Regeling vervallen per 01-01-2021

Huisvestingsverordening Krimpenerwaard 2019

Geldend van 01-07-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Huisvestingsverordening Krimpenerwaard 2019

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    bewoning: het hebben van een permanent hoofdverblijf in een gebouw of een gedeelte daarvan;

  • b.

    economische binding: economische binding als bedoeld in artikel 14 lid 3 van de Huisvestingswet.

  • c.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren.

  • d.

    huurprijsgrens: maximale huurprijs waarboven men niet meer in aanmerking komt voor huurtoeslag zoals omschreven in artikel 13, eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag;

  • e.

    indicatie: een door een onafhankelijke, ter zake deskundig persoon of orgaan opgesteld document waaruit de specifieke fysieke of andere beperkingen van een woningzoekende blijken en waarin is of op basis waarvan kan worden bepaald hoe de huisvesting van de woningzoekende daarop dient te worden afgestemd.

  • f.

    ingezetene: degene die in Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente is opgenomen, en feitelijk in de Krimpenerwaard hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

  • g.

    inkomensgrens: het in artikel 4 lid 1 van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting genoemde maximale huishoudinkomen of, als Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting (kamerstuk dossiernummer 32769) in werking getreden: de inkomensgrens bedoeld in artikel 48, eerste lid van de Woningwet.

  • h.

    inwoning: bewoning van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

  • i.

    maatschappelijke binding: personen als bedoeld in artikel 14 lid 3 onder b Huisvestingswet;

  • j.

    mantelzorg: hulp als bedoeld in artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • k.

    MIVA-woning: de woning is aangepast zodat een persoon in een rolstoel volledig zelfstandig kan wonen (minder Validen);

  • l.

    niet toegelaten instellingen: verhuurders die in de sociale sector met tenminste 15 sociale huurwoningen in haar bezit binnen de gemeentegrenzen;

  • m.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • n.

    regio: Midden-Holland;

  • o.

    senior: een persoon van 65 jaar of ouder;

  • p.

    seniorenwoning: een zelfstandige woning die onderdeel uitmaakt van een complex zelfstandige woningen en/of welk complex reeds bij de bouw ervan woon- en bouwtechnisch was ingericht en bestemd voor bewoning door ouderen;

  • q.

    urgentie: een verklaring die kan worden aangevraagd en waardoor voorrang verkregen wordt bij de volgordebepaling van kandidaten voor een woonruimte;

  • r.

    vergunninghouder: de vergunninghouder als bedoeld in artikel 1 lid 1 aanhef en onder h van de wet;

  • s.

    wet: de Huisvestingswet 2014;

  • t.

    woningcorporatie: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet die feitelijk werkzaam is in de gemeente;

  • u.

    woningzoekende: huishouden dat in het inschrijfsysteem als bedoeld in artikel 3 is ingeschreven;

  • v.

    woonlasten: huurprijs, servicekosten, reinigingsrechten, energierekening, rekening voor waterleverantie, OZB, bijdrage VVE, opstalverzekering, waterschaps- en polderlasten, aflossing hypotheek en 2/3 van de hypotheekrente, met inbegrip van voorliggende voorzieningen als Huurtoeslag, Woonkostentoeslag;

  • w.

    zorgbehoevende: personen die door een daartoe aangewezen medisch adviseur geïndiceerd zijn voor zorg;

  • x.

    zorgwoning: een woning waarvoor een woningzoekende een indicatiestelling door het Centrum voor Indicatiestelling Zorg nodig heeft.

Hoofdstuk 2 De huisvestingsvergunning

Artikel 2 Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte

  • 1.

    Woonruimte van toegelaten en niet toegelaten instellingen en particuliere verhuurders met een huurprijs beneden de huurtoeslaggrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag mag enkel voor bewoning door een huishouden in gebruik worden genomen of gegeven als daarvoor een huisvestingsvergunning is verleend.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder a tot en met c, van de Leegstandwet;

    • b.

      onzelfstandige woonruimte;

    • c.

      inwoning;

    • d.

      woonruimte die verhuurd wordt op basis van een tijdelijk huurcontract als bedoeld in artikel 7:274 lid 2 en 4 van het Burgerlijk Wetboek;

    • e.

      woonruimte van verhuurders met 15 woningen of minder in de gemeente;

    • f.

      zorgwoningen;

    • g.

      ligplaatsen voor woonschepen en standplaatsen voor woonwagens;

Artikel 3 Inschrijfsysteem van woningzoekenden

  • 1.

