoegd voor de geluidsbelasting binnen bestaande gebouwen die geluidsgevoelig worden. Het overige is gelijk gebleven. Het beleid ten aanzien van het binnenniveau geldt niet voor procedures die ten tijde van het vaststellen van dit nieuwe beleid hogere waarden al liepen en waar geen voorwaarden zijn gesteld ten aanzien van het binnenniveau bij transformatie.

3. Voorwaarden hogere waarden

Dit hoofdstuk gaat eerst in op de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt. Dan volgen de voorwaarden die voortvloeien uit het beleid hogere waarden Midden-Holland. Het beleid gaat eerst in op de beheersing van het geluid buiten de woning, daarna komt het geluid in de woning aan bod.

Om een geluidhindersituatie op te lossen hanteert de Wet geluidhinder een voorkeursvolgorde, te weten:

  • maatregelen aan de bron;

  • maatregelen in de overdrachtssfeer;

  • maatregelen bij de ontvanger.

Bij voorkeur wordt geluidhinder dus bij de bron aangepakt. Dat kan bijvoorbeeld door een stil wegdek aan te leggen, een snelheidsverlaging of door het verkeer om te leiden. Helaas zijn bronmaatregelen niet altijd mogelijk of hebben ze onvoldoende effect. In dat geval kan een geluidscherm of -wal soelaas bieden. Vooral in situaties waar de geluidsbelastingen hoog zijn en veel woningen aanwezig zijn, is een geluidsscherm een goede oplossing. Als het echt niet mogelijk is om bron- of overdrachtsmaatregelen te treffen kan worden gedacht aan het isoleren van de woning met gevelmaatregelen. Denk bijvoorbeeld aan suskasten of een sterker geluidwerende gevel.

3.1 Voorwaarden Wet geluidhinder

Een hogere waarde wordt pas vastgesteld als toepassing van maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting:

  • onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel

  • overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

De Wet geluidhinder geeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om te beoordelen of er bezwaren bestaan tegen maatregelen. Deze beoordeling is maatwerk; dit kan niet in algemene termen in een beleidsregel worden beschreven. Om burgemeester en wethouders een goede beoordeling te kunnen laten maken moet de initiatiefnemer in een akoestisch onderzoek de maatregelen behandelen en de keuze voor (geen) maatregelen motiveren. Dit onderzoek wordt gebruikt bij het verlenen van de hogere waarde. Over het detailniveau van de behandeling van de maatregelen kan de initiatiefnemer contact opnemen met ODMH.

3.2 Voorwaarden Beleid hogere waarden Midden-Holland

De geldende maximale grenswaarden staan in bijlage twee.

3.2.1 Voorwaarden geluidsluwe gevel, geluidsluwe buitenruimte

Bij het vaststellen van een hogere waarde wordt getoetst of de geluidsbelasting meer is dan:

  • 53 dB wegverkeerslawaai of;

  • 60 dB railverkeerslawaai of;

  • 55 dB(A) industrielawaai.

De toetsing heeft betrekking op het geluid van de weg / spoorweg / industrieterrein waarvoor de hogere waarde wordt verleend. Bij de toetsing wordt geen rekening gehouden met het geluid dat andere bronnen veroorzaken.

Als de vast te stellen hogere waarde meer is dan de hierboven genoemde waarde:

  • a.

    dan moet de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw worden gerealiseerd met een geluidsluwe gevel; en

  • b.

    ten minste één buitenruimte moet dan aan een geluidsluwe gevel liggen.

Het toepassen van de geluidsluwe gevel en buitenruimte wordt als volgt ingevuld:

  • Een grondgebonden woning hoeft alleen een geluidsluwe gevel te hebben op de verdieping waar de buitenruimte aan grenst. Als een tuin op de begane grond geluidsluw ligt hoeft de geluidsbelasting op de verdieping niet aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. In een gebouw met meerdere niet grondgebonden woningen (bijvoorbeeld een appartementencomplex) moet iedere woning een geluidsluwe gevel hebben.

  • De geluidsluwe buitenruimte moet aan een geluidsluwe gevel liggen. Als uitgangspunt voor de geluidsbelasting in de gehele geluidsluwe buitenruimte wordt de geluidsbelasting op de geluidsluwe gevel gebruikt.

  • Als het redelijkerwijs niet mogelijk is om een geluidsluwe gevel te creëren, dan geldt de scheidingswand tussen een (deels) afsluitbare buitenruimte en een verblijfsruimte als geluidsluwe gevel. De geluidsbelasting op deze scheidingswand moet dan wel voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.

  • Voor andere geluidsgevoelige gebouwen dan woningen geldt dat het beleid op het gehele gebouw wordt getoetst en niet op elk onderdeel van het gebouw. Een verpleeghuis moet bijvoorbeeld één geluidsluwe buitenruimte hebben voor alle bewoners van het verpleeghuis.

  • Geluidsgevoelige terreinen zoals woonwagenstandplaatsen zijn vrijgesteld van de verplichting om een geluidsluwe gevel of buitenruimte te realiseren.

  • Woningen of andere gebouwen die al een geluidsgevoelige bestemming hebben bij de start van de procedure hogere waarden, hoeven geen geluidsluwe gevel of buitenruimte te hebben als dit redelijkerwijs niet te realiseren is 1 .

  • Het realiseren van een buitenruimte is vanuit dit beleid geen verplichting. Dit ontslaat een initiatiefnemer niet van de plicht om een geluidsluwe gevel te realiseren.

  • Voor het bepalen van de binnenwaarde van geluidsgevoelige gebouwen langs de spoorlijn Rotterdam – Utrecht wordt uitgegaan van het spectrum voor wegverkeerslawaai. Dit vanwege het aandeel goederentreinen in de geluidsbelasting van de spoorlijn. Het spectrum van de geluidsproductie komt meer overeen met dat van wegverkeer dan dat van railverkeer. Op de overige spoorlijnen in de regio Midden-Holland wordt uitgegaan van het spectrum voor railverkeerslawaai.

Om te bepalen of de geluidsbelasting zo laag is dat er sprake is van een geluidsluwe gevel / buitenruimte geldt de volgende rekenwijze:

  • Een woning of ander geluidsgevoelig gebouw kan door meerdere zoneringsplichtige bronnen van één lawaaisoort belast worden (bijvoorbeeld twee wegen). Er is dan sprake van een geluidsluwe gevel of buitenruimte als de totale geluidsbelasting niet boven de voorkeursgrenswaarde van deze lawaaisoort ligt.

  • Als een woning of ander geluidsgevoelig gebouw wordt belast door twee of meer zoneringsplichtige bronnen van verschillende lawaaisoorten (bijvoorbeeld een weg en een spoorweg), dan wordt de gecumuleerde geluidsbelasting van die gevel of buitenruimte bepaald overeenkomstig de methode uit hoofdstuk 2 van bijlage 1 van het reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006. De gecumuleerde geluidsbelasting wordt vervolgens conform de methode terug-gerekend naar de lawaaisoort waarvoor de hogere waarde wordt verleend. Bij een geluidsluwe gevel / buitenruimte mag de terug-gerekende geluidsbelasting niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van het lawaaisoort. Bij wegverkeerslawaai wordt de gecumuleerde geluidsbelasting bepaald inclusief aftrek artikel 110g Wgh juncto artikel 3.4 reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012.

