Beleidsregels leningen en garantstellingen Gemeente Krimpenerwaard

Geldend van 01-12-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels leningen en garantstellingen Gemeente Krimpenerwaard

Het College van Burgemeester en Wethouders

Gelet op:

  • 1.

    Artikel 160, lid 1, sub e, en artikel 169, lid 4 van de Gemeentewet;

  • 2.

    Artikel 15 van de Financiële verordeningen Krimpenerwaard 2019;

  • 3.

    Artikel 2 en 2a van de Wet financiering decentrale overheden en artikel 3 van het Treasurystatuut Gemeente Krimpenerwaard 2020;

  • 4.

    Artikelen 7:850 tot en met 7:870 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 5.

    Titel 4.1, 4.2, 4.3 en 4:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Besluit:

Hoofdstuk 1 Afbakening begrip lening en garantstelling

Lening

Bij leningen denkt men in eerste instantie aan banken en andere financiële instellingen. De gemeente kan ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak ook besluiten om deze verzoeken te honoreren. Zodra de gemeente zelf de lening verstrekt loopt de gemeente alle risico’s bij het niet nakomen van de verplichtingen door de geldnemer. Verder loopt de gemeente een renterisico als de gemeente de geldlening financiert uit eigen middelen.

Het verstrekken van geldleningen behoort niet tot de primaire kerntaken van de gemeente. Kan een vereniging, stichting of instelling zich wenden tot een andere financiële instelling, dan dient zij dit ook te doen. Het beleid in Krimpenerwaard is dat leningen alleen worden verstrekt door tussenkomst van een financiële instelling (bijvoorbeeld het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting verstrekt namens de gemeente leningen met een maatschappelijk belang aan bedrijven en natuurlijke personen). Te verstrekken leningen worden gebaseerd op een door de gemeenteraad goedgekeurde verordening en beschikbaar gesteld krediet.

Garantstelling

Garantstelling is een belangrijk instrument om initiatieven met een publiek doel in de gemeente Krimpenerwaard te kunnen realiseren. De gemeente faciliteert een vereniging of instelling bij het aantrekken van een lening door als gemeente op te treden als garantsteller voor de partij die het geld uitleent. Hiermee kan de gemeente het realiseren van maatschappelijke doelen ondersteunen.

Voor financiering van duurzame investeringen wordt door een vereniging of stichting veelal een lening aangetrokken. De geldgever kan bij het verstrekken van een lening als eis stellen dat een concreet genoemde partij zich garant stelt voor tijdige betaling van rente en aflossing ingeval van wanbetaling door degene die de lening is aangegaan. In dat geval moet de partij die zich garant heeft gesteld de rente en aflossing betalen. De geldgever loopt dus zelf nauwelijks of geen risico.

Het beleid in Krimpenerwaard is dat alleen een geldlening wordt gegarandeerd als een waarborgfonds ook een deel van de benodigde geldlening garandeert. Als een waarborgfonds de lening volledig garandeert wordt er door de gemeente geen garantie verleend. Een uitzondering hierop vormt de achtervang bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Hierbij wordt de lening door het WSW volledig gegarandeerd en staat de gemeente voor 50% als achtervang garant.

Hoofdstuk 2 Kaders

Paragraaf 2.1 Wettelijk kaders

De bevoegdheid tot het verstrekken van leningen en garantstellingen ligt primair bij het college op basis van artikel 160 van de Gemeentewet. Daarbij speelt artikel 169 (actieve informatieplicht) een rol.

Voor deze beleidsregels gelden naast de Gemeentewet de volgende wettelijke kaders.

  • 1.

    De uitwerking van de lening en garantstelling vindt plaats in één of meer overeenkomsten. Deze vallen onder het privaatrecht (Burgerlijk Wetboek).

  • 2.

    De verstrekking van een lening en garantstelling moet passen binnen de Europese regelgeving over (ongeoorloofde) staatssteun (EG-verdrag).

  • 3.

    Een besluit over lening en garantstelling moet passen binnen de publieke functie van de gemeente (Wet Fido). Dat wil zeggen dat het besluit tot toekenning moet passen binnen en bijdragen aan het gemeentelijk beleid en de publieke taak.

  • 4.

    De gemeente moet haar leningen en garantstellingen via overzichten inzichtelijk maken en beschouwen in relatie tot het gemeentelijke weerstandsvermogen (BBV).

  • 5.

    De financiën moeten houdbaar zijn (wet HOF). In deze wet zijn de Europese normen verankerd voor de hoogte van de overheidsschuld.

  • 6.

    Het College is bevoegd tot het treffen van conservatoire maatregelen zoals beslaglegging (Gemeentewet).

De essentie uit bovenstaande wettelijke kaders wordt hieronder samengevat in 3 criteria. Deze vormen tezamen een eerste toetsingskader voor de aanvraag van gemeentegaranties.