    Woningcorporaties dragen in het kader van deze verordening zorg voor het aanleggen en bijhouden van een uniform inschrijfsysteem van woningzoekenden.

  • 2.

    Zij stellen in overleg met burgemeester en wethouders regels op over de wijze van inschrijving, registratie van gegevens, opschorting en einde van de inschrijving.

  • 3.

    De woningzoekende ontvangt een (digitaal) bewijs van inschrijving.

Artikel 4 Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning

  • 1.

    Een aanvraag om een huisvestingsvergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier;

  • 2.

    Bij de aanvraag om een huishoudensvergunning worden tenminste de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      naam, contactgegevens, leeftijd, nationaliteit en, indien van toepassing, de verblijfstitel van de aanvrager;

    • b.

      omvang van het huishouden dat de nieuwe woonruimte gaat betrekken;

    • c.

      huishoudinkomen;

    • d.

      adres, naam van de verhuurder en huurprijs van de te betrekken woonruimte;

    • e.

      beoogde datum van het betrekken van de woonruimte;

    • f.

      indien van toepassing, een afschrift van de indicatie voor een woonruimte met een specifieke voorziening;

    • g.

      indien van toepassing, een afschrift van de indicatie voor een aangepaste woonruimte;

    • h.

      indien van toepassing, een afschrift van de urgentiebeschikking als bedoeld in artikel 7 lid 5.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning door afgifte van een beschikking die in ieder geval vermeldt:

    • a.

      een aanduiding van de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • b.

      aan wie de vergunning is verleend;

    • c.

      het aantal personen dat de woonruimte in gebruik mag nemen;

    • d.

      de voorwaarde dat de vergunning binnen de in de vergunning genoemde termijn in gebruik moet nemen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning krijgt voor de in de aanvraag aangewezen woonruimte, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 16 van de Huisvestingswet 2014.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, conform de voorwaarden als genoemd in artikel 18 van de Huisvestingswet.

Artikel 5 Bekendmaking aanbod van woonruimte

  • 1.

    De verhuurder maakt het aanbod van de in artikel 2 aangewezen woonruimte in ieder geval bekend door publicatie op een openbaar toegankelijk (digitaal) medium, voor zover deze woonruimte niet direct wordt toegewezen aan woningzoekenden als bedoeld in artikel 8 tot en met 16.

  • 2.

    De bekendmaking bevat in ieder geval:

    • a.

      het adres en de huurprijs van de woonruimte;

    • b.

      indien van toepassing, de criteria en voorrangsregels voor het verlenen van de benodigde huisvestingsvergunning.

  • 3.

    Door of namens de eigenaar worden woningzoekenden in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van minimaal één week op de te huur aangeboden woonruimte te reageren.

  • 4.

    Door of namens de eigenaar kunnen onvolledig en/of onjuist ingevulde reacties op per publicatie aangeboden woonruimte buiten behandeling worden gelaten.

Artikel 6 Verantwoording toegewezen woonruimte

  • 1.

    Woningcorporaties en niet toegelaten instellingen verantwoorden achteraf, in hetzelfde medium als waarin zij de woonruimte hebben aangeboden, de toewijzing aan woningzoekenden van de woonruimte als bedoeld in artikel 5 lid 1 door bekendmaking van het aantal geldige reacties dat op de woonruimte is binnengekomen.

  • 2.

    Woningcorporaties en niet toegelaten instellingen verantwoorden hun overige toewijzingen van vergunningplichtige woonruimte achteraf conform lid 1.

  • 3.

    De verantwoording als bedoeld in lid 1 en 2 vindt zo spoedig mogelijk plaats na de feitelijke ingebruikgeving van de woonruimte.

  • 4.

    Woningcorporaties en niet toegelaten instellingen verantwoorden hun toewijzingen aan burgemeester en wethouders indien zij hiertoe van burgemeester en wethouders een verzoek ontvangen.

Hoofdstuk 3 Urgentie

Paragraaf 3.1 Voorrang

Artikel 7 Voorrang bij urgentie

  • 1.

    Voor een urgentieverklaring komen uitsluitend huishoudens met een inkomen onder de Europese inkomensgrens in aanmerking. Een uitzondering hierop kan door de corporaties worden gemaakt voor stadsvernieuwing urgenties en medische urgenties.

  • 2.