3.2.2 Voorwaarden geluidsbelasting binnen gebouwen die geluidsgevoelig worden

In een aantal procedures hogere waarden wordt niet alleen aandacht geschonken aan het beheersen van het geluid buiten, met een geluidsluwe gevel / buitenruimte, maar worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook voorwaarden gesteld voor het geluid binnen geluidsgevoelige gebouwen. Deze voorwaarden zijn een aanvulling op het Bb.

Uitgangspunt zijn de eisen aan de gevelwering voor nieuwbouw uit de artikelen 3.2 en 3.3 van het Bb. Hiervan afwijken is mogelijk. Hierbij geldt dat naarmate de afwijking ten opzichte van de nieuwbouweis voor de geluidsbelasting binnen het gebouw groter wordt, de onderbouwing over de aanvaardbaarheid beter moet zijn. Een tot 5 dB lagere gevelwering dan volgt uit artikel 3.3 van het Bb is acceptabel wanneer de initiatiefnemer kan motiveren dat het niet mogelijk is om te voldoen aan dit artikel. Een tot 10 dB lagere gevelwering dan volgt uit artikel 3.3. van het Bb is alleen mogelijk in bijzondere gevallen.

Wij verwachten dat de initiatiefnemer de maatregelen beschrijft die moeten worden getroffen om aan artikel 3.3. te voldoen. Er moet worden aangegeven welke bezwaren er zijn die het treffen van deze maatregelen verhinderen. Het volstaat niet om alleen te noemen dat deze bezwaren bestaan. Bijvoorbeeld bij financiële bezwaren moet duidelijk worden gemaakt waarom de kosten van de maatregelen niet kunnen worden gedragen door de transformatie van het gebouw.

Per aanvraag beoordeelt de gemeente / ODMH de motivering om af te wijken. Het is niet mogelijk om hier op voorhand eisen voor te benoemen. Over het detailniveau van de motivering kan de initiatiefnemer contact opnemen met de ODMH.

3.2.3 Overschrijding maximale grenswaarde

Hogere waarden kunnen niet worden verleend voor geluidsgevoelige gebouwen als de geluidsbelasting hoger is dan de maximale grenswaarde. Dit betekent dat geluidsgevoelige gebouwen niet geplaatst kunnen worden op locaties waar de geluidsbelasting hoger is dan de maximale grenswaarde. Om op deze locaties toch te kunnen bouwen kan gebruik worden gemaakt van een zogenoemde „dove gevel‟ of kan aan de woning een vliesgevel worden bevestigd.

Overschrijdingen van de maximale grenswaarde zijn onwenselijk; zij worden echter niet uitgesloten.

Bij toepassing van een dove gevel of een vliesgevel gelden de volgende voorwaarden:

  • Een geluidsgevoelig gebouw heeft hoogstens één gevel met een geluidsbelasting boven de maximale grenswaarde.

  • De voorwaarden uit de paragrafen 3.2.1 of 3.2.2 van dit beleid zijn van toepassing.

  • Voor een geluidsgevoelig gebouw met een geluidsbelasting op de gevel die hoger is dan de maximale grenswaarde is de mogelijkheid tot afwijking van de voorwaarden uit paragraaf 3.3 van dit beleid ook van toepassing.

3.3 Interimwet Stad en Milieu

In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente toch een hogere geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen toestaan dan op basis van de Wgh mogelijk is. Dit kan op basis van de Interimwet Stad en Milieu. Op basis van deze wet krijgen gemeenten de mogelijkheid af te wijken van wettelijke normen voor bodem, geluid, lucht, stank en ammoniak. De gemeente kan alleen een afwijkingsbesluit nemen als dit leidt tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit.

De regio Midden-Holland heeft als uitgangspunt om het gebruik van stap 3 van het instrument Stad en Milieu zoveel mogelijk te vermijden. Dit betekent het zoveel mogelijk vermijden van het afwijken van de milieunormen conform artikel 4 van de interimwet Stad en Milieu. Bij toepassing van stap 3 zal de regio Midden-Holland bij het verlenen van hogere waarden zoveel mogelijk aansluiten bij het beleid hogere waarden.

De regio wil het gebruik van deze interimwet vermijden, omdat bij nieuwe ontwikkelingen in de omgeving waarbij is afgeweken van de milieunormen de gemeente verantwoordelijk is voor het naleven van de geluidsnormen (in plaats van de initiatiefnemer). Bijvoorbeeld: via de interimwet Stad en Milieu is een appartementencomplex gebouwd naast een rijksweg. Een jaar later wordt het geluidproductieplafond van de rijksweg verhoogd. Daarmee neemt de geluidsbelasting toe. Dan moet de gemeente (en niet Rijkswaterstaat) maatregelen treffen om er voor te zorgen dat het appartementencomplex nog steeds voldoet aan de geluidsnormen die zijn vastgesteld bij de bouw van het complex.

4. Waarom dit beleid

Geluid is van invloed op gezondheid. Gewenste geluiden, zoals bijvoorbeeld mooie muziek of natuurgeluiden, hebben een positieve invloed. Ongewenst geluid is een vaak onderschatte oorzaak van gezondheidsproblemen. Na luchtverontreiniging komt geluidsoverlast op de tweede plaats als milieufactor die de gezondheid schaadt.

4.1 Relatie tussen geluidsnormen en hinder

Hinder, ernstige hinder en slaapverstoring zijn de meest voorkomende negatieve effecten van geluid. Ernstige hinder en slaapverstoring kunnen al optreden vanaf lage geluidsniveaus. Ernstige hinder kan via aanhoudende stress ook tot lichamelijke klachten leiden. Slaapverstoring is van invloed op het herstelmechanisme van het lichaam en op het functioneren overdag (leren, productiviteit, veilig werken). Hogere geluidsniveaus vergroten onder meer de kans op een hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten. Dit kan uitmonden in een hartinfarct. Hierom wordt gestreefd naar een voldoende lage geluidsbelasting op gevels van geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen.

De doelstelling van de Wet geluidhinder is dat zoveel mogelijk wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. De voorkeursgrenswaarde is bepaald uitgaande van de relatie tussen de geluidsbelasting en het percentage ernstig gehinderde personen dat bij deze geluidsbelasting ontstaat. Voor wegverkeerslawaai is in een onderzoek2 van de GGD Nederland de in tabel 1 opgenomen relatie vastgesteld tussen geluidsbelasting op de gevel van een woning en aantal ernstig gehinderden.

Tabel 1 Relatie tussen geluidsbelasting van wegverkeer buiten op de gevel van een woning en percentage ernstig gehinderden

Geluidsbelasting (Lden)

Ernstig gehinderden (%)

45

1

50

4

55

6

60

10

65

16

70

25

75

38

In tabel 1 staat dat bij een geluidsbelasting op de gevel van de woning van 45 dB 1% van de ontvangers van het geluid ernstig gehinderd is. De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB. Deze waarde staat niet in het onderzoek van de GGD, maar uit tabel 1 kan je afleiden dat er bij deze geluidsbelasting ongeveer 3% ernstig gehinderden bestaan. Met de Wet geluidhinder wordt dit maatschappelijk aanvaardbaar gevonden.