Toetsingskader 1: wettelijk kader

1. Publieke taak staat bij lening en garantstelling voorop

Een rentevoordeel via lening en garantie ten opzichte van een financiële instelling is inmiddels op grond van de Wet Fido onvoldoende reden voor verstrekking van een lening en garantstelling door de gemeente. De publieke taak die ermee gediend wordt staat voorop en moet voldoende zwaarwegend zijn.

2. Toetsen aan eigen financiële mogelijkheden en positie van belang

De gemeente moet haar besluit kunnen motiveren en moet daarbij ook naar haar eigen financiële mogelijkheden en risico’s kijken. Dat betekent dat zij op grond van haar eigen financiële positie een aanvraag kan afwijzen, ondanks dat deze voor het overige aan alle daaraan te stellen toetsingscriteria zou voldoen.

3. Marktverstorende werking vermijden

Hoewel een non-profit organisatie een maatschappelijke doelstelling met de lening en garantstelling zou kunnen vervullen, is het niet gezegd dat een private partij dat belang niet eveneens in zou kunnen vullen. In die context moet rekening gehouden worden met het voorkomen van concurrentie vervalsing.

De gemeente verleent geen leningen en garantstellingen aan ondernemingen, maar anderzijds moet bewaakt worden dat non-profit partijen geen markt gerelateerde activiteiten ontplooien met steun van de gemeente.

Paragraaf 2.2 Gemeentelijke regelgeving

Naast de landelijke wetgeving is eveneens de betreffende gemeentelijke regelgeving van belang bij de beoordeling van een aanvraag voor lening en garantstelling. De kaders voor het afgeven van leningen en garantstellingen zijn belegd in de Financiële verordening en het Treasurystatuut. Het gaat om de volgende aspecten:

  • -

    het verstrekken van leningen en garanties is voorbehouden aan het College;

  • -

    leningen en garanties worden uitsluitend verstrekt uit hoofde van de publieke taak;

  • -

    leningen worden verstrekt op basis van een door de gemeenteraad vastgestelde verordening. Garanties worden verstrekt aan rechtspersonen, aan natuurlijke personen is niet toegestaan;

  • -

    leningen en garanties kunnen alleen worden verstrekt indien de aanvrager onvoldoende zekerheden heeft om via een geldverstrekker een geldlening zonder gemeentegarantie aan te trekken. Dit dient te worden aangetoond middels tenminste 2 offertes of bankverklaringen van commerciële banken;

  • -

    de aanvrager zal, gelet op haar financiële positie, in staat zijn gedurende de gehele looptijd van de lening en garantie de rente en aflossing te kunnen betalen;

  • -

    de aanvrager kan slechts deels een beroep doen op een waarborgfonds of een andere financieringsregeling. De gemeente mag maximaal voor het resterende deel een lening of garantie verstrekken;

  • -

    de aanvrager gaat akkoord met (aanvullende) door de gemeente te stellen voorwaarden (bijvoorbeeld zekerheden);

  • -

    de leningsvoorwaarden moeten vallen binnen de bepalingen van de wet Fido;

  • -

    staatssteun middels het verlenen van een lening en garantie is niet toegestaan;

  • -

    leningen en het verlenen van garanties afwijkend van het hierboven vermelde, is voorbehouden aan de gemeenteraad van de gemeente Krimpenerwaard.

Deze algemene kaders worden in deze beleidsregels ten behoeve van duidelijkheid rondom de verstrekking van leningen en van gemeentegaranties verder uitgewerkt in een aantal toetsingscriteria.

Toetsingskader 2: gemeentelijke regelgeving

1. Publieke belang voor de gemeente Krimpenerwaard

Het is van belang dat voor de gevraagde leningen en garantstellingen de publieke taak en het lokaal belang van de gemeente Krimpenerwaard kan worden aangetoond. Hiervan is sprake als:

  • -

    De aanvrager van een garantstelling al gebruik maakt van een gemeentelijke subsidie. In dat geval is een stevige indicatie dat het ook bij de garantstelling om publiek belang gaat.

  • -

    De aanvraag ontegenzeggelijk aansluit op door het college of de gemeenteraad van Krimpenerwaard vastgestelde prioriteiten vastgelegd in een specifiek besluit, collegeprogramma, kadernota, begroting, beleidsplan of verordening.

  • -

    De investering waarvoor een aanvraag wordt ingediend fysiek in de gemeente Krimpenerwaard wordt gerealiseerd.

  • -

    De aanvrager van een garantstelling een rechtsvorm als stichting of vereniging zonder winstoogmerk heeft. Het ontbreken van een winstoogmerk kan een indicatie zijn voor publiek belang, maar deze indicatie alleen is niet voldoende om de publieke taak en het lokale belang van de gemeente Krimpenerwaard aan te tonen.