    Om een urgentie aan te vragen dient de aanvrager als woningzoekende geregistreerd te staan. Een uitzondering hierop is degene met een stadsvernieuwingsurgentie.

  • 3.

    Woningzoekenden kunnen een aanvraag indienen tot urgentietoekenning op het daarvoor bedoelde formulier. Dit verzoek gaat vergezeld met de volgende gegevens:

    • a.

      naam, contactgegevens, leeftijd, nationaliteit en, indien van toepassing, de verblijfstitel van de aanvrager;

    • b.

      het aantal personen dat deel uitmaakt van het huishouden van de aanvrager;

    • c.

      bescheiden aan de hand waarvan het huishoudinkomen van de aanvrager kan worden vastgesteld;

    • d.

      aanduiding van de noodzaak en motivering voor de urgentietoekenning.

  • 4.

    Bij de beoordeling van de aanvraag voor urgentietoekenning kunnen burgemeester en wethouders zich laten adviseren door een door hun aan te wijzen instantie.

  • 5.

    Urgentie wordt toegekend door afgifte van een beschikking tot indeling in een urgentiecategorie. Deze beschikking vermeldt tenminste:

    • a.

      aan wie de urgentie wordt toegekend;

    • b.

      de urgentiecategorie waarin deze persoon is ingedeeld;

    • c.

      de datum waarop de beschikking is afgegeven;

    • d.

      indien van toepassing: het geïndiceerde woningtype waarvoor de urgentie is toegekend.

  • 6.

    Een urgentiebeschikking wordt afgegeven onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      er is sprake van een bijzondere (nood)situatie en de noodsituatie is ontstaan buiten verwijtbare schuld van de aanvrager;

    • b.

      het afgeven van de urgentiebeschikking is verdedigbaar ten opzichte van andere woningzoekenden op de woningmarkt;

    • c.

      de individuele situatie van de woningzoekende is uitgangspunt voor de beoordeling van de urgentieaanvraag;

    • d.

      de woningzoekende kan niet zelf, op grond van zijn inschrijfduur, binnen een half jaar woonruimte krijgen via het gepubliceerde woningaanbod of op een andere wijze;

    • e.

      de urgentiebeschikking geldt alleen voor het geïndiceerde woningtype waarmee het urgentieprobleem wordt opgelost en is er niet op gericht om de wooncarrière van het huishouden te bevorderen;

    • f.

      de urgentiebeschikking wordt alleen afgegeven indien de woningzoekende voor het oplossen van de noodsituatie expliciet is aangewezen op zelfstandige woonruimte.

  • 7.

    Een urgentiebeschikking wordt alleen verleend aan woningzoekenden die:

    • a.

      18 jaar of ouder zijn en;

    • b.

      ten tijde van de aanvraag ingezetene zijn van de gemeente Krimpenerwaard, dan wel economisch of maatschappelijke binding hebben met de gemeente Krimpenerwaard, met uitzondering van de woningzoekenden als bedoeld in de artikelen 10, 11 en 16 en;

    • c.

      de Nederlandse nationaliteit bezitten dan wel beschikken over een geldige verblijfstitel in Nederland en;

    • d.

      buiten eigen schuld en toedoen in een dusdanige situatie verkeren dat zij binnen zes maanden andere woonruimte behoeven en;

    • e.

      voor het oplossen van hun noodsituatie expliciet zijn aangewezen op zelfstandige woonruimte en;

    • f.

      hun betreffende situatie niet op een andere wijze kunnen oplossen.

Paragraaf 3.2 Urgentiecategorieën

Artikel 8 Medische noodzaak

  • 1.

    De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor als de aanvrager of een lid van zijn of haar huishouden:

    • a.

      thans rechtmatig zelfstandige woonruimte bewoont en;

    • b.

      heeft medische problemen, welk tot gevolg hebben dat de huidige zelfstandige woonruimte in ernstige mate duurzaam ongeschikt is voor bewoning door het huishouden van de aanvrager;

  • 2.

    Het medisch probleem wordt zo nodig beoordeeld door een door de urgentieverlener aan te wijzen medisch adviseur welk advies door de urgentieverlener wordt betrokken bij de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 9 Geweld en bedreiging

  • 1.

    De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor als aanvrager of lid van zijn of haar huishouden:

    • a.

      bewoont thans rechtmatig een zelfstandige woonruimte binnen de regio en;

    • b.

      er is sprake van ernstig psychisch geweld of fysiek geweld, of bedreiging daarmee, wat tot gevolg heeft dat de aanvrager redelijkerwijs niet langer in zijn of haar huidige woonruimte kan blijven wonen.