Dit beleid hogere waarden maakt het mogelijk om hogere geluidsbelastingen te realiseren. Bij een geluidsbelasting die tot 5 dB hoger is dan de voorkeursgrenswaarde ligt het aantal ernstig gehinderden op ongeveer 5%. Bij een geluidsbelasting die meer dan 5 dB boven de voorkeursgrenswaarde ligt neemt het aantal ernstig gehinderden toe. Met dit beleid hogere waarden geven burgemeester en wethouders aan dat een dergelijk percentage gehinderden alleen toelaatbaar is als hier geluidsreducerende maatregelen tegenover staan.

4.2 Waarom de eis van een geluidsluwe gevel en buitenruimte

Hinder blijkt mede afhankelijk te zijn van de mogelijkheden om een rustige plaats te hebben of te kunnen bereiken. Rustige plaatsen binnen een woning, in de tuin of in de omgeving zorgen voor een afname van de ervaren geluidhinder. Dit beleid hogere waarden heeft als doel om in woningen en tuinen / balkons / dakterrassen van woningen rustige plekken te garanderen.

In principe kunnen rustige plekken binnen woningen worden bereikt door conform de Wgh en/of het Bb het geluidsniveau binnen in de woning te beperken. Voor een woning met een hoogbelaste gevel houdt dit in dat de ramen moeten worden gesloten. De voorwaarde voor een geluidsluwe gevel geeft bewoners de mogelijkheid om elders in de woning een raam te openen, zonder dat de geluidsbelasting binnen de woning fors verhoogt. De voorwaarde voor een geluidsluwe buitenruimte geeft bewoners de gelegenheid om op eigen terrein in de open lucht te zijn, zonder aan een hoge geluidsbelasting te worden blootgesteld.

Er is in dit beleid hogere waarden geen voorwaarde opgenomen voor stille plaatsen in de omgeving. Hier is voor gekozen omdat een hogere waarde ook betrekking kan hebben op één enkele woning. Het is dan niet realistisch om een voorwaarde te stellen voor de aanpassing van de omgeving. Bij de aanleg van een woonwijk is het natuurlijk wel zinvol om plaatsen te creëren die als stil worden ervaren.

4.3 Waarom beleid voor transformatie

Dit beleid hogere waarden stelt bij transformaties voorwaarden aan de geluidwerendheid van een gevel. Het uitgangspunt is dat het binnenniveau 33 dB is. Als dit niet realiseerbaar is, dan staat het beleid gemotiveerd 38 dB toe. In uitzonderlijke gevallen is een uitwijk mogelijk tot 43 dB. Het geluidsniveau van 38 dB en 43 dB is gekozen omdat dit ook het niveau is dat toelaatbaar wordt gevonden voor reeds bestaande woningen die een hoge geluidsbelasting hebben van weg, spoorweg of industrie (de zogenaamde geluidsaneringswoningen).

Het in paragraaf 4.1 aangehaalde onderzoek van de GGD Nederland geeft geen relatie tussen ernstig gehinderde personen en het geluidsniveau in een woning. Om toch een indruk te krijgen van dit verband verwijzen we naar de toelichting van de NEN 1070. Zie tabel 2.

Tabel 2 – Relatie tussen geluidsbelasting in de woning en percentage gehinderden 3

Geluidsbelasting in de woning

Etmaalwaarde in dB(A)

Percentage gehinderden in %

25

2,5 ˂

30

2,5 – 5

35

5 – 20

40

20 – 50

45

˃ 50

Bij een binnenniveau van meer dan 43 dB is er sprake van ongeveer 50% gehinderden. Middels dit beleid wordt het niet aanvaardbaar gevonden om woningen aan de woningvoorraad toe te voegen waarin door geluid zoveel hinder wordt veroorzaakt.

Vergelijking van tabel 1 en tabel 2 leert dat de gevel belangrijk is bij het tegenhouden van geluid en het voorkomen van ervaren geluidhinder.

5. Proces

Ruimte is schaars. Er wordt regelmatig dicht in de buurt van geluidsbronnen zoals wegen, spoorwegen of industrie gebouwd. Daarbij is de geluidsbelasting vaak hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor geluid. Er is dan een hogere waarde nodig. Als bij de start van een plan rekening wordt gehouden met de geluidsbelasting, kan dit problemen voorkomen verderop in het planproces. Hoe verder een plan is uitgewerkt, hoe minder mogelijkheden er nog zijn om de geluidsbelasting te verlagen. Omdat hoge geluidsbelastingen vaker voorkomen bevelen wij aan om bij planvorming op locaties langs wegen, spoorlijnen en industrieterreinen zo vroeg mogelijk in het planproces contact op te nemen met de gemeente en/of de ODMH. Dit om de voorgenomen ontwikkeling te bespreken en te onderzoeken op welke wijze de ontwikkeling mogelijk kan worden gemaakt.

Dit hoofdstuk beschrijft het proces dat doorlopen wordt bij de realisatie van een geluidsgevoelige bestemming of bij de transformatie van gebouwen met een niet-geluidsgevoelige bestemming in een geluidsgevoelige bestemming. In bijlage 5 staat een schematische weergave.

5.1 Eerste globale onderzoek

Om na te gaan of een procedure hogere waarden noodzakelijk is moet de initiatiefnemer voorwerk doen. Deze procedure is niet noodzakelijk als het initiatief niet in de geluidszone van een weg, spoorweg of een industrieterrein ligt. De grootte van een geluidszone wordt bepaald door een aantal factoren. Voor meer informatie kan de initiatiefnemer contact opnemen met de ODMH of met een akoestisch adviseur.

Wanneer het initiatief in een geluidszone ligt is akoestisch onderzoek noodzakelijk. In een eerste globaal onderzoek moet de geluidsbelasting vanwege de weg, spoorweg of industrieterrein op de te ontwikkelen geluidsgevoelige bestemmingen worden bepaald. Een akoestisch adviseur kan dit onderzoek opstellen voor de initiatiefnemer. De ODMH kan gegevens aanleveren die noodzakelijk zijn voor het onderzoek, zoals de verkeersintensiteiten op de betrokken wegen of gegevens van industrieterreinen met een geluidszone. Voor wegverkeer staat een aanvraagformulier voor verkeersdata op de website van ODMH, www.odmh.nl. Gegevens van spoorwegen kan de akoestisch adviseur zelf verzamelen, via het geluidregister spoor.

Uit het eerste globale onderzoek blijkt of de geluidsbelasting bij geluidsgevoelige bestemmingen hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidsbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde, dan hoeft er geen procedure hogere waarden te worden doorlopen. Dit eerste globale onderzoek waaruit dit blijkt moet wel worden ingediend als onderdeel van de aanvraag voor de ruimtelijke procedure voor het initiatief.