  • -

    De aanvrager geen besloten karakter heeft en niet uitsluiten gericht is op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze levensbeschouwelijke of politieke aard.

Als aan bovenstaande niet wordt voldaan bepaalt de gemeenteraad of er sprake is van een publieke taak.

2. Weerstandsvermogen

Iedere verleende lening en garantstelling is van invloed op het risicoprofiel van de gemeente en daarmee op onze/de ratio weerstandsvermogen. Bij elk verzoek betrekken we het risico van de aanvraag om een lening of garantstelling en het effect daarvan op de ratio weerstandsvermogen bij de afweging. Daarvoor wordt per aanvraag een risicoanalyse opgesteld waarbij gekeken wordt naar:

  • -

    Hoogte van de lening of garantstelling

  • -

    Argumenten en kanttekeningen

  • -

    Te treffen beheersmaatregelen

  • -

    Effect op de ratio weerstandsvermogen

3. Zwaarwegend belang

Er kunnen goede redenen zijn om via een lening of garantstelling beleid te ondersteunen. Daarbij moet het belang voldoende zwaarwegend zijn. Dit leidt tot de volgende bepalingen;

  • -

    Er zijn voor de aanvrager geen andere financieringsmogelijkheden en buiten het verlenen van leningen of garantstellingen geen andere mogelijkheden om het betreffende initiatief te ondersteunen;

  • -

    De aanvrager kan schriftelijk aantonen dat door ten minste twee commerciële bancaire instellingen geen lening wordt verstrekt zonder gemeentegarantie;

  • -

    De aanvrager doet altijd een beroep op een waarborgfonds. Zonder borgstelling door een waarborgfonds wordt geen gemeentelijke garantstelling verleend. De gemeente garandeert maximaal het resterende deel van de lening. Als het waarborgfonds de lening volledig garandeert wordt door de gemeente geen garantie verleend;

  • -

    Voor het ondersteunen van beleid wordt in eerste instantie onderzocht of dit door middel van een garantstelling kan plaats vinden. Als dit niet mogelijk is op basis van de beleidsregels wordt in tweede instantie beoordeeld of een lening verstrekt kan worden;

  • -

    Leningen worden uitsluitend verstrekt door tussenkomt van een financiële instelling (bijvoorbeeld Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland) op basis van een door de gemeenteraad vastgestelde verordening en binnen het vastgestelde krediet;

  • -

    Als zekerheid voor de gemeente kan, als de lening of garantstelling betrekking heeft op vastgoed, het recht van eerste hypotheek gevestigd worden. De geldgever moet daar aan kunnen voldoen.

4. Gedegen financiële situatie van aanvrager lening of garantstelling

Er moet sprake zijn van een financiële situatie en vermogenspositie van de aanvrager/belanghebbende waarbij deze, ook in meerjarenperspectief, verantwoord kan functioneren en kan voldoen aan al diens (aan te gane) verplichtingen. Het is daarbij onvoldoende om alleen naar de korte termijn te kijken, omdat de verplichtingen langdurig van aard zijn.

Daarbij moet ook worden gekeken naar de soliditeit van de instelling. Hoe groot is de organisatie. Is er sprake van een achterban, hoe lang bestaan ze al. Met andere woorden, kan de instelling staan voor de uitvoering van het maatschappelijk doel, wat de gemeente beoogt met de lening of garantstelling.

5. De investering draagt aantoonbaar bij aan het realiseren van maatschappelijke doelen

De garantstelling richt zich uitsluitend op investeringen die aantoonbaar bijdragen aan het realiseren van maatschappelijke doelen in Krimpenerwaard. Dit kunnen nieuwe voorzieningen zijn die toegevoegd worden aan een bestaande accommodatie. Het kan ook gaan om een aanpassing, uitbreiding of herbouw van een bestaande accommodatie indien dit aantoonbaar noodzakelijk is, bijvoorbeeld door het aantrekken van een nieuwe doelgroep op de locatie of door groei van de verening.

De garantstelling richt zich niet op het financieren van achterstallig of groot onderhoud of op financiering van de inventaris. Het onderdeel horeca is eveneens uitgesloten van de gemeentelijke garantstelling.

6. Ondergrens garantstelling

Om een veelvoud van kleine aanvragen te voorkomen en de administratie inspanning te beperken, wordt als ondergrens voor iedere aanvraag garantstelling een bedrag van € 25.000 aan investering gehanteerd.

7. Bovengrens garantstelling

Het bedrag voor een garantstelling door de gemeente wordt gemaximeerd op € 200.000 met inbegrip van reeds lopende garantstellingen.

Hoofdstuk 3 Toetsing aanvraag

Toetsing van een aanvraag dient zo zorgvuldig en uniform mogelijk te gebeuren om willekeur uit te sluiten. Een verzoek om lening of garantstelling dient te worden gericht aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpenerwaard.