  • 2.

    Het in lid 1 onder b bedoelde geweld moet zich hebben voorgedaan binnen woonomgeving en/of huiselijke sfeer waardoor aanvrager om veiligheidsredenen niet in zelfstandige woonruimte kan blijven wonen.

  • 3.

    Het in lid 1 onder b bedoelde geweld of de in lid 1 onder b bedoelde bedreiging daarmee moet aannemelijk gemaakt worden met een proces verbaal van de politie (opgemaakt na een aangifte) waaruit blijkt dat de aanvrager vanwege veiligheidsredenen niet meer in de huidige zelfstandige woonruimte kan blijven wonen.

Artikel 10 Uitstroom van personen die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten

De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor als de aanvrager:

  • a.

    verblijft in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten en;

  • b.

    in verband met de aanstaande uitstroom uit die voorziening dringend behoefte heeft aan woonruimte en daarbij heeft aangegeven woonruimte te zoeken binnen een regiogemeente.

Artikel 11 Mantelzorg

  • 1.

    De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor als de aanvrager naar het oordeel van het bestuursorgaan dringend behoefte heeft aan woonruimte binnen de gemeente Krimpenerwaard, omdat hij of een lid van zijn huishouden mantelzorg ontvangt van of verleent aan een inwoner van de regio.

  • 2.

    Bij zijn beoordeling betrekt het bestuursorgaan de mate waarin de mantelzorg noodzakelijk is voor het duurzaam zelfstandig of in diens huishouden laten wonen van de ontvanger van mantelzorg of zorg,

  • 3.

    De afdeling van de gemeente die de Wmo uitvoert, adviseert over de noodzaak van mantelzorg en wint zo nodig hiervoor advies in bij interne of externe deskundigen.

Artikel 12 Doorstroming vanuit opvanginstellingen

  • 1.

    De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor indien:

    • a.

      aanvrager een door een instelling verzorgd traject doorloopt of heeft doorlopen dat naar het oordeel van het bestuursorgaan in voldoende mate gericht is op re-integratie in de eigen of nieuwe sociale omgeving van aanvrager en;

    • b.

      aanvrager direct voorafgaand aan het traject een aansluitend woonverleden heeft in een gemeente binnen de regio en;

    • c.

      er sprake was van zelfstandige woonruimte die door of tijdens de problematiek die leidde tot het traject verloren is gegaan of terugkeer naar het laatste (in)woonadres op basis van een indicatie niet mogelijk is.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 onder b kan een aanvrager met aansluitend woonverleden in een gemeente buiten de regio ook voor een urgentieverklaring in aanmerking komen indien:

    • a.

      het door de instelling verzorgde traject binnen de regio doorlopen is en;

    • b.

      terugkeer naar de desbetreffende gemeente buiten de regio op grond van een indicatie niet mogelijk is en;

    • c.

      aan de overige voorwaarden van lid 1 is voldaan.

  • 3.

    Het in lid 1 en lid 2 bedoelde traject:

    • a.

      is afgerond en er is geen zorg of nazorg nodig. Aanvrager is in dit geval in staat zelfstandig een huishouden te voeren of;

    • b.

      bestaat uit het verlenen van zorg of nazorg. Aanvrager is in dit geval wel in staat zelfstandig een huishouden te voeren, maar met begeleiding.

  • 4.

    De in lid 1 en lid 2 bedoelde instelling stelt een rapportage op waarin een beschrijving wordt gegeven van het doorlopen of door te lopen traject en, voor zover de zorg of nazorg nog voortduurt, waaruit blijkt waaruit de te verlenen zorg of nazorg bestaat. Het bestuursorgaan kent bij zijn beslissing op de aanvraag om urgentieverklaring zwaarwegend gewicht toe aan de rapportage.

Artikel 13 Achterblijvers MIVA-woning

De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor indien een zorgbehoevende(n) duurzaam niet meer woonachtig is in een MIVA-woning (door overlijden, door verhuizing naar instelling of andere woonvorm of andere reden) en achterblijvers die zich contractueel verplicht hebben de woning binnen 6 maanden te verlaten zodra zich een nieuwe kandidaat heeft gemeld.

Artikel 14 Herhuisvesting in verband met sloop of ingrijpende verbetering

  • 1.