Het globale akoestische onderzoek moet ten minste bevatten:

  • Geografische kaart met de locatie;

  • Uitgangspunten van de berekeningen;

  • Berekende geluidsbelastingen bij de te ontwikkelen geluidsgevoelige bestemmingen.

5.2 Uitgebreid akoestisch onderzoek

Wanneer de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, dan moet de initiatiefnemer een uitgebreid akoestisch onderzoek opstellen. De akoestisch adviseur gaat in dit onderzoek na welke reductie van de geluidsbelasting kan worden bereikt door het treffen van maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld stil asfalt of raildempers) of in de overdracht (geluidsschermen plaatsen). Deze maatregelen, de geraamde kosten van de maatregelen en de geluidsbelastingen na de maatregelen moeten in het uitgebreide rapport staan.

Als er volgens de akoestisch adviseur bezwaren zijn die maatregelen beletten, dan moeten deze worden benoemd in het akoestische onderzoek. De ODMH beoordeelt namens de gemeente of de bezwaren gegrond zijn. De ODMH kan contact opnemen met de beheerder van de weg, spoorweg of industrieterrein over het treffen van maatregelen. Wanneer de Omgevingsdienst (en eventueel de beheerder) duidelijkheid heeft over de te treffen maatregelen wordt dit teruggekoppeld aan de initiatiefnemer.

In het uitgebreide rapport moet de akoestisch adviseur aantonen dat wordt voldaan aan de voorwaarden uit deze beleidsregel hogere waarden.

Het bovenstaande proces geldt voor zowel nieuwbouw als transformatie. Een initiatiefnemer kan contact opnemen met de ODMH als de initiatiefnemer bij een transformatie een hoger binnenniveau wenst dan het binnenniveau dat voor nieuwbouw toelaatbaar is. Dit om af te stemmen of medewerking aan het initiatief kan worden verleend. Ook kan dan worden overlegd op welke wijze het akoestische onderzoek wordt opgesteld.

Het uitgebreide akoestische onderzoek moet ten minste bevatten:

  • Een overzichtelijke geografische tekening van de te ontwikkelen bestemmingen (woningen / appartementen);

  • De uitgangspunten die zijn gebruikt bij de berekening van de geluidsbelastingen (zie reken- en meetvoorschrift geluid 2016);

  • Inzicht in de resultaten van de berekende geluidsbelasting per relevante bestemming (woning / appartement) zonder maatregelen;

  • Inzicht in de resultaten van de berekende geluidsbelasting per relevante bestemming (woning / appartement) na maatregelen (dit wordt de hogere waarde);

  • Een gemotiveerde keuze van de maatregelen, waarbij is aangegeven waarom de voorkeursgrenswaarde niet kan worden bereikt;

  • Bij transformatie: de geluidsbelasting binnen de te ontwikkelen bestemmingen (woningen / appartementen) met de aanwezige gevel. Bij overschrijding van de geluidsbelasting die voor nieuwbouw toelaatbaar is moet aandacht worden geschonken aan de geluidsisolatie;

  • Een in figuren inzichtelijk gemaakt overzicht welke waarde per bestemming (woning / appartement) geldt.

5.3 Het vaststellen van het besluit hogere waarden

De gemeente stelt vervolgens het besluit hogere waarden vast. ODMH is gemandateerd om dit namens de gemeente te doen. De procedure is beschreven paragraaf 2.5. In het besluit staat de geluidsbelasting die de gemeente toestaat na het treffen van de maatregelen.

5.4 Borging maatregelen

Als uit het besluit hogere waarden blijkt dat aanvullende maatregelen nodig zijn, dan moeten deze worden opgenomen in de procedure waar de hogere waarde op aanhaakt. In de meeste gevallen is dit een bestemmingsplan of omgevingsvergunning. In het bestemmingsplan moet de gemeente het in de artikelen en op de verbeelding opnemen. In de omgevingsvergunning worden de maatregelen opgenomen in de voorschriften.

De ODMH attendeert de opsteller van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning hierop.

6. Voorbeelden

Dit hoofdstuk gaat in op twee onderwerpen. Voor een aantal veel voorkomende situaties zijn de door een initiatiefnemer te nemen stappen uitgewerkt. Daarna beschrijven we een aantal voorbeelden van methoden waarmee de geluidsbelasting zowel buiten als binnen kan worden verlaagd.

6.1 Voorbeeld situaties

6.1.1 Nieuwe woning langs bestaande weg

Stap 1.

Past de nieuwe woning in het huidige bestemmingsplan en ook in het bouwvlak dat in het bestemmingsplan staat? Zo ja, ga na of in het verleden een hogere waarde is vastgesteld. Sinds 2012 worden hogere waarden ingeschreven in het kadaster, hier kan een initiatiefnemer dus navraag doen. Voor hogere waarden van voor 2012 is het huidige of voorgaande bestemmingsplan relevant. U kunt ook contact opnemen met de ODMH, team geluid. Wanneer er een hogere waarde is vastgesteld ga dan naar stap 12. Wanneer er voor een kavel met een woonbestemming geen hogere waarde is vastgesteld, dan is geen verdere actie nodig. Als de nieuwe woning niet in het huidige bestemmingsplan past, ga dan naar stap 2.

Stap 2.

Als de nieuwe woning niet in het bestemmingplan past, ga dan na of de nieuwe woning in de geluidszone van een (spoor-)weg of industrieterrein ligt. In de praktijk is dit vrijwel altijd zo. Breng in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook wegen met een maximum snelheid van 30km/uur in beeld.

Stap 3.

Laat in een eerste globaal onderzoek bepalen welke geluidsbelasting de weg veroorzaakt bij de nieuwe woning. Dit onderzoek kan worden uitgevoerd door een akoestisch adviesbureau of door iemand met voldoende expertise binnen de eigen organisatie. De uitvoerder van het onderzoek kan contact opnemen met de ODMH voor de verkeersintensiteiten op de weg en informatie over geluid gezoneerde industrieterreinen in de buurt van de nieuwe woning. De berekende geluidsbelasting heeft betrekking op de verwachte situatie 10 jaar na de realisatie van de woning.

Stap 4.

Uit het eerste globale onderzoek kan blijken dat de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai niet wordt overschreden. In dat geval hoeft geen besluit hogere waarden te worden genomen. Het eerste globale onderzoek moet wel worden gebruikt voor de ruimtelijke procedure waarbinnen de nieuwe woning mogelijk wordt gemaakt. Paragraaf 5.2 van dit beleid hogere waarden bevat de eisen voor de rapportage. De verdere stappen hoeven niet te worden doorlopen.

Stap 5.

Als uit het eerste globale onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai, dan kan het eerste onderzoek niet worden gebruikt voor de ruimtelijke procedure en voor een besluit waarin een hogere waarde wordt vastgesteld. De initiatiefnemer moet een uitgebreid onderzoek indienen.

Stap 6.

Een uitgebreid onderzoek wordt meestal opgesteld door een akoestisch adviesbureau. Wanneer binnen de eigen organisatie geluidsspecialisten aanwezig zijn is te overwegen het uitgebreide onderzoek in eigen hand te houden.