Paragraaf 3.1 Te verstrekken informatie

  • 1.

    Twee afwijzingen van geldgevers, waarin met reden omkleed is aangegeven waarom de geldgever geen lening zonder garantstelling wil verstrekken.

  • 2.

    Het totale (des) investerings- en financieringsplan, inclusief kostenspecificaties.

  • 3.

    De jaarrekeningen (bestaande uit verlies en winstrekening/balans + toelichtingen inclusief verklaring accountant c.q. kascommissie) van de afgelopen 3 jaar, indien de gemeente daar nog niet over beschikt en indien de belanghebbende inmiddels 3 jaar bestaat.

  • 4.

    De actuele statuten c.q. conceptstatuten.

  • 5.

    De tenminste sluitende meerjarenbegroting, waarbij voor de komende vier jaar reeds rekening is gehouden met de aan de investering gekoppelde rente en afschrijving en voorzien van een toelichting. In de toelichting worden tenminste de inkomstenramingen onderbouwd (bijvoorbeeld aantal leden maal contributiebedrag en specificatie en looptijd van sponsorbijdragen).

  • 6.

    De offerte van de geldgever waarin zij afzien van het recht op eerste hypotheek.

  • 7.

    De toekenning van het waarborgfonds of andere financiële instelling van de aanvraag voor een lening of garantieverlening ten behoeve van de desbetreffende investering.

  • 8.

    De notulen van de algemene ledenvergadering waaruit blijkt dat deze met de investering, de financiering en de begroting akkoord gaat (indien van toepassing op de rechtspersoon).

  • 9.

    Naam en telefoonnummer (tijdens kantooruren) van de contactpersoon van belanghebbende.

  • 10.

    Een onderbouwde onderhoudsplanning voor de eerste 10 jaar opgesteld door onderhoudsdeskundigen.

  • 11.

    Ingeval van aankoop van een bestaande accommodatie, een taxatierapport, opgesteld door een beëdigd taxateur/makelaar.

  • 12.

    Een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

Eventueel kan er aanvullende informatie opgevraagd worden.

Paragraaf 3.2 Standaard voorwaarden bij lening en garantieverlening

Aan een lening of garantieverlening worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • 1.

    De verbonden opstallen en daarin aanwezige inventarissen dienen ten minste te worden verzekerd en verzekerd te blijven tegen de risico’s van brand, storm, ontploffing, bliksem, inductie en vliegtuigschade e.e.a. conform een taxatie volgens BW artikel 7:960.

  • 2.

    Een verbod tot verhuur en/of verpachting zonder schriftelijke toestemming van de borgsteller.

  • 3.

    Een eis tot permanent goed onderhoud van opstellen en inventarissen.

  • 4.

    De verplichting tot het jaarlijks inzenden van de begroting en de jaarrekening naar het waarborgfonds of de gemeente.

  • 5.

    Toestemming van de gemeente is vereist bij fusie, wijziging van rechtsvorm of statutenwijziging.

  • 6.

    Toestemming van de gemeente is vereist bij het aangaan van nieuwe leningen.

Het kan zijn dat in concrete situaties speciale voorwaarden worden opgenomen.

Hoofdstuk 4 Risicobeheersing

De gemeente loopt voor de duur van de lening en gemeentegarantie risico’s over de hoogte van maximaal de omvang van de openstaande lening en afgegeven garantie. In de voorgaande hoofdstukken zijn al een aantal uitgangspunten genoemd die de gemeente hanteert om de risico’s te beperken. Deze uitgangspunten zijn verwoord in het toetsingskader, op basis waarvan een afweging kan worden gemaakt tussen het belang van de publieke taak en de financiële risico’s.

In de Financiële verordening is opgenomen dat het college zekerheden bedingt bij het verstrekken van leningen en garantstellingen. In deze beleidsregels zijn voldoende bepalingen opgenomen die zorgen voor zekerheden.

Daarnaast is opgenomen dat een voorziening moet worden gevormd ter grootte van het risico dat de gemeente loopt in verband met het verstrekken van een garantie. Door het opnemen van de voorwaarde in deze beleidsregels dat zonder borgstelling van een waarborgfonds geen garantie door de gemeente verleend wordt is er een vergaande maatregel genomen om het risico te beperken.

De bepaling dat een voorziening gevormd moet worden ter grootte van het risico wordt ingevuld bij het bepalen van de risico’s en het daarbij benodigde weerstandsvermogen. De risico’s en het daarbij benodigde weerstandsvermogen worden zowel bij de begroting als de jaarrekening vastgesteld.

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 december 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 17 november 2020.

Het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard,

De secretaris,

J. Hennip

de burgemeester,

mr. R.S. Cazemier