    De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor indien het huisvestingsprobleem van aanvrager wordt veroorzaakt doordat zijn huidige woonruimte:

    • a.

      binnen 12 maanden wordt gesloopt;

    • b.

      ten minste 12 maanden redelijkerwijs niet meer bewoond kan worden doordat die woonruimte wordt gerenoveerd of doordat het gebied waarin die woonruimte is gelegen wordt geherstructureerd.

  • 2.

    De genoemde termijn in het in lid 1 onder a is afhankelijk van de omvang van het te slopen wooncomplex, de fases en de snelheid waarmee woningzoekenden een nieuwe woning kunnen krijgen. Het huisvestingsprobleem van de aanvrager is urgent als de woning binnen 12 maanden gesloopt wordt. Situationeel kan urgentie eerder worden toegekend als de corporatie inschat dat de herhuisvesting van alle bewoners van het complex langer dan 12 maanden gaat duren.

Artikel 15 Woonlasten

De in de titel van dit artikel bedoelde urgentiegrond doet zich voor als de aanvrager in geval door de instantie die belast is met de uitvoering van de Wet werk en bijstand een woonkostentoeslag met verhuisverplichting is toegekend, of het huishouden houdt in de huidige zelfstandige woonruimte, na aftrek van de woonlasten, minder dan de helft van de voor dat huishouden geldende netto-bijstandsnorm over en de huurprijs van de woonruimte (wanneer het een huurwoning betreft) ligt boven de voor het desbetreffende huishouden geldende aftoppingsgrens volgens de Wet of de huurtoeslag.

Artikel 16 Vergunninghouders

Een vergunninghouder wordt gelijkgesteld met de houder van een urgentieverklaring vanaf het moment waarop de vergunninghouder ingevolge de in artikel 28 van de wet bedoelde taakstelling gehuisvest dient te worden door de gemeente Krimpenerwaard tot het moment waarop de vergunninghouder gehuisvest is.

Artikel 17 Bemiddeling urgentie

  • 1.

    Woningzoekenden met urgentie moeten reageren op het gepubliceerde woningaanbod als bedoeld in artikel 5.

  • 2.

    Uitzondering als bedoelde in het voorgaande lid zijn mantelzorgers, kandidaten voor miva-woningen, vergunninghouders. Deze kandidaten krijgen eenmalig een passende woning aangeboden.

  • 3.

    Mocht daartoe aanleiding zijn, dan kan burgemeester en wethouders besluiten tot verlenging van de urgentietermijn van maximaal 6 maanden.

Artikel 18 Intrekken of wijzigen indeling in een urgentiecategorie

  • 1.

    Een beschikking tot indeling in een urgentiecategorie is geldig voor ten hoogste 26 weken na de datum van afgifte. Na deze periode vervalt de beschikking van rechtswege.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de geldigheidsduur van de urgentie, genoemd in lid 2, verlengen in bijzondere gevallen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de beschikking tot indeling in een urgentiecategorie intrekken als de woningzoekende:

    • a.

      niet langer voldoet aan de voorwaarden als genoemd in artikel 7 lid 5 en 6 en artikelen 8 tot en met 16;

    • b.

      bij zijn of haar aanvraag gegevens heeft verstrekt waarvan hij of zij wist of kon vermoeden dat deze onjuist of onvolledig waren;

    • c.

      een aanbod voor een passende woonruimte heeft geweigerd of aantoonbaar niet heeft gereageerd op passende woningen die in de periode van 26 weken na verkrijgen urgentieverklaring is gepubliceerd.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen een woningzoekende, al dan niet op zijn verzoek, in een andere urgentiecategorie indelen als gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 5.

    Een urgentiecategorie vervalt zodra een woningaanbieding is geaccepteerd. Als de woningzoekende in een andere urgentiecategorie wordt ingedeeld, verstrekken burgemeester en wethouders aan hem of haar een nieuwe beschikking en vervalt de oude beschikking.

Hoofdstuk 4 Voorrang en rangorde

Artikel 19 Voorrang in verband met slaagkansen

Indien blijkt dat bepaalde (doel)groepen woningzoekenden in onvoldoende mate voor toewijzing in aanmerking komen, kunnen burgemeester en wethouders woonruimte met voorrang voor die (doel)groep bestemmen.

Artikel 20 Rangorde woningzoekenden

  • 1.