Stap 7.

De opsteller van het uitgebreide onderzoek gaat na welke maatregelen kunnen worden getroffen om het geluid bij de te realiseren woning terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde.

Stap 8.

In veel gevallen zijn de maatregelen die noodzakelijk zijn om de voorkeursgrenswaarde te bereiken niet realistisch. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om een klein deel van een weg te voorzien van een stillere wegverharding, dit moet over een grotere lengte van een weg worden gedaan. Een geluidsscherm met een hoogte van meer dan 2 meter is vaak vanuit stedenbouwkundig of landschappelijk oogpunt lastig inpasbaar. De opsteller van het akoestische onderzoek mag na de beschrijving van de maatregelen die noodzakelijk zijn om de geluidsbelasting terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde een voorstel doen voor maatregelen die doelmatig zijn en de geluidsbelasting bepalen die zal heersen na het treffen van de maatregelen. Het uitgebreide onderzoek wordt opgesteld conform de voorwaarden die zijn opgenomen in paragraaf 5.3 van dit beleid hogere waarden.

Stap 9.

Het uitgebreide onderzoek moet aantonen dat wordt voldaan aan de voorwaarden in dit beleid inzake de aanwezigheid van een geluidsluwe gevel en een geluidsluwe buitenruimte.

Stap 10.

U dient het uitgebreide onderzoek in bij de gemeente. De ODMH gaat na of akkoord kan worden gegeven op de voorgestelde maatregelen. Wanneer nodig nemen wij contact op met de wegbeheerder over het wijzigen van de wegverharding en het plaatsen van schermen op korte afstand van de weg. Wij geven akkoord op de maatregelen of vragen om een aangepast rapport met naar onze mening doelmatige maatregelen.

Stap 11.

De ODMH zorgt voor het doorlopen van de procedure hogere waarden. De initiatiefnemer hoeft hiervoor geen verdere actie te nemen. De initiatiefnemer ontvangt het (ontwerp-)besluit hogere waarden.

Stap 12.

Een woning waarvoor een hogere waarde is verleend heeft een hogere geluidsisolatie dan de in het Bb opgenomen minimum waarde. Alleen zo wordt een voldoende laag geluidsbinnenniveau bereikt. Bij de toetsing van de aanvraag voor de bouwvergunning gaat de gemeente na of dit binnenniveau niet wordt overschreden. Bijvoorbeeld door het toepassen van glaspartijen met een hoge geluidsisolatie en/of het gebruiken van geluidsgedempte ventilatieopeningen. Het uitgebreide onderzoek (zie stap 5) hoeft niet op dit punt in te gaan.

6.1.2 Bestaand geluidsgevoelig gebouw splitsen langs bestaande weg

Deze situatie treedt op als een bestaand geluidsgevoelig gebouw, bijvoorbeeld een school of een woning, wordt gewijzigd in meerdere woningen. Omdat er nieuwe woningen langs een bestaande weg worden gerealiseerd is in principe de aanpak hetzelfde als die bij de realisatie van een nieuwe woning langs een bestaande weg (paragraaf 6.1.1). De aanpak verschilt in enkele stappen. Deze worden hierna beschreven.

Stappen 1 t/m 6.

Gelijk aan de stappen 1 t/m 6 in paragraaf 6.1.1.

Stap 7.

De opsteller van het uitgebreide onderzoek gaat na welke maatregelen kunnen worden getroffen, om het geluid bij de te realiseren woningen terug te brengen. Omdat er sprake is van een al bestaand geluidsgevoelig gebouw hoeft niet na te worden gegaan welke maatregelen noodzakelijk zijn om de geluidsbelasting terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Er kan worden volstaan met het beschouwen van maatregelen die doelmatig zijn.

Stap 8.

De uitvoerder van het onderzoek bepaalt de geluidsbelastingen bij de te realiseren woningen na het treffen van de doelmatig beschouwde maatregelen. Het uitgebreide onderzoek wordt opgesteld conform de voorwaarden die zijn opgenomen in paragraaf 5.3 van dit beleid hogere waarden.

Stap 9.

Het uitgebreide onderzoek toont aan dat wordt voldaan aan de voorwaarden in dit beleid inzake de aanwezigheid van een geluidsluwe gevel en een geluidsluwe buitenruimte. Wanneer het bestaande geluidsgevoelige gebouw geen geluidsluwe gevel en/of buitenruimte heeft, dient onderzocht te worden of dit redelijkerwijs toch te realiseren is. Als dit niet mogelijk is dan dient dit gemotiveerd in het uitgebreide onderzoek te worden opgenomen.

Stappen 10 t/m 12.

Gelijk aan de stappen 10 t/m 12 in paragraaf 6.1.1.

6.1.3 Bestaand niet geluidsgevoelig gebouw transformeren naar woningen langs bestaande weg

Deze situatie treedt op als een bestaand niet geluidsgevoelig gebouw, zoals een kantoor, wordt omgezet naar woningen. Ook in deze situatie gaat het in principe om de realisatie van nieuwe woningen langs een bestaande weg, zie paragraaf 6.1.1. Op een aantal punten is echter een andere aanpak nodig, zie hieronder.

Stappen 1 t/m 6.

Gelijk aan de stappen 1 t/m 6 in paragraaf 6.1.1.

Stap 7.

De opsteller van het uitgebreide onderzoek gaat na welke maatregelen kunnen worden getroffen om het geluid bij de te realiseren woningen in het bestaande niet geluidsgevoelige gebouw terug te brengen. Omdat er sprake is van een al bestaand gebouw hoeft niet na te worden gegaan welke maatregelen noodzakelijk zijn om de geluidsbelasting terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Er kan worden volstaan met het beschouwen van doelmatige maatregelen.

Stap 8.

De opsteller van het onderzoek bepaalt de geluidsbelastingen bij de te realiseren woningen na het treffen van de doelmatige maatregelen. Het uitgebreide onderzoek wordt opgesteld conform de voorwaarden die zijn opgenomen in paragraaf 5.2 van dit beleid hogere waarden.

Stap 9.

Het uitgebreide onderzoek toont aan dat wordt voldaan aan de voorwaarden in dit beleid inzake de aanwezigheid van een geluidsluwe gevel en een geluidsluwe buitenruimte.

Stappen 10 en 11.

Gelijk aan stappen 10 en 11 in paragraaf 6.1.1.

Stap 12.

De geluidsbelasting die na het treffen van eventuele maatregelen gaat heersen bij het niet geluidsgevoelige gebouw dat wordt getransformeerd tot woningen is nu bekend. Op voorhand moet als onderdeel van het uitgebreide rapport al aandacht zijn besteed aan de geluidsbelasting binnen de woningen. De opsteller van het onderzoek dient conform paragraaf 3.2.2 van dit beleid te onderzoeken welke geluidsbelasting binnen de te realiseren woningen heerst met de aanwezige gevel. Bij overschrijding van de geluidsbelasting binnen woningen die voor nieuwbouw toelaatbaar is moet aandacht worden geschonken aan de geluidsisolatie. Hierbij geldt dat afwijken mogelijk is. Naarmate de afwijking ten opzichte van de nieuwbouweis voor de geluidsbelasting binnen het gebouw groter wordt, dient de onderbouwing over de aanvaardbaarheid beter te zijn. Geadviseerd wordt om pas te starten met aanpassingen van de gevel nadat met de gemeente / omgevingsdienst overeenstemming is bereikt over de te treffen maatregelen.

6.2 Voorbeelden van mogelijkheden tot verlaging van de geluidsbelasting

Deze paragraaf bevat voorbeelden hoe aan de voorwaarden in het beleid en de eisen in de Wet geluidhinder kan worden voldaan.

6.2.1 Bron, overdracht, ontvanger

De Wet geluidhinder hanteert een voorkeursvolgorde, te weten:

  • Maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld het vervangen van de wegverharding door een stillere verharding of een snelheidsverlaging);

  • Overdrachtsmaatregelen (bijvoorbeeld met een geluidsscherm);

  • Maatregelen bij de ontvanger (bijvoorbeeld een dove gevel).

Bronmaatregelen

Bronmaatregelen zijn maatregelen die getroffen worden aan de geluidsbron. Bij wegverkeerslawaai zijn bronmaatregelen het vervangen van de wegverharding door een stillere verharding of het verlagen van de maximum snelheid. Toepassing van een stillere verharding geeft een verlaging van de geluidsbelasting met enkele dB's. Op kruispunten kan een stillere verharding niet worden toegepast vanwege de hoge slijtage van dit wegdek bij optrekkend, afremmend of afslaand verkeer. Verlaging van de maximum snelheid van bijvoorbeeld 80 km/uur naar 50 km/uur geeft een verlaging van de geluidsbelasting met 3 dB.

Bij railverkeerslawaai kan de geluidsbelasting met enkele dB's worden terug gebracht door het aanbrengen van raildempers.

Voor zowel wegverkeer als railverkeer geldt dat de beheerder van de (spoor-)weg bereid moet zijn de maatregel te treffen.

Overdrachtsmaatregelen

Met overdrachtsmaatregelen worden geluidsschermen en geluidswallen bedoeld. Met deze maatregelen kan een forse afname van de geluidsbelasting worden bereikt. Met een geluidscherm van enkele meters hoog op korte afstand van de (spoor-)weg is een afname van de geluidsbelasting met 10 dB haalbaar.

Toepassing van overdrachtsmaatregelen stuit regelmatig op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of financiële aard. Vanuit stedenbouw is het namelijk vaak niet wenselijk om in een bebouwde omgeving een geluidsscherm tussen de weg en het trottoir te plaatsen. Om een verkeersveilige situatie te behouden kunnen geen schermen worden geplaatst bij kruispunten of opritten. Een scherm kost al snel circa € 600,-/m2. De kosten van een scherm met een hoogte van enkele meters en een lengte van 30 meter bedragen hiermee circa € 50.000,-.

Overwogen kan worden om bij het ontwikkelen van een woonwijk langs een drukke weg de eerstelijnsbebouwing de functie van geluidsscherm te geven. Wanneer de eerstelijnsbebouwing parallel aan de weg wordt gebouwd en bestaat uit geschakelde gebouwen ontstaat een effectieve afscherming voor de achterliggende woningen. De consequentie van deze minder dure oplossing is wel dat bij de eerstelijnsbebouwing hogere geluidsbelastingen ontstaan dan bij de plaatsing van een scherm op korte afstand van de weg.

Maatregelen bij de ontvanger

Met maatregelen bij de ontvanger worden voorzieningen bedoeld die deel uitmaken van het gebouw. Dit is bijvoorbeeld een gesloten borstwering van een balkon of het geluidsabsorberend uitvoeren van het plafond van een balkon. Hiermee kan de geluidsbelasting van de gevel achter het balkon met enkele dB's worden terug gebracht. Met de toepassing van een vliesgevel over de volledige gevel kan een aanmerkelijk hogere reductie worden gehaald.

6.2.2 Geluidsluwe gevel en buitenruimte

Voor woningen die door één geluidsbron worden belast is het relatief eenvoudig om een geluidsluwe gevel en buitenruimte te realiseren. Omdat het geluid uit één richting komt zal door de afscherming van de woning zelf een geluidsluw gebied ontstaan aan de andere zijde van de woning.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Een meer complexe situatie ontstaat als het geluid vanuit meerdere richtingen invalt. Een dergelijke situatie ontstaat bijvoorbeeld als twee wegen bij twee woningen vanuit verschillende richtingen geluid veroorzaken. Het is mogelijk om in deze situatie voor beide woningen een geluidsluwe buitenruimte te creëren door de woningen tegen elkaar te plaatsen. Wanneer er maar één woning is kan het afschermend effect van de tweede woning ook worden bereikt met een scherm op de plaats van de tweede woning. Omdat dit scherm tegen de geluidsluwe buitenruimte staat is een hoogte van 2 meter vaak voldoende. Dergelijke hoogten komen ook voor bij normale tuinafscheidingen. In vergelijking met normale tuinafscheidingen moet alleen worden voorkomen dat de afscheiding (grote) openingen heeft.

Bij het bepalen of een buitenruimte geluidsluw is wordt de geluidsbelasting gebruikt op de gevel die aan de buitenruimte grenst. Met het creëren van een geluidsluwe buitenruimte wordt hiermee ook een geluidsluwe gevel gerealiseerd.

Voor appartementen kan een geluidsluwe buitenruimte worden gemaakt door het balkon af te schermen voor geluid. Bijlage 6 van dit beleid bevat foto's van uitvoeringsvormen.

6.2.3 Samenloop met thermische isolatie / energieprestatie

In principe kan bij ieder pand het gewenste binnenniveau van geluid worden gerealiseerd. De belemmeringen liggen niet op het bouwkundige vlak, maar op de kosten die gepaard gaan met het verbeteren van de gevel.

De ramen en de ventilatieopeningen zijn de elementen van een gevel die het meeste geluid doorlaten. Dit zijn ook de delen van de gevel die bepalend zijn voor de thermische isolatie. Het verbeteren van een gevel vanuit het perspectief van geluid heeft ook voordelen voor het thermische comfort en een betere energieprestatie. Er zijn, buiten geluid, dus nog andere redenen om de gevel te verbeteren.

Ondertekening

Vastgesteld in mandaat, namens burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard, op 21 februari 2019

L. Mourik

wnd. afdelingsmanager Ruimtelijke Ontwikkeling

Bijlagen

Bijlage 1 Begrippenlijst

De definities in deze begrippenlijst zijn deels (verkort) overgenomen uit de Wet geluidhinder of het Bouwbesluit. De definitie in deze regelgeving is altijd leidend boven het onderstaande.

aftrek artikel 110g Wgh

In de wet geluidhinder gebruikte aftrek voor wegverkeerslawaai. De berekende geluidsbelasting wordt verminderd met de aftrek om rekening te houden met de verwachte afname van het geluid van wegverkeer.

Binnenniveau

Geluidsbelasting binnen een gebouw.