    Als op grond van de wet of deze verordening meerdere woningzoekenden met voorrang in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning, wordt de rangorde als volgt bepaald:

    • a.

      als eerste komen in aanmerking woningzoekenden die zijn ingedeeld in een urgentiecategorie op basis van afgifte van datum urgentie;

    • b.

      als op grond van onderdeel a meerdere woningzoekenden in aanmerking komen, wordt de rangorde als volgt bepaald:

      • i.

        woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten en;

      • ii.

        als tweede komen in aanmerking de overige woningzoekenden die in een urgentiecategorie zijn ingedeeld, waarbij voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden als bedoeld in artikel 8, medisch urgenten en;

    • c.

      als op grond van onderdeel b meerdere woningzoekenden met dezelfde rangorde in aanmerking komen, dan gaan woningzoekenden met een eerder afgegeven beschikking tot indeling in een urgentiecategorie voor op woningzoekenden met een later afgegeven beschikking. Daarna komen de andere woningzoekenden in aanmerking, in volgorde van de datum van afgifte van de beschikking tot indeling in een urgentiecategorie.

  • 2.

    Voor de gevallen waarin het eerste lid niet voorziet, stellen woningcorporaties nadere rangorderegels op om tot een rechtvaardige verdeling van woonruimte te komen.

Artikel 21 Passend huisvesten van bijzondere doelgroepen

  • 1.

    Woningcorporaties stellen jaarlijks een – nader met de gemeente af te spreken – aantal woningen beschikbaar ter bevordering van de uitstroom uit instellingen voor Maatschappelijke Opvang en huisvesting van ex-gedetineerden.

  • 2.

    Woningcorporaties mogen in overleg met burgemeester en wethouders jaarlijks maximaal 5% van hun leeggekomen woonruimten vrij toewijzen aan woningzoekenden die niet via het reguliere toewijzingssysteem dan wel via de bestaande urgentiecriteria in aanmerking komen voor woonruimte.

Artikel 22 Vruchteloze aanbieding

  • 1.

    In overeenstemming met artikel 17 van de wet wordt in afwijking van het in artikel 20 bepaalde de huisvestingsvergunning verleend als de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in het tweede en derde lid weergegeven procedure tenminste 2 maal vruchteloos is geadverteerd aan de woningzoekenden.

  • 2.

    De eigenaar moet de woonruimte in de in het vorige lid benoemde termijn ten minste tweemaal overeenkomstig artikel 5 hebben aangeboden.

  • 3.

    Als de eigenaar aan burgemeester en wethouders aannemelijk kan maken dat hij de woonruimte op andere, gelijkwaardige wijze vruchteloos heeft aangeboden aan de in het eerste lid genoemde woningzoekende, wordt eveneens toepassing gegeven aan het in het eerste lid bepaalde.

Hoofdstuk 5 Restbepalingen

Artikel 23 Experimenten

Burgemeester en wethouders kunnen voor een bepaalde tijd experimenten binnen de kaders van de wet toestaan, waarin wordt afgeweken van de bepalingen van deze verordening. Belanghebbende partijen kunnen hiertoe een onderbouwd verzoek bij burgemeester en wethouders indienen.

Artikel 24 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen de artikelen in hoofdstuk 3 en 4 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 25 Mandatering

Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van de bevoegdheden opgenomen in artikel 4 en 7 t/m 18 mandateren aan door hen daartoe speciaal aangewezen uitvoerende instanties, zoals de woningcorporaties en niet-toegelaten instellingen, als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet. Hiertoe worden uitvoeringsafspraken tussen de aangewezen uitvoerende instanties en de gemeente vastgelegd in een convenant.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 26 Overgangsbepaling bezwaar en beroep

Op procedures inzake bezwaar en beroep die zijn ingesteld voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 29 en voor zover daarop bij intrekking van deze verordening nog niet is beslist, blijft het recht zoals het gold voor die dag van toepassing.

Artikel 27 Overgangsbepaling urgentieverklaring en huisvestingsvergunning

Aanvragen van woningzoekenden om vaststelling van de urgentie of voorrangsverklaring of om verlening van een huisvestingsvergunning die voor of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de belanghebbende (aanvrager) gunstiger is.

Artikel 28 Intrekking oude regeling

Op de dag van inwerkingtreding van deze verordening, worden de volgende verordeningen ingetrokken:

Huisvestingsverordening Krimpenerwaard 2015 (16 juni 2015)

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2019 en vervalt op 30 juni 2021.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Huisvestingsverordening Krimpenerwaard 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 juni 2019,

de griffier, dr. M-L van Muijen

de voorzitter (plv.), W.J. Schoof