Dove gevel

Een gevel waarin geen te openen delen aanwezig zijn alsmede een gevel waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

Geluidsbelasting

Zie definitie uit Wgh. Geluidsbelasting zonder nadere toevoeging in de tekst van dit document slaat op de geluidsbelasting op de gevel.

Geluidsgevoelige bestemming

Een gebied in een bestemmingsplan waarbinnen geluidsgevoelige gebouwen mogelijk zijn.

Geluidsgevoelig gebouw

Een (bedrijfs-)woning, onderwijsgebouw, ziekenhuis, verpleeghuis, verzorgingstehuis, psychiatrische inrichting of kinderdagverblijf.

Geluidsgevoelige ruimte

Ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2. Ook leslokalen, theorielokalen en theorievaklokalen van onderwijsgebouwen, onderzoeks-, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten alsmede ruimten voor patiëntenhuisvesting van ziekenhuizen en verpleeghuizen, onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, conversatie-, woon- en slaapruimten van verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

Geluidsgevoelig terrein

Een geluidsgevoelig terrein is een standplaats voor woonwagens of een ligplaats voor een woonschip in het water.

Geluidsluwe buitenruimte

Buitenruimte van een gebouw die grenst aan een geluidsluwe gevel.

Geluidsluwe gevel

Gevel van een gebouw waarop de geluidsbelasting niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde.

Geluidswering gevel

De geluidswering van een gevel is het verschil tussen de geluidsbelasting buiten en de geluidsbelasting binnen een gebouw. Onder gevel valt ook een dak.

Geluidszone

Aandachtsgebied voor geluid waarbinnen de Wet geluidhinder van toepassing is.

Gevel

De buitenwand van een gebouw (bijvoorbeeld woning, school, ziekenhuis, verzorgingshuis, enz.).

Maximale grenswaarde

De hoogste geluidsbelasting waarvoor een hogere waarde mag worden vastgesteld.

Nieuwbouw

Vanuit het Bb: een gebouw dat wordt gebouwd.

Vanuit het bestemmingsplan: ruimtelijke procedures die een geluidsgevoelige bestemming mogelijk maken.

Transformatie

Vanuit het bestemmingsplan: een ruimtelijke procedure waarmee een niet geluidsgevoelig gebouw wordt omgezet in een geluidsgevoelig gebouw.

Verbouw

Vanuit het Bb: het verbouwen van een gebouw

Voorkeursgrenswaarde

De hoogste geluidsbelasting waarvoor geen nadere afweging hoeft plaats te vinden.

Zoneringsplichtige bronnen

Geluidsbronnen die volgens de Wet geluidhinder een geluidszone hebben. Dit zijn wegen met een maximum snelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en industrieterreinen waarop zoneringsplichtige bedrijven liggen.

Bijlage 2 Voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden

In de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) staan de te toetsen normen. De normen zijn verdeeld per soort lawaai, te weten:

  • 1.

    Industrielawaai;

  • 2.

    Wegverkeerslawaai;

  • 3.

    Railverkeerslawaai.

Per lawaaisoort zijn de te toetsen normen beschreven bij de realisatie van nieuwe woningen (of andere geluidsgevoelige bestemmingen). Uitgegaan is van de versie van de wet op 1 januari 2017.

Ad 1. Normen voor industrielawaai

Realisatie van nieuwe of vervanging van bestaande geluidsgevoelige bestemming

Bij het realiseren van nieuwe of het vervangen van bestaande geluidsgevoelige bestemmingen zijn de artikelen 48 tot en met 51 en 57 tot en met 61 van de Wgh van toepassing. Hierin staan de voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden voor woningen. Voor andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen is de voorkeursgrenswaarde in artikel 2.1 Bgh opgenomen en de maximale grenswaarde in artikel 2.2 Bgh.

Tabel 1.1 – Ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor nieuwe of vervanging van bestaande geluidsgevoelige bestemming bij industrielawaai.

Bestemming

Voorkeurs-grenswaarde [dB(A)]

Maximale Grenswaarde [dB(A)]

Woningen

50

55

Woningen binnen de zone van een industrieterrein met zeehavengebonden activiteiten1

50

60

Woningen ter vervanging van bestaande woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen2

50

65

Onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen

50

60

Andere gezondheidszorggebouwen

50

55

Buitenterreinen

50

55

Woonwagenstandplaatsen

50

55

1 De zeehavengebonden activiteiten dienen noodzakelijkerwijs in de open lucht plaats te vinden. Daarnaast dienen deze woningen te worden gebouwd in het kader van een herstructurering, plan-matige verdichting van een bestaand woongebied of aansluitend aan het bestaande woongebied en dient slechts sprake te zijn van een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied (artikel 50 Wgh).

2 Als woningen worden gebouwd ter vervanging van de bestaande woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen en dit niet zal leiden tot een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur of een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen (artikel 51 Wgh).

Ad 2. Normen voor wegverkeerslawaai

Realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen en vervanging van bestaande geluidsgevoelige gebouwen

De voorkeursgrenswaarden voor wegverkeerslawaai zijn overgenomen uit artikel 82 Wgh (woningen) en artikel 3.1 Bgh (andere geluidsgevoelige bestemmingen). De maximale grenswaarden voor wegverkeerslawaai zijn overgenomen uit artikel 83 Wgh (woningen) en artikel 3.2 Bgh (andere geluidsgevoelige bestemmingen).

Tabel 1.4 – Voorkeurs- en maximale grenswaarden ten gevolge van wegverkeerslawaai bij realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen en vervanging van bestaande geluidsgevoelige gebouwen.

Bestemming

locatie

weg

Voorkeurs-grenswaarde [dB]

Maximale grenswaarde [dB]

Woningen

Binnen bebouwde kom

Lokale en provinciale wegen

48

63

Auto(snel)wegen

48

53

Buiten bebouwde kom

Lokale en provinciale wegen

48

53

Auto(snel)wegen

48

53

Woningen, ter vervanging bestaande woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen1

Binnen bebouwde kom

Lokale en provinciale wegen

48

68

Auto(snel)wegen

48

63

Buiten bebouwde kom

Lokale en provinciale wegen

48

58

Auto(snel)wegen

48

58

Agrarische bedrijfswoning

Buiten bebouwde kom

Lokale, provinciale en auto(snel)wegen

48

58

Onderwijsgebouwen

Binnen bebouwde kom

-

48

63

Buiten bebouwde kom

-

48

53

Ziekenhuizen en verpleeghuizen

Binnen bebouwde kom

-

48

63

Buiten bebouwde kom

-

48

53

Andere gezondheidszorggebouwen

48

53

Buitenterreinen

-

-

53

58

Woonwagenstandplaatsen

-

-

48

53

1 Als woningen worden gebouwd ter vervanging van de bestaande woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen en dit niet zal leiden tot een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur of een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen. (Artikel 83 Wgh)

Ad 3. Normen voor railverkeerslawaai

Realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen en vervanging van bestaande geluidsgevoelige gebouwen

De voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden zijn opgenomen in de artikelen 4.9 t/m 4.12 van het Bgh.

Tabel 1.7 - Voorkeurs- en maximale grenswaarden bij realiseren van nieuwe bestemmingen binnen de zone van een spoorlijn.

bestemming

Voorkeurs-grenswaarde [dB]

Maximale grenswaarde [dB]

Woningen

55

68

Onderwijsgebouwen, Ziekenhuizen en verpleeggebouwen

53

68

Andere gezondheidszorg gebouwen

53

68

Buitenterreinen

55

63

Woonwagenstandplaatsen

55

63

Bijlage 3 Grenswaarden voor binnenniveau volgens de Wet geluidhinder en het Bouwbesluit

In de kolom ‘situatie’ wordt met ‘nieuwe woning’ of ‘vervangende nieuwbouw’ nieuwbouw bedoeld. Wanneer een geluidsgevoelige bestemming ontstaat doordat een bestaand pand een geluidsgevoelige bestemming krijgt is dit aangeduid met transformatie.

De grenswaarden gelden voor de meeste geluidsgevoelige gebouwen, zoals woningen. Sommige geluidsgevoelige gebouwen, bijvoorbeeld ziekenhuizen hebben andere eisen voor het binnenniveau. Deze eisen zijn niet in deze bijlage opgenomen. Er wordt daarvoor verwezen naar de geldende regelgeving.

Grenswaarden binnenniveau wegverkeer voor woningen langs een weg

Situatie

Wgh

Bb

Grenswaarde

binnenniveau

Artikel Wgh

Grenswaarde

binnenniveau

Artikel Bb

Nieuwe woning langs bestaande weg

geen

-/-

33 dB

3.3

Nieuwe agrarische woning langs bestaande weg

geen

-/-

33 dB

3.3

Vervangende nieuwbouw langs bestaande weg

geen

-/-

33 dB

3.3

Aanwezige of in aanbouw zijnde woning langs nieuwe weg

33 dB

111b lid 2

geen

-/-

Transformatie langs een bestaande weg

geen

-/-

Rechtens verkregen niveau

3.5

Grenswaarde binnenniveau spoorwegverkeer

Situatie

Wgh

Bb

Grenswaarde

binnenniveau

Artikel Wgh

Grenswaarde

binnenniveau

Artikel Bb

Nieuwe woning langs bestaande spoorweg

Geen

-/-

33 dB

3.3

Bestaande of in aanbouw zijnde woning langs een te wijzigen spoorweg

35 dB

Art. 4.24 Bgh

geen

-/-

Transformatie langs bestaande spoorweg

Geen

-/-

Rechtens verkregen niveau

3.5

De voorkeursgrenswaarden en de maximale grenswaarden voor de andere geluidsgevoelige bestemmingen dan woningen zijn opgenomen in artikel 4.15 van het Bgh.

Grenswaarde binnenniveau industrielawaai

Bestaande zones

Situatie

Wgh

Bb

Grenswaarde

binnenniveau

Artikel Wgh

Grenswaarde

binnenniveau

Artikel Bb

Nieuwe woning

Geen

-/-

35 dB(A)

3.3

Vervangende nieuwbouw woning

Geen

-/-

35 dB(A)

3.3

Transformatie

Geen

-/-

Rechtens verkregen niveau

3.5

Wijziging zones

Situatie

Wgh

Bb

Grenswaarde

binnenniveau

Artikel Wgh

Grenswaarde

binnenniveau

Artikel Bb

Wijziging zone en eerder vastgestelde hogere waarde

> 55

40 dB(A)

111b

geen

-/-

Wijziging zone, niet eerder vastgestelde hogere waarde of hogere waarde <=55

35 dB(A)

111b

geen

-/-

Vaststelling zone

Situatie

Wgh

Bb

Grenswaarde

binnenniveau

Artikel Wgh

Grenswaarde

binnenniveau

Artikel Bb

Aanwezige of in aanbouw zijnde woning

35 dB(A)

111b

geen

-/-

Bijlage 4 Schema Awb procedure vaststellen besluit hogere waarden

Paragraaf 2.5 van dit document beschrijft drie procedures waarin een besluit hogere waarden kan worden vastgesteld:

  • 1.

    Omgevingsvergunning RO, kruimelgeval (art 2.12 lid 1, onder a, onder 2 wabo): procedure als bedoeld in titel 4.1 van de Awb;

  • 2.

    Omgevingsvergunning RO (art 2.12 lid 1, onder a, onder 3 wabo): Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afgekort UOV; afdeling 3.4 Awb);

  • 3.

    Bestemmingsplan: Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afgekort UOV; afdeling 3.4 Awb).

De tweede en derde zijn dezelfde. Daarom staan deze in één schema.

Ad 1. Omgevingsvergunning RO, kruimelgeval (art 2.12 lid 1, onder a, onder 2 wabo): procedure als bedoeld in titel 4.1 van de Awb

afbeelding binnen de regeling

Figuur B4.1 – Schema procedure omgevingsvergunning en procedure hogere waarden

Ter informatie van de aanvrager en de belanghebbenden worden beide besluiten (besluit hogere waarden en omgevingsvergunning) tegelijk gepubliceerd.

Ad 2 en 3: Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afgekort UOV; afdeling 3.4 Awb): bij bestemmingplan en Omgevingsvergunning RO (art 2.12 lid 1, onder a, onder 3 wabo)

afbeelding binnen de regeling

Figuur B4.2 – Schema met bestemmingsplan procedure en procedure hogere waarden.

De inzage- en zienswijzetermijnen van het ontwerpbesluit hogere waarden en het ontwerp bestem-mingsplan / omgevingsvergunning zijn gelijk. Hiermee wordt bedoeld dat beide ontwerpbesluiten gelijktijdig ter inzage liggen. De inzage- en beroepstermijnen van het besluit hogere waarden en het bestemmingsplan / de omgevingsvergunning zijn gelijk.

Het besluit hogere waarden wordt als eerste vastgesteld. Op deze manier borgen we dat geluiddempende maatregelen uit een besluit hogere waarden ook worden vastgesteld in het bestemmingsplan / de omgevingsvergunning.

Bijlage 5 Proces hogere waarde

Onderstaande afbeelding bevat een stroomschema om te bepalen of een procedure hogere waarden aan de orde is en welke stappen de initiatiefnemer daarbij moet doorlopen.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 6 Uitvoeringen van afgeschermde balkons

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling


Noot
1

Uit de manier van omschrijven in de bestaande Beleidsregel Hogere waarden Regio Midden-Holland, versie 2 d.d. 16 april 2012 kan gelezen worden dat een bestaand niet geluidsgevoelig gebouw dat geluidsgevoelig wordt geen geluidsluwe gevel of buitenruimte hoeft te hebben. Dit is niet de intentie van het bestaande beleid geweest en is daarom in dit beleid hersteld.

Noot
2

Rapport “Gezondheidseffectscreening, gezondheid en milieu in ruimtelijke planvorming” van de GGD Nederland, versie 1.6, juni 2012

Noot
3

Deze tabel is afkomstig uit de NEN 1070 van 1999. In deze NEN-norm heeft deze tabel de kop ‘Hinder en geluidsniveaus in woningen